MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Blauwe groei Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei /* COM/2012/0494 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Blauwe groei Kansen voor duurzame mariene en
maritieme groei (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding De blauwe economie van de
EU[1] – dit zijn alle economische activiteiten die afhankelijk zijn van de
zee – levert 5,4 miljoen banen op en een bruto toegevoegde waarde van net geen 500
miljard euro per jaar[2]. Globaal genomen verloopt 75 % van de externe handel van de EU[3] en 37 % van de interne handel van de EU[4] via de
zee. Deze activiteiten spelen zich grotendeels af rond de Europese
kustgebieden, maar zeker niet uitsluitend: bepaalde uitermate succesvolle
producenten van mariene apparatuur, bijvoorbeeld, zijn gevestigd in niet aan
zee grenzende landen. De zee en de kust zijn motoren van economische
bedrijvigheid. Vanwege hun naar buiten gerichte ligging zijn havens en
kustgemeenschappen traditioneel centra voor nieuwe ideeën en innovatie. Tegen
de achtergrond van deze traditionele neiging tot innovatie zijn inmiddels drie
nieuwe factoren in het spel gekomen. –
Ten eerste: de snelle vooruitgang van de techniek
bij offshore activiteiten in steeds diepere wateren. Robotica,
videobewaking en onderwatertechnologie worden inmiddels strijk en zet
geïntegreerd in machines waarmee handelingen kunnen worden uitgevoerd die tien
jaar geleden nog onhaalbaar waren. –
Ten tweede: het toenemende bewustzijn dat noch land
noch zoetwater een onuitputtelijke grondstof is. Naarmate meer bossen worden
gerooid en meer watergebieden droog komen te liggen, zullen de komende
generaties verstoken blijven van de daarmee samenhangende voordelen. Het zal
zaak zijn te bekijken hoe de oceanen, die 71 % van het aardoppervlak
beslaan, de basisbehoeften van de mens, zoals voedsel en energie, op een
duurzamer manier kunnen dekken. Het streven naar de verwezenlijking van
milieudoelstellingen kan tevens een aanzet geven tot innovatie en groei. –
Ten derde: de noodzaak om de broeikasgasemissies te
reduceren, heeft niet alleen het gebruik van offshore installaties voor
hernieuwbare energie bevorderd, maar ook gewerkt als een extra stimulans voor
energiebesparing en als een extra reden om de voorkeur te geven aan zeevervoer
boven vervoer over land vanwege de lagere emissies per tonkilometer. Het is
zeer wel mogelijk deze emissies, die ca. 3 % van de totale
broeikasgasuitstoot uitmaken, te reduceren door de energie‑efficiency van
schepen verder te verbeteren. Het samenstel van deze factoren creëert kansen
voor blauwe groei – een initiatief om het onaangebroken potentieel van de
Europese oceanen, zeeën en kusten aan te boren en om te zetten in banen en
groei. Dit potentieel is aanzienlijk, op voorwaarde dat de juiste investeringen
en onderzoeksinspanningen worden gedaan. Groei van de blauwe economie opent de
weg naar nieuwe en innoverende methoden om de EU uit de woelige wateren van de
huidige economische crisis te helpen loodsen. Initiatieven in dit verband
moeten invulling geven aan de maritieme dimensie van de Europa 2020‑strategie.
Groei in deze sector kan bijdragen tot het internationale concurrentievermogen
van de EU, het efficiënte gebruik van hulpbronnen[5], het creëren van
werkgelegenheid en het aanboren van nieuwe bronnen van groei terwijl
tegelijkertijd de biodiversiteit wordt gevrijwaard, het mariene milieu wordt
beschermd en de diensten die door gezonde en weerbare mariene en
kustecosystemen worden geleverd, behouden blijven. Deze mededeling stuwt het geïntegreerd maritiem
beleid dat de Commissie op de rails heeft gezet, voorwaarts en geeft de aanzet
tot een proces dat de blauwe economie stevig op de agenda van de lidstaten, de
regio's het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld moet plaatsen. In
de mededeling wordt beschreven hoe de blauwe economie nu al wordt gesteund
middels de beleidsgebieden van de lidstaten en van de EU. Voorts wordt erin
aangegeven op welke specifieke gebieden gericht ingrijpen een extra stimulans
kan geven. Vervolgens zal een reeks initiatieven op de rails worden gezet die
tot doel hebben het groeipotentieel in deze gebieden in kaart te brengen en te
ontwikkelen. 2. Wat wordt bedoeld met "de blauwe
economie"? De afzonderlijke sectoren die samen de blauwe
economie vormen, zijn onderling afhankelijk. Zij doen een beroep op
gemeenschappelijke vaardigheden en een gedeelde infrastructuur, zoals havens en
elektriciteitsdistributienetwerken. Bovendien kunnen deze sectoren alleen
functioneren als andere partijen de zee op een duurzame manier gebruiken. Fig. 1. Werkgelegenheid en de economische omvang van mariene en
maritieme economische activiteiten. NB: Logaritmische schaal. Figuur 1 geeft een overzicht van de bruto
toegevoegde waarde en de werkgelegenheid per waardeketen van de blauwe
economie, telkens met inbegrip van zowel de stroomopwaartse als de
stroomafwaartse activiteiten. Een voorbeeld: de activiteit van belangrijke
sectoren zoals scheepsbouw en mariene apparatuur is ingedeeld onder de
verschillende ter zake relevante waardeketens. In 2020 kan het beeld er anders uitzien. Wij
moeten ons voorbereiden op de vooruitgang van de techniek, demografische
verschuivingen, toenemende schaarste van natuurlijke hulpbronnen en groei in
tot dusverre onderontwikkelde economieën, onder meer in onze buurlanden.
Bepaalde traditionele activiteiten zullen een belangrijke bron van
werkgelegenheid blijven, terwijl opkomende sectoren voor nieuwe banen zullen
zorgen. Vanwege de kwetsbaarheid van het mariene milieu
moet de blauwe economie duurzaam zijn en rekening houden met eventuele zorgpunten
van ecologische aard. Het is zaak de met maritieme activiteiten gepaard gaande
negatieve milieueffecten, in de vorm van uitstoot van verontreinigende en
schadelijke stoffen, te reduceren. 3. Steun van de lidstaten voor de blauwe
economie De lidstaten doen nu al strategische investeringen
om het potentieel van de blauwe economie te ontsluiten. Zo heeft Ierland het
INFOMAR[6]‑programma
opgezet om mariene hulpbronnen in kaart te brengen en de haven van Bremerhaven
af te stemmen op de behoeften van de producenten en leveranciers uit de
offshore windindustrie. Voorts heeft het MOSE‑project (ter waarde van 8
miljard euro) dat momenteel in de steigers staat, tot doel Venetië te
beschermen tegen overstromingen en bodemstructuurverval. Wetgevingsmaatregelen die ten aanzien van
potentiële investeerders garanderen dat ruimtelijkeordeningsprocedures of
infrastructuurverbindingen geen onvoorziene vertragingen oplopen, zijn trouwens
net zo bevorderlijk voor het aantrekken van investeringen als financiële steun.
Zo heeft het Britse Ministerie voor Vervoer middels specifieke wetgeving (de
zogenoemde "Harbour Empowerment Order") aan London Gateway de
bevoegdheid gegeven om als haven en distributiecentrum te fungeren. Deze privé‑investering
van 1,5 miljard pond zal niet alleen de koolstofemissies reduceren (omdat
containers dichter bij hun eindbestemming worden gebracht), maar ook ongeveer 12 000
nieuwe banen opleveren tegen eind 2013. In nagenoeg alle economische sectoren zijn de
gebrekkige toegang tot financiering en het tekort aan adequaat opgeleide
werknemers aangemerkt als groeibelemmerende factoren. In de blauwe economie
gaan de lidstaten dit probleem te lijf door maritieme clusters te ontwikkelen.
Hierin worden grote sectoren, kleine leveranciers en opleidingsinstellingen
samengebracht die dicht bij elkaar gevestigd zijn en elkaar daardoor
versterken. De geografische nabijheid zorgt voor betere communicatie, die er op
haar beurt toe leidt dat opleidingscursussen en onderzoek goed aansluiten op de
behoeften van de lokale bedrijven en dat leveranciers een goed inzicht krijgen
in de markt en toekomstige trends kunnen voorspellen. Voorbeelden hiervan zijn
de offshore energiesector in Schotland en de scheepsreparatiesector in Brest,
waar de grootste maritieme cluster van Frankrijk, de "'pôle de
competitivité mer" gevestigd is. Voorts heeft Oostende dicht bij
onderzoeksinstellingen grond en kaaien ter beschikking gesteld voor bedrijven
die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie, en worden in het "Marine
Institute" in Galway in het kader van het SmartBay‑project nieuwe
ideeën voor mariene observatie en mariene communicatie ontwikkeld met grote
multinationals en kleine bedrijven. Tot slot werken de lidstaten samen aan een
gemeenschappelijk programmeringsinitiatief inzake gezonde en productieve zeeën
en oceanen om via gemeenschappelijke afgesproken werkprogramma's de belangrijke
onderzoeksthema's efficiënter aan te pakken. 4. Lopende EU‑initiatieven Het EU‑beleid moet de inspanningen van de
lidstaten en regio's versterken en gemeenschappelijke bouwstenen aanreiken voor
een succesvolle blauwe economie. Die bouwstenen zijn onder meer: (1)
een initiatief van de Commissie inzake maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden, dat ondernemingen
de rechtszekerheid moet bieden die zij nodig hebben om tot investeringen over
te gaan; (2)
het initiatief "Mariene kennis 2020"[7], dat moet uitmonden in een op
nationale gegevensverzamelingssystemen gebaseerde geïntegreerde
kennisinfrastructuur die op Europees niveau dataproducten levert via het
internet. Zo zal tegen 2020 bij wijze van vlaggenschipproject een digitale
multiresolutiekaart van de zeebodem van de Europese wateren worden gemaakt en
actuele informatie over de waterkolom worden verzameld. Verwacht wordt dat de
toenemende efficiëntie en innovatie voordelen ter waarde van ten minste 500
miljoen euro per jaar[8]
zal opleveren; (3)
een gemeenschappelijke
gegevensuitwisselingsstructuur (CISE)[9]
voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU, die de maritieme autoriteiten
met bevoegdheid op het gebied van onder meer veilige navigatie of
visserijcontrole, in staat zal stellen informatie over risico's en bedreigingen
te delen. Hierdoor worden zowel de kosten van deze autoriteiten als de risico's
voor bedrijven die actief zijn op zee, verminderd; (4)
de kaderrichtlijn mariene strategie[10], waarbij een
ecosysteemgerichte benadering wordt ingevoerd om de collectieve druk van
menselijke activiteiten op het milieu binnen niveaus te houden die verenigbaar
zijn met het doel tegen 2020 een goede milieutoestand te bereiken. Ook in het
kader van de Rio+20‑top zijn verbintenissen aangegaan op het gebied van
het duurzame gebruik van een divers ecosysteem; (5)
de instelling van een Europese maritieme
vervoersruimte zonder grenzen[11],
met als doel de administratieve procedures voor maritieme vervoer te
vereenvoudigen en uiteindelijk te komen tot een "blauwe gordel" voor
vrij scheepvaartverkeer in en rond Europa; (6)
een in december 2011 door de Commissie vastgesteld
actieplan om de toegang tot financiering voor Europa’s 23 miljoen kmo’s te
vergemakkelijken[12],
en een voorstel voor een nieuw EU‑kader dat een echte eengemaakte markt
voor durfkapitaalfondsen tot stand moet brengen[13]; (7)
maatregelen op het gebied van onderwijs en
opleiding die worden gefinancierd uit het toekomstige Erasmus
voor iedereen-programma, zoals kennisallianties en allianties voor
bedrijfstakspecifieke vaardigheden, instrumenten voor een vlottere erkenning
van vaardigheden en kwalificaties, zoals de Europese kwalificatiekaders, en het
gebruik van Europese sectorale raden voor vaardigheden en het EU Skills
Panorama om beter te anticiperen op de behoefte aan vaardigheden en de noden
van de arbeidsmarkt; (8)
de uit het kaderprogramma gefinancierde
EU-programma's voor onderzoek en innovatie op marien en maritiem gebied[14]. Deze omvatten specifieke
initiatieven, zoals uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader
van het KP7-programma "De oceaan van morgen", die erop gericht zijn
om enerzijds een beter inzicht te krijgen in het mariene milieu en de
klimaatgebonden en niet‑klimaatgebonden stressfactoren die dat milieu
beïnvloeden, en anderzijds het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen te
bevorderen. Het toekomstige Horizon 2020‑programma is gericht op
onderzoek en innovatie op het gebied van voedselzekerheid, schone energie,
groen vervoer, klimaatactie, efficiënt gebruik van hulpbronnen en
themaoverschrijdende onderzoeksonderwerpen in de mariene en maritieme sfeer; (9)
het LeaderSHIP 2015‑initiatief, dat
momenteel wordt herzien teneinde de strategie geschikter te maken om de nieuwe
uitdagingen voor de scheepsbouwsector in de EU aan te gaan[15]. De EU kan deze inspanningen versterken door
middelen uit het financieel kader voor de periode 2014‑2020 ter
beschikking te stellen. Lidstaten en regio's zullen de door de EU gefinancierde
investeringen specifiek kunnen richten op veelbelovende maritieme economische
activiteiten en de daarvoor vereiste ondersteunende infrastructuur. In zeegebiedstrategieën, zoals voor de Oostzee,
het Atlantische en het Adriatisch‑Ionische gebied, worden ter aanvulling
van de voorbereidingen voor het nieuw financieel kader gemeenschappelijke
thema's, oplossingen en acties omschreven. Deze strategieën fungeren als een
platform waar de lidstaten in een vroege fase de prioriteiten kunnen
vastleggen. Zo stellen autoriteiten van landen en regio's langs de Atlantische
kust in het kader van de Atlantische strategie van de Commissie vast welke
prioritaire investeringen uit de structuurbegroting voor 2014‑2020 kunnen
worden gefinancierd en welke kennislacunes kunnen worden gevuld middels
onderzoek in het kader van het Horizon 2020‑initiatief. Het
aantrekken van financiering uit de particuliere sector, onder meer via de
Europese Investeringsbank, zal eveneens bijdragen tot de ontsluiting van het
potentieel van de blauwe economie. 5. Prioriteitsgebieden voor blauwe groei Uit een analyse van het potentieel voor
werkgelegenheid[16],
van het potentieel voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van
technologische verbetering en innovatie, en van de noodzaak van maatregelen op
EU‑niveau is gebleken dat de volgende vijf waardeketens duurzame groei en
duurzame banen in de blauwe economie kunnen opleveren. Het is nu zaak om voor
deze waardeketens heldere beleidslijnen uit te zetten en de particuliere sector
de kans te geven een leidende rol te spelen in initiatieven die de blauwe
economie moeten helpen haar potentieel tot duurzame groei te verzilveren. Deze
lijst mag overigens niet als definitief worden beschouwd. Op dit moment worden
er al EU-initiatieven ten uitvoer gelegd om innovatie in sectoren, zoals
zeevervoer, te stimuleren. Gaandeweg kunnen andere waardeketens hun opwachting
komen maken als geschikte kandidaten voor gerichte beleidsvorming. 5.1. Blauwe energie Dankzij gebruikmaking van mariene energie kunnen
de Europese energiebronnen efficiënter worden geoogst, kunnen de vereisten van
de elektriciteitssector op het gebied van bodemgebruik tot een minimum worden
beperkt en kunnen de broeikasgasemissies van Europa worden gereduceerd (met ca.
65 Mt CO2 in 2020). Dankzij de door de EU vastgestelde
doelstellingen voor hernieuwbare energie en prikkels voor investeringen, zoals
terugleveringstarieven of groene certificaten, is de opwekking van offshore
windenergie in Europa aan een snelle uitbreiding begonnen. In 2011 tekende de
offshore windenergiesector voor 10 % van de geïnstalleerde capaciteit,
voor directe en indirecte werkgelegenheid voor 35 000 mensen over heel
Europa en voor 2,4 miljard euro aan jaarlijkse investeringen. Eind 2011
bedroeg de offshore capaciteit in totaal 3,8 GW. Op basis van de nationale
actieplannen voor hernieuwbare energie van de lidstaten zal in 2020 494,6 TWh
elektriciteit uit windenergie worden opgewekt, waarvan 133,3 TWh offshore. De
mogelijkheid zit erin dat tegen 2030 meer capaciteit offshore wordt
geïnstalleerd dan op het vasteland. De vraag naar elektriciteit in de EU zou
tegen 2020 en tegen 2030 voor respectievelijk 4 % en 14 % kunnen
worden gedekt door offshore windenergie. Dit komt overeen met 170 000 banen
tegen 2020, met daarbovenop nog eens 130 000 banen tegen 2030. Deze groei
zal bovendien worden voortgestuwd door aanhoudende inspanningen om de kosten
van de offshore windtechnologie te verlagen. Dit is een prioritaire
doelstelling van het Europese industriële initiatief inzake windenergie in het
kader van het Strategische Energietechnologieplan (SET‑plan)[17]. Bij dit plan zijn meerdere
lidstaten betrokken. Andere offshore technologieën voor hernieuwbare
energie bevinden zich in een nog vroege fase van ontwikkeling, zoals blijkt uit
de plannen van de lidstaten om tegen 2020 slechts een bescheiden capaciteit van
2 tot 4 GW te installeren. Het komt erop aan om oceaanenergie door middel van
een verlaging van de technologiekosten in een sneller tempo commerciëler te
maken, aangezien de mondiale vraag in de nabije toekomst naar verwachting elk
jaar zal verdubbelen. Elke technologie heeft specifieke geografische en
oceanografische omstandigheden nodig. Deze technologieën leveren een
voorspelbaarder basisaanbod aan elektriciteit dat het schommelende aanbod aan
windenergie compenseert: –
getijdenstuwdammen om energie op te wekken uit de
massa's water die een baai of stuwmeer in‑ en uitstromen. Het beste
voorbeeld van de toepassing van deze technologie in Europa is de Franse
elektriciteitscentrale La Ranca – met haar capaciteit van 240 MW de op één
na grootste centrale van dit type ter wereld; –
golfslagenergietechnologieën bevinden zich
momenteel in de demonstratiefase en door de stroming (getijdenstroming af
andere) aangedreven onderwaterturbines zijn bijna klaar om in de handel te
worden gebracht. In totaal is in 2012 capaciteit voor 22 MW golfslag‑
en stromingsenergie geïnstalleerd; –
omzetting van thermische oceaanenergie, waarbij het
verschil in temperatuur tussen koele, diepe wateren en warme ondiepe of
oppervlaktewateren wordt gebruikt om een thermische motor aan te drijven, kan
een haalbare optie zijn voor de overzeese gebieden van de EU in de Caribische
Zee en de Indische Oceaan. Om blauwe‑energietechnologieën commercieel
te kunnen exploiteren, zal moeten worden geïnvesteerd in netaansluitingen en
transmissiecapaciteit. Om de opkomende technologieën voor stromings‑ en
getijdenenergie een zetje te geven, zal gebruik moeten worden gemaakt van de
mechanismen voor steunverlening op lange termijn die met succes zijn ingezet om
investeringen in andere soorten hernieuwbare energie aan te trekken. Zoals onlangs werd beklemtoond in de mededeling
"Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese
energiemarkt"[18]
moeten onderzoek en ontwikkeling op het gebied van oceaanenergie worden
versterkt. Dit zal helpen om de kosten van technologieën die bijdragen tot de
verwezenlijking van de 2020‑doelstellingen, verder te reduceren, de
levensduur van de betrokken apparatuur te verlengen en de logistiek te
stroomlijnen. Gezien de lange doorlooptijd voor onderzoeksprojecten van de EU
moet intensiever worden gewerkt aan technologieën voor onder meer golfslag‑
en stromingsenergie die in de komende decennia tot volledige wasdom zullen
komen. EU‑maatregelen, onder meer in de vorm van
financiering, kunnen fungeren als een kader dat investeerders het nodige
vertrouwen biedt, en kunnen in die zin een cruciale rol spelen. Tussen 2005 en 2011
heeft de Europese Investeringsbank leningen ter waarde van 3,3 miljard euro ter
beschikking gesteld voor offshore windprojecten. De verkoop van de eerste 200
miljoen emissierechten voor het NER300‑financieringsinstrument[19] zal uiterlijk in oktober 2012
bijna 1,5 miljard euro opbrengen. Een deel van de opbrengst zal worden gebruikt
ter ondersteuning van demonstratieprojecten op het gebied van offshore energie
in de lidstaten. Niet alleen moeten deze inspanningen op het gebied van nieuwe
technologieën worden volgehouden, daarbovenop moet ook in het kader van de
structuurfondsen financiering voor demonstratieprojecten worden geoormerkt.
Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat getijdenstuwdammen in
overeenstemming met de natuurbeschermingswetgeving van de EU worden gebracht,
eventueel in het kader van het geïntegreerde beheer van kustgebieden of de
strategische planning. EU‑bedrijven zijn voorlopers op het gebied
van blauwe energie en kunnen dankzij de uitvoer van hun producten ook bijdragen
tot het reduceren van de koolstofuitstoot buiten Europa. Bovendien kan gebruik
worden gemaakt van synergieën met de offshore sector voor conventionele
energie, bijvoorbeeld door samen te werken aan veiligheid en infrastructuur.
Het voorstel van de Commissie om de veiligheidsnormen in de offshore olie‑
en gassector in de hele EU naar een hoger niveau te tillen is een essentieel
initiatief in dit verband[20].
Samenwerking met de sector voor conventionele energie zal ertoe bijdragen dat
in de EU onafgebroken betaalbare energie voorhanden is. 5.2. Aquacultuur Van alle dierlijke eiwitten die mondiaal worden
geconsumeerd, is 15,7 % afkomstig van vis. Volgens ramingen van de Voedsel‑
en Landbouworganisatie van de VN, de FAO[21],
wordt de helft daarvan geleverd door de aquacultuur en zal dit aandeel in 2030 65 %
bedragen. In de EU tekent de aquacultuursector momenteel voor een aandeel van 25
%. Deze sector groeit mondiaal bekeken met 6,6 % per jaar en is daarmee de
snelst groeiende producent van dierlijke voeding. Met dit groeipercentage
blijft hij de jaarlijkse mondiale bevolkingsaangroei van 1,8 % voor. Er
kan dan ook worden geconcludeerd dat deze sector bijdraagt tot een globale
verbetering van de menselijke voeding. De Aziatische aquacultuursector neemt
meer dan 89 % van de globale productie voor zijn rekening en groeit met
meer dan 5 % per jaar. In de EU daarentegen stagneert de groei in de
aquacultuursector. Meer dan 90 % van de aquacultuurbedrijven in
de EU zijn kmo's, die samen ca. 80 000 banen vertegenwoordigen[22]. De aquacultuursector kan nog
verder groeien, namelijk door meer kwaliteitsproducten te leveren aan
consumenten die bereid zijn te opteren voor verse, betrouwbare producten, onder
meer uit het duurzaam of biologisch geproduceerde segment. Bovendien kan de
aquacultuursector kustgemeenschappen helpen hun activiteiten te diversifiëren,
waardoor de door de visserij veroorzaakte druk afneemt en de instandhouding van
de visbestanden wordt bevorderd. Factoren die de groei bemoeilijken, zijn het
gebrek aan ruimte op zee voor aquacultuuractiviteiten, de concurrentie op de
wereldmarkt en administratieve problemen, met name inzake
vergunningsprocedures. Bovendien houdt duurzame aquacultuur in dat aandacht
wordt besteed aan de mogelijke effecten van deze activiteiten op de natuurlijke
visbestanden en de waterkwaliteit. Sinds het begin van de huidige economische
crisis is vanwege het gebrek aan kapitaal weinig geïnvesteerd. De Commissie stelt voor om in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid[23]
de aquacultuur te stimuleren via een "open coördinatiemethode" op
basis van niet‑bindende strategische richtsnoeren, meerjarige nationale
strategische plannen en de uitwisseling van beste praktijken. Wat de
administratieve procedures betreft, is er nog veel ruimte voor verbetering, met
name op het gebied van de verlening van vergunningen. De lidstaten moeten op de
hoogte zijn van methoden die de productie op een duurzame manier verhogen en
tegelijkertijd rekening houden met de behoeften van andere gebruikers van kust‑
of zeeruimte – bijvoorbeeld dankzij de bouw van kooien bij offshore windenergieparken
of dankzij geïntegreerde multitrofe aquacultuur. Dergelijke maatregelen zullen
financieel worden ondersteund uit het voorgestelde Europees Fonds voor
Maritieme Zaken en Visserij[24].
Voor het toekomstige Horizon 2020‑programma inzake onderzoek en
innovatie is eveneens een belangrijke rol weggelegd wanneer het erop aankomt
het groeipotentieel van de Europese aquacultuur te ontsluiten, bijvoorbeeld
door nieuwe soorten te kweken of de bedrijven verder zee‑inwaarts te
verschuiven. 5.3. Maritiem, kust‑ en
cruisetoerisme Dankzij zijn buitengewone schoonheid en
diversiteit en het uitgebreide aanbod aan voorzieningen en activiteiten is de
Europese kust uitgegroeid tot de uitverkoren vakantiebestemming van 63 %
van de Europese toeristen[25].
De subsector maritiem en kusttoerisme is inmiddels de grootste maritieme
economische activiteit. Er werken 2,35 miljoen mensen, wat overeenkomt met 1,1 %
van de volledige werkgelegenheid in de EU[26].
Meer dan 90 % van de bedrijven werkt met minder dan 10 mensen. In sommige
gebieden haalt de kustgemeenschap een extra inkomen uit toerisme, in andere
domineert het toerisme de hele lokale economie. Een groot aantal van deze toeristen waagt zich
niet ver van de kustlijn, maar anderen maken dankbaar gebruik van het
toenemende aanbod aan activiteiten in open zee. Voor de pleziervaart wordt een
groei van 2‑3 % per jaar verwacht. Ook de cruisesector is aan een
opmars bezig, met in Europa bijna 150 000 werknemers en een directe omzet
van 14,5 miljard euro[27].
De scheepswerven in de EU zijn er uitstekend in geslaagd deze gespecialiseerde
markt te bedienen – met zowel grote cruiseschepen als kleine pleziervaartuigen. Een gezond milieu is van essentieel belang voor om
het even welke vorm van "blauw" toerisme en is bevorderlijk voor het
groeipotentieel van nieuwe vormen van toerisme. Factoren zoals zwemwater van
een hoge kwaliteit en ongerepte kust‑ en zeehabitats hebben een grote
recreatiewaarde. Een dergelijke waarde verhoogt de aantrekkelijkheid van het
betrokken kustgebied, wat op zijn beurt leidt tot een groter groeipotentieel
van activiteiten zoals watertoerisme, watersport en groen toerisme zoals
walviskijken. Het toerisme in Europa in dermate gevarieerd dat de meeste
groeigenererende initiatieven onvermijdelijk op lokale of regionale schaal hun
beslag zullen krijgen. Elk Europees zeegebied wordt namelijk gekenmerkt door
specifieke uitdagingen en kansen die om een naar maat gesneden aanpak vragen.
De overheden zullen een strategische benadering moeten toepassen voor
investeringen in faciliterende infrastructuur zoals aanlegcapaciteit,
havenvoorzieningen en vervoer. Instellingen voor hoger onderwijs moeten
cursussen aanbieden om belangstellenden een stevige basis te geven in de
specifieke vaardigheden die nodig zijn om het marktaandeel in een veeleisende
en concurrerende mondiale markt te behouden en te vergroten. Flankerende
maatregelen moeten helpen het toeristische aanbod in het laagseizoen te
verbeteren en de grote koolstofvoetafdruk en milieu‑impact van het
kusttoerisme te verkleinen. Maatregelen op zeegebiedniveau of op EU‑niveau
kunnen een significante positieve invloed hebben, omdat het een dermate
omvangrijke sector betreft, de banen er precair zijn, het vaardigheidsniveau
van een groot aantal werknemers laag is en het toerisme een overheersende
impact heeft op het milieu van tal van mariene en kustgebieden in Europa.
Grensoverschrijdende coördinatie in het kader van een zeegebiedstrategie kan
bijdragen tot de ontwikkeling van hoogwaardige toeristische gebieden. Bepaalde
onderwerpen, zoals de last die de regelgeving met zich brengt voor kleine en
middelgrote ondernemingen, zijn momenteel al in behandeling bij de Commissie.
De Commissie zal op korte termijn beginnen met een beoordeling van extra
specifieke maatregelen om de sector te versterken. 5.4. Mariene minerale hulpbronnen Tussen 2000 en 2010 is de prijs van een groot
aantal niet‑energetische grondstoffen jaarlijks met ca. 15 %
gestegen[28],
voornamelijk als gevolg van de consumentenvraag in de opkomende economieën.
Voor een aantal van die grondstoffen, onder meer die welke als essentieel voor
de Europese economie zijn aangemerkt, bestaat het gevaar dat het aanbod te krap
wordt[29]. Zowel de ontwikkeling op technologisch gebied als
de bezorgdheid over de voorzieningszekerheid heeft mijnbedrijven ertoe aangezet
te onderzoeken wat de zee in dit verband te bieden heeft. De winning van andere
delfstoffen dan zand en grind uit de zee is nog maar net begonnen, voor het
grootste deel in ondiepe wateren. In 2020 zou mondiaal 5 % van de delfstoffen,
waaronder kobalt, koper en zink, uit de oceaanbodem afkomstig kunnen zijn. Dit
aandeel zou nog kunnen toenemen, tot 10 % in 2030. Verwacht mag worden dat
de mondiale jaarlijkse omzet van de winning van delfstoffen op zee van nagenoeg
niets zal toenemen tot 5 miljard euro in de komende tien jaar, en tot 10 miljard euro
in 2030[30].
Evenmin uitgesloten is dat het economisch rendabel
wordt om opgeloste mineralen, zoals borium of lithium, te extraheren uit
zeewater. De meest veelbelovende afzettingen zijn te vinden in metaalsulfiden
die in vulkanisch actieve gebieden naar boven komen uit hydrothermale
ertsafzettingen (zoals vulkanische schoorstenen, ook wel "black
mokers" genoemd). Temperatuur en druk in deze gebieden zijn extreem.
Bovendien is weinig bekend over de manier waarop deze door een uitermate rijke
biodiversiteit gekenmerkte gebieden – die moeten worden beschermd op grond van
het VN‑Verdrag over het recht van de zee (UNCLOS)[31] – reageren op verstoring.
Dergelijke activiteiten vinden momenteel meestal plaats in onder nationale
jurisdictie vallende gebieden (exclusieve economische zones en het continentaal
plat) waar de ertsen gemakkelijker aan land kunnen worden gebracht. Maar ook
buiten onder nationale jurisdictie vallende maritieme gebieden liggen er
kansen. In deze gebieden is de Internationale Zeebodemautoriteit (International
Seabed Authority – ISA) bevoegd voor de organisatie en controle van de
activiteiten, inclusief het monitoren van elke op mineralen gerichte
bedrijvigheid. Dit betekent onder meer dat ISA het mariene milieu moet
beschermen overeenkomstig het UNCLOS‑verdrag, waarbij ook de EU en al
haar lidstaten verdragsluitende partij zijn. Indien deze expansie in de extractie van mineralen
uit de zeebodem er inderdaad komt, zijn de Europese bedrijven, met hun
uitgebreide ervaring op het gebied van gespecialiseerde vaartuigen en
onderwateractiviteiten, momenteel goed geplaatst om hoogwaardige producten en
diensten aan te bieden. Of deze bedrijven concurrerend kunnen blijven, hangt af
van de vraag of zij in deze inherent door risico's gekenmerkte markt toegang
krijgen tot financiering, of gericht O&O‑werk op het gebied van
extractietechnieken wordt verricht, of hun vergunningen voor activiteiten in
internationale wateren worden verleend en of robuuste maatregelen worden
vastgesteld om schade aan unieke ecosystemen te voorkomen. De mariene
mijnbouwsector zal in dit verband kunnen profiteren van de ervaring die de
offshore olie‑ en gassector inmiddels heeft opgedaan. De EU-steun kan worden gebruikt voor maatregelen
die ervoor moeten zorgen dat Europese bedrijven niet door vanwege de overheid
gesteunde concurrenten worden weggeconcurreerd uit de waardeketen voor mariene
mineralen. Hiertoe kan onder meer gebruik worden gemaakt van een proefproject in
het kader van het Europese innovatiepartnerschap inzake grondstoffen[32], ondersteund door
gestructureerd EU‑onderzoek om de voornaamste technologische uitdagingen
aan te gaan. Een verbintenis van de EU zou helpen te garanderen dat strenge
ecologische, juridische en beveiligingstechnische normen worden toegepast. 5.5. Blauwe biotechnologie Omdat de onderwaterwereld vooralsnog grotendeels
onverkend en nauwelijks onderzocht is, begint men zich – onder meer dankzij
nieuwe technologieën ter bepaling van de nucleotidenvolgorde in de genen van
levende organismen ("gene sequencing") – nu pas een beeld te vormen
van de bijdrage die andere mariene organismen dan vis en schaal‑ en
schelpdieren kunnen leveren aan de blauwe economie. De eerste successen zijn al
gemeld. De antivirale geneesmiddelen Zovirax en Acyclovir bijvoorbeeld zijn
verkregen van nucleosiden die geïsoleerd zijn uit een Caribische sponssoort.
Yondelis – ontwikkeld op basis van kleine ongewervelde zeedieren – is dan weer
een eerste geneesmiddel van mariene oorsprong dat werd ingezet in de strijd
tegen kanker. Dankzij het onderzoek van de mariene biodiversiteit leren wij
bijvoorbeeld beter te begrijpen hoe organismen die extreme temperaturen en
extreme druk verdragen en zonder licht groeien, kunnen worden gebruikt voor de
ontwikkeling van nieuwe industriële enzymen of farmaceutische producten. Voorts
fungeert de bezorgdheid over de teelt van biobrandstofgewassen – die niet
alleen grond in beslag neemt, maar ook de watervoorraden aanspreekt – als
aanjager voor onderzoek naar het gebruik van algen als bron van
biobrandstoffen, chemische stoffen met een hoge toegevoegde waarde en
bioactieve verbindingen. Deze sector, die een bruto toegevoegde waarde van 0,8
miljard euro vertegenwoordigt, telt momenteel volgens ramingen relatief weinig
werknemers, maar zal, naarmate hij verder groeit, hooggeschoolde arbeid vergen,
zeker wanneer uit mariene organismen baanbrekende geneesmiddelen kunnen worden
ontwikkeld, en zal ook stroomafwaarts significante kansen creëren. Voor de zeer
korte termijn wordt verwacht dat de sector zich zal ontwikkelen tot een
nichemarkt voor de levering van hoogwaardige producten aan bedrijven die actief
zijn op het gebied van gezondheid, cosmetica en industriële biomaterialen. In 2020
zou de sector zich moeten hebben ontwikkeld tot een middelgrote markt die zijn
activiteiten heeft uitgebreid met de productie van metabolieten en primaire
verbindingen (lipiden, suikers, polymeren, proteïnen) als grondstof voor
voedsel‑ en voederproducerende bedrijven en voor de chemische industrie.
In een derde fase – over een vijftiental jaar, na de nodige doorbraken op
technologisch gebied – kan de sector blauwe biotechnologie zijn geëvolueerd tot
een leverancier van enerzijds massaproducten en anderzijds een assortiment
gespecialiseerde producten met een hoge toegevoegde waarde. Om dit proces te versnellen, zal een combinatie
nodig zijn van basisonderzoek naar mariene flora en fauna en toegepast
onderzoek naar eventuele industriële toepassingen, waarbij voor ogen moet
worden gehouden dat de waarschijnlijkheid van slagen klein is, maar de beloning
in geval van slagen, groot. Een strategische benadering van onderzoek en
innovatie zou de wetenschappelijke en technologische onderbouwing vormen voor
de strategische beslissingen die de opkomende industriesectoren nodig hebben.
Door de technische knelpunten op dit gebied te reduceren, zou de hele sector
aantrekkelijker worden gemaakt voor investeerders. Het zou de sector in de EU
bovendien helpen om de overgang te maken van de ontwikkelingfase naar de fase
waarin innovatieve producten op de markt worden gebracht. Een Europese
benadering zou ertoe bijdragen dat de beleidsmakers, de particuliere sector en
het grote publiek doordrongen worden van het potentieel van mariene aquatische
producten. 6. CONCLUSIE In deze mededeling wordt uiteengezet in welke vijf
waardeketens van de blauwe economie een extra inspanning van zijde van de EU
een impuls kan geven aan de langetermijngroei en ‑werkgelegenheid
overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020‑strategie. Het
is mogelijk dat, naarmate het inzicht in de blauwe economie toeneemt en verdere
analyses worden uitgevoerd, zich nog andere veelbelovende gebieden aanbieden
voor beleidsvorming op EU‑niveau. De Commissie zal voor elk van de vijf activiteiten
die zijn toegelicht, de beleidsopties analyseren en verdere initiatieven
overwegen. Dit houdt onder meer het volgende in: –
de Commissie zal met inachtneming van het kader in
het strategische plan voor energietechnologie nagaan welke opties ter
beschikking staan om het bedrijfsleven voldoende vertrouwen te geven om in
hernieuwbare oceaanenergie te investeren; dit moet in 2013 uitmonden in een
mededeling over hernieuwbare oceaanenergie; –
de Commissie zal met de lidstaten samenwerken om beste
praktijken te ontwikkelen en een overeenkomst te bereiken over de strategische
richtsnoeren over aquacultuur in de EU die begin 2013 moeten worden
vastgesteld; –
de Commissie zal nagaan hoe het maritieme en het
kusttoerisme verder kunnen bijdragen tot de economische groei, banen kunnen
aanbieden die minder precair zijn en tegelijkertijd ecologisch duurzamer kunnen
functioneren. Hierover zal een effectbeoordeling worden opgesteld, in 2013
gevolgd door een mededeling; –
de Commissie zal nagaan hoe het Europese
bedrijfsleven concurrerend kan worden in het winnen van mineralen uit de
zeebodem en hoe er het best voor kan worden gezorgd dat de komende generaties
niet verstoken zullen zijn van de voordelen die gekoppeld zijn aan tot dusverre
ongerepte ecosystemen. Hierover zal een effectbeoordeling worden opgesteld, in 2014
gevolgd door een mededeling; –
De Commissie zal nagaan aan de hand van welke
opties op het gebied van blauwe biotechnologie de diversiteit van de mariene
flora en fauna kan worden beschermd. Hierover zal eveneens een
effectbeoordeling worden opgesteld, in 2014 gevolgd door een mededeling. De effectbeoordeling op elk van deze gebieden zal
worden voorafgegaan door overleg met de lidstaten, het bedrijfsleven en andere
ter zake relevante belanghebbenden, met als doel gezamenlijke benaderingen te
ontwikkelen die de blauwe economie de extra stimulans geven die deze nodig
heeft om een positieve bijdrage tot Europa's economische toekomst te leveren,
en tegelijkertijd onze mariene milieu vrijwaren voor de komende generaties. [1] De militaire activiteiten niet meegerekend. [2] Op basis van gegevens uit de studie inzake blauwe groei
"Scenarios and drivers for sustainable growth from the oceans, seas and
coasts" ECORYS, 2012. https://webgate.ec.europa.eu/maritimeforum/content/2946 [3] In volume. [4] Per tonkilometer. [5] Zie het stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik,
COM(2011) 571. [6] Geïntegreerde kartering voor een duurzaam gebruik van de
Ierse mariene hulpbronnen. [7] COM(2012) 473 definitief. [8] Effectbeoordeling Europees marien observatie- en
datanetwerk, SEC(2010) 998 van 8.9.2010. [9] COM(2010) 584 definitief. [10] Richtlijn 2008/56/EG. [11] COM(2009) 10. [12] COM(2011) 870. [13] COM(2011) 860. [14] COM(2008) 534. [15] COM(2003) 717. [16] Zie de studie over blauwe groei, ECORYS, 2012. [17] COM(2007) 723 en COM(2009) 519. [18] COM(2012) 271. [19] http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ner300/index_en.htm [20] COM(2011) 688 definitief. [21] FAO State of World Fisheries and Aquaculture 2010. [22] 70258, volgens het kader voor gegevensverzameling van de
EU. [23] COM(2011) 417 en COM(2011) 425. [24] COM(2011) 804. [25] "Facts and figures on the Europeans on holiday 1997–98",
Eurobarometer 48, Brussel, 1998. [26] Op
basis van gegevens uit de studie over blauwe groei. [27] European
Cruise Council (2011) http://download.ecorys.com/fuu/downloads/Europe_cruise_industry_markets_2011_ecc_jun11.pdf [28] WTO (2010) "Trade growth to ease in 2011 but despite 2010
record surge, crisis hangover persists", PRESS/628, 7 april 2011. [29] De London Metal Exchange (LME) noteert voor non‑ferro
onedele metalen een prijsstijging van 256 % voor de periode 2000‑2010.
Zie ook COM(2011) 25 definitief en het begeleidende document van de diensten
van de Commissie. [30] Gebaseerd op ramingen van belanghebbende bedrijven in het
kader van de studie over blauwe groei. [31] Artikel 194, lid 5, van UNCLOS. [32] COM(2012) 82.