MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Actieplan voor het verminderen van incidentele vangsten van zeevogels in vistuig /* COM/2012/0665 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Actieplan voor het verminderen van
incidentele vangsten van zeevogels in vistuig 1. INLEIDING Interacties tussen visserij en zeevogels komen
vaak voor en zijn wijdverbreid, wat leidt tot niveaus van incidentele sterfte
van zeevogels die een ernstige bedreiging voor de vele zeevogelpopulaties
vormen en een negatief effect hebben op de productiviteit en de winstgevendheid
van de visserij. De huidige beheersmaatregelen voor de
bescherming van zeevogels zijn vervat in tal van visserij‑ en
milieuvoorschriften en een aantal internationale verdragen en overeenkomsten.
Deze maatregelen waren evenwel weinig efficiënt voor de vermindering van de
bijvangsten van zeevogels, behalve in een aantal geïsoleerde gevallen in
externe wateren. Het actieplan in deze
mededeling (hierna “EU-actieplan” genoemd) heeft tot doel een beheerskader aan
te reiken om de bijvangsten van zeevogels terug te dringen tot het laagst
mogelijke peil dat praktisch haalbaar is. Dit is in overeenstemming met de
doelstellingen van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), dat
streeft naar een ecosysteembeheer dat alle onderdelen van het ecosysteem,
waaronder zeevogels, omvat. Het plan past ook in het kader van een internationaal
actieplan ter vermindering van de bijvangsten van zeevogels in de beugvisserij[1], dat in 1999 is goedgekeurd door het Comité voor de visserij van de
Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO). 2. BIJVANGSTEN EN DE BEPERKING DAARVAN Uit advies van de ICES van 2008[2]
(bijgewerkt in 2009 en 2010[3]) blijkt dat er een tekort is
aan gegevens over de spreiding van de soorten zeevogels, de kwetsbaarheid ervan
voor bedreigingen, de algemene staat van de instandhouding en de omvang van de
incidentele vangsten. Dit vormt een uitdaging voor de beoordeling van de impact
van de visserij op deze soorten en weerspiegelt het gebrek aan systematische
monitoring en rapportage van bijvangsten van zeevogels. Toch blijkt uit de
beschikbare gegevens dat de sterfte van zeevogels in een aantal gebieden van de
EU-visserij aanzienlijk is. Recente ramingen3
maken gewag van ongeveer 200 000 zeevogels die jaarlijks in de EU-wateren
door de vissersvloot van de EU worden bijgevangen, terwijl een verslag van
Birdlife International[4] de totale bijvangst aan
zeevogels in de beugvisserij raamt op minstens 160 000 en misschien zelfs 320 000
zeevogels per jaar. Minstens 49 soorten (25 in de EU-wateren en 24 in de
niet-EU-wateren) zijn aangemerkt als soorten waarvan de instandhouding
wereldwijd of op het niveau van lokale populaties problematisch is. Uit de
gegevens blijkt ook dat beuglijnen[5]
en staande netten[6]
de soorten vistuig zijn waarmee de meeste zeevogels worden bijgevangen, hoewel
er ook verslagen zijn over incidentele vangsten in de visserij met trawls[7] en ringzegens[8]. 2.1. Beuglijnen De ICES meldt dat ten minste 20 soorten zeevogels interageren met de
beugvisserij in de EU-wateren, voornamelijk bij de pelagische en de demersale
beugvisserij in de Middellandse Zee en bij de demersale beugvisserij in het
noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Gran Sol), maar tegelijk maken
de verslagen van de ICES3 gewag van bijvangsten
van zeevogels in bijna alle beugvisserijen in de EU. Vier soorten vallen op
omdat de instandhouding ervan bijzonder problematisch is en zij, in verhouding
tot hun populatie, vrij vaak tot zeer vaak op beuglijnen worden gevangen. De
vale pijlstormvogel wordt door de Internationale Unie voor het behoud van de
natuur en de natuurlijke hulpbronnen (IUCN) als een ernstig bedreigde soort
beschouwd, wat betekent dat deze vogel volgens deze beoordeling een zeer groot
risico loopt in het wild uit te sterven. Drie andere, de grauwe pijlstormvogel,
de yelkouanpijlstormvogel en de Audouins meeuw worden ingedeeld onder “bijna
bedreigd”, wat betekent dat deze populaties wereldwijd gematigd snel aan het
afnemen zijn. Naast deze soorten zijn er nog eens vijf in de
vogelrichtlijn[9]
opgenomen als hebbende een ongunstige staat van instandhouding die "speciale
instandhoudingsmaatregelen" vereist als gevolg van de achteruitgang
van plaatselijke populaties. Het gaat hier om
de Kuhls pijlstormvogel en de zwartkopmeeuw in het Middellandse Zeegebied,
alsook de drieteenmeeuw, de zwarte zeekoet en de Noordse pijlstormvogel in het
noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan[10]. Voor al deze soorten zijn
grote bijvangsten gemeld2,10. Voor tal van andere soorten - de geelpootmeeuw
in het Middellandse Zeegebied en de Noordse stormvogel, de grote pijlstormvogel
en de jan-van-gent in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan - zijn
de incidentele vangsten hoog. De ICES laat weten dat de massale aantallen die
bij de beugvisserij worden gevangen, zorgwekkend zijn, ook al zijn de
populaties van deze soorten vrij stabiel2,3. 2.2. Staande netten Staande netten, waaronder kieuwnetten,
warnetten en schakelnetten, worden in de EU-wateren op grote schaal gebruikt.
De visserij met staande netten is doorgaans seizoensgebonden en een groot
aantal soorten zeevogels kan met die netten interageren. De meeste kans om erin
gevangen te worden hebben evenwel de langs de kust levende soorten, die op de
bodem naar voedsel zoeken of ondiep duiken om hun prooien door de waterkolom
heen te volgen. Vele visgronden in de Oostzee en de Noordzee zijn belangrijke
voeder‑, rust‑, rui‑ en overwinteringsgebieden voor
zeevogels, die zich daar alleen buiten de broedperiode (in de winter) bevinden.
Dit betekent dat de impact van incidentele vangsten van zeevogelpopulaties
rechtstreeks afhankelijk is van het al dan niet in de tijd samenvallen van de
visserij met staande netten met de aanwezigheid van die zeevogelsoorten in dat
gebied. De beschikbare
informatie over incidentele vangsten van zeevogels in staande netten is niet
volledig genoeg om een algemeen zicht te krijgen op de omvang van de gevolgen
voor de zeevogelpopulaties in de hele EU. In een recent overzicht[11] van bijvangsten van zeevogels in de Oostzee en (vooral het oostelijke
deel van) de Noordzee werden de cumulatieve jaarlijkse bijvangsten
(hoofdzakelijk van duikers, futen, zee-eenden, duikeenden, alken en
aalscholvers) geraamd op 90 000 tot 200 000 vogels die elk jaar door
de visserij met staande netten in het gebied worden gedood. Tal van soorten die
gevaar lopen, zijn in het gebied zeldzaam en staan onder internationale
rechtsbescherming. De Stellers eider is door de IUCN als kwetsbaar aangemerkt
en is opgenomen in bijlage 1 bij de EU-vogelrichtlijn, net als de
roodkeelduiker, de parelduiker, de kuifduiker en het nonnetje. Een aantal
andere soorten is in de vogelrichtlijn opgenomen als "species of
European concern” (SPEC - soorten met een ongunstige staat van instandhouding
in Europa)10 en kregen diezelfde beoordeling van Birdlife. Ook in andere gebieden
dan de Oostzee en de Noordzee zijn er tal van visserijen met staande netten
waarover is gemeld dat de sterfte van zeevogels problematisch is. In
ICES-deelgebied IX (ten noordwesten van Spanje) is een grote sterfte van
kuifaalscholvers en Iberische zeekoeten3
geconstateerd, terwijl de beschikbare gegevens over het Middellandse Zeegebied
erop wijzen dat de staande netten een bedreiging vormen voor de subsoorten van
de kuifaalscholver en voor verschillende soorten pijlstormvogels3. 2.3. Ander vistuig Voor ander vistuig als sleepnetten en
ringzegens zijn er maar weinig betrouwbare ramingen van bijvangsten in de
EU-wateren. In één studie werd geraamd dat ongeveer 780 jan-van-genten in de
pelagische trawlvisserij voor de noord- en de noordoostkust van Schotland
werden gevangen3. Daarnaast zijn er tal van anekdotische berichten over bijvangsten in
de trawlvisserij. Het wordt steeds duidelijker dat ringzegens
tot aanzienlijke bijvangsten van soorten als pijlstormvogels kunnen leiden. Uit
een enquête die in 2008/2009 in Portugese havens is uitgevoerd, bleek dat
ringzegens, in vergelijking met alle andere soorten vistuig, waaronder
beuglijnen en staande netten, in dit gebied verantwoordelijk zijn voor het
grootste gedeelte (45 %) van de bijvangst van vale pijlstormvogels3. 2.4. Bijvangsten in de
niet-EU-wateren In de externe wateren zijn beuglijnen en
trawls verantwoordelijk voor een groot aantal incidentele vangsten van
zeevogels, wat in brede kring leidt tot bezorgdheid over de ecologische
gevolgen op lange termijn voor de populaties. Momenteel wordt geraamd dat van
de 61 soorten die met de visserij interageren, bijna de helft met uitsterven is
bedreigd, waaronder wereldwijd 17 soorten albatrossen. Naar verluidt zouden elk
jaar 100 000 albatrossen worden gedood4. Verder
staan 7 soorten stormvogels die in de Overeenkomst inzake de instandhouding van
albatrossen en stormvogels (ACAP) zijn opgenomen, voor soortgelijke dreigingen[12]. Een opmerkelijke uitzondering doet zich voor
in de Antarctische wateren: daar laat een uitgebreide evaluatie van het
probleem, die de CCAMLR[13]
jaarlijks uitvoert, zien dat de bijvangsten, sinds maatregelen zijn ingevoerd,
met meer dan 99 % zijn verminderd. Op
andere plaatsen waar met de beug wordt gevist, zijn er weliswaar verbeteringen
geconstateerd en zijn de gevallen van IOO-visserij aanzienlijk gedaald, maar
zijn er aanwijzingen dat de bijvangst in sommige beugvisserijen nog steeds op niet-duurzame
niveaus ligt. De recente aanbevelingen van de
ICCAT[14]
en de IOTC[15]
die de bestaande bijvangstbeperkende maatregelen in de beugvisserij op tonijn
kracht bijzetten, worden positief onthaald en moeten ook ingang vinden bij de
andere regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Bij de trawlvisserij wordt steeds vaker
sterfte van zeevogels in de zuidelijke en de noordelijke hemisferen
gerapporteerd. Zo bleek uit de gegevens die vanaf 2004-2005 bij de
Zuid-Afrikaanse heekvloot worden verzameld, dat elk jaar ongeveer 18 000
vogels worden bijgevangen3. Over bijvangsten van zeevogels in de externe wateren met ander
vistuig, zoals ringzegens, zijn geen gegevens bekend. 2.5. Bijvangstbeperkende
maatregelen Intussen is een
hele reeks bijvangstbeperkende maatregelen ontwikkeld. Van een aantal daarvan
is aangetoond dat zij zeer doeltreffend zijn om bijvangsten van zeevogels te
verminderen. Deze maatregelen kunnen worden opgesplitst in maatregelen die
specifiek zijn voor bepaalde visserijmethoden, en maatregelen met een brede
toepasbaarheid voor meerdere soorten vistuig. De meeste van die maatregelen
zijn ontwikkeld om bijvangsten in de beugvisserij te verminderen. Zij kunnen
worden onderverdeeld in vier hoofdcategorieën: (1)
vermijden te vissen in gebieden waar en/of op
tijdstippen waarop interacties met zeevogels het meest waarschijnlijk en het
meest intens zijn (uitzetten ’s nachts, gebieds‑ en seizoenssluitingen); (2)
de toegang van de vogels tot de van aas voorziene
haken beperken (de lijnen verzwaren en langs de zijkant van de vaartuigen
uitzetten); (3)
vogels van de van aas voorziene haken afhouden (met
verschrikkerlijnen (die de vogels afschrikken) en akoestische
afschrikmiddelen); (4)
de aantrekkelijkheid of zichtbaarheid van de van
aas voorziene haken verminderen (door afval en kunstaas overboord te gooien). Uit onderzoek[16]
is gebleken dat de toepassing van deze maatregelen in de beugvisserij voordelen
kan opleveren doordat de directe kosten verminderen. Er gaat immers minder aas
aan de zeevogels verloren, de
zeevogels gaan minder met vis aan de haal en brengen dus minder schade aan de
vangst aan, en zij veroorzaken minder rechtstreekse schade aan het vistuig.
Daarnaast zijn er ook voordelen wat de indirecte kosten betreft: er zijn immers
minder gederfde vangsten als gevolg van zeevogels die worden gevangen op van
aas voorziene haken waarmee anders vis had kunnen worden gevangen. Voor de visserij met staande netten zijn
minder bijvangstbeperkende maatregelen getest. Er zijn twee methoden
voorgesteld en getest om zeevogels voor de aanwezigheid van staande netten te
alarmeren en botsingen te vermijden[17].
De ene methode dient om de zichtbaarheid van het net te vergroten (visuele
signalen) en bij de andere methode worden akoestische afschrikmiddelen
(pingers) aan de netten bevestigd. Botsingen met staande netten kunnen ook
worden teruggedrongen door de netten dieper uit te zetten dan de duikdiepte van
de zeevogels. Geen van deze methoden wordt momenteel op grote schaal gebruikt. Verschrikkerlijnen, die van de beugvisserij
zijn overgenomen en aangepast, in combinatie met het beheer van afvallozingen
tijdens het uitzetten en het inhalen, zijn efficiënt gebleken om de interacties
met zeevogels en de daaruit voortvloeiende zeevogelsterfte in de trawlvisserij
te verminderen. Het aantal zeevogels dat in trawlnetten verstrikt geraakt,
beperken is moeilijker, maar in de CCAMLR is aangetoond dat door verstrengeling
veroorzaakte zeevogelsterfte met eenvoudige maatregelen als het samenbinden van
de netten[18]
bijna volledig kan worden geëlimineerd. 2.6. Het beleidskader 2.6.1. Het GVB Het EU-actieplan is in lijn met de
overkoepelende doelstelling van het GVB[19],
in het kader waarvan wordt benadrukt dat de effecten van visserijactiviteiten
op de mariene ecosystemen (met inbegrip van zeevogels) tot een minimum moeten
worden beperkt en dat geleidelijk een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van
het visserijbeheer moet worden ingevoerd. In het kader van de aan de gang
zijnde hervorming van het GVB[20] heeft de Commissie deze verbintenis opnieuw
bevestigd en streeft zij ernaar deze doelstelling te verwezenlijken door tal
van elementen uit het hervormingspakket: ·
een nieuwe geregionaliseerde aanpak op het gebied
van de technische maatregelen, die het mogelijk maakt de bijvangstbeperkende
maatregelen aan de specifieke visserijtakken aan te passen. De uitwerking van
deze aanpak zal enige tijd vergen en de uiteindelijke inhoud ervan hangt af van
het resultaat van de hervorming, maar uiterlijk in 2016 zou die aanpak operationeel
moeten zijn. Intussen kunnen, als dat passend en dringend nodig is,
bijvangstbeperkende maatregelen die nu reeds voorhanden zijn en hun
degelijkheid hebben bewezen, in de meerjarige beheersplannen worden opgenomen; ·
het nieuwe “meerjarenprogramma voor de verzameling
van gegevens” van de EU, waarvan de invoering in 2014 is gepland. Momenteel
zijn besprekingen aan de gang over de vraag of de monitoring van andere
ecosysteemcomponenten, waaronder zeevogels, hierin moet worden opgenomen. Er is
nog steeds behoefte aan input van deskundigen en er moet een kostenberekening
van die uitbreiding van het huidige kader voor gegevensverzameling worden
gemaakt. Dit neemt niet weg dat het systematisch verzamelen en rapporteren van
gegevens over bijvangsten van zeevogels van essentieel belang blijft om tot een
oplossing voor die bijvangsten te komen; ·
financiële steun voor nieuwe maatregelen, die wordt
verleend uit het huidige Europees Visserijfonds (EVF) en het nieuwe Europees
Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)[21].
De oprichting van het nieuwe EFMZV is gepland voor 2014; dit Fonds zal steun
kunnen bieden voor de ontwikkeling en de toepassing van bijvangstbeperkende
maatregelen, proefprojecten en het testen van alternatieve
monitoringstechnologieën zoals gesloten televisiecircuits; ·
de verbintenis die de Commissie in haar recente
mededeling inzake de externe dimensie van het GVB[22] heeft aangegaan om een
proactievere rol in de ROVB’s te spelen en te proberen corrigerend op te treden
tegen de huidige povere naleving van de instandhoudings‑ en
beheersmaatregelen. 2.6.2. Milieuwetgeving Het EU-actieplan hangt af van delen van het
milieu-acquis van de EU, en met name van de vogelrichtlijn9, de
habitatrichtlijn[23]
en de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS)[24].
De volledige tenuitvoerlegging van deze richtlijnen is een onderdeel van het
antwoord van de EU in het kader van haar verbintenissen op grond van het
VN-Verdrag inzake biologische diversiteit[25]
en wordt versterkt door de verbintenis van de staatshoofden en regeringsleiders
van de EU "om het verlies aan biodiversiteit [in de EU] uiterlijk in 2010
een halt toe te roepen"; voorts is die volledige tenuitvoerlegging ook
herhaald in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020[26]. De belangrijkste maatregel die in de
vogelrichtlijn is vastgesteld, is een algemene regeling voor de bescherming van
alle in het wild levende vogels, waarbij tal van handelingen zijn verboden,
onder meer, wat zeer relevant is voor de visserij, het opzettelijk doden of vangen,
ongeacht de gebruikte methode[27].
Bij de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn is ook het Natura 2000-netwerk van
beschermde gebieden in het leven geroepen, dat sites omvat die op grond van een
van die richtlijnen zijn aangewezen: de speciale beschermingszones in het kader
van de vogelrichtlijn en de speciale instandhoudingszones in het kader van de
habitatrichtlijn. Vanaf februari 2011 zijn op grond van de vogelrichtlijn in
mariene gebieden in totaal 936 speciale beschermingszones met een oppervlakte van
122 000 km² vastgesteld. De kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS) is
erop gericht samenhang tussen de verschillende beleidsmaatregelen te creëren en
ervoor te zorgen dat milieuoverwegingen geïntegreerd worden in andere
beleidssectoren, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid. In het kader van
de KRMS wordt de bescherming van zeevogels erkend als een eis die zal bijdragen
tot het bereiken van een goede milieutoestand. De uitvoering ervan is een
wettelijke vereiste krachtens het VWEU, en specifieke maatregelen ter
bescherming van zeevogels zijn impliciet vereist voor de naleving van de
richtlijn. In de context van de KRMS en het EU-actieplan valt de kwestie van de
bijvangsten van zeevogels eveneens onder de regionale zeeverdragen inzake het
mariene milieu, met name OSPAR[28],
HELCOM[29]
en het Verdrag van Barcelona[30].
2.6.2.1. Extern beleid In de externe wateren blijven de ROVB's
cruciaal voor de instandhouding en het beheer van de zeevogels; zij hebben in
het kader van de VN-Overeenkomst inzake visbestanden (UNFSA)[31] expliciete bevoegdheden
gekregen om bijvangsten in hun visserijen tot een minimum te beperken. Tot
dusver hebben de meeste ROVB's een of andere vorm van bijvangstbeperkende
maatregelen vastgesteld om sterfte van zeevogels in de beugvisserij te voorkomen.
Als verdragsluitende partij bij vele ROVB's is de EU verplicht deze maatregelen
uit te voeren. De EU heeft ook een aantal verbintenissen met
betrekking tot het beginsel van duurzame ontwikkeling en andere beginselen
betreffende met name het beheer van de gedeelde rijkdommen van de oceanen,
waaronder soorten met een hoog instandhoudingsrisico, aangegaan die van belang
zijn voor het EU-actieplan. Het gaat onder meer om: –
het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het
recht van de zee[32];
–
het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
biologische diversiteit[33];
–
het Verdrag inzake de bescherming van trekkende
wilde diersoorten (ook “CMS” of “Verdrag van Bonn” genoemd)[34]. In het kader van het CMS bestaat er een
Overeenkomst inzake de instandhouding van albatrossen en stormvogels (ACAP)[35]. Dit is een juridisch bindend
internationaal verdrag dat tot doel heeft een goede staat van instandhouding
van de albatrossen en stormvogels te bereiken en te handhaven door het
aanpakken van de bedreigingen te land en ter zee; bijvangst vormt
ontegenzeglijk de belangrijkste bedreiging voor deze groep zeevogelsoorten. 3. HET EU-ACTIEPLAN Het EU-actieplan heeft tot doel de
incidentele vangsten van zeevogels door EU-vaartuigen die in de EU-wateren en
de niet-EU-wateren actief zijn en door niet-EU-vaartuigen die in de EU-wateren
actief zijn, tot een minimum te beperken en zo mogelijk volledig uit te bannen.
De prioriteit hierbij gaat naar vogels die behoren tot de minstens 49 bedreigde
zeevogelpopulaties. Voor andere zeevogels
waarvan de populaties stabiel zijn, maar de bijvangsten zorgwekkend zijn, moet
die bijvangst worden verminderd als eerste stap op weg naar het uitbannen
daarvan. Aanvullende specifieke doelstellingen zijn: (1)
het opsporen en wegwerken van zwakke punten en
incoherenties in de huidige beheersmaatregelen voor zowel de EU-wateren als de
niet-EU-wateren; (2)
het consolideren en verzamelen van gegevens die
cruciaal zijn om na te gaan hoe groot de bijvangst van zeevogels is en welke
bedreiging die vormt, met name voor populaties van soorten waarvan de
instandhouding problematisch is; (3)
het beperken, door de toepassing van passende
bijvangstbeperkende maatregelen, van de bijvangst van zeevogelsoorten waarvan
de instandhouding problematisch is, tot niveaus die niet langer een bedreiging
voor die populaties vormen; (4)
het aanpakken van de situatie waarin de vissers de
bijvangst van zeevogels niet als problematisch ervaren en van het feit dat de
vissers onvoldoende stimulansen krijgen om bijvangstbeperkende maatregelen te
nemen; (5)
het oplossen van de nog bestaande problemen bij de
bijvangstbeperkende maatregelen die nu in de beugvisserij worden toegepast, en
het aanpakken van het gebrek aan doeltreffende bijvangstbeperkende maatregelen
voor andere soorten vistuig, en vooral voor de visserij met staande netten. 3.1. Werkingssfeer en structuur Bij het EU-actieplan zal een aanpak van
aanpassingsgericht beheer worden gevolgd, waarbij aanbevelingen zullen worden
gedaan voor maatregelen in gebieden en visserijtakken waarvan bekend is dat
daar incidenteel zeevogels worden gevangen. Het actieplan biedt een kader dat
het mogelijk maakt een duidelijk en omvattend beeld van de omvang van de
bijvangsten van zeevogels in de EU-visserij te krijgen en na te gaan welke
maatregelen nodig zijn voor de invoering van bijvangstbeperkende maatregelen en
beheersmaatregelen die zullen leiden tot een coherente en doeltreffende aanpak
om het probleem tot een minimum te beperken. Het EU-actieplan is
van toepassing op alle EU-vaartuigen die actief zijn in de EU-wateren en op een
EU-vlag voerende vaartuigen die in de externe wateren actief zijn. De acties in
de EU-wateren in het kader van het EU-actieplan zullen worden ondersteund door
de intensere tenuitvoerlegging van maatregelen voor visserijbeheer in de op
grond van de vogelrichtlijn (artikel 4) ingestelde speciale beschermingszones.
De lidstaten zullen worden aangemoedigd om soortgelijke maatregelen te nemen in
het kader van het netwerk van belangrijke vogelgebieden (IBA)[36]. Aantoonbaar gebruik van zeevogelvriendelijk vistuig zou een
voorwaarde moeten zijn voor toegang tot de vangstmogelijkheden in gebieden die
door de aanwezigheid van zeevogels voor aanwijzing als speciale
beschermingszone in aanmerking komen en waar bijvangst de gunstige staat van
instandhouding van deze zeevogels bedreigt. Met het oog op
coherentie tussen het interne en het externe visserijbeleid van de EU inzake
zeevogels zal de Unie proberen de desbetreffende internationale instanties
ertoe te brengen deze maatregelen te versterken door de aanneming ervan door de
vissers te vergemakkelijken, door de monitoring van bijvangsten van zeevogels
in de waarnemersprogramma’s op te nemen (voor zover dit nog niet het geval is)
en door voor niet-EU-vloten de beste praktijken te promoten. Een duidelijke rol ter ondersteuning van deze taak
is weggelegd voor de regionale adviesraad voor de verrezeevloot (LDRAC). 3.2. Probleemstelling Een van de grootste uitdagingen bij de
uitvoering van het EU-actieplan bestaat in de eerste plaats in het omschrijven
van het bestaan van een probleem van bijvangsten van zeevogels. De huidige
gegevens die afkomstig zijn van de IUCN-inventarisatie en van de verslaglegging
in het kader van de vogelrichtlijn, zijn de meest betrouwbare bronnen om de
visserijen op te sporen waarin dringend maatregelen nodig zijn, maar die
gegevens zijn beperkt. Op basis daarvan kunnen geen nauwkeurige en realistische
beoordelingen worden gemaakt van de zeevogelpopulaties en van de gevolgen van
de bijvangsten voor deze populaties. Dit betekent dat de vaststelling van
duidelijke beheersdoelstellingen in de meeste visserijtakken problematisch is. In het internationale actieplan
“IPOA-Seabirds” van de FAO1 wordt geen
algemene omschrijving gegeven van wat nu eigenlijk een “probleem” van bijvangst
van zeevogels vormt, maar wordt aanbevolen een beoordeling te maken op basis
van de volgende elementen: (a)
de omvang van de bijvangsten van zeevogels
(percentage of aantal); (b)
de soorten die incidenteel worden gevangen en hun
staat van instandhouding; (c)
de overlapping in ruimte en tijd van enerzijds de
visserijinspanning en anderzijds de aanwezigheid van zeevogels; en (d)
de populatietrends bij zeevogels die waarschijnlijk
door bijvangsten worden getroffen. Een beoordeling moet worden gebaseerd op alle
beschikbare gegevens, met inbegrip van onder meer gegevens over bijvangsten die
door waarnemers op zee worden verzameld, gegevens over zeevogels en andere
anekdotische gegevens die de eerste tekenen van een meer veralgemeend probleem
kunnen zijn. Waarnemersprogramma’s zijn de beste gegevensbron, maar het is niet
realistisch specifieke programma’s voor bijvangsten van zeevogels voor de
EU-visserij op te zetten, tenzij misschien in die visserijen in externe wateren
waar die verplichting reeds bestaat. Daarom moeten andere benaderingen worden
ontwikkeld en criteria worden vastgesteld voor de omschrijving van wat nu
eigenlijk een “probleem” vormt. Als actiepunt in het kader van het EU-actieplan
zal de Commissie de betrokken wetenschappelijke instantie verzoeken de
bestaande gegevens bij te werken, onderzoek naar criteria te verrichten en na
te gaan of biologische indicatoren (bijv. PBR[37]
of BPUE[38])
kunnen worden gebruikt om een probleem te omschrijven en beheersdoelstellingen
vast te stellen. 3.3. Onderzoek, opleiding,
onderwijs en bewustmaking In haar “Best
Practice Technical Guidelines”[39]
benadrukt de FAO het belang van onderzoek, met name op het gebied van de
ontwikkeling van bijvangstbeperkende maatregelen, als onderdeel van elk
actieplan. Dergelijk onderzoek moet de innovatie aanmoedigen door samenwerking
met de visserijsector, wetenschappers, niet-gouvernementele milieuorganisaties
en personeelsmanagers. Dit onderzoek moet wetenschappelijk onderbouwd zijn,
maar ook nagaan hoe de resultaten het meest doeltreffend in concrete
bijvangstbeperkende maatregelen kunnen worden omgezet. De FAO benadrukt eveneens dat onderwijs- en
opleidingsprogramma’s moeten worden opgezet om vissers, representatieve
visserijorganisaties en andere relevante groepen ervan bewust te maken dat het
probleem van bijvangsten van zeevogels moet worden aangepakt. Op EU-niveau
hebben de regionale adviesraden een cruciale rol te spelen bij de ontwikkeling
van deze programma’s, terwijl de EU op internationaal
niveau ondersteuning zal bieden voor het opzetten en versterken van
hulpverlenings‑ en onderwijsprogramma’s voor vissers in prioritaire
gebieden waar zeevogels worden bijgevangen. Maatregelen op het gebied
van onderzoek, opleiding, onderwijs en bewustmaking maken allemaal integraal
deel uit van het EU-actieplan. 3.4. Acties in het kader van het
EU-actieplan Bijlage I geeft een overzicht van de acties in
het kader van het actieplan, uitgesplitst naar specifieke doelstelling, de voor
elke actie verantwoordelijke partij(en) en het vooropgestelde tijdschema voor
de voltooiing van deze acties. 3.5. Verslaglegging en evaluatie Het is de bedoeling dat de lidstaten in het
kader van het EU-actieplan bij de Commissie om de twee jaar verslag uitbrengen
over de omvang van de per visserij en per vistuigtype geconstateerde
bijvangsten van zeevogels, de toepassing van bijvangstbeperkende maatregelen en
de doeltreffendheid van die maatregelen. De Commissie zal, in samenwerking met
de betrokken wetenschappelijke instantie, een standaardformat voor de verslaglegging
creëren waarmee de lidstaten gemakkelijker gegevens aan de Commissie kunnen
voorleggen en dat ook kan worden gebruikt om het ruimere publiek gemakkelijker
toegang tot de gegevens te verschaffen. Op basis van deze verslagen zal de Commissie,
na het tweede verslag, een tussentijdse beoordeling van het EU-actieplan maken
en dan, op basis van deze informatie, een mededeling aan het Parlement en de
Raad voorleggen met betrekking tot de uitvoering van dat plan. De betrokken wetenschappelijke instantie zal om
input voor deze beoordeling worden verzocht. Met name zal de ICES worden
verzocht om voor de soorten waarvan de instandhouding problematisch is,
ramingen van de populaties en de bijvangsten te maken. Die populatiegegevens
worden systematisch door de ICES-werkgroep voor zeevogelecologie (WGSE)
nagetrokken. Dit zal populatiebenchmarks opleveren die dan kunnen worden
vergeleken met de omvang van de bijvangsten en het mogelijk zullen maken de
omvang van het probleem te beoordelen per zeevogelsoort en per visserij. Na het vierde verslag over de uitvoering (na 8
jaar) zal de Commissie het EU-actieplan volledig opnieuw bekijken en evalueren
en het op basis van de resultaten daarvan bijwerken. Deze beoordeling zou zo
worden getimed dat zij samenvalt met de verplichting in het kader van de
kaderrichtlijn mariene strategie om uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand
te bereiken. Krachtens artikel 12 van de vogelrichtlijn
moeten de lidstaten om de drie jaar verslag uitbrengen over de toepassing van
de nationale maatregelen die op grond van die richtlijn zijn genomen. Indien
zulks relevant is, kunnen de lidstaten deze verslagen ook gebruiken als
gegevensbron (bijv. ramingen van zeevogelpopulaties) waaruit kan worden geput
om de doeltreffendheid van het EU-actieplan te evalueren. 4. CONCLUSIES Het EU-actieplan omvat heel wat elementen,
onder meer het aanbevelen van acties, het stringenter maken van bestaande
bepalingen en het opnemen van bepaalde elementen in toekomstige verordeningen.
Sommige maatregelen kunnen op EU-niveau ten uitvoer worden gelegd; andere
vereisen actie van de lidstaten of bekrachtiging door de ROVB’s. Voorts
voorziet het EU-actieplan zowel in acties die onmiddellijk ten uitvoer kunnen
worden gelegd, als in andere die een engagement op langere termijn vergen,
gebaseerd op beschikbare gegevens en wetenschappelijk advies. Het tijdspad voor
de uitvoering van het EU-actieplan zal dan ook worden bepaald door de bijdragen
van alle betrokken partijen. De Commissie legt dit EU-actieplan aan de Raad en het
Europees Parlement voor en verzoekt hen dit volledig te onderschrijven. Bijlage I
Lijst met actiepunten in het kader van het EU-actieplan Specifieke doelstelling 1: Het opsporen en wegwerken van zwakke punten en incoherenties in de huidige beheersmaatregelen voor zowel de EU-wateren als de niet-EU-wateren Actie || Verantwoordelijke partij || Tijdschema Onderzoek verrichten naar criteria die kunnen worden gehanteerd om een probleem van bijvangst van zeevogels te omschrijven. || Commissie, samen met de wetenschappelijke instanties || 1e kwartaal 2013 Bevorderen van de aanwijzing van in het netwerk op te nemen speciale beschermingszones, onder meer door voor de opsporing van de daarvoor in aanmerking komende zones gebruik te maken van de belangrijke vogelgebieden. || lidstaten en Commissie || voortdurend Bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van beheersmaatregelen op visserijgebied die de zeevogels beschermen in op grond van de vogelrichtlijn aangewezen speciale beschermingszones, in andere beschermde mariene gebieden, waaronder die welke in landen en gebieden overzee zijn ingesteld, en in belangrijke vogelgebieden, en indien nodig die maatregelen tot de ruimere zeeën uitbreiden. || lidstaten en Commissie || voortdurend Beoordelen, in het kader van de ROVB’s, van de huidige monitoring‑ en bijvangstbeperkende maatregelen en nagaan in hoeverre de huidige maatregelen in acht worden genomen. || lidstaten, Commissie, ROVB’s en LDRAC || voortdurend De ROVB’s aanmoedigen, zowel door rechtstreeks een verzoek tot hen te richten of via de FAO, om hun eigen nationale/regionale actieplannen op te stellen in overeenstemming met de “Best Practice Technical Guidelines” van de FAO. || Commissie en ROVB's || voortdurend Garanderen, voor zover mogelijk, dat de bijvangstbeperkende maatregelen die worden toegepast door EU-vaartuigen die in externe wateren vissen, ook worden toegepast door vaartuigen die de vlag van een niet-EU-land voeren maar eigendom zijn of onder het toezicht staan van een in een lidstaat gevestigde eigenaar of exploitant. || Commissie, lidstaten, ROVB’s en LDRAC || voortdurend Voorstellen dat in de kuststatenovereenkomsten (een) specifieke aanbeveling(en) wordt/worden opgenomen voor niet-EU-vaartuigen die in de EU-wateren actief zijn, opdat die vaartuigen bijvangstbeperkende maatregelen vaststellen en bijvangsten van zeevogels rapporteren. || Commissie || uiterlijk eind 2013 Specifieke doelstelling 2: Het verzamelen van gegevens die cruciaal zijn om na te gaan hoe groot de bijvangst van zeevogels is, vooral in de visserijtakken en de gebieden in de EU-wateren en de niet-EU-wateren waarover de informatie beperkt, slechts anekdotisch en/of niet beschikbaar is. Actie || Verantwoordelijke partij || Tijdschema Beschikbare gegevens over bijvangsten beoordelen, informatiebronnen valideren en bepalen in welke visserijtakken passende follow-upacties en diepgaander onderzoek noodzakelijk zijn. || lidstaten, Commissie, samen met de wetenschappelijke instanties || uiterlijk eind 2013 Een voorzorgsaanpak hanteren als er geen, of slechts onzekere, gegevens over bijvangsten van zeevogels beschikbaar zijn en een uitgebreidere monitoring verrichten bij de tot die categorie behorende visserijtakken (er moet op korte termijn worden gestreefd naar een dekking door waarnemers van ten minste 10 %). || lidstaten || volgend op een eerste beoordeling Ervoor zorgen dat waarnemers die systematisch worden ingezet op vaartuigen die in de externe wateren actief zijn, de bijvangsten van zeevogels nauwkeurig registreren. || lidstaten en ROVB’s || voortdurend Ervoor zorgen dat waarnemersgegevens systematisch aan het secretariaat van de respectieve ROVB en aan de Commissie worden voorgelegd om de analyse van de gegevens van het waarnemersprogramma te vergemakkelijken. || lidstaten, ROVB’s en Commissie || voortdurend Een standaardrapportageformat voor de vrijwillige registratie van bijvangsten van zeevogels creëren en een databank van die bijvangsten in de EU-visserij bijhouden op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens. || Commissie, samen met ICES || eind 2012 Nagaan of het mogelijk is de monitoring van zeevogels te integreren in het nieuwe kader voor gegevensverzameling. || Commissie || begin 2014 Specifieke doelstelling 3: Toepassing van bijvangstbeperkende maatregelen wanneer uit informatie blijkt dat zeevogels worden bijgevangen Actie || Verantwoordelijke partij || Tijdschema Bijvangstbeperkende maatregelen die hun degelijkheid hebben bewezen, toepassen in de beugvisserij in Gran Sol, de Middellandse Zee en niet-EU-wateren (voor zover die maatregelen niet reeds vroeger moesten worden toegepast). In deze visserijen zouden ten minste twee van de volgende bijvangstbeperkende maatregelen moeten worden gebruikt: – ’s nachts vissen met een minimum aan dekverlichting; – verschrikkerlijnen (Tori-lijnen); – verzwaring van de lijnen met gewichten. De bijvangstbeperkende maatregelen moeten voldoen aan de minimale technische normen die in de richtsnoeren van BirdLife en ACAP zijn vastgesteld[40]. || Commissie, lidstaten en ROVB’s || uiterlijk eind 2013 Bevorderen dat op internationaal niveau bijvangstbeperkende maatregelen worden vastgesteld voor zover dergelijke maatregelen nodig en niet reeds van toepassing zijn. || Commissie || voortdurend Beoordelen en toepassen van bijvangstbeperkende maatregelen in de visserij met staande netten in de Oostzee, het oostelijk deel van de Noordzee en de westelijke wateren waar incidentele vangsten van zeevogels goed gedocumenteerd zijn. || lidstaten || uiterlijk eind 2013 Aanbevelen dat alle vaartuigen afval en teruggooi aan boord beheren volgens de richtsnoeren voor beste praktijken[41]. || lidstaten || uiterlijk eind 2013 Op basis van een toetsing van de ROVB’s voorstellen doen voor aanvullende bijvangstbeperkende maatregelen en voor een betere monitoring in het kader van de ROVB’s. || Commissie, lidstaten, ROVB’s en LDRAC || voortdurend Voorstellen dat toepasselijke bijvangstbeperkende maatregelen worden opgenomen in de verordening inzake technische maatregelen die nu in de context van de hervorming van het GVB wordt opgesteld, en er ook voor zorgen dat, als dat passend en dringend noodzakelijk is, bij wijze van prioriteit specifieke maatregelen in meerjarenplannen worden opgenomen. || Commissie || vanaf 2016, na de goedkeuring van een nieuwe verordening inzake technische maatregelen en de opstelling van de meerjarenplannen De lidstaten ertoe aanmoedigen het EU-actieplan in nationale wetgeving om te zetten. || Commissie en lidstaten || uiterlijk eind 2013 Voorzien in de nodige middelen, met name door het steunen van de financiering via het EVF en het nieuwe Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, voor het ontwikkelen, testen en tenuitvoerleggen van bijvangstbeperkende maatregelen. || lidstaten || onmiddellijke actie voor het EVF; uiterlijk eind 2014 voor het EFMZV Specifieke doelstelling 4: Onderwijs en opleiding verstrekken aan vissers op het gebied van het gebruik en de voordelen van bijvangstbeperkende maatregelen en de nauwkeurige identificatie van zeevogels voor rapporteringsdoeleinden Actie || Verantwoordelijke partij || Tijdschema Een of meer workshops organiseren om de belanghebbenden over het EU-actieplan te informeren. || Commissie || eerste kwartaal 2013 Bevorderen dat bijvangstbeperkende maatregelen worden toegepast om de bijvangsten van zeevogels te beperken, en helpen bij het opzetten van opleidingprogramma’s voor vissers en waarnemers en bij het opstellen en verdelen van gidsen voor de identificatie van zeevogels en van ander bruikbaar materiaal. || Lidstaten, ngo’s en RAR’s || voortdurend Voorzien in de nodige middelen, met name door het steunen van de financiering via het EVF en het nieuwe EFMZV, voor het verstrekken van opleiding en onderwijs en voor bewustmakingsmaatregelen. || lidstaten || voortdurend Blijven opleiding en onderwijs verstrekken en aan bewustmaking doen met betrekking tot vaartuigen die in de externe wateren actief zijn. || ngo’s en ROVB’s || voortdurend De bewustmakingsmaatregelen uitbreiden naar andere belanghebbenden en het grote publiek. || Commissie en ngo’s || voortdurend Specifieke doelstelling 5: Aanzetten tot onderzoek naar praktische en doeltreffende bijvangstbeperkende maatregelen voor alle soorten vistuig die een impact hebben op zeevogels Actie || Verantwoordelijke partij || Tijdschema Via financieringsprogramma’s van de EU (bijv. KP7, LIFE) aanzetten tot onderzoek op het gebied van de ontwikkeling van praktische en efficiënte bijvangstbeperkende maatregelen, evaluatie van de doeltreffendheid van die maatregelen en evaluatie en verbetering van reeds ingevoerde technologieën en praktijken. De nadruk moet worden gelegd op de ontwikkeling, op korte termijn, van bijvangstbeperkende maatregelen voor de visserij met staande netten. || Commissie, lidstaten, RAR’s en ngo’s || voortdurend Doorgaan met onderzoek naar de ontwikkeling van alternatief vistuig met de bedoeling de door de visserij veroorzaakte negatieve effecten op de speciale beschermingszones te ondervangen om zo de toegang tot de vangstmogelijkheden te vergemakkelijken. || lidstaten, RAR’s en ngo’s || voortdurend Als de monitoring van de bijvangsten van zeevogels in het “Meerjarenprogramma voor gegevensverzameling 2014-2020” van de EU wordt opgenomen, beoordelen hoe nieuwe elektronische monitoringstechnologieën kunnen worden gebruikt om de bijvangst van zeevogels te monitoren en, als dit dienstig is, ervoor zorgen dat die technologieën worden toegepast. || lidstaten, RAR’s en ngo’s || 2014 Voorzien in de nodige middelen, met name door het steunen van de financiering via het EVF en het nieuwe EFMZV, voor het vergemakkelijken van de invoering en het testen van bijvangstbeperkende maatregelen en voor extra monitoring in visserijtakken waar zich vermoedelijk bijvangstproblemen voordoen. || lidstaten || onmiddellijke actie voor het EVF; uiterlijk eind 2014 voor het EFMZV Bijlage II
Latijnse namen van de genoemde zeevogelsoorten Vale pijlstormvogel || Puffinus mauretanicus Grauwe pijlstormvogel || Puffinus griseus Yelkouanpijlstormvogel || Puffinus yelkouan Audouins meeuw || Larus audouinii Kuhls pijlstormvogel || Calonectris diomedea Zwartkopmeeuw || Larus melanocephalus Drieteenmeeuw || Rissa tridactyla Zwarte zeekoet || Cepphus grylle Noordse pijlstormvogel || Puffinus puffinus Geelpootmeeuw || Larus michahellis Noordse stormvogel || Fulmarus glacialis Grote pijlstormvogel || Puffinus gravis Jan-van-gent || Morus bassanus Duikers || Gaviidae spp. Futen || Podicipedidae spp. Zee-eenden || Merginae spp. Duikeenden || Aythyinae spp. Alken || Alcidae spp. Aalscholvers || Phalacrocoracidae spp. Stellers eider || Polysticta stelleri Roodkeelduiker || Gavia stellata Parelduiker || Gavia arctica Kuifduiker || Podiceps auritus Nonnetje || Mergellus albellus Iberische zeekoet || Uria aalge ibericus Kuifaalscholver || Phalacrocorax aristotelis Albatrossen || Diomedeidae spp. Stormvogels || Procellaria & Macronectes spp. [1] FAO. 1999. International Plan of Action for reducing
incidental catches of seabirds in longline fisheries. Rome, FAO, 1999, blz.
1-11. [2] ICES-advies 2008, boek 1, punt 1.5.1.3. “Interactions
between fisheries and seabirds in EU waters”. ICES.
2008. Verslag van de werkgroep zeevogelecologie, ICES CM 2008/LRC:05, 99 blz. [3] ICES. 2009. Verslag van de werkgroep zeevogelecologie, 23-27
maart 2009, Brugge, België. ICES CM 2009/LRC:10, 91 blz. ICES. 2010. Verslag van
de werkgroep zeevogelecologie, 15-19 maart 2010, Kopenhagen, Denemarken. ICES
CM 2010/SSGEF:10, 77 blz. [4] Anderson O.R.J., Small C.J., Croxall J.P., Dunn E.K.,
Sullivan B.J., Yates O. en Black A. 2011. Global
seabird bycatch in longline fisheries. Endangered Species Research, vol. 14,
91-106. [5] Onder beuglijnen wordt een aantal onderling verbonden
vislijnen verstaan, hetzij geankerd of drijvend, elk voorzien van een groot
aantal haken met aas. [6] Onder staande netten worden netten verstaan die tijdens
het vissen niet actief worden voortbewogen. Die netten bestaan uit een of meer
afzonderlijke netten die zijn opgetuigd met een onder-, een boven- en een
verbindingspees, en kunnen al dan niet zijn voorzien van verankerings-, drijf- en
positiesignaleringsvoorzieningen. [7] Onder trawls worden netten verstaan die actief door één
of meer vissersvaartuigen worden gesleept en bestaan uit een net met een kegel
of piramidevormig gedeelte dat door een zak of kuil wordt afgesloten. [8] Onder ringzegens wordt verstaan: uit net bestaand
omringend vistuig of ringnetten waarvan de bodem aan de onderkant wordt
samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees
loopt, waardoor het net kan worden gesloten. [9] Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand. [10] http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies/indez_en.htm [11] Žydelis R., Bellebaum J., Österblom H., Vetemaa M.,
Schirmeister B., Stipniece A., Dagys M., van Eerden M. en Garthe S. 2009. Bycatch in gillnet fisheries. An overlooked threat to waterbird
populations. Biological Conservation 142, 1269-1281. [12] ACAP 2009. Species Assessments. Kan worden geraadpleegd
op: www.acap.aq/acap-species. [13] Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen
in de Antarctische wateren. [14] Internationale commissie voor de instandhouding van tonijn
in de Atlantische Oceaan. [15] Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan. [16] http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies/index_en.htm [17] Melvin
E.F., Parrish J.K. en Conquest L.L. 1999. Novel tools to
reduce seabird bycatch in coastal gillnet fisheries. Cons.
Biol. 13, 1386-1397. [18] Sullivan B. J., Clark J., Reid K., Reid E. (2009). Development of effective mitigation to reduce seabird mortality in
the icefish (Champsocephalus gunnar) trawl fishery in Subarea 48.3.
WG-IMAF-09-15. CCAMLR, Hobart, Australië. [19] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. [20] COM(2011) 425. [21] COM(2011) 804. [22] COM(2011) 424. [23] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7-50. [24] PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19-40. [25] PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1. [26] COM(2011) 244. [27] In het licht van de jurisprudentie van het Hof van
Justitie van de Europese Unie, C-221/04, punt 71. [28] http://www.ospar.org/ [29] http://www.helcom.fi/ [30] http://www.unepmap.org/index.php?module=content2&catid=001001004 [31] http://www.tuna-org.org/Documents/TRFMO2/19%20ANNEX%205.11%20ENG.pdf [32] PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3-134. [33] PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1. [34] http://www.cms.int/about/intro.htm [35] https://www.acap.aq/ [36] Birdlife International (2011). Important Bird Areas
factsheets. http://www.birdlife.org [37] PBR is een maat voor het maximale aantal dieren/vogels,
exclusief natuurlijke sterfte, dat uit een populatie mag worden verwijderd en
waarbij het bestand nog zijn optimaal duurzaam populatieniveau kan bereiken of
behouden. [38] BPUE is de bijvangst van vogels per eenheid
visserijinspanning. [39] FAO 2008. Report of the Expert Consultation on Best
Practice Technical Guidelines for IPOA/NPOA-Seabirds. Bergen, Noorwegen, 2-5
september 2008, 46 blz. [40] http://www.rspb.org.uk/ourwork/policy/marine/international/advocacy/mitigationfactsheets.aspx [41] http://www.birdlife.org/seabirds/downloads/FS_13_Trawl_fisheries_warp_strike_final.pdf