MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE EUROPESE RAAD, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK ACTIE VOOR STABILITEIT, GROEI EN WERKGELEGENHEID /* COM/2012/0299 final - 2012/ () */
1.
Inleiding
De crisis die momenteel grote delen van Europa
treft, heeft het vertrouwen aangetast dat het Europese het politieke en
economische bestel in staat is om de in het EU-verdrag tot uiting gebrachte
ambitie van “duurzame ontwikkeling … op basis van een evenwichtige economische
groei” waar te maken. Onze burgers zijn in groten getale boos en verbijsterd
over de snelheid waarmee een lange periode van een stijgende levensstandaard is
omgeslagen in een enorme financiële crisis, zwaar verlies van werkgelegenheid
en het vooruitzicht op vele jaren met een hoge schuldenlast. De schulden,
tekorten en onevenwichtigheden waarmee de EU nu wordt geconfronteerd, zijn niet
zomaar opeens ontstaan, maar gedurende vele jaren opgebouwd; de sociale
gevolgen ervan zijn ingrijpend. Voor de nationale regeringen en voor de EU is
dit een tijd van beproeving. Onze huidige problemen zijn deels in de EU
geïmporteerd door de financiële crisis, deels van eigen makelij. Wat nu telt,
is de kwaliteit en de effectiviteit van onze respons. De financiële en economische crisis heeft
duidelijk gemaakt hoezeer de economieën van alle lidstaten, en de economieën
van de EU en andere wereldeconomieën, onderling afhankelijk zijn. De crisis
heeft ook ernstige lacunes, tekortkomingen en onevenwichtigheden in de
beleidsvorming op mondiaal, EU- en nationaal niveau aan het licht gebracht. Al
sinds het uitbreken van de crisis werken de EU en haar lidstaten aan een
grondige revisie van het economische model van de EU en het herstel van haar
concurrentievermogen. De Commissie drukte het in haar Routekaart voor
stabiliteit en groei[1]
van oktober 2011 als volgt uit: ·
versnelde uitvoering van beleidsmaatregelen voor
meer stabiliteit en groei, om de duurzame groei en het hoge
werkgelegenheidsniveau in de EU te herstellen; ·
totstandbrenging van een meer robuuste en
geïntegreerde economische governance, zodat onevenwichtigheden veel sneller aan
het licht komen en gecorrigeerd worden; daartoe moet het nationale beleid onder
strenger EU-toezicht komen te staan, gezien het feit dat de toekomstige kracht
en welvaart van elke lidstaat afhankelijk is van die van alle andere. ·
versterking van het bankwezen, door te eisen dat
banken volledige openheid van zaken geven over hun schuldenlast, een oplossing
vinden voor dubieuze vorderingen en hun businessmodel herstructureren, zodat
zij in de toekomst leningen kunnen blijven verstrekken aan bedrijven en
particulieren zonder reddingsoperaties op kosten van de belastingbetaler; ·
een beslissend antwoord geven op de problemen van
Griekenland door middel van twee omvangrijke steunpakketten en intensieve steun
voor een groeigericht herstelprogramma; ·
de vangnetten van de eurozone tegen de crisis
versterken door nieuwe steunvormen te creëren voor lidstaten met zeer hoge
schulden, terwijl zij hun overheidsfinanciën op orde brengen en hun inkomsten
en uitgaven in evenwicht brengen, zodat zij in de toekomst hun sociale
dienstverlening, gezondheidszorg, pensioenen, onderwijs en openbare
infrastructuur kunnen bekostigen. Door de routekaart te volgen, hebben we
stevige, zij het ongelijkmatige vooruitgang geboekt. Er zijn duidelijke
aanwijzingen dat er na de vertraging van de economische activiteit sprake is
van enig evenwichtsherstel, een vermindering van de grote tekorten op de
lopende rekening die zich sinds 2007/2008 hebben opgehoopt, een opwaartse
aanpassing van de lonen in landen met een overschot en een neerwaartse in
landen met een tekort, en een terugkeer van de huizenprijzen in verschillende
lidstaten naar een peil dat meer in overeenstemming is met de onderliggende
economische voorwaarden. Ondersteund door het nieuwe stelsel van economische
governance van de EU moet uit dit pijnlijke proces van stabilisatie en
hervorming een nieuwe, sterkere EU-economie voortkomen. Blijvende en duurzame groei en een hogere
levensstandaard zijn slechts haalbaar op basis van gezonde overheidsfinanciën,
diepgaande structurele hervormingen en gerichte investeringen. De uitdagingen
die daarmee samenhangen, kunnen echter alleen worden overwonnen als de groei voldoende
is om dit proces te ondersteunen. Er is geen tegenstelling tussen stabiliteit
en groei: dit zijn de twee kanten van dezelfde medaille. De lidstaten moeten
het huidige gebrek aan vertrouwen in de economie tegemoet treden met
doortastende hervormingen om onze concurrentiepositie weer te versterken. We
moeten nú handelen om de onrustbarende lacunes in ons concurrentievermogen
binnen de EU en de eurozone aan te pakken. Alhoewel de EU als geheel haar
aandeel in de wereldhandel heeft weten te behouden, moeten we het verlies van
internationaal concurrentievermogen en marktaandeel aanpakken dat in de
prestaties van een aantal lidstaten duidelijk tot uiting komt. Op de korte termijn zoeken de mensen hoop en
het vooruitzicht op een betere toekomst. Is dat vooruitzicht er niet, dan
krijgen we bij de uitvoering te maken met steeds grotere politieke en sociale
moeilijkheden, die het herstel zullen vertragen. We moeten tot een consensus
komen en tot vertrouwen in de noodzaak van veranderingen en in de keuzes die daarvoor
moeten worden gemaakt. De sociale partners spelen in deze dialoog een
belangrijke rol. De EU moet daarom het op groei gerichte deel
van haar totaalstrategie versterken. Daartoe moeten we wat de lidstaten op
nationaal niveau kunnen doen, combineren met actie op EU-niveau, en deze
inspanningen verankeren in de Europa 2020-strategie en in onze nieuwe
governancestructuren. Sommige kernonderdelen van dit groei-initiatief bestaan
al, maar ze moeten nog volledig worden uitgevoerd. Om het potentieel van andere
onderdelen te benutten zijn visie, moed en leiderschap nodig, maar de
uitdagingen waar de EU nu voor staat, vereisen dan ook doortastende en
doeltreffende actie. De Commissie stelt in deze mededeling een
aantal punten voor die deel kunnen uitmaken van een groei-initiatief dat op
twee elkaar versterkende pijlers rust: ·
een pijler op EU-niveau, die bouwt op de sterke
punten en synergieën die samenwerking op EU-niveau mogelijk maakt; ·
een pijler op lidstaatniveau, die het
groeipotentieel vrijmaakt van de structurele hervormingen die in het kader van
het Europees semester zijn overeengekomen. Na de informele bijeenkomst van de Europese
Raad op 23 mei en in de aanloop naar de Europese Raad van juni zal de Commissie
blijven werken aan alle mogelijke maatregelen die tot sterkere groei en een
sterker concurrentievermogen kunnen leiden.
2.
de rol van de EU in het nieuwe groei-initiatief
Op EU-niveau hebben we samen de Europa 2020-strategie[2] geformuleerd om een slim,
duurzaam en inclusief Europa tot stand te brengen. Dit is het platform voor een
nieuw groei-initiatief. De doelstellingen van Europa 2020 op het gebied van
werkgelegenheid, energie, onderwijs en opleiding, onderzoek en
armoedebestrijding zijn door alle lidstaten onderschreven. De streefcijfers
zijn indicatoren voor de manier waarop Europa moet hervormen. Die hervormingen
stimuleren het concurrentievermogen en bevorderen convergentie en zetten de EU
op koers naar een sterkere groei. Als we ons actiever inzetten voor onze
onderzoeks- en ontwikkelingsdoelstellingen, d.w.z. 3% van het bbp in onderzoek
en ontwikkeling investeren, kunnen we 3,7 miljoen banen creëren en het bbp van
de EU in 2020 met 800 miljard euro doen toenemen. Halen we in 2020 onze
streefcijfers voor klimaatverandering en energie, dan kan dat 5 miljoen banen
opleveren, de energiezekerheid in Europa versterken en ons helpen onze
doelstellingen inzake klimaatverandering te bereiken. Door ten minste 20
miljoen mensen van armoede te bevrijden, krijgen niet alleen zij een beter
leven, maar worden ook voor de samenleving in haar geheel economische voordelen
gerealiseerd. Uit deze cijfers blijkt dat het mogelijk is om in de EU nieuwe
banen en zakelijke mogelijkheden te creëren, de werkgelegenheid sterk terug te
dringen en onze burgers een betere, groenere toekomst te bieden.
2.1.
Het groeipotentieel van de economische en monetaire
unie benutten
Er is de afgelopen jaren veel werk verzet om
de krachtige mechanismen voor economisch toezicht te creëren die nodig zijn om
onze economische en monetaire unie te ondersteunen. De effectiviteit van het
beleid en het vertrouwen van de markten worden bepaald door de wijze waarop de
EU en haar lidstaten dit nieuwe systeem ten uitvoer leggen. Op de langere
termijn is diepgaander integratie noodzakelijk, willen we onze economische en
monetaire unie kunnen voltooien. Een sterke EU heeft een stabiele munt nodig.
Alle lidstaten hebben daar baat bij, ook die buiten de eurozone. De
geloofwaardigheid van de euro op de internationale markten is van invloed op de
mogelijkheden van Europa om tegen een redelijke rente geld te lenen en die
leningen terug te betalen vanuit een sterke economische positie. ·
Met het versterkte stabiliteits- en groeipact
beschikt de EU over de krachtige, op regels gebaseerde beleidsinstrumenten die
voor gezonde overheidsfinanciën nodig zijn. Voor de meeste lidstaten heeft het
corrigeren van buitensporige tekorten nu prioriteit. Naast het recent
voorgestelde “two-pack” is het niet onmiddellijk nodig om de onlangs
afgesproken regels te veranderen. De bestaande regels bieden voldoende
oordeelsruimte en mogelijkheden voor differentiëring tussen de lidstaten op
basis van hun begrotingsruimte en hun macro-economische omstandigheden, en
verzekeren de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn. Het
kernpunt van de uitvoering van de regels vormt de beoordeling van de
begrotingsmaatregelen die de lidstaten nemen, met name in structurele termen.
De Commissie zal in het oog houden welke gevolgen de strakke
begrotingsbeperkingen hebben op groeibevorderende overheidsuitgaven en op de
overheidsinvesteringen. Zo nodig zal zij richtsnoeren geven voor mogelijke
actie binnen de grenzen van de begrotingskaders van de EU en de lidstaten. De
komende maanden zal zij verslag uitbrengen over de kwaliteit van de
overheidsuitgaven die voor de aanpak van deze problemen zijn bedoeld. ·
We hebben grote vorderingen gemaakt met het
versterken van onze financiële vangnetten. Het Europees
stabiliteitsmechanisme, het permanente mechanisme voor de financiering van
crisisbeheersing in de eurozone, moet op 1 juli 2012 in werking treden – één
jaar eerder dan oorspronkelijk gepland. Door de combinatie van het Europees
stabiliteitsmechanisme, het Europees financieel stabilisatiemechanisme en
andere crisisfinanciering beschikken we nu over een totale
kredietverleningscapaciteit van 800 miljard euro. Samen met de onlangs
overeengekomen verhoging van de IMF-middelen leveren de Europese financiële
vangnetten een aanzienlijke bijdrage aan de financiële vangnetten op mondiaal
niveau. Maar de manier waarop we onze vangnetten gebruiken, is ook van cruciaal
belang. Voor de lidstaten die het Begrotingsverdrag ratificeren, voorziet het
Europees stabiliteitsmechanisme in een reeks nieuwe instrumenten die een
krachtigere EU-respons op crisissituaties mogelijk maken. In dit verband zijn
flexibiliteit en snelle actie essentieel. ·
Een sterkere banksector in de EU: een financiële meltdown is voorkomen en het toezicht op de financiële
sector is volledig herzien. Op grensoverschrijdend opererende banken wordt nu
toezicht gehouden door colleges van toezichthouders en er zijn drie nieuwe
EU-toezichthouders ingesteld. Daarnaast is het Europees Comité voor
systeemrisico’s ingesteld als macroprudentiële toezichthouder op EU-niveau. De
herkapitalisatie van bepaalde banken moet nog worden afgerond in het kader van
de strategie die thans door de Europese Bankautoriteit wordt gecoördineerd.
Alhoewel sommige banken al bezig zijn met de aflossing van de overheidsleningen
die zij tijdens de crisis hebben gekregen, is een en ander wel gepaard gegaan
met enorme kosten voor de belastingbetaler. Om te zorgen dat de particuliere
sector een eerlijk deel bekostigt van mogelijke toekomstige reddingsoperaties,
zal de Commissie in juni een wetgevingsvoorstel indienen voor een
gemeenschappelijk kader voor het herstel en de afwikkeling van banken en
beleggingsondernemingen. Dit biedt een instrumentarium voor de begeleide
afwikkeling van systeemkritische instellingen indien noodzakelijk. ·
Verdieping van de economische en monetaire unie: voorbij de onmiddellijke horizon is een toekomstperspectief voor de
economische en monetaire unie van de EU op de langere termijn nodig. De
Commissie is voorstandster van een ambitieuze en gestructureerde respons. De
groeivooruitzichten van de EU zijn sterk aangetast door het huidige gebrek aan
vertrouwen in de eurozone. Zolang enkele belangrijke onzekerheden, zoals de
situatie in Griekenland, niet zijn verholpen, zal het vertrouwen dat vereist is
voor investeringen en werkgelegenheid tekort blijven schieten. Op basis van wat
dusver is bereikt, zal er een proces moeten zijn om de belangrijkste stappen
naar een volledige economische en monetaire unie in kaart te brengen. Door
vastberadenheid te tonen om verder te gaan en door de politieke inzet van de
lidstaten voor de euro te demonstreren, moeten we het vertrouwen in de eurozone
en ons vermogen om de huidige problemen te overwinnen, herstellen. Daarvoor is
een op brede basis gestoeld proces nodig dat rekening houdt met juridische
punten. Een politiek proces moet hiervan deel uitmaken om te voorzien in de
democratische legitimiteit en verantwoording van verdere integratiestappen. Bij
het in kaart brengen van de belangrijkste bouwstenen kan onder meer worden
overwogen een bancaire unie tot stand te brengen, met geïntegreerd financieel
toezicht en een eengemaakt depositogarantiestelsel. De Commissie heeft haar
ideeën over de wijze waarop gezamenlijke schuldemissies in de eurozone zouden
kunnen worden gerealiseerd, in november 2011 al in een groenboek[3] uiteengezet. Het tempo en de
volgorde van deze ontwikkelingen zullen verder moeten worden uitgewerkt en
voorzien van een routekaart en een tijdschema, maar we moeten de
onomkeerbaarheid en de soliditeit van de euro onderstrepen door al in een vroeg
stadium de te nemen maatregelen te bevestigen.
2.2.
Het potentieel van de interne markt benutten
De interne markt voor goederen functioneert
grosso modo goed, maar van de interne markt voor diensten of de interne
onlinemarkt kan dat niet worden gezegd. Een van de doeltreffendste methoden om
groei in de hele EU te stimuleren, is een betere benutting van de interne
markt. Een besluit om eindelijk een EU-octrooi in te voeren, zou
innovatieve bedrijven een onmiddellijke boost geven. Het is na zo veel jaren
tijd om nu knopen door te hakken. In juni zal de Commissie maatregelen
voorstellen om de uitvoering van de dienstenrichtlijn te verbeteren. Veel
lidstaten hebben ervoor gekozen barrières en beperkingen te handhaven, waardoor
zijzelf, maar ook andere lidstaten, niet alle potentiële voordelen van de
richtlijn op het vlak van concurrentievermogen en groei kunnen plukken. Uit de
analyse van de Commissie blijkt dat afschaffing van alle beperkingen een extra
winst van wel 1,8% van het bbp kan opleveren, bovenop de geschatte 0,8% die
door de gedeeltelijke uitvoering van de richtlijn al is behaald. Er blijkt ook
uit dat vermindering of afschaffing van de barrières positieve effecten heeft
op de handelsstromen en buitenlandse directe investeringen, maar ook op het
productiviteitsniveau in alle lidstaten, en zou bijdragen tot een herstel van
het evenwicht tussen landen met een overschot en landen met een tekort. Later dit jaar komt de Commissie met een
voorstel voor een tweede Akte voor de interne markt, die tot doel heeft
de eengemaakte markt te voltooien op belangrijke gebieden als de digitale
sector en de netwerkindustrieën, waar de EU momenteel ondermaats presteert.
Door de EU de fysieke en virtuele infrastructuur te geven om de uitdagingen van
de 21e eeuw op te nemen, kunnen we groei en banen creëren. Nieuwe technologieën
en netwerken kunnen de congestie van ons luchtruim en ons wegennet verminderen
en bijdragen tot slimme elektriciteitsnetten die gebruik kunnen maken van
hernieuwbare energiebronnen, elektrische auto’s kunnen voorzien van energie en productiviteitsbevorderende
technologieën door middel van cloud computing tegen lagere kosten beschikbaar
kunnen maken voor alle bedrijven. De EU moet investeren in belangrijke
ondersteunende technologieën zoals biotechnologie, nanotechnologie en microtechnologie,
wil zij haar industriële concurrentievermogen in de toekomst kunnen behouden.
Om de industrie van de EU te moderniseren, moet zij nieuwe goederen en diensten
ontwikkelen en industriële processen herstructureren. De Commissie heeft altijd benadrukt dat
grensoverschrijdende fiscale barrières op de interne markt moeten worden
aangepakt. De maatregelen van afzonderlijke lidstaten om de doelstellingen van
hun groeistrategie te realiseren, kunnen door middel van vooruitgang op
EU-niveau worden ondersteund en gefaciliteerd. Die vooruitgang kan ook
bijdragen tot een stevig totaalkader voor een betere belastinginning,
bestrijding van fraude en het waarborgen van eerlijke en solide
concurrentieverhoudingen. In dit verband moet de Raad actie ondernemen om de Commissievoorstellen
inzake spaargelden en mandaten voor samenwerking met derde landen te
deblokkeren. Later dit jaar zal de Commissie een mededeling publiceren met
opties om problemen in verband met belastingparadijzen en agressieve
belastingplanning aan te pakken. De Commissie is van mening dat schadelijke
belastingplanning tegelijk met fraude moet worden aangepakt. Dat vereist
minutieuze technische werkzaamheden en een duidelijke politieke wil, maar de
voordelen kunnen aanzienlijk zijn: meer belastingopbrengsten, maar ook
eerlijkheid en betere concurrentievoorwaarden. Een duidelijk voorbeeld van de positieve
relatie tussen maatregelen van de EU en van de lidstaten zien we op het gebied
van de energiebelasting. Het voorstel van de Commissie voor herstructurering
van de wijze waarop energie wordt belast, draagt mede bij tot de doelstelling
om een koolstofarme en energiezuinige economie tot stand te brengen, terwijl
het ook de verstoringen aanpakt die het gevolg zijn van de verschillende
belastingheffing op soortgelijke producten die voor hetzelfde doel zijn
bestemd. Door fiscale neutraliteit te bevorderen en groenere energiebronnen te
belonen, kunnen we bijdragen tot de doelstellingen van de EU inzake
vermindering van de CO2-uitstoot, energië-efficiëntie en hernieuwbare
energie.
2.3.
Het potentieel van het menselijk kapitaal benutten
De Commissie heeft in haar recente
werkgelegenheidspakket een aantal concrete maatregelen voorgesteld voor herstel
en banen in de hele EU. De Commissie, de lidstaten, de sociale partners en de
openbare en particuliere belanghebbenden moeten samenwerken bij de uitvoering
van de specifieke maatregelen die zijn voorgesteld om het
werkgelegenheidspotentieel te benutten van sleutelsectoren als ICT (informatie-
en communicatietechnologieën), gezondheidszorg en de groene economie. Het
intensievere toezicht op de nationale banenplannen met behulp van benchmarking
en een scorebord, zoals door de Commissie voorgesteld, versterkt de prikkel om
hervormingen door te voeren die de werkgelegenheid bevorderen. Daartoe wordt
ook bijgedragen door de strakkere koppeling tussen de landspecifieke
aanbevelingen en het gebruik van de structuurfondsen, met name het Europees
Sociaal fonds, zoals de Commissie voor de komende programmeringsperiode (2014–2020)
heeft voorgesteld. Er zijn in de EU meer dan drie miljoen open
vacatures. Om dit soort knelpunten aan te pakken, moeten we daarom meer
investeren in vaardigheden. EU-programma’s zoals Erasmus en Leonardo vervullen
een belangrijke functie: ze helpen mensen om in andere lidstaten te studeren,
een opleiding te volgen en werkervaring op te doen. Met nieuwe EU-instrumenten,
zoals het vaardigheidspanorama en het vaardigheidspaspoort, wordt het
gemakkelijker om vaardigheden die in een lidstaat zijn opgedaan in alle andere
lidstaten te laten erkennen. De Commissie werkt aan het stimuleren van
arbeidsmobiliteit en het onderling afstemmen van beschikbare arbeid,
vaardigheden en vacatures. Veel meer is nog mogelijk, als de juridische en
praktische obstakels voor het vrije verkeer van werknemers worden weggenomen,
met name wat betreft de overdraagbaarheid van pensioenen en de coördinatie van
socialezekerheidsregels, en als banen en werkzoekenden beter bij elkaar worden
gebracht door Eures om te vormen tot een effectief Europees instrument voor
plaatsing en aanwerving.
2.4.
Externe bronnen van groei benutten
Hoewel de externe handelsbalans van de EU over
het algemeen in evenwicht is, wijst de landenanalyse van de Commissie voor
sommige lidstaten op een zorgwekkend verlies van exportaandeel over een
langdurige periode. Er blijkt echter ook uit dat in de best presterende
lidstaten export groei de motor van de economie is. Twee derde van de invoer
van de EU wordt bovendien weer uitgevoerd met een hogere waarde, dus de EU
heeft er alle belang bij om haar handelsverkeer en investeringsbetrekkingen met
belangrijke partners te intensiveren. Een belangrijk deel van de toekomstige
mondiale groei zal afkomstig zijn van de opkomende economieën, die over een
sterk groeipotentieel beschikken. De EU moet deze groei benutten door met
belangrijke partners bilaterale en regionale handels- en
investeringsovereenkomsten te sluiten. De onlangs in werking getreden
vrijhandelsovereenkomst met Korea heeft in 2011 al geleid tot een toename van
de EU-export met 20%. De EU voert met verschillende landen actief
onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst en heeft andere op stapel
staan. Om de enorme voordelen van dergelijke overeenkomsten te realiseren,
moeten we het tempo van de onderhandelingen opvoeren en sneller tot ratificatie
overgaan.
2.5.
Het potentieel benutten van EU-financiering van de
groei die Europa nodig heeft
Ook in tijden van strenge
begrotingsconsolidatie is er behoefte aan gerichte overheidsuitgaven en ‑investeringen.
De Commissie dringt erop aan dat de consolidatie op groeivriendelijke wijze
gestalte krijgt en dat de lidstaten niet te veel korten op de uitgaven voor
onderzoek, onderwijs, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, energie en
sociale dienstverlening. Ook al is de EU-begroting klein – slechts 1% van het
bbp van de EU, toch biedt zij een zeer grote toegevoegde waarde en kan zij als
katalysator fungeren voor groei in heel Europa. ·
Het meerjarig financieel kader voor 2014–2020: de Commissie heeft voorstellen ingediend voor een groei- en
investeringsbegroting voor de volgende financiële periode. In de voorstellen
van de Commissie worden de landspecifieke aanbevelingen voor structurele
hervormingen gekoppeld aan de EU-begrotingssteun om de lidstaten te helpen bij
de noodzakelijke veranderingen en investeringen. De voorstellen bevatten
innovatieve ideeën voor de financiering van onderzoek en innovatie, voor
Europese verbindingen op het gebied van vervoer, energie en breedband en voor
modernisering van het landbouwbeleid en een sterkere plattelandsontwikkeling.
Van de begroting die de Commissie voorstelt, zou ruim 600 miljard euro bestemd
zijn voor de financiering van onderzoek, trans-Europese netwerken,
investeringen in menselijk kapitaal, cohesiebeleid en plattelandsontwikkeling.
In combinatie met het hefboomeffect van nationale medefinanciering en het
gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten levert dit een omvangrijk
budget voor slimme, duurzame en inclusieve groei op. De Commissie heeft
voorgesteld om bepaalde infrastructuurprojecten te financieren met projectobligaties
en de financiering met subsidies uit de EU-begroting uit te breiden.
Projectobligaties zijn bedoeld om de schuldkapitaalmarkten als aanvullende
financieringsvorm voor infrastructuurprojecten te benutten en om de investeringen
in strategische EU-infrastructuur voor vervoer, energie en breedband te
stimuleren. Het is de bedoeling om voor de kapitaalmarktfinanciering van
financieel levensvatbare projecten institutionele beleggers aan te trekken met
stabiele en voorspelbare kasstromen, door de kredietwaardigheid van door particuliere ondernemingen uitgegeven
projectobligaties te verbeteren. Om deze benadering te testen, heeft
de Commissie voor de periode 2012–2013 een proef met projectobligaties
voorgesteld. De medewetgevers handelen snel om mogelijk te maken dat de EIB nog
dit jaar met proefprojecten begint. ·
EU-begroting 2013: de
Commissie heeft een noodzakelijke verhoging van de betalingskredieten met 7%
voorgesteld om aan de te verwachten betalingsverzoeken van de lidstaten te
kunnen voldoen. Ondanks deze verhoging wordt onder het maximum voor
betalingskredieten dat voor het huidige financieel kader van de EU is
overeengekomen, niet overschreden. Al deze betalingen zijn bestemd voor de
ondersteuning van productieve investeringen, steun voor werkgelegenheid en
opleiding en financiering van onderzoek in de lidstaten. In een aantal
lidstaten wordt meer dan 50% van de totale overheidsinvesteringen
medegefinancierd met EU-middelen; het honoreren van EU-verplichtingen is dus
een belangrijke factor voor stimulering van de groei. ·
De structuurfondsen gericht inzetten voor groei
en convergentie in 2012–2013: gemiddeld wordt met het
cohesiebeleid van de EU per jaar 65 miljard euro gemobiliseerd voor
investeringen ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid. Om beter te
kunnen voorzien in de behoeften die het gevolg zijn van de crisis, is 17
miljard euro geherprogrammeerd, waarbij een duidelijke verschuiving optrad ten
gunste van middelen voor onderzoek en innovatie, steun voor het midden- en
kleinbedrijf en arbeidsmarktmaatregelen voor kwetsbare personen, alsook
investeringen in infrastructuur en energie-efficiëntie. Deze inspanningen
zullen worden voortgezet. Ruim 7 miljard euro is meer recent geherprogrammeerd
in het kader van het proefproject van de Commissie voor intensievere
bestrijding van de jeugdwerkloosheid en toegang tot financiering voor het
midden- en klein bedrijf. ·
Verhoging van het gestorte kapitaal van de
Europese Investeringsbank (EIB): om aan de beginselen
van goede bankpraktijk te voldoen, heeft de EIB een kapitaalverhoging nodig,
wil zij het huidige hoge peil van haar jaarlijkse kredietverschaffing kunnen
handhaven op circa 65 miljard euro per jaar. Zoals door de Commissie is voorgesteld,
zouden de lidstaten-aandeelhouders in het kader van een nieuw groei-initiatief
van de EU moeten beslissen tot een verhoging van het gestorte kapitaal met 10
miljard euro. Hiermee zou de totale kredietverschaffingscapaciteit met maximaal
180 miljard euro worden verhoogd. De extra leningen die deze kapitaalverhoging
mogelijk maakt, moeten over de hele EU worden gespreid, ook de meest kwetsbare
landen. Met die leningen zou het midden- en kleinbedrijf moeten worden
geholpen, onder meer op gebieden als energie-efficiëntie en renovatie van
woningen. Dit genereert de hoognodige werkgelegenheid in de zwaar getroffen
bouwnijverheid en helpt de EU haar klimaat- en energiedoelstellingen te
bereiken. Als zo’n kapitaalverhoging er komt, zal de Commissie de lidstaten
helpen om hun deel van de toewijzingen voor de structuurfondsen in te zetten om
het kredietrisico van de EIB te delen en kredietgaranties voor het midden- en
kleinbedrijf te verstrekken. Met deze combinatie van financieringsinstrumenten
kan de economische activiteit in alle sectoren en regio’s worden gestimuleerd
en worden bijgedragen tot een oplossing voor de kredietkrapte waarmee het
midden- en kleinbedrijf nu te kampen heeft. ·
Belasting op financiële transacties: de Commissie heeft voorgesteld een belasting op financiële transacties
in te stellen. Volgens haar voorstel[4]
zouden de opbrengsten daarvan (geschat op zo’n 57 miljard euro) kunnen worden
gebruikt om groeistimulerende investeringen en/of herkapitalisatie van de
banken te financieren. Volgens het Commissievoorstel zou een gedeelte van de
opbrengsten voor de EU-begroting moeten worden gebruikt om de bijdrage van
lidstaten aan de EU-begroting te verminderen.
3.
de rol van de lidstaten in het nieuwe groei-initiatief
3.1.
Het potentieel van het Europees semester 2012
benutten
Om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie
dichterbij te brengen, heeft de Commissie in het kader van het Europees
semester 2012 en het aanzienlijk versterkte stabiliteits- en groeipact voor
elke lidstaat gerichte aanbevelingen aan de Raad voorgelegd. De aanbevelingen
zijn opgesteld aan de hand van een grondige analyse van de situatie in elke
lidstaat en de wijze waarop de lidstaten de aanbevelingen van het Europees
semester 2011[5]
en de richtsnoeren van de jaarlijkse groeianalyse 2012[6] hebben uitgevoerd. Elke
lidstaat heeft zijn eigen specifieke kenmerken en de aanbevelingen van de
Commissie zijn dan ook toegespitst op de sterke en zwakke punten en het
vermogen om problemen aan te pakken van elk land. De economieën van alle lidstaten
zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden – niet alleen door politieke
keuze, geschiedenis en geografie, maar ook door de dynamiek die het gevolg is
van nieuwe technologieën die sneller dan ooit tevoren tot marktintegratie
leiden. Alle nationale situaties bij elkaar geven gestalte aan de algemene
koers van de EU. Onvermijdelijk zullen nationale maatregelen (of het uitblijven
daarvan) positieve en negatieve overlapeffecten hebben voor de rest van de EU;
daarom is een EU-breed stelsel van economische governance nodig, dat wordt
belichaamd door het Europees semester (zie bijlage 1). Voor het eerst heeft de Commissie ook
diepgaande evaluaties verricht op basis van de procedure voor macro-economische
onevenwichtigheden[7].
Deze procedure is opgezet om de algehele macro-economische stabiliteit en de
groei te bevorderen en een hefboom te creëren om het concurrentievermogen te
versterken. Met toepassing van de procedure is in februari het eerste verslag
in het kader van het waarschuwingsmechanisme gepubliceerd. Naar aanleiding van
de bevindingen van dat verslag werden de eerste diepgaande evaluaties verricht
voor twaalf landen (België, Bulgarije, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië,
Cyprus, Hongarije, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk)[8]. Daaruit bleek dat er inderdaad
onevenwichtigheden bestonden, die weliswaar niet buitensporig waren, maar toch
aandacht vereisten; dit houdt ook in dat we moeten blijven werken aan het
herstel van het evenwicht tussen surplus- en deficitlanden. De landspecifieke
aanbevelingen bevatten ook preventieve aanbevelingen, die betrekking hebben op
het beleid ter ondersteuning van het concurrentievermogen en aanpassing van de
arbeidsmarkt, schuldafbouw door de particuliere en de openbare sector en
stabiele ontwikkelingen op de activamarkten.
3.2.
Beoordeling en aanbevelingen van de Commissie
De algemene beoordeling van de Commissie is
dat de lidstaten de noodzakelijke maatregelen nemen om onevenwichtigheden in
hun overheidsfinanciën te corrigeren en op de houdbaarheid van de begroting toe
te zien, maar dat zij dat niet altijd op de meest groeibevorderende wijze doen.
Werkloosheid, vooral onder jongeren, is een ernstig probleem dat slechts
mettertijd kan worden opgelost, maar er is onmiddellijke actie nodig om
werkgelegenheid en productiviteit te verhogen, de afstemming van banen en
vaardigheden te verbeteren en betere opleidingen te bieden, om de mensen op een
goed functionerende arbeidsmarkt weer aan het werk te helpen. Meer in het
algemeen moeten de negatieve sociale gevolgen van de crisis, zoals voor het
armoedepeil, worden aangepakt. Verschillende lidstaten, in het bijzonder de
landen met een programma voor structurele aanpassing en de landen die door de
markten scherp in het oog worden gehouden, voeren ingrijpende sociale hervormingen
door, ook van hun arbeidsmarkt. Deze inspanningen zijn essentieel om herstel en
duurzame groei te ondersteunen en bij te dragen tot de algehele vermindering
van de macro-economische onevenwichtigheden in Europa. In de hele EU is echter
ingrijpender actie noodzakelijk om ons groeipotentieel te ontsluiten, zakelijke
kansen te creëren en het potentieel voor nieuwe banen te benutten, zoals in de
groene economie, de dienstensector, de energiesector, het toerisme en de
digitale economie, alsmede om het peil van vaardigheden en innovatie te
verhogen. Dringende maatregelen zijn nodig om het herstel en de levensstandaard
te ondersteunen en de problemen van de vergrijzing te helpen opvangen. De Commissie stelt met bezorgdheid vast dat de
toezeggingen van de lidstaten ontoereikend zijn om de EU in staat te stellen
haar kerndoelstellingen voor 2020 te halen op cruciale gebieden als
arbeidsparticipatie, onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en
armoedebestrijding. Het halen van deze doelstellingen is echter voor de
toekomst van Europa onontbeerlijk. Hoe
kunnen de lidstaten hun eigen groeipotentieel ontsluiten? De Commissie
gaf in de jaarlijkse groeianalyse 2012 aan dat de nationale en Europese
inspanningen zich in 2012 moeten richten op vijf prioriteiten: ·
een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van
begrotingsconsolidatie voeren; ·
de kredietverstrekking aan de economie
normaliseren; ·
groei en concurrentievermogen bevorderen, nu en
voor de toekomst; ·
werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis
aanpakken; ·
het overheidsapparaat moderniseren. In het volgende onderdeel geeft de Commissie
een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van haar analyse per land op
basis van het stabiliteits- of convergentieprogramma van de lidstaat, het
nationale hervormingsprogramma en waar van toepassing de verbintenissen in het
kader van het Euro Plus-pact. In het tekstvak aan het begin van elk onderdeel
worden de belangrijkste landspecifieke aanbevelingen vermeld en aangegeven hoe
de uitvoering daarvan tot de nationale groeivooruitzichten kan bijdragen. Een
gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie voeren Het doel
van de landspecifieke aanbevelingen inzake groeivriendelijke
begrotingsconsolidatie is dat uiteindelijk alle lidstaten een gezond begrotingsbeleid
voeren. De aanbevelingen zijn in overeenstemming met gedifferentieerde
begrotingsstrategieën en houden rekening met de specifieke kenmerken van elke
lidstaat, met name de bestaande budgettaire en macrofinanciële risico’s. De
lidstaten wordt aangeraden om bij het terugdringen van het overheidstekort en
de overheidsschuld geen afbreuk te doen aan de overheidsinvesteringen in
onderzoek en innovatie, onderwijs en energie, en om de stelsels voor sociale
bescherming, met inbegrip van het pensioenstelsel, duurzamer en effectiever te
maken. Diverse aanbevelingen hebben betrekking op de belastingheffing, waarbij
het de bedoeling is de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar milieu en
verbruik, de efficiëntie te vergroten door allerlei ontheffingen (waaronder
verlaagde tarieven) af te schaffen, en belastingontduiking en de
schaduweconomie te bestrijden. De lidstaten wordt ook aanbevolen om toe te zien
op begrotingsdiscipline op lagere bestuursniveaus. In het kader van het stabiliteits- en
groeipact geldt momenteel voor 23 lidstaten de buitensporigtekortprocedure.
Voor die landen wordt er in de landspecifieke aanbevelingen in dit pakket op
gewezen dat zij de eerder door de Raad gedane corrigerende aanbevelingen moeten
uitvoeren. Voor Duitsland en Bulgarije heeft de Commissie op 30 mei
afzonderlijk besloten om voor te stellen het besluit tot vaststelling van het
bestaan van een buitensporig tekort in te trekken. Naar aanleiding van de
beoordeling van de maatregelen van Hongarije heeft de Commissie, overeenkomstig
de verordening tot oprichting van het Cohesiefonds, een voorstel voor een
besluit van de Raad goedgekeurd om de in maart 2012 vastgestelde schorsing van
de vastleggingen in het kader van het Cohesiefonds op te heffen. De lidstaten
die niet onder de buitensporigtekortprocedure vallen, worden in de
landspecifieke aanbevelingen aangemoedigd begrotingsplannen uit te voeren die
zowel groeivriendelijk zijn als gericht op het bereiken en in stand houden van
een begrotingspositie die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange
termijn waarborgt, met inachtneming van de kosten van de vergrijzing. Uit de analyse van de Commissie blijkt dat de
lidstaten goeddeels op schema liggen wat betreft hun inspanningen tot
begrotingsconsolidatie en het terugdringen van hun overheidstekort. De tekorten
moeten dalen van 4,5% in 2011 naar 3,5% in 2012. De overheidsschuldquote blijft
echter stijgen en komt in 2012 op 86% uit, ook als gevolg van de lagere groei.
Volgens de Commissie is het zaak de overeengekomen termijnen voor het corrigeren
van buitensporige tekorten in acht te nemen en spoedig de door de Raad
vastgestelde begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn te
realiseren. Dergelijke begrotingsaanpassingen moeten zo worden uitgevoerd dat
duurzamer economische groei wordt ondersteund, zoals hierna beschreven. Dit is
in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, dat voorziet in
automatische stabilisatoren die op het structurele aanpassingstraject actief
zijn om buitensporige tekorten te corrigeren en uiteindelijk de doelstellingen
voor de middellange termijn te realiseren. Tegelijkertijd wordt erop gewezen
dat de lidstaten die het sterkst door de markt in het oog worden gehouden,
intensief naar consolidatie moeten streven, ook als de macro-economische
omgeving slechter uitvalt dan verwacht. Voor landen die uit een
buitensporigtekortprocedure komen, is het ook aan te bevelen om de beschikbare
begrotingsruimte te benutten voor groeibevorderende investeringen. De lidstaten
introduceren versterkte nationale begrotingskaders, zoals de EU-wetgeving
voorschrijft. Er moet echter bijzonder sterk op worden toegezien dat de
begrotingdiscipline op het niveau van de centrale overheid gepaard gaat met
even doeltreffende maatregelen om de overheidsfinanciën op subnationaal
niveau onder controle te houden. Dit is voor verschillende federale of
geregionaliseerde landen een bijzondere uitdaging. Het is van belang om de kwaliteit van de
overheidsfinanciën te verbeteren; daartoe moeten de lidstaten hun uitgaven
prioritair richten op de doelstellingen van Europa 2020 en die uitgaven zo
efficiënt mogelijk besteden. De EU-controle op staatssteun draagt bij tot
kwalitatief goede bestedingen en minimale verstoring. De Commissie heeft recent
een ambitieus voorstel gedaan voor modernisering van de staatssteun; de
lidstaten zullen moeten toezien op betere naleving van de voorschriften en
betere interne coördinatie van staatssteunmaatregelen op nationaal niveau. De pensioenstelsels worden aangepast om
de uitdagingen van een vergrijzende bevolking te kunnen aanpakken;
verschillende landen voeren ingrijpende hervormingen door, die gemeen hebben
dat tot op latere leeftijd zal moeten worden gewerkt. Deze hervormingen zijn
onontbeerlijk om de financiële kosten in toom te houden en de financiële
houdbaarheid van een passend socialezekerheidsstelsel op de lange termijn te
waarborgen. Daarnaast is het nodig oudere werknemers langer aan het werk te
krijgen en te houden dan thans nog gebruikelijk is, in overeenstemming met de
hogere levensverwachting, en de gepastheid van het pensioenpeil in het oog te
houden, zulks om armoede onder ouderen te voorkomen. Minder vooruitgang is
geboekt ten aanzien van de zorgstelsels, waarvoor de noodzaak van toegang tot
gezondheidszorg en langdurige zorg in evenwicht moet worden gebracht met de
toenemende financiële druk die het gevolg is van de demografische
ontwikkelingen. Om de begrotingsconsolidatie te ondersteunen,
worden in verschillende lidstaten de belastingen verhoogd. De Commissie
heeft ertoe opgeroepen de belastingheffing te verschuiven van arbeid naar
praktijken die het milieu schaden, consumptie en onroerend goed, waarbij erop
moet worden gelet dat de lasten niet onevenredig sterk op de armste delen van
de samenleving drukken. Hoewel een aantal lidstaten de verbruiksbelastingen
aanzienlijk heeft verhoogd en de daling van de milieubelastingen heeft gekeerd,
wijst niets op een algemene verlaging van de belasting op arbeid. Er wordt in
zekere mate naar gestreefd om belastingontheffingen en ‑subsidies en verlaagde
tarieven (bijvoorbeeld voor de btw) af te schaffen. Die inspanningen moeten
worden voortgezet. Maatregelen worden genomen om de naleving van de
belastingwetgeving te verbeteren, maar er moet veel harder worden opgetreden
tegen de schaduweconomie. De kredietverstrekking aan de economie
normaliseren Om de
kredietverstrekking aan de economie te normaliseren, wordt in de landspecifieke
aanbevelingen benadrukt dat de herstructurering van de banksector moet worden
voltooid, waarbij buitensporige schuldafbouw moet worden vermeden. Er wordt gewerkt aan voortzetting van de herstructurering
van de financiële sector en versterking van het toezichtkader
overeenkomstig de wetgeving en de aanbevelingen van de EU. De situatie van de
banken die het sterkst zijn blootgesteld aan de crisis en nog steeds zwakten
vertonen, blijft zorgwekkend. Dit verklaart waarom in de aanbevelingen voor
sommige landen wordt opgeroepen tot verdere herstructurering en
voorzorgsmaatregelen. Voor vele landen blijft normalisering van
de kredietverstrekking aan de reële economie, met name het midden- en
kleinbedrijf, een probleem. Dit kan deels worden verklaard door de zwakke
financiële positie en ongunstige vooruitzichten van het bedrijfsleven, maar ook
het ontbreken van passende kanalen om het midden- en kleinbedrijf bij te staan
is een belangrijke factor. Nieuwe kapitaalfondsen voor het bedrijfsleven moeten
worden bevorderd, alsmede de toegang tot peer-to-peerleningen, private equity
en durfkapitaal. De structuurfondsen van de EU kunnen hier in sommige lidstaten
een belangrijke rol spelen, namelijk door met specifieke instrumenten leningen
en garanties te financieren. Veel kleine en middelgrote bedrijven hebben
last van te late betalingen door overheidsinstellingen. Dit probleem wordt aangepakt
met de nieuwe richtlijn betalingsachterstanden, die in maart 2013 in werking
treedt. Het kan zijn dat overheidsinstellingen extra maatregelen moeten nemen
voor het wegwerken van betalingsachterstanden die vóór de inwerkingtreding van
de richtlijn zijn ontstaan. Groei en
concurrentievermogen bevorderen, nu en voor de toekomst Om groei
en concurrentievermogen te bevorderen, wordt in de landspecifieke aanbevelingen
nadruk gelegd op verbetering van het ondernemingsklimaat, onder meer door
administratieve lastenverlichting, en openstelling van de netwerkindustrieën
(zoals energie, spoorwegen en telecommunicatie) voor concurrentie, zodat
burgers en bedrijven betere dienstverlening kunnen krijgen tegen betere
prijzen. In sommige gevallen wordt aanbevolen om de onafhankelijkheid van de
regelgevende instanties te vergroten. Wat de tenuitvoerlegging van de
dienstenrichtlijn betreft, wordt aanbevolen om een einde te maken aan
onterechte of buitenproportionele beperkingen op dienstverlening, waaronder
discriminatie op grond van nationaliteit of woonplaats. De aanbevelingen
stellen ook de beperkingen in de detailhandelssector aan de orde. Daarnaast
wordt aandacht besteed aan stimulering van onderzoek en innovatie, efficiënter
gebruik van hulpbronnen en een betere afstemming van het onderwijs op de eisen
van de arbeidsmarkt. De toegang tot sommige diensten is in
veel lidstaten onvoldoende. Een ambitieuzere uitvoering van de
dienstenrichtlijn zou hierbij helpen, net als maatregelen ter versterking van
de concurrentie en het concurrentievermogen in de detailhandelssector, het
wegnemen van belemmeringen voor het betreden en het verlaten van de markt en
het opheffen van onterechte beperkingen voor zakelijke en professionele
diensten, juridische beroepen, boekhoudkundig of technisch advies, de
gezondheidszorg en de sociale sector. De openstelling van de markten voor
overheidsopdrachten door inschrijvingen van buitenlandse bedrijven actief
te stimuleren, leidt ook tot nieuwe kansen, processen en innovatie. De prestaties van belangrijke netwerkindustrieën
– vervoer, energie en breedband – moeten aanzienlijk worden verbeterd. In
verschillende landen moet nodig in infrastructuur worden geïnvesteerd om de
koppeling te verbeteren, het aanbod te verbreden en prijsconcurrentie mogelijk
te maken. Gezien de geringe budgettaire speelruimte moet gebruik worden gemaakt
van innovatieve financieringsvormen waarbij particuliere en openbare bronnen
worden gecombineerd, zoals de projectobligaties van de EU. De mededinging is op
vele markten nog steeds beperkt, en het EU-brede regelgevingskader is nog niet
volledig van kracht: de helft van de lidstaten heeft de richtlijnen betreffende
de interne energiemarkt nog niet of niet correct omgezet. In verschillende
lidstaten moet er meer concurrentie komen tussen energieleveranciers, moeten de
gereglementeerde prijzen verdwijnen en moet de onafhankelijkheid van de
regelgever worden versterkt. In de vervoerssector moet meer worden gedaan om de
regelgevingslast te verlichten en de drempels om de spoorvervoersmarkt te
betreden in grote lidstaten en transitlidstaten weg te nemen. De gemiddelde
breedbandpenetratie is nog steeds laag, en er is aanzienlijke ruimte voor
verbetering van de dienstverlening en stimulering van elektronische handel. Gezien de toenemende schaarste van de
hulpbronnen en de volatiliteit van de prijzen, alsmede de huidige
klimaatverandering, zijn efficiënter gebruik van hulpbronnen en ontwikkeling
van een koolstofarme economie essentieel om het concurrentievermogen van Europa
te versterken. Door hulpbronnen efficiënter te gebruiken en natuurlijke
hulpbronnen beter te beheren, ontstaan aanzienlijke economische mogelijkheden
voor toekomstige groei en banen, waarmee een grotere productiviteit, lagere
kosten en sterkere innovatie mogelijk worden. Een hoog O&O- en innovatiepeil is
cruciaal om het concurrentievermogen van Europa in stand te houden. Hoewel
sommige lidstaten nu op veel gebieden nog tot de wereldleiders behoren,
verliest Europa over het algemeen terrein. De overheidsuitgaven voor onderzoek
zijn door de begrotingsconsolidatie in veel lidstaten aangetast, in plaats van
steviger te zijn afgeschermd of verhoogd. Er zijn duidelijk meer particuliere
investeringen in onderzoek en ontwikkeling nodig, die de overheid zo nodig moet
aanmoedigen met stimuleringsregelingen. Het naar de markt brengen van de
resultaten van onderzoek moet door middel van precommerciële
overheidsopdrachten worden bevorderd. Meer in het algemeen moeten er
eenvoudigweg meer partnerschappen tot stand komen tussen instellingen voor
onderwijs en een leven lang leren, onderzoeksinstellingen en bedrijven, waarbij
ten volle gebruik moet worden gemaakt van de beschikbare EU-instrumenten. Werkloosheid en de sociale gevolgen van
de crisis aanpakken Veel van
de aanbevelingen zijn bedoeld om de voorwaarden te scheppen voor meer
werkgelegenheid, de arbeidsparticipatie te vergroten en mensen aan het werk te
houden. Bijzondere nadruk ligt op de bestrijding van jeugdwerkloosheid en
schooluitval en de verbetering van opleidingen, waaronder beroepsopleidingen en
leercontracten. Een aantal aanbevelingen is gericht op armoedebestrijding en
hulp aan kwetsbare bevolkingsgroepen. Andere onderwerpen zijn versterking en
individualisering van de steun aan werkzoekenden en stimulering van voltijdswerk
voor vrouwen. De lidstaten wordt bovendien aanbevolen om ervoor te zorgen dat
de loonvormingsmechanismen voldoende in overeenstemming zijn met de
productiviteitsontwikkeling en dat zij de werkgelegenheid stimuleren. Door de crisis is de werkloosheid sterk
gestegen en het vooruitzicht op werk voor veel mensen sterk verslechterd,
waardoor het risico bestaat dat zij zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. De
hoge werkloosheid zal waarschijnlijk nog enige tijd aanhouden, aangezien
economisch herstel pas met enige vertraging leidt tot een gunstiger
arbeidsmarkt. De lidstaten voeren een actief arbeidsmarktbeleid – met
bijvoorbeeld opleidingen voor werklozen en richtsnoeren van de
overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling – maar dat beleid is vaak onvoldoende
gericht en weinig effectief. De sociale gevolgen van de crisis zijn steeds
sterker voelbaar. Armoede en het risico op armoede nemen toe en de druk
op de overheidsuitgaven leidt tot moeilijke afwegingen voor sociale
dienstverlening en uitkeringen. De jeugdwerkloosheid is dramatisch
gestegen: jongeren lopen tweemaal zoveel kans op werkloosheid als volwassenen.
Gemiddeld bedraagt de jeugdwerkloosheid in de EU 22%, maar in sommige lidstaten
zit maar liefst 50% van de jongeren zonder werk. Er zijn enkele veelbelovende
ervaringen met jongerengaranties, die in de EU meer zouden kunnen worden
toegepast, ook met steun van het Europees Sociaal Fonds. Er is onvoldoende vooruitgang geboekt met de
uitbreiding van betaalbare faciliteiten voor de opvang van kinderen en hulpbehoevenden,
de vermindering van het verschil in beloning en de verbetering van de fiscale
behandeling van tweede verdieners, waardoor het niet is gelukt om de arbeidsparticipatie
van vrouwen significant te vergroten. Er wordt nog onvoldoende nadruk gelegd
op strategieën voor actief ouder worden, zoals modernisering van de
arbeidsregelingen en betere mogelijkheden om een leven lang te leren, die
essentieel zijn om de arbeidsparticipatie te vergroten, met name voor oudere
werknemers. Sommige lidstaten hebben hun systemen voor
loonvorming en indexering ingrijpend hervormd om de loonontwikkeling meer
in overeenstemming te brengen met de ontwikkelingen op het gebied van
productiviteit. Beperkte vooruitgang is bereikt in andere landen, waar het
functioneren van bepaalde systemen voor loonindexering is aangewezen als een
mogelijke bedreiging voor het concurrentievermogen. Deze landen zullen in
overleg met de sociale partners moeten uitzoeken hoe deze handicap in de
toekomst moet worden aangepakt. In landen met een overschot op de lopende
rekening is er enig evenwichtsherstel ten gunste van de binnenlandse vraag
merkbaar, ook door loonsverhoging. Deze ontwikkeling moet doorzetten. Er moet
een evenwicht worden gevonden, zodanig dat het loonpeil niet te hoog is om de aanwerving
van met name jongeren en laaggeschoolden te ontmoedigen, maar ook niet zo laag
dat werkenden in een armoedeval terecht kunnen komen. Sommige lidstaten zijn begonnen met een
ingrijpende wijziging van hun arbeidswetgeving om flexibeler contractvormen
en arbeidsregelingen mogelijk te maken, maar in andere gevallen lijkt het
hervormingsproces trager te verlopen dan zou moeten gezien de urgentie van de
situatie en de risico’s van segmentering van de arbeidsmarkt, waarbij een groot
deel van de bevolking in een precaire arbeidssituatie verkeert of buiten de
arbeidsmarkt staat. In verschillende landen zijn kortlopende arbeidscontracten
en andere regelingen voor interne flexibiliteit effectief gebleken om
werkgelegenheid te behouden tijdens het hoogtepunt van de crisis, vooral in de
be- en verwerkende industrie. Om het creëren van werkgelegenheid te steunen,
heeft de Commissie voorstellen gedaan om de lidstaten aan te moedigen hun
werkgelegenheidsbeleid te versterken[9]
door gebruik te maken van de arbeidskansen in de groene economie, de
gezondheidszorg en de ICT-sector, waar volgens haar schatting meer dan 20
miljoen banen kunnen worden gecreëerd. Met het Eures-systeem voor vacatures kan
bovendien de mobiliteit tussen de lidstaten worden bevorderd, door vaardigheden
en vacatures grensoverschrijdend op elkaar af te stemmen. De lopende inspanningen om de hoge schooluitval
aan te pakken, ook door middel van preventiemaatregelen en hervorming van de
stelsels voor onderwijs en beroepsopleiding om onder meer leercontracten te
stimuleren, moeten worden opgevoerd. Dat is essentieel om de nieuwe generaties
aan het werk te krijgen, maar ook voor het algemene concurrentievermogen van de
economie, aangezien de EU een achterstand heeft op haar grootste
handelspartners. Bovendien dreigt de democratische verschuiving opnieuw te
leiden tot gebrekkige afstemming tussen vaardigheden en banen en tekorten aan
vaardigheden, door de sterkere druk om langer en productiever te werken.
Verschillende landen moeten zich bijzonder inzetten om het grote aantal
vroegtijdige schoolverlaters te verminderen, de kansen van jongeren op de
arbeidsmarkt te vergroten en de jeugdwerkloosheid terug te dringen. Meer in het
algemeen moeten de prestaties van de onderwijssector, met inbegrip van het beroepsonderwijs
en het tertiair onderwijs, over de hele linie verbeteren. In veel lidstaten is
er ruimte om regelingen met leercontracten op te zetten. In het algemeen moet
er nog veel meer worden gedaan om onderwijs en opleiding af te stemmen op de
toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt en daarop te anticiperen, teneinde de
overgang van de onderwijssituatie naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Het overheidsapparaat moderniseren De
landspecifieke aanbevelingen hebben, wat het overheidsapparaat betreft, betrekking
op dienstverlening aan het bedrijfsleven, het aanpakken van achterstanden
binnen het juridische stelsel en het gebruikmaken van e-overheid om het contact
met burgers en bedrijven te vergemakkelijken. In een aantal gevallen betreffen
de aanbevelingen ook de versterking van de administratieve capaciteit in
verband met de fondsen van de EU. Het overheidsapparaat staat momenteel
in de hele EU onder druk: niet alleen moet de overheid korten op de budgetten
en het personeelsbestand, zij moet zich ook aanpassen aan de steeds hogere
verwachtingen van de samenleving en het bedrijfsleven. Naarmate de politieke en
economische integratie voortgaat, moet de overheid ook steeds meer en steeds
ingewikkelder en veeleisender EU-regelingen uitvoeren. Door zwakke instanties
ontstaan in verschillende lidstaten problemen, die uiteenlopen van problemen
bij het zakendoen tot tekortschietende uitvoering van de EU-fondsen en
gebrekkige omzetting van EU-wetgeving. Om een hoge kwaliteit van de openbare
dienstverlening te garanderen, is technologische en organisatorische innovatie
vereist, bijvoorbeeld een resolute invoering van e-overheid. Een aantal
overheidsdiensten kan voordeel hebben bij een meer intensieve uitwisseling van
beste praktijken. De efficiëntie van het civielrechtelijke stelsel moet
in veel landen worden verbeterd, met name door achterstanden weg te werken, de
gerechtelijke procedures te versnellen en alternatieve vormen van
geschillenbeslechting in te voeren. Gezien de druk op de overheidsfinanciën zijn
de fondsen van de EU in veel landen een noodzakelijke hefboom om de
economie te stimuleren en groeibevorderende projecten in de praktijk te
financieren. Het bestuur van de overheidsinstellingen moet worden versterkt
door het ambtenarenapparaat verder te professionaliseren, het beheer van de
personele middelen te verbeteren, de analysecapaciteit te versterken en de
continuïteit en stabiliteit van een gekwalificeerd personeelsbestand te
garanderen. De regelgeving op EU-niveau is vereenvoudigd en de Commissie helpt de
lidstaten bij de herprogrammering om de financiering aan de groeibehoeften aan
te passen. Veel lidstaten moeten zich sterker inspannen
om belastingfraude en ‑ontduiking aan te pakken. Alle lidstaten kennen een
“schaduweconomie”, die soms sterk ontwikkeld is. De problemen die door
belastingfraude en ‑ontduiking ontstaan moeten op verschillende niveaus worden
aangepakt door inspanningen van de lidstaten voor een effectievere
belastinginning, versterkte en effectieve samenwerking tussen lidstaten, een
duidelijk en samenhangend EU-beleid ten opzichte van derde landen om passende
maatregelen mogelijk te maken voor de aanpak van fraude en ontduiking waarbij
gebruik wordt gemaakt van gebieden buiten de EU waar minder strenge normen
gelden, en een gecoördineerd en effectief beleid met betrekking tot derde
landen.
4.
Conclusies
Door de crisis zijn diepgewortelde
onevenwichtigheden aan het licht gekomen en is gebleken dat in de hele EU de
nodige hervormingen zijn uitgebleven. Zoals het enige tijd heeft geduurd
voordat die problemen voelbaar werden, zal het ook tijd kosten om het evenwicht
in de EU-economie weer te herstellen. Uit de analyse in het kader van het
Europees semester 2012 is gebleken dat de nieuwe economische governance
resultaten begint op te leveren, doordat de lidstaten zich kunnen concentreren
op essentiële hervormingen die tot duurzame groei en werkgelegenheid leiden.
Evenzeer is het duidelijk dat de lidstaten bij hun beslissingen inzake
begrotingsconsolidatie niet altijd de groeivriendelijkste koers kiezen. In het algemeen moeten groeimaatregelen de
komende twaalf maanden meer aandacht en urgentie krijgen, terwijl ook de
begrotingsconsolidatie en de stabilisatie van de financiële sector moeten
worden voortgezet. Dat moet op nationaal en EU-niveau op gecoördineerde wijze
gebeuren, zodat de beleidsmaatregelen en hervormingen het beste resultaat
opleveren. Met de voorstellen in deze mededeling en de
nader gedetailleerde landspecifieke aanbevelingen wil de Commissie concrete
maatregelen realiseren om de groei en werkgelegenheid in de EU te herstellen,
met als doel de levensstandaard te verhogen, de armoede te bestrijden en voor
de toekomst meer duurzame groei tot stand te brengen. Deze aanbevelingen moeten
met voorrang worden uitgevoerd. De Commissie zal van alle instrumenten binnen
het nieuwe governancekader gebruikmaken om de vooruitgang gedurende het komende
jaar te meten en te beoordelen. Met het oog op een uitgebalanceerde aanpak om
de EU uit de crisis te helpen, blijft de Commissie zich tegelijkertijd sterk
richten op de volledige tenuitvoerlegging van de Routekaart van 2011. De Commissie zal intensief samenwerken met de
lidstaten en de Europese instellingen om haar groei-initiatief uit te voeren en
de bouwstenen en het tijdschema voor de voltooiing van de economische en
monetaire unie te ontwikkelen. Bijlage 1: Het
Europees semester Bijlage 2: Resultaten van de
diepgaande evaluaties en de buitensporigtekortprocedures Bijlage 1: Het Europees semester voor
beleidscoördinatie In maart 2010 diende de Commissie een voorstel
in voor de Europa 2020-strategie, dat door Europese Raad diezelfde maand
werd goedgekeurd. Europa 2020 is de groeistrategie van de EU voor de komende
tien jaar. De strategie bevat vijf kerndoelstellingen op het gebied van
werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat en energie, onderwijs en
armoedebestrijding. Drieëntwintig lidstaten bereikten bovendien in maart 2011
overeenstemming over het Euro Plus-pact om de coördinatie te bevorderen
van hervormingen die op EU-niveau niet volledig zijn geregeld (zie tekstkader).
Daarnaast stelde de Commissie een “sixpack”
voor met wetgeving inzake economische governance. Dit werd door de
medewetgevers van de EU goedgekeurd en trad op 13 december 2011 in
werking. Door deze nieuwe wetgeving beschikt de EU over nieuwe effectieve
instrumenten om het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten beter te
monitoren en de voorschriften te handhaven. Bij de nieuwe wetgeving werd het stabiliteits-
en groeipact gewijzigd om het collectieve toezicht op de overheidsfinanciën
te versterken. Er is een veel sterkere nadruk komen te liggen op het in het
Verdrag vervatte schuldquotecriterium en er zijn nieuwe handhavingsmechanismen
ingevoerd (inclusief sancties) voor zowel het preventieve als het corrigerende
deel van het pact. Gezien het belang van een krachtige aanpak van
macro-economische onevenwichtigheden van niet-fiscale aard is het toezichtkader
bovendien verbreed door middel van een nieuwe procedure voor
macro-economische onevenwichtigheden. Deze moet voorkomen dat
onevenwichtigheden ontstaan die de economische stabiliteit in gevaar brengen.
Als de onevenwichtigheden aanhouden, zorgt de procedure voor corrigerende
actie. De nieuwe procedure omvat een sanctieregeling in geval van herhaalde
niet-nakoming van de gemaakte afspraken. Met toepassing van de nieuwe procedure
heeft de Commissie in februari 2012 het eerste verslag in het kader van het
waarschuwingsmechanisme gepubliceerd. Naar aanleiding van de bevindingen van
dat verslag werden de eerste diepgaande evaluaties verricht voor twaalf landen
(België, Bulgarije, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Hongarije,
Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk)[10]. Om gezamenlijk deze doelstellingen te
verwezenlijken en al deze verbintenissen samen te brengen, met het oog op een
betere coördinatie vooraf en een betere follow-up van de besluiten, kwamen de
lidstaten in 2011 voor het eerst tot overeenstemming over en tot uitvoering van
een nieuwe methode om het nationale beleid te coördineren, het Europees
semester voor beleidscoördinatie. De cyclus begint met de publicatie van een
jaarlijkse groeianalyse door de Europese Commissie, waarin zij een overzicht
geeft van de economische uitdagingen en prioriteiten stelt voor de EU in haar
geheel. De jaarlijkse groeianalyse wordt aan het Europees Parlement
gepresenteerd en dient als referentiepunt voor de besprekingen van de
staatshoofden en regeringsleiders op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese
Raad. Op basis van hun richtsnoeren presenteert elke lidstaat in de maand april
een stabiliteitsprogramma of convergentieprogramma (dat betrekking heeft op de
situatie van zijn overheidsfinanciën), en een nationaal hervormingsprogramma
(met maatregelen om groei en werkgelegenheid te stimuleren), zodat de Commissie
deze tegelijkertijd kan beoordelen. De beoordelingen van de Commissie nemen de
vorm aan van voorstellen voor jaarlijkse landspecifieke aanbevelingen, die dan
door de verschillende Raadsformaties worden besproken, aan het begin van de
zomer door de Europese Raad worden goedgekeurd en vervolgens door de Raad
definitief worden vastgesteld. In de tweede helft van het jaar leggen de
lidstaten de laatste hand aan hun nationale begroting en hervormingsstrategie
en bespreken en volgen de Commissie en de bevoegde EU-instanties de prestaties
en vorderingen. Het vandaag gepresenteerde pakket moet leiden
tot de afsluiting van het tweede Europees semester voor beleidscoördinatie op
de Europese Raad van juni 2012. Ten opzichte van het vorige jaar zijn de
effectiviteit van het proces en het effect van de verstrekte richtsnoeren
versterkt door de lessen die uit de uitvoering van de aanbevelingen van 2011
zijn getrokken, door de bevindingen van de voor 12 lidstaten uitgevoerde
diepgaande evaluaties en door het grotere automatisme bij de goedkeuring van de
voorgestelde aanbevelingen voor actie. Het Euro Plus-pact De
lidstaten die zich bij het Euro Plus-pact hebben aangesloten – alle landen van
de eurozone plus Bulgarije, Denemarken, Letland, Litouwen, Polen en Roemenië –
hebben zich verbonden tot ingrijpende hervormingen op de vier gebieden die
onder het pact vallen: het concurrentievermogen vergroten, de werkgelegenheid
stimuleren, de overheidsfinanciën houdbaarder maken en de financiële
stabiliteit versterken. Zij hebben tevens toegezegd om gestructureerde
besprekingen te voeren over aangelegenheden betreffende het belastingbeleid.
Deze toezeggingen van de deelnemende lidstaten komen tot uiting in de
stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s. In 2011
is een eerste reeks nationale toezeggingen aangekondigd, waarover de Commissie
verslag heeft uitgebracht bij de publicatie van de aanbevelingen van vorig
jaar. De nationale programma’s van 2012 in ogenschouw genomen, blijkt dat de
mate waarin de verplichtingen zijn nagekomen aanzienlijk varieert van lidstaat
tot lidstaat en van beleidsgebied tot beleidsgebied. In veel gevallen hebben de
regeringen als eerste stap wetgeving voorgesteld, die echter nog niet formeel
is vastgesteld en waarvan het effect onzeker is. De lidstaten hebben hun
toezeggingen betreffende de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën serieus
genomen en wetgeving voorgesteld inzake pensioenstelsels en de nationale
begrotingsregels. In veel gevallen heeft de vaststelling van nieuwe wetgeving
echter vertraging opgelopen, wat ook gevolgen heeft voor de tenuitvoerlegging
ervan. Er is ook vooruitgang geboekt wat betreft de toezeggingen om de
werkgelegenheid te stimuleren, met name door hervormingen om de
arbeidsparticipatie te vergroten en het concurrentievermogen te versterken,
waarbij sterk de nadruk lag op verbetering van het ondernemingsklimaat. De
beoordelingen van de Commissie zijn vervat in de bij dit pakket behorende
werkdocumenten van haar diensten. Zij blijft toezien op de uitvoering van de
toezeggingen in het kader van het Europees semester. Tabel 1: Overzicht van de landspecifieke aanbevelingen voor 2012–2013* * Voor Ierland, Griekenland, Portugal en Roemenië is
de enige aanbeveling om de bestaande verbintenissen in het kader van de
EU/IMF-programma’s voor financiële steun uit te voeren. Tabel 2: Overzicht van de streefcijfers in het kader van Europa 2020[11] Het teken “*” geeft aan
dat voor het nationale streefcijfer een andere indicator geldt dan voor de
centrale EU-doelstelling. Lidstaat || Arbeidsparticipatie (in %) || O&O in % van bbp || Streefcijfers emissiereductie (t.o.v. 2005)[12] || Hernieuwbare energie || Energie-efficiëntie – reductie energieverbruik in Mtoe[13] || Schooluitval in % || Tertiair onderwijs in % || Verkleining bevolkingsdeel met risico op armoede en sociale uitsluiting, in aantal personen Centrale doelstelling EU || 75% || 3% || −20% (t.o.v. 1990) || 20% || Toename energie-efficiëntie met 20% (= 368 Mtoe) || 10% || 40% || 20 000 000 Raming EU || 73,70–74% || 2,65–2,72% || −20% (t.o.v. 1990) || 20% || 206,5 || 10,3–10,5% || 37,6–38,0%[14] || AT || 77–78% || 3,76% || −16% || 34% || 7,16 || 9,5% || 38% (incl. ISCED-niveau 4 – circa 12% in 2010) || 235 000 BE || 73,2% || 3,0% || −15% || 13% || 9,80 || 9,5% || 47% || 380 000 BG || 76% || 1,5% || 20% || 16% || 3,20 || 11% || 36% || 260 000* CY || 75–77% || 0,5% || −5% || 13% || 0,46 || 10% || 46% || 27 000 CZ || 75% || 1% (alleen overheid) || 9% || 13% || niet beschikbaar || 5,5% || 32% || Handhaving op niveau 2008 (15,3% van totale bevolking), streven naar vermindering met 30 000 DE || 77% || 3% || −14% || 18% || 38,30 || <10% || 42% (inclusief ISCED-niveau 4 – 11,4% in 2010) || 320 000 (langdurig werklozen)* DK || 80% || 3% || −20% || 30% || 0,83 || <10% || ten minste 40% || 22 000 (personen in huishoudens met lage arbeidsparticipatie)* EE || 76% || 3% || 11% || 25% || 0,71 || 9,5% || 40% || Daling aantal mensen met armoederisico met 61 860* EL || 70% || geen streefcijfer beschikbaar || −4% || 18% || 2,70 || <10% || 32% || 450 000 ES || 74% || 3% || −10% || 20% || 25,20 || 15% || 44% || 1 400 000 - 1 500 000 FI || 78% || 4% || −16% || 38% || 4,21 || 8% || 42% (enge nationale definitie) || 150 000 FR || 75% || 3% || −14% || 23% || 34,00 || 9,5% || 50% || Daling aantal mensen met duurzaam armoederisico met ⅓ (1,6 miljoen personen) in periode 2007–2012 HU || 75% || 1,8% || 10% || 14,65% || 2,96 || 10% || 30,3% || 450 000 IE || 69–71% || ca. 2% (2,5% van bnp) || −20% || 16% || 2,75 || 8% || 60% || 200 000* IT || 67–69% || 1,53% || −13% || 17% || 27,90 || 15–16% || 26–27% || 2 200 000 LT || 72,8% || 1,9% || 15% || 23% || 1,14 || <9% || 40% || 170 000 LU || 73% || 2,3–2,6% || −20% || 11% || 0,19 || <10% || 66% || 6 000 LV || 73% || 1,5% || 17% || 40% || 0,67 || 13,4% || 34–36% || 121 000* MT || 62,9% || 0,67% || 5% || 10% || 0,24 || 29% || 33% || 6 560 NL || 80 % || 2,5 % || −16% || 14% || niet beschikbaar || <8 % || >40% naar verwachting 45% in 2020 || 93 000* PL || 71% || 1,7% || 14% || 15,48% || 13,6 || 4,5% || 45% || 1 500 000 PT || 75% || 3% || 1% || 31% || 6,00 || 10% || 40% || 200 000 RO || 70% || 2% || 19% || 24% || 10,00 || 11,3% || 26,7% || 580 000 SE || ruim 80% || ca. 4% || −17% || 49% || 12,80 || <10% || 40–45% || Daling percentage personen die geen deel uitmaken van de beroepsbevolking (m.u.v. voltijds studenten), langdurig werklozen en langdurig zieken tot ruim onder 14%* SI || 75% || 3% || 4% || 25% || niet beschikbaar || 5% || 40% || 40 000 SK || 72% || 1% || 13% || 14% || 1,65 || 6% || 40% || 170 000 UK || geen streefcijfer in NHP || geen streefcijfer in NHP || −16% || 15% || niet beschikbaar || geen streefcijfer in NHP || geen streefcijfer in NHP || In de Child Poverty Act van 2010 opgenomen streefcijfers* Bijlage 2: Resultaten van de diepgaande evaluaties Op 14 februari 2012
heeft de Commissie het eerste verslag in het kader van het
waarschuwingsmechanisme gepubliceerd, dat is opgesteld overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van
macro-economische onevenwichtigheden. In het verslag werd de situatie in alle
lidstaten onderzocht, met uitzondering van de vier programmalanden
(Griekenland, Ierland, Portugal en Roemenië). Op basis van een economische
interpretatie van het scorebord voor vroegtijdige waarschuwing kwam de
Commissie tot de conclusie dat voor de volgende twaalf lidstaten een nadere
diepgaande analyse van de macro-economische ontwikkelingen geboden was: België,
Bulgarije, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Hongarije[15], Slovenië, Finland, Zweden
en het Verenigd Koninkrijk. Voor elk van deze landen hebben de diensten
van de Commissie een specifieke diepgaande evaluatie uitgevoerd. Deze
evaluaties worden gepubliceerd in de vorm van werkdocumenten van de diensten
van de Commissie die deel uitmaken van dit pakket. Ter voorbereiding van de
analyses werden specifieke onderzoeksmissies uitgevoerd, zoals de wetgeving
voorschrijft[16].
Deze mededeling voldoet aan het in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011
opgenomen vereiste dat de Commissie de Raad en het Europees Parlement in kennis
stelt van de resultaten van de diepgaande evaluatie en deze openbaar maakt. Op basis van de overeenkomstig artikel 5 van
Verordening (EU) nr. 1176/2011 verrichte diepgaande evaluaties is de Commissie
tot de conclusie gekomen dat deze onevenwichtigheden moeten worden aangepakt,
in sommige gevallen met spoed: ·
België wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van het externe concurrentievermogen op het gebied
van de goederenhandel en de schuldenlast, en dan vooral het hoge niveau van de
overheidsschuld, verdienen nadere aandacht om het risico van negatieve effecten
op de werking van de economie te verkleinen. ·
Bulgarije wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name het niveau van de externe
schuldenlast en bepaalde macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van de
afbouw van vreemd vermogen in de bedrijfssector, alsmede het proces van
aanpassing van de arbeidsmarkt, verdienen aandacht om het risico van negatieve
effecten op de werking van de economie te verkleinen. ·
Denemarken wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name bepaalde macro-economische
ontwikkelingen, onder meer ten aanzien van het externe concurrentievermogen en
potentiële risico’s met betrekking tot de schuldenlast van huishoudens,
verdienen aandacht om het risico van negatieve effecten op de werking van de
economie te verkleinen. ·
Spanje wordt met
zeer ernstige onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de
macro-economische ontwikkelingen, onder meer ten aanzien van het aanzienlijke
schuldniveau van de particuliere sector, de grote negatieve externe
schuldpositie en de financiële sector, die invloed hebben ondervonden van de
ontwikkelingen op de woningmarkt, vereisen nauwlettend toezicht en dringende
aandacht van het economisch beleid om negatieve effecten op de werking van de
economie en de economische en monetaire unie af te wenden. ·
Frankrijk wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name bepaalde macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van de exportprestaties en het concurrentievermogen
verdienen aandacht om het risico van negatieve effecten op de werking van de
economie te verkleinen. ·
Italië wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de hoge overheidsschuldenlast
en de macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van de exportprestaties
verdienen aandacht, omdat het concurrentievermogen van Italië sinds de
invoering van de euro is verzwakt. Gezien de hoge overheidsschuld moet
verbetering van het groeipotentieel hoge prioriteit krijgen, om het risico van
negatieve effecten op de werking van de economie te verkleinen. ·
Cyprus wordt met
zeer ernstige onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de
macro-economische ontwikkelingen zoals die op de lopende rekening tot
uitdrukking komen, de overheidsfinanciën en de financiële sector vereisen
nauwlettend toezicht en dringende aandacht van het economisch beleid om
negatieve effecten op de werking van de economie en de economische en monetaire
unie af te wenden. ·
Hongarije wordt met
ernstige onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name bepaalde
macro-economische ontwikkelingen, zoals de zeer negatieve omvang van de netto
internationale investeringspositie en de overheidsschuld, verdienen bijzonder
nauwe aandacht om het grote risico van negatieve effecten op de werking van de
economie te verkleinen. Naar
aanleiding van de beoordeling van de doeltreffendheid van de maatregelen heeft
de Commissie ook, overeenkomstig de verordening tot oprichting van het
Cohesiefonds, een voorstel voor een besluit van de Raad goedgekeurd om de in
maart 2012 vastgestelde schorsing van de vastleggingen in het kader van het
Cohesiefonds op te heffen. ·
Slovenië wordt met
ernstige onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van de afbouw van vreemd vermogen in de
bedrijfssector en de stabiliteit van de banken, en de ongunstige maar minder
dringende ontwikkeling van het externe concurrentievermogen moeten scherp in
het oog worden gehouden om het grote risico van negatieve effecten op de
werking van de economie te verkleinen. ·
Finland wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van het concurrentievermogen verdienen aandacht om
het risico van negatieve effecten op de werking van de economie te verkleinen. ·
Zweden wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name bepaalde macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van de schuld van de particuliere sector en de
woningmarkt verdienen aandacht om het risico van negatieve effecten op de
werking van de economie te verkleinen. ·
Het Verenigd Koninkrijk wordt met
onevenwichtigheden geconfronteerd. Met name de macro-economische
ontwikkelingen ten aanzien van de schuldenlast van huishoudens en de
woningmarkt verdienen aandacht, evenals de ongunstige ontwikkelingen ten
aanzien van het externe concurrentievermogen, om het risico van negatieve
effecten op de werking van de economie te verkleinen. Deze onevenwichtigheden zullen worden gevolgd
in het kader van het preventieve deel van de procedure voor macro-economische
onevenwichtigheden en zijn opgenomen in de landspecifieke aanbevelingen in het
kader van het Europees semester. [1] COM(2011) 669. [2] COM(2010) 2020. [3] COM(2011) 818. [4] COM(2011) 594 en COM(2011) 510. [5] COM(2011) 400. [6] COM(2011) 815. [7] Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie
en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. [8] De “programmalanden” (Griekenland, Ierland, Portugal en
Roemenië) waren bij deze evaluatieronde niet inbegrepen. [9] COM(2012) 173. [10] De “programmalanden” (Griekenland, Ierland, Portugal en
Roemenië) waren bij deze evaluatieronde niet inbegrepen. [11] De nationale streefcijfers zijn in de nationale hervormingsprogramma’s
van april 2012 opgenomen. [12] De nationale emissiereductiedoelstellingen die in
Beschikking 2009/406/EG (de “beschikking inzake de verdeling van de
inspanningen”) worden genoemd, betreffen de emissies die niet onder het
emissiehandelssysteem vallen. De emissies die onder het emissiehandelssysteem
vallen, zullen met 21% worden verminderd ten opzichte van 2005. De
dienovereenkomstige totale emissiereductie zal -20% bedragen ten opzichte van 1990. [13] De nationale prognoses lopen ook uiteen wat het
basisjaar/de basisjaren betreft waarvan bij de raming van de besparingen is
uitgegaan. [14] Berekening exclusief ISCED 4
(Duitsland, Oostenrijk) en het Verenigd Koninkrijk; resultaat
inclusief ISCED 4: 40,0–40,4%. [15] De Hongaarse regering heeft in november 2011 formeel
verzocht om anticiperende financiële bijstand van de EU en het IMF. [16] Overeenkomstig artikel 5, lid 1, en artikel 13 van
Verordening (EU) nr. 1176/2011 worden de diepgaande evaluaties uitgevoerd in
combinatie met toezichtmissies. De missies zijn in maart en april uitgevoerd
door de diensten van de Commissie.