MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een banenrijk herstel /* COM/2012/0173 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een banenrijk herstel Inleiding De strategie Europa 2020 voor een slimme,
duurzame en inclusieve groei stelt voor de arbeidsparticipatie van de
20-64-jarigen in 2020 een streefcijfer van 75% vast[1]. Om het streefcijfer te halen,
moet de werkgelegenheid ten opzichte van het huidige niveau met 17,6 miljoen
extra banen stijgen. De arbeidsparticipatie is tijdens de crisis echter gedaald
tot 68,9% (derde kwartaal 2011)[2]
en de werkloosheid in de EU is sinds begin 2010 permanent boven 9,5% gebleven
en is in februari 2012 tot boven 10,2% gestegen. Hoewel medio 2011 een
toename van de werkgelegenheid met 1,5 miljoen banen werd geregistreerd, konden
deze de 6 miljoen banen die sinds 2008 in de EU verloren zijn gegaan, niet
compenseren. De vertraging van de groei sinds medio 2011, met minder
gunstige vooruitzichten voor 2012[3]
en groter wordende verschillen tussen lidstaten en regio's, heeft de uitdaging
op het gebied van werkgelegenheid, sociale inclusie en bestrijding van de
armoede slechts vergroot. [4]
Naast een in sommige landen verwachte recessie
en een aanhoudende overheidsschuldcrisis krijgen de economische activiteiten in
Europa opnieuw gestalte door structurele veranderingen op de langere termijn
die van invloed zijn op de relatieve concurrentiepositie van Europa in de
wereldeconomie, zoals de noodzaak van een omschakeling naar een groene,
hulpbronnenefficiënte en koolstofarme economie, de vergrijzing, gekoppeld aan
complexe bevolkingsstromen, en snelle technologische veranderingen,
gecombineerd met de opgang van grote opkomende economieën. Deze structurele
veranderingen beïnvloeden de arbeidsmarkten op verschillende wijzen en zullen
dit blijven doen, met name wat de creatie en het behoud van banen betreft.
Dynamische en inclusieve arbeidsmarkten, waar de mensen de juiste vaardigheden
bezitten, zijn van essentieel belang voor de toename in plaats van de afname
van het concurrentievermogen van de Europese economie tegen de achtergrond van
deze ontwikkelingen. Artikel 3 van het Verdrag stelt volledige
werkgelegenheid en sociale samenhang als EU-doelstellingen vast. Deze
doelstellingen blijven belangrijke punten van zorg voor de EU-burgers en nemen
een centrale plaats in Europa 2020 in. De vooruitzichten voor de groei van de
werkgelegenheid hangen in hoge mate af van het vermogen van de EU om
economische groei te genereren via passende macro-economische
beleidsmaatregelen en beleidsmaatregelen op het gebied van industrie en
innovatie. Tegelijkertijd vereist de versterking van een banenrijke groei ook
beleidsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid, die gunstige
voorwaarden voor de creatie van banen scheppen, positieve overgangen op de
arbeidsmarkt vergemakkelijken, het arbeidsaanbod vergroten en de afstemming op
de behoeften van de arbeidsmarkt verbeteren wat geografische spreiding en
vaardigheden betreft. Het werkgelegenheidsbeleid draagt niet alleen bij aan een
herstel op de korte termijn, maar maakt ook deel uit van de essentiële sociale
investeringen die verhinderen dat op de langere termijn grotere sociale en
begrotingskosten worden opgebouwd[5].
De jaarlijkse groeianalyse van de EU voor 2012 roept op tot resolute actie om
meer banen te creëren en te zorgen voor een arbeidsintensief herstel en deze
boodschap vond grote weerklank bij de staatshoofden en regeringsleiders tijdens
de voorjaarszitting van de Europese Raad in 2012[6]. Deze beleidsmededeling tracht de werkgelegenheidsprioriteiten
van de jaarlijkse groeianalyse aan te vullen met beleidsrichtsnoeren op de
middellange termijn op grond van de werkgelegenheidsdoelstellingen van Europa
2020. Zij bouwt voort op de werkgelegenheidsrichtsnoeren[7], stelt acties vast waarop in de
huidige context bijzondere nadruk moet worden gelegd en beoogt vertrouwen te
scheppen tussen alle actoren en de vaste wil tot stand te brengen om werk te
maken van de nodige werkgelegenheidshervormingen. Daardoor komt zij ook
tegemoet aan de oproep van de Europese Raad[8]
om de nieuwe economische governance te ondersteunen met een nauwere monitoring
van het werkgelegenheids- en sociaal beleid, met name op gebieden waar dit van
invloed kan zijn op de macro-economische stabiliteit en groei[9]. De mededeling gaat vergezeld van een reeks
werkdocumenten van de diensten van de Commissie, waarin de raakvlakken van het
werkgelegenheidsbeleid met andere beleidsgebieden ter ondersteuning van een
slimme, duurzame en inclusieve groei worden beschreven. In zijn geheel draagt
dit werkgelegenheidspakket niet alleen bij tot de uitvoering van het
vlaggenschipinitiatief van Europa 2020 inzake "Nieuwe vaardigheden en
banen", maar helpt het ook om via betere synergiëen resultaten te boeken
bij de tenuitvoerlegging van vlaggenschipinitiatieven zoals "Digitale
agenda voor Europa", "Innovatie-Unie", "Jeugd in
beweging", "Efficiënt gebruik van hulpbronnen",
"Industriebeleid in een tijd van mondialisering" en "Europees
Platform tegen armoede en uitsluiting". Het werkgelegenheidspakket laat
ook zien hoe de EU-begroting, met name het Europees Sociaal Fonds, kan worden
gebruikt voor de ondersteuning van de hervorming van de arbeidsmarkt en de
uitvoering van de noodzakelijke investeringen in de context van een economische
neergang. Hoewel de arbeidsmarktdynamiek hoofdzakelijk
op nationaal niveau tot stand moet worden gebracht, zet deze mededeling de
EU-hefbomen in werking ter ondersteuning van een banenrijk herstel, waarbij
aandacht wordt besteed aan zowel de vraag- als de aanbodzijde van de
arbeidsmarkt en verdere stappen worden ondernomen voor de totstandbrenging van
een echte EU-arbeidsmarkt 1. ONDERSTEUNING VAN DE CREATIE VAN BANEN De steun voor de creatie van banen en de
(her)verdeling van arbeid moet gericht worden op groeiende duurzame
activiteiten, sectoren en bedrijven, met name mkb's[10]. Het beleid moet verder
gericht zijn op de verbetering van zowel de productiviteit als de
werkgelegenheid en bijdragen tot een verdeling van de menselijke hulpbronnen
die beantwoordt aan de economische en sociale behoeften, als aangegeven in de
Europa 2020-strategie, en die het juiste evenwicht vindt tussen de
verhandelbare en de niet-verhandelbare sector. Het moet ook de
arbeidsmarktsituatie van meer kwetsbare groepen, zoals jonge, vrouwelijke, minder-geschoolde,
oudere of tot een minderheid behorende werknemers, verbeteren. Doordat zij de
belangrijkste structurele economische uitdagingen weerspiegelen waarmee Europa
wordt geconfronteerd, moeten de transversale maatregelen worden aangevuld met
specifieke actie in sectoren met een bijzonder sterk potentieel om een
banenrijke groei te stimuleren. 1.1. Creëren van meer banen in de
gehele economie door het aanmoedigen van de vraag naar arbeid Het werkgelegenheidsbeleid helpt om gunstige
voorwaarden te scheppen voor de creatie van banen. Daarbij kan het gebruik
maken van de ondersteuning door de EU-begroting (met name het Europees Sociaal
Fonds)[11].
Naast maatregelen aan de aanbodzijde, zoals investeringen in vaardigheden en
activering, en arbeidsbemiddelingsdiensten, bestaan er ook instrumenten die de
vraag naar arbeid positief beïnvloeden: –
Richten van de aanwervingssubsidies op de
aanwerving van nieuw personeel. Door de
lidstaten wordt op grote schaal gebruik gemaakt van aanwervingssubsidies om de
werkloosheidseffecten van de economische crisis op te vangen; die subsidies
zijn gewoonlijk bestemd voor achterstandsgroepen. De juiste soort prikkels en
aanwervingssubsidies moet werkgevers ertoe aanzetten om netto nieuw
personeel in dienst te nemen, waardoor banen worden gecreëerd die anders niet
tot stand waren gekomen. Door zich te richten op kwetsbare groepen zoals
jongeren en langdurig werklozen, kunnen positieve effecten tot stand worden
gebracht, met name wanneer de aanwervingssubsidies worden gecombineerd mer
extra inspanningen om de doelpopulatie te helpen. –
Verkleinen van de belastingwig op arbeid op een
budgettair neutrale wijze door over te schakelen op
milieu-[12],
consumptie- of eigendomsbelastingen met een goede monitoring van de
herverdelingseffecten. In veel lidstaten is er ruimte voor verlaging van
de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers, die het leeuwendeel vormen van
de belastingwig. Een vermindering van de bijdragen, gericht op de meest
kwetsbare groepen – met name personen met een laag loon –, zal naar verwachting
ook positieve gevolgen hebben voor hun werkgelegenheid op de langere termijn,
waardoor het een uitgelezen instrument voor de verhoging van de vraag naar
arbeid wordt. Een dergelijke vermindering moet echter zorgvuldig worden ontwikkeld
en geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat deze geen negatief effect heeft op
de werkgelegenheidsvooruitzichten van groepen die daarvoor net niet in
aanmerking komen. Bovendien kunnen er doodgewichtkosten ontstaan als de
vermindering niet doelgericht genoeg is. –
Bevorderen en ondersteunen van zelfstandige
arbeid, sociale ondernemingen en bedrijfsstarts.
Werkzoekenden die gemotiveerd zijn om een bedrijf te starten en te leiden,
kunnen worden geconfronteerd met aanzienlijke barrières, waaronder een gebrek
aan beroeps- of bedrijfsvaardigheden, mentoringmogelijkheden en moeilijkheden
bij de toegang tot financiering. De bevordering van de ondernemingszin, de
grotere beschikbaarheid van diensten ter ondersteuning van startende bedrijven
en microfinanciering, alsook regelingen om werkloosheidsuitkeringen in
startsubsidies om te zetten, spelen een belangrijke rol bij het
vergemakkelijken van zelfstandige arbeid en de creatie van nieuwe banen. De
steun kan worden gericht op groepen met het grootste potentieel (zoals
werklozen met beroepsvaardigheden, vrouwen of jongeren) en kan worden verleend
in nauwe samenwerking tussen diensten voor arbeidsvoorziening, verleners van
bedrijfssteun en financiers. De actoren uit de sociale economie en sociale
ondernemingen zijn belangrijke aandrijvers van de creatie van inclusieve
banen en sociale innovatie en vereisen specifieke steun, onder meer via
overheidsopdrachten en toegang tot financiering. –
Omvormen van informele arbeid en zwartwerk tot
reguliere arbeid. Zwartwerk is illegaal. Het heeft ook
ernstige budgettaire gevolgen via lagere inkomsten uit belastingen en
socialezekerheidspremies. Het heeft een negatief effect op productiviteit en
arbeidsnormen, ontwikkeling van vaardigheden en een leven lang leren. Het vormt
slechts een dunne basis voor pensioenrechten en toegang tot gezondheidszorg. De
preventie en de bestrijding van zwartwerk, door de volledige uitvoering van
Richtlijn 2009/52/EG inzake sancties en illegale werknemers, alsook de
verlening van hulp bij de integratie van zwartwerkers op de reguliere
arbeidsmarkt dragen bij tot het proces van begrotingsconsolidatie door het
creëren van meer gelijke voorwaarden voor de bedrijven en het verbeteren van de
kwaliteit van de werkgelegenheid. Een betere samenwerking tussen de lidstaten
is nodig. –
Stimuleren van een groter netto-inkomen. Uitkeringen voor werkenden worden in verscheidene lidstaten gebruikt
om de armoede onder werkenden te verlichten of om het aannemen van werk aan te
moedigen. Gebruikelijke aspecten van regelingen ter aanvulling van het loon van
werkenden omvatten het richten van de steun op personen of gezinnen met een
laag inkomen en de geleidelijke afschaffing van de steun naarmate het verdiende
inkomen toeneemt. Het hogere nettoloon vormt een arbeidsprikkel voor de minder
geschoolde werknemers, terwijl de werkgevers bij een bepaald loonniveau
gemakkelijker vacatures zullen kunnen vervullen met een minder zware loondruk.
Reeds bij het opzetten van uitkeringen voor werkenden moeten lageloonvallen
worden vermeden. Er worden positieve effecten bereikt wanneer er significante
loonverschillen aan de onderkant van de inkomensverdeling bestaan. –
Modernisering van de loonbepalingssystemen om de
lonen af te stemmen op de ontwikkelingen van de productiviteit en om het
creëren van banen te bevorderen. Loonbepalingsmechanismen
die ervoor zorgen dat de groei van de reële lonen de
productiviteitsontwikkelingen en de lokale arbeidsmarktomstandigheden
weerspiegelen zijn een voorwaarde om ervoor te zorgen dat de groei van de
output op passende wijze wordt vertaald in een groeiende vraag naar arbeid en
uiteindelijk in de creatie van banen. Overeenkomstig
de nationale praktijken van collectieve onderhandelingen moeten de
loonontwikkelingen rekening houden met de concurrentiepositie van de lidstaten.
Hoewel loonmatiging of -aanpassing nodig kan zijn voor bepaalde sectoren of
lidstaten, zijn doelgerichte loonsverhogingen, die de algemene vraag in stand
helpen houden, haalbaar wanneer de lonen aanzienlijk achter zijn gebleven bij
de productiviteitsontwikkelingen. 1.2. Benutten van het potentieel
van sleutelsectoren om banen te creëren Europa wordt vandaag geconfronteerd met
diepgaande structurele omvormingsprocessen die zijn aangegeven in de Europa
2020-strategie, met name de overgang naar een groene, koolstofarme en
hulpbronnenefficiënte economie, de vergrijzing van onze samenleving en een
snelle technologische vooruitgang. Om deze uitdagingen aan te pakken en tot
kansen om te vormen, moet onze economie het volgende decennium fundamenteel worden
hervormd. De omvorming van de economie op deze wijze zal leiden tot een groter
concurrentievermogen en zal een belangrijke bron van groei en banen zijn,
waarbij ook de economische en sociale behoeften aan bod zullen komen. In de
jaarlijkse groeianalyse 2012 worden drie belangrijke gebieden aangegeven, die
een groot potentieel voor de creatie van banen bieden. –
De banengroei in de groene economie is positief
geweest tijdens de gehele recessie en zal volgens de
prognoses zeer sterk blijven. Alleen al in de sectoren energie-efficiëntie en
hernieuwbare energie kunnen tegen 2020 5 miljoen banen worden gecreëerd[13]. De ontwikkeling van de
markten voor producten en diensten, het O&O- en innovatiebeleid, nieuwe
regelgevingskaders en marktgebaseerde instrumenten zullen onze industriële en
economische structuren veranderen in de richting van een grotere
hulpbronnenefficiëntie, wat tot een herdefiniëring van veel banen in bijna alle
sectoren zal leiden. Terwijl de koolstofrijke sectoren zullen worden
geconfrontererd met de uitdaging van de overgang naar een koolstofarme en
hulpbonnenefficiënte economie met veel om te vormen banen in deze sectoren,
zullen nieuwe banen in groene en koolstofarme sectoren worden gecreëerd,
waarbij de territoriale gebieden op verschillende wijze zullen worden
getroffen. Van de overgang naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie
zullen aanvankelijk hoofdzakelijk hooggeschoolde werknemers profiteren, maar de
gemoderniseerde en duurzame productie en dienstverlening zullen te zijner tijd
waarschijnlijk banen voor middengeschoolden opleveren, waarbij lagergeschoolde
en oudere werknemers zich aan de nieuwe situatie zullen moeten aanpassen.
Ondersteunende arbeidsmarkten en een visie op de vaardigheidsbehoeften zijn van
essentieel belang voor de ondersteuning en de ontwikkeling van een groene en
hulpbronnenefficiënte economie, zoals gedocumenteerd in een bijgevoegd
werkdocument van de diensten van de Commissie[14].
Om een dergelijke grote overgang met succes te beheren, zijn gezamenlijke
inspanningen van de EU en de lidstaten nodig. –
De werkgelegenheid in de gezondheids- en de
sociale zorgsector van de EU groeit snel wegens
de vergrijzing van de bevolking en een uitbreiding van de diensten om beter
tegemoet te komen aan de kwaliteitseisen en de toenemende vraag naar
gepersonaliseerde en professionele sociale diensten. Deze sectoren zullen door
hun omvang en snelle groei (twee keer de totale groei van de werkgelegenheid)
een belangrijke aandrijver blijven die zorgt voor de creatie van nieuwe banen in
de komende jaren. Om dit potentieel voor het creëren van banen te benutten,
moeten de sectoren verscheidene uitdagingen overwinnen. Deze omvatten
toenemende tekorten aan gezondheidswerkers; vergrijzende arbeidskrachten in de
gezondheidszorg met ontoereikende nieuwe aanwervingen om degenen die met
pensioen gaan te vervangen; de opkomst van nieuwe gezondheidszorgpatronen om
multipele chronische aandoeningen aan te pakken; het toenemende gebruik van
technologieën die nieuwe vaardigheidsmixes vereisen; en een gebrek aan balans
tussen vaardigheidsniveaus en werkpatronen. Bovendien wordt het in dienst nemen
en houden van werknemers belemmerd door de veeleisende arbeidsomstandigheden en
de lage en traag stijgende lonen. Het behoud van een passend aanbod en de handhaving
van de kwaliteit van de gezondheidsdiensten in een periode waarin de
begrotingen onder hogere druk komen te staan, is zowel een sociale als een
werkgelegenheidsuitdaging en wordt gedocumenteerd in een bijgevoegd
werkdocument van de diensten van de Commissie[15].
Bovendien worden als gevolg van de demografische en familiale veranderingen en
de noodzaak van een betere balans tussen leven en werken nieuwe diensten
gecreëerd die een breed scala aan activiteiten bestrijken en een bron van
creatie van banen zijn, wat ook wordt gedocumenteerd in een begeleidend
werkdocument van de diensten van de Commissie waarover een openbare raadpleging
plaatsvindt[16].
–
De vraag naar ICT-professionals blijft groeien. De werkgelegenheid voor ICT‑beroepsbeoefenaren is met circa 3%
per jaar gegroeid, waarbij de vraag naar arbeidskrachten het aanbod overtrof.
De ontwikkeling en de invoering van ICT toepassingen zullen van cruciaal
belang zijn voor het versterken van het internationale concurrentievermogen van
de Europese bedrijven en voor het vergroten van de werkgelegenheid. Om de
Europese firma's meer ICT‑geletterd en ‑competent te maken zijn
aanzienlijke inspanningen in termen van onderwijs alsook een vaardighedenbeleid
voor werknemers, en een passende infrastructuur nodig, zoals beschreven in het
begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie[17]. 1.3. Inzetten van EU-fondsen voor
de creatie van banen De fondsen van het cohesiebeleid (ESF, EFRO en
het Cohesiefonds), alsook het ELFPO en het EFMV zijn belangrijke investeringsbronnen
om de duurzame groei en de creatie van banen te stimuleren. Zij dragen bij tot
de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang in de
Unie. Voor 2014-2020 heeft de Commissie voorgesteld om deze financiële
instrumenten nauw af te stemmen op de doelstellingen van Europa 2020[18]. Het is van cruciaal belang
dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten de beschikbare middelen
volledig en voor het bereiken van een maximaal resultaat gebruiken om Europa in
staat te stellen zijn economisch potentieel te ontwikkelen en te benutten en
zowel de werkgelegenheid als de productiviteit te vergroten. Het Europees Sociaal Fonds (ESF)
medefinanciert arbeidsmarktactiveringsmaatregelen, waaronder
aanwervingssubsidies, beroeps- en ondernemerschapsopleidingen en
microfinancieringsregelingen, alsook de ontwikkeling en de uitvoering van het
werkgelegenheidsbeleid in de gehele EU. Voor de periode 2014-20 heeft de
Commissie een minimaal ESF-aandeel van 84 miljard EUR voorgesteld
voor de verwezenlijking van investeringsprioriteiten zoals de toegang tot de
arbeidsmarkt voor werkzoekenden en werklozen; de duurzame integratie op de
arbeidsmarkt van jongeren die geen onderwijs hebben genoten, geen opleiding
hebben gekregen en niet hebben gewerkt (NEET's), onder meer door
"jongerengaranties"; werk als zelfstandige, ondernemerschap en
oprichting van een eigen bedrijf; alsook investeringen in onderwijs en sociale
inclusie en capaciteitsopbouw in de overheidsdiensten. De bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO) aan de creatie van banen in 2014-2020 zal worden
versterkt door de voorgestelde concentratie van de middelen op onderzoek,
technologische ontwikkeling en innovatie, de verbetering van het
concurrentievermogen van mkb's en de ondersteuning van de omschakeling naar een
koolstofarme economie, onder meer door de bevordering van hernieuwbare
energieën en energie-efficiëntie. Het EFRO zal ook investeren in de ICT-sector
en zal de ESF-financiering aanvullen voor de bevordering van de werkgelegenheid
en de ondersteuning van de arbeidsmobiliteit, onder meer voor de financiering
van onderwijs, opleiding en infrastructuur voor diensten voor
arbeidsvoorziening en de ondersteuning van zelfstandige arbeid en de oprichting
van bedrijven. Het zal ook investeringen in de gezondheids- en sociale
infrastructuur ondersteunen. De Europese
Progress-microfinancieringsfaciliteit verleent steun aan zelfstandigen en
micro-ondernemingen door het verstrekken van waarborgen en gefinancierde
kredieten voor tussenpersonen op het gebied van de microfinanciering in de
gehele EU. Er wordt verwacht dat de faciliteit zal fungeren als hefboom voor
microkredieten met financiering ten belope van 500 miljoen EUR in de
periode 2007-2013 en de Commissie heeft voorgesteld om de faciliteit in de
periode 2014-2020 uit te breiden om aandacht te besteden aan onderbediende
marktsegmenten en om de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te
verbeteren. De beschikbaarheid van microfinanciering wordt ook ondersteund door
een aantal door de EFRO of het ESF medegefinancierde roulerende instrumenten. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de
globalisering (EFAG), waarvan de voortzetting in de periode 2014-2020 ook
door de Commissie is voorgesteld, helpt bij het beheer van herstructureringsprocessen
door de medefinanciering van herscholings- en herplaatsingsmaatregelen voor
werknemers die zijn getroffen door ontslagen op grote schaal als gevolg van de
veranderende mondiale handelspatronen. Het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
(ELFPO) ondersteunt de diversificatie van banen in niet-landbouwactiviteiten en
de ontwikkeling van kleine plattelandsbedrijven, onder meer door te investeren
in vaardigheden, kennisoverdacht en starthulp voor jonge agrariërs. Het Europees Visserijfonds, dat in 2014-20
moet worden geïntegreerd in het Europees Fonds voor maritieme zaken en
visserij (EFMV), ondersteunt de overgang naar duurzame visserij en de
diversificatie van de lokale economieën, onder meer via opleidingen en de
ondersteuning van kleine bedrijven. CREATIE VAN
BANEN De
Commissie stelt de uitvoering voor van: –
een reeks belangrijke werkgelegenheidsacties
voor de groene economie; –
een actieplan voor de gezondheidswerkers in de
EU; –
een reeks belangrijke acties voor werkgelegenheid
in de ICT-sector, die alle bij
deze mededeling zijn gevoegd en verder zijn uitgewerkt in de overeenkomstige
werkdocumenten van de diensten van de Commissie. De
Commissie houdt: –
een raadpleging over het potentieel voor
hoogwaardige banen in de persoonlijke en huishoudelijke dienstverlening; –
vóór eind 2012 een raadpleging over de oprichting
van een platform op EU-niveau tussen arbeidsinspecties en andere
handhavingsorganen ter bestrijding van zwartwerk om de samenwerking te
verbeteren, beste praktijken uit te wisselen en gemeenschappelijke beginselen
voor controles vast te stellen. De
Commissie dringt er bij de lidstaten en de Raad op aan om: –
onverwijld werk te maken van de strategie
Europa 2020 en op basis van de beleidsconclusies in deze mededeling een
ambitieuze aanpak en beleidsmaatregelen voor de creatie van banen goed te
keuren als onderdeel van hun nationale banenplannen (in hun nationale
hervormingsprogramma's) 2. HERSTELLEN VAN DE DYNAMIEK VAN DE
ARBEIDSMARKTEN De arbeidsmarkten zijn alleen dynamisch als
het werkgelegenheidsbeleid de overgangen vergemakkelijkt die de productiviteit
en de arbeidskwaliteit vergroten, als de arbeidskrachten de nodige vaardigheden
bezitten en als de mensen mobiel genoeg zijn om in te spelen op de
geografischre trends in vacatures. De Europa 2020-strategie legt bijzondere
nadruk op de hervorming van de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van het menselijke
kapitaal en de geografische mobiliteit om de arbeidskrachten in de EU beter
voor de veranderingen toe te rusten en arbeidsmogelijkheden te bieden. 2.1. Hervormen van de
arbeidsmarkten De gemeenschappelijke
flexizekerheidsbeginselen van de EU blijven een belangrijke mijlpaal voor het
beleid doordat zij dynamische arbeidsmarkten creëren en de lidstaten trachten
aan te zetten tot geïntegreerde structurele arbeidsmarkthervormingen.
Flexizekerheid bundelt op geïntegreerde en consistente wijze een aantal
beleidsmaatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt (contractuele regelingen,
actieve arbeidsmarktmaatregelen, een leven lang leren en
socialebeschermingsstelsels) om zowel de flexibiliteit als de zekerheid te
stimuleren en de arbeidsmarkten veerkrachtiger te maken voor de economische
aanpassingsprocessen. Tijdens de crisis heeft een aantal lidstaten
belangrijke structurele arbeidsmarkthervormingen doorgevoerd en tijdelijke
maatregelen voor het behoud van de werkgelegenheid genomen. Het is nu echter duidelijk dat de vooruitgang naar
meer flexibiliteit en zekerheid bescheiden en ongelijk is geweest. Tegen de
achtergrond van de budgettaire beperkingen heeft het aan de gang zijnde
EU-debat over flexizekerheid in de context van het vlaggenschipinitiatief Een
agenda voor nieuwe vaardigheden en banen het mogelijk gemaakt een aantal
nodige maatregelen te identificeren om de arbeidsmarkten te helpen om zich aan
de gevolgen van de crisis en de structurele uitdagingen in de context van
Europa 2020 aan te passen. [19] Verdere stappen in de structurele hervormingen
van de arbeidsmarkten moeten met name betrekking hebben op de volgende
aspecten: 2.1.1. Zeker maken van overgangen op
de arbeidsmarkt en inclusieve arbeidsmarkten –
Gebruik maken van de interne flexibiliteit ter
beperking van de onzekerheid en de begrotingskosten. De
crisis heeft aangetoond dat interne flexibiliteit in tijden van economische
inkrimping zeer doeltreffend kan zijn als middel om de werkgelegenheid te
handhaven en de aanpassingskosten te verlagen. Het gebruik van
werktijdrekeningen of urenbanken, arbeidsduurverkortingsregelingen (ADV) en
cao-openingsclausules betreffende sommige arbeidsvoorwaarden hebben geholpen om
banen te redden en het concurrentievermogen van de bedrijven te vrijwaren door
het vermijden of uitstellen van ontslagen. Hoewel ADV's de productiviteit vaak
een beetje hebben verminderd, hebben zij desalniettemin geholpen om de
vaardigheden, de werkgelegenheid en het vertrouwen te handhaven en de kosten
daarvan waren over het algemeen lager dan de kosten van
werkloosheidsuitkeringen. Aangezien de begrotingsruimte om dergelijke
regelingen te financieren thans beperkter is dan twee jaar geleden, heeft de
sociale dialoog op ondernemings- en hogere niveaus een belangrijkere rol
gekregen bij het helpen vinden van optimale oplossingen voor interne
flexibiliteit. –
Decente en duurzame lonen en vermijden van
lagelonenvallen. Zelfs vóór de crisis was het hebben
van een baan niet altijd een garantie tegen armoede en het armoedepercentage
bij werkenden in de EU ligt nog boven 8%. Het armoederisico is hoog, met name
in landen met een ongelijke inkomensverdeling en lage minimumlonen, onder
werkenden met tijdelijke contracten en in huishoudens met een lage
werkintensiteit en eenoudergezinnen[20].
Het vaststellen van minimumlonen op passende niveaus kan helpen om de
toenemende armoede onder werkenden te voorkomen[21] en is een belangrijke factor
voor de garantie van een behoorlijke arbeidskwaliteit. In de meeste lidstaten
bestaan thans wettelijke of anderszins juridisch bindende of algemeen
toepasselijke minimumlonen[22].
Het effect van het minimumloon op zowel de vraag als het aanbod kan van lidstaat
tot lidstaat aanzienlijk verschillen, afhankelijk van het vastgestelde niveau
alsook van andere arbeidsmarktbeleidsmaatregelen en -instellingen. De
loonvloeren moeten in samenwerking met de sociale partners toereikend kunnen
worden aangepast en moeten de algemene economische ontwikkelingen
weerspiegelen. Gedifferentieerde minimumlonen, zoals reeds toegepast in
verscheidene lidstaten, kunnen in die context een effectief middel zijn om de
vraag naar arbeid in stand te houden. –
Lonend maken van de overgangen op de
arbeidsmarkt. Flexibiliteit op de arbeidsmarkt vereist
zekerheid bij de arbeidsovergangen. Een arbeidsloopbaan die wordt gekenmerkt
door een aantal veranderingen van baan, soms een trapje hoger maar ook
horizontaal en zelfs een trapje lager, is nu de realiteit voor veel werknemers,
met name jonge werknemers. De kwaliteit van de overgangen zal de kwaliteit van
de loopbaan van een werknemer bepalen. Zekerheid tijdens de gehele loopbaan,
ook bij overgangen tussen verschillende soorten arbeidsmarktstatus (bv. van
opleiding naar werk, van moederschapsverlof naar werk, overgangen naar arbeid
als zelfstandige en ondernemerschap, enz.) is van essentieel belang om de
betrokken personen de nodige middelen te verschaffen om hun inzetbaarheid te
handhaven en van de overgangen een succes te maken. Sommige gebieden verdienen
bijzondere aandacht: de overgang van jongeren van school naar werk, waar
uit feitenmateriaal blijkt dat leerlingplaatsen en hoogwaardige stages een goed
middel kunnen zijn om toegang te krijgen tot de arbeidswereld, maar er ook vaak
terugkomende voorbeelden zijn van gevallen waarbij stages worden misbruikt; de
integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt door het zorgen voor gelijke
beloning, passende kinderopvang, opheffing van alle vormen van discriminatie[23] en negatieve
belasting-uitkeringsprikkels die de arbeidsparticipatie van vrouwen ontmoedigen
en optimalisering van de duur van het moederschaps- en ouderschapsverlof; en
overgangen van oudere werknemers in de context van de modernisering van
de pensioenstelsels en de verlenging van het arbeidsleven, die omvattende
maatregelen vereisen, zoals belasting-uitkeringsprikkels, toegang tot een leven
lang leren via loopbaanadvisering en opleiding, flexibele werkregelingen voor
wie die nodig heeft, en veilige en gezonde werkplekken. –
Wederzijdse verantwoordelijkheden voor de
ondersteuning van de overgang van werkloosheid naar werk. De huidige hoge werkloosheidsniveaus vereisen dat de
werkloosheidsuitkeringensregelingen ter ondersteuning van de overgang van
werkloosheid naar werk voldoende aanpasbaar zijn om een snelle terugkeer naar
duurzame werkgelegenheid te stimuleren. Tijdens de crisis is de dekking van de
werkloosheidsuitkeringen in sommige gevallen uitgebreid tot voorheen
onbeschermde groepen, met name tijdelijke werknemers, en zijn de rechten in
andere situaties uitgebreid. Rekening houdend met de gespannen budgettaire
situatie in de meeste lidstaten, is het belangrijk dat deze uitbreidingen
gehandhaafd blijven zolang de crisis nog effect sorteert. Wanneer de vraag naar
arbeid zwak is, kan het snoeien in de uitkeringen het armoederisico vergroten
zonder dat de uitstroom uit de werkloosheid groter wordt. Activeringseisen
moeten deel uitmaken van een op wederzijdse verantwoordelijkheden gebaseerde
aanpak die de prikkels om te werken handhaaft en daardoor voor een inkomen
zorgt, gepersonaliseerde bijstand bij het zoeken naar werk verleent en
bescherming biedt tegen het armoederisico. –
Zorgen voor passende contractuele regelingen ter
bestrijding van de segmentering van de arbeidsmarkt.
De aan contractuele regelingen verbonden rechten zijn een andere factor die de
kwaliteit van de overgangen fragiel maakt. Uit de feiten blijkt dat de meeste
nieuwe banen die de laatste jaren (zelfs vóór de crisis) zijn gecreëerd, waren
gebaseerd op tijdelijke contracten en andere atypische vormen van arbeid[24]. Dit heeft de fluïditeit op de
arbeidsmarkt vergroot en het voor de bedrijven gemakkelijker gemaakt om de
arbeidsinput aan te passen aan nieuwe vormen van productie en werkorganisatie.
Twee richtlijnen[25]
hebben deeltijdarbeid en arbeid voor bepaalde tijd gedefinieerd op basis van
het beginsel van gelijke behandeling, en een meer recente richtlijn[26] tracht uitzendarbeid op
soortgelijke wijze te reguleren. Een uitgesproken voorkeur van de werkgevers
voor deze contractuele arbeidsbetrekkingen kan te wijten zijn aan de veel
hogere afvloeiingskosten voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde
tijd/standaardcontracten. Bovendien dienen deze banen in veel gevallen niet als
stapsteen voor meer permanente arbeidsvormen. Er bestaat daarom een behoefte
aan evenredige en evenwichtige hervormingen van de arbeidsbeschermingswetgeving
om de segmentering te verhelpen of een einde te maken aan het excessieve
gebruik van niet-standaardcontracten en het misbruik van schijnzelfstandigen.
Meer in het algemeen moeten alle soorten contractuele regelingen werkzoekenden
toegang geven tot een aantal kernrechten (waaronder pensioenrechten) vanaf de
ondertekening van het contract, inclusief toegang tot een leven lang leren,
sociale bescherming en financiële bescherming bij opzegging van het contract
zonder dat fouten zijn gemaakt. –
Anticiperen op economische herstructureringen. Ondanks ongunstige marktomstandigheden hebben veel EU-bedrijven en hun
werknemers op creatieve wijze sterk bijgedragen tot de
herstructureringsprocessen die op constructieve, effectieve en instrumentele
wijze hebben geholpen om het banenverlies via innovatieve regelingen te
beperken, vaak met steun van de overheidsinstanties en de EU. De laatste twee
jaar is inderdaad sterk aangedrongen op maatregelen om de herverdeling van de
middelen tussen bedrijven en beroepen te ondersteunen. Deze maatregelen
omvatten veranderingen in de arbeidsbeschermingsmaatregelen en de
bedrijfspraktijken in verband met herstructureringen, alsook passende
opleidings- en activeringsmaatregelen die, tezamen met goed opgezette
werkloosheidsuitkeringsstelsels, ontslagen werknemers op weg helpen naar nieuwe
banen en beroepen. De Commissie zal voortbouwen op de reacties op haar
groenboek over herstructureringen[27]
om beste praktijken te verspreiden en te zorgen voor een passende follow-up. –
Ontwikkelen van een leven lang leren als sleutel
voor arbeidszekerheid. De toegang tot een leven lang
leren is van essentieel belang voor de handhaving van de inzetbaarheid van
werkenden of werklozen. In dit verband is het van essentieel belang dat
werkgevers zich ertoe verbinden hun werknemers, met name laaggeschoolde en
oudere werknemers, op te leiden. Voor werklozen, met name lager geschoolde en
kwetsbare groepen, is geïndividualiseerde loopbaanadvisering en opleiding in
marktrelevante vaardigheden van wezenlijk belang. De nieuwe technologieën
hebben in combinatie met de globalisering echter ook in toenemende mate de
taken voor middengeschoolde werknemers verminderd, wat een belangrijk
herscholingsbeleid voor middengeschoolde werknemers nodig maakt. De recessie
heeft de polarisatie op de arbeidsmarkt versneld (uitholling van
middengeschoolde banen), met het risico van een steeds sterker in
lagekwaliteits- en hogekwaliteitsblokken gesegregeerde arbeidsmarkt, waardoor
de loopbaanmobiliteitskansen worden beperkt; hieraan moet de nodige aandacht
worden besteed. –
Bieden van kansen aan jongeren. De Europese jeugd lijdt het meest onder de economische crisis
en de structurele arbeidsmarktproblemen, zoals aangegeven in het recente
initiatief "Kansen voor de jeugd"[28].
De Commissie herbevestigt haar verbintenissen om de dramatisch hoge
werkloosheidscijfers onder jongeren aan te pakken, onder meer door gebruik te
maken van de beschikbare EU-financiering[29].
In reactie op een oproep van de Europese Raad[30]
moet prioriteit worden toegekend aan de ondersteuning van de overgang naar
werk, bv. door jeugdgaranties, activeringsmaatregelen voor jongeren, de kwaliteit
van stages[31]
en jeugdmobiliteit. 2.1.2. Inzet van alle actoren voor
een betere implementatie –
Versterken van de sociale dialoog. Het succes van het werkgelegenheidsbeleid hangt in grote mate af van
het bestaan van een consensus over de hervormingen. In veel gevallen ligt de
verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid niet
alleen bij de regeringen maar ook bij de sociale partners. Een sterke sociale
dialoog is een gemeenschappelijk aspect in de landen waar de arbeidsmarkten
bewezen hebben dat zij veerkrachtiger op de crisis kunnen reageren. In de
eerste fase van de crisis was de bijdrage van de sociale partners aan de
toepassing van interne flexizekerheidsoplossingen van fundamenteel belang voor
de opvang van de schok van de recessie. Het is van essentieel belang dat een
gemeenschappelijk traject voor hervormingen wordt uitgewerkt dat de voorwaarden
voor de duurzame creatie van kwaliteitsbanen in de toekomst schept en waarbij
de sociale partners op alle niveaus een actieve rol bij de voorbereiding en
uitvoering van dergelijke hervormingen spelen. In een toenemend aantal
ondernemingen heeft deze bijdrage de vorm aangenomen van transnationale
bedrijfsovereenkomsten waarin op Europees niveau gemeenschappelijk wordt
gereageerd op de door de crisis veroorzaakte uitdagingen en mechanismen worden
opgezet om de veranderingen te beheren. Transnationale bedrijfsovereenkomsten
hebben betrekking op reeds meer dan 10 miljoen werknemers; hun rol moet
beter worden erkend en ondersteund. –
Herdefiniëren van de primaire en kerndiensten
van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's). De ODA's zijn de sleuteluitvoerders van een activeringsbeleid dat
bijdraagt tot soepele overgangen op de arbeidsmarkt. Om hun taken op omvattende
wijze te vervullen, moeten de ODA's zich omvormen tot
"overgangsbeheersagentschappen" die zorgen voor een nieuwe combinatie
van de "actieve" en "passieve" functies die duurzame
overgangen tijdens de arbeidsloopbaan van de werkenden ondersteunen. De
belangrijkste bouwstenen zijn de verstrekking van professionele informatie over
de arbeidsmarkt, actieve en preventieve arbeidsmarktmaatregelen en
ondersteuning van de inzetbaarheid in een vroeg stadium, de verlening van
geïndividualiseerde diensten, de bevordering van het gebruik van e-diensten en
de ontwikkeling van sterke partnerschappen, met name met andere diensten voor
arbeidsvoorziening, waaronder die in andere lidstaten. –
Bundelen van middelen en de aandacht richten op
doeltreffende partnerschappen. In tijden van schaarse
fondsen voor investeringen is de bundeling van financiële en materiële middelen
van even vitaal belang als de verzameling van de betrokken actoren rond een
gemeenschappelijk doel. Een voorbeeld kan de bundeling van middelen door
groepen van werkgevers zijn. Door een gezamenlijke aanpak van hun soortgelijke
aanwervings- en opleidingsbehoeften zijn groepen van mkb's in staat om hun
individueel onvermogen te overwinnen om geschoold personeel aan te trekken en
een gezamenlijk personeelsbeleid vast te stellen. Partnerschappen op het
passende territoriale niveau kunnen bijdragen tot het welslagen van overgangen
op de arbeidsmarkt doordat daarbij diensten voor arbeidsvoorziening uit de
openbare, de particuliere en de derde sector, sociale-zekerheidsorganen,
gemeenten en regionale overheden, onderwijs- en opleidingsverstrekkers,
loopbaanadviseurs, ngo's, welzijnsinstellingen enz. betrokken worden. De
samenstelling van de partnerschappen moet worden bepaald door de complementaire
aspecten van de dienstverlening alsook door de kosteneffectieve toewijzing van
de middelen. ARBEIDSMARKTHERVORMINGEN De
Commissie dringt er bij de lidstaten en de Raad op aan om: –
onverwijld werk te maken van de strategie Europa
2020 en op basis van de beleidsoriëntaties in deze mededeling een ambitieuze
aanpak en beleidsmaatregelen goed te keuren voor arbeidsmarkthervormingen als
onderdeel van hun nationale banenplannen (nationale hervormingsprogramma's). De Commissie zal: –
op basis van een raadpleging van de diensten van de
Commissie vóór eind 2012 een voorstel voor een aanbeveling van de Raad over een
kwaliteitskader voor stages indienen[32]; –
vóór eind 2012 een voorstel voor een aanbeveling
van de Raad inzake jeugdgaranties indienen en activeringsmaatregelen voor
jongeren in de context van de jeugdgarantieregelingen ondersteunen; –
verdere actie ontwikkelen om goede praktijken te
verspreiden en een discussie over transnationale bedrijfsovereenkomsten op gang
te brengen; –
vóór eind 2012 met het Europees netwerk van
overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening een Europees actieplan opstellen voor
de verlening van relevante en effectieve arbeidsvoorzieningsdiensten in het
veld en voor de praktische uitvoering daarvan in termen van ODA-modellen,
-doelen en -taken in het licht van de streefcijfers van Europa 2020; –
nieuwe arbeidsvormen in kaart brengen, zoals de
bundeling van hulpbronnen door werkgevers, en verslag uitbrengen over
gemeenschappelijke prioriteiten voor overeenkomstige beleidsreacties ter
ondersteuning van acties die ervoor zorgen dat organisaties sneller en beter
reageren op veranderingen en het duurzaam behoud van werkgelegenheid en de
creatie van banen stimuleren. 2.2. Investeren in vaardigheden De Europese vacaturemonitor geeft aan dat hoge
vaardigheidsniveaus belangrijk blijven en dat ook het aantal vacatures toeneemt
waarvoor de passende vaardigheden niet beschikbaar zijn[33]. Er moet worden geanticipeerd
op de vaardigheidsbehoeften van de EU-arbeidsmarkten en er moet snel worden
gereageerd als het aanbod en de vraag niet op elkaar zijn afgestemd. De
toerusting van de werknemers met de voor banen noodzakelijke vaardigheden is
van essentieel belang voor het creëren van arbeidsplaatsen. Europa en zijn
lidstaten moeten een goed inzicht in deze behoeften hebben om beter op de
economische veranderingen te kunnen anticiperen en te kunnen ingrijpen als het
aanbod van en de vraag naar vaardigheden niet op elkaar zijn afgestemd. Ondanks
de hoge werkloosheid zijn in specifieke sectoren en/of regio's
vaardigheidstekorten geconstateerd. De slechte afstemming tussen de beschikbare
vaardigheden en de behoeften van de arbeidsmarkten betreft alle lidstaten maar
de effecten daarvan variëren. Om deze uitdagingen aan te pakken, zijn
verscheidene landen begonnen met het ontwikkelen van nationale strategieën en
instrumenten om deze problemen op te lossen. Op Europees niveau is begonnen met
het opzetten van acties en instrumenten zoals aangekondigd in het
vlaggenschipinitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen"
van Europa 2020. In de EU is het Europees Sociaal Fonds een belangrijke bron
van investeringen in vaardigheden, met een bedrag van meer dan 30 miljard EUR
aan ESF‑financiering dat is geprogrammeerd voor vaardigheden en een leven
lang leren in 2007‑2013. 2.2.1. Een betere monitoring van de vaardigheidsbehoeften Er is een aantal EU-instrumenten ontwikkeld
voor de prognose van en de anticipatie op de vaardigheidsbehoeften: de Europese
vacaturemonitor verstrekt arbeidsmarktinformatie over vacatures en spanningen
op de korte termijn, terwijl Cedefop regelmatig langetermijnprognoses maakt en
Eurofound informatie verstrekt, afkomstig uit onderzoeken van werkgevers en
werknemers naar de arbeidsvoorwaarden, een van de elementen die kan verklaren
waarom vraag en aanbod niet op elkaar zijn afgestemd. De Commissie heeft
onlangs ook de oprichting van Europese sectorale vaardigheidsraden ondersteund
om een grondiger inzicht te krijgen in de behoeften op sectoraal niveau. Europa heeft echter nog geen omvattend zicht
op zijn vaardigheidsbehoeften. Het EU-vaardigheidspanorama, dat vóór eind 2012
zal worden gelanceerd, is de eerste stap in de richting van de convergentie van
alle bestaande anticipatie-instrumenten. Het panorama zal een volledig
overzicht bieden van de Europese, nationale en sectorale bevindingen over de
vooruitzichten op de korte tot de middellange termijn voor banen en
vaardigheidsbehoeften, zoals die zich tot 2020 zullen ontwikkelen. Het panorama
zal opkomende vaardigheidstekorten in specifieke beroepen tussen en binnen
sectoren helpen identificeren. Het zal een hulpbron zijn voor de
waarnemingsposten voor vaardigheden op nationaal, regionaal of sectoraal niveau
en voor beroepsbeoefenaren in het onderwijs en bij de loopbaanadvisering,
alsook voor adviseurs op het gebied van werkgelegenheid en diensten. De
samenwerking tussen EU-organen die prognoses maken en onderzoeken uitvoeren,
zoals Eurofound en Cedefop, zal ook worden verbeterd. Door hun analyse
systematischer te richten op afzonderlijke landen zullen zij het begrip van de
nationale ontwikkelingen verder bevorderen en de agenda Europa 2020 voor
structurele hervormingen ondersteunen. De convergentie van de instrumenten zal
de belangrijkste prioriteit blijven om de vaardigheidsbehoeften doeltreffender
te beheren. 2.2.2. Een betere erkenning van
vaardigheden en kwalificaties EU-instrumenten zoals het Europees
kwalificatiekader (EQF) of het Europass CV zijn opgezet om mensen te helpen bij
overgangen tussen onderwijsinstellingen, ondernemingen, sectoren en landen in
Europa en om de transparantie van vaardigheden en kwalificaties te
vergemakkelijken. Op grond van de EQF-ontwikkelingen moet een verwijzing naar
het Europese kwalificatieniveau worden opgenomen in alle individuele
kwalificaties in Europa. Het nationale kwalificatiekader moet ook openstaan
voor kwalificaties die op het niveau van de economische sectoren zijn
afgegeven. Het Europass CV zal worden aangevuld met een Europees
vaardigheidspaspoort, dat een overzicht zal bevatten van iemands vaardigheden,
ongeacht de wijze waarop deze vaardigheden zijn ontwikkeld. 2.2.3. Een betere synergie tussen de
onderwijs- en de arbeidswereld Een nauwe samenwerking tussen de onderwijs- en
de arbeidswereld, op zowel politiek als operationeel niveau, is van essentieel
belang om de slechte afstemming van de vraag naar en het aanbod van
vaardigheden aan te pakken. Op politiek niveau is voor een vruchtbare
beleidsvorming samenwerking tussen de relevante organen van de Raad (EPSCO en
EYC) via de comités (EMCO, onderwijscomité) nodig. Op operationeel niveau zijn synergieën nodig
om de overgang van onderwijs en opleiding naar werk te vergemakkelijken. Een
mogelijkheid is de invoering van kortecyclus-studies op tertiair niveau,
speciaal gericht op de vereiste vaardigheden in sectoren waar
vaardigheidstekorten zijn geconstateerd. Bovendien hebben de kennisallianties reeds
gezorgd voor een meer gestructureerde samenwerking tussen universiteiten en
ondernemingen door het ontwikkelen van nieuwe curricula ter bevordering van
ondernemerschap, de oplossing van problemen en creatief denken. De allianties
tussen de onderwijswereld en ondernemingen op EU-niveau moeten worden
uitgebreid tot het beroepsonderwijs en opleidingsverstrekkers om de analyse van
de sectorale vaardigheidsraden om te zetten in praktische curricula en opleidingsmethoden. De Europese meertalige classificatie van
vaardigheden, competenties en beroepen (ESCO), die momenteel wordt ontwikkeld,
moet ook helpen bij de bevordering van de samenwerking tussen de arbeidsmarkten
en de onderwijs-/opleidingssector, aangezien zij vaardigheden en competenties
aan beroepen koppelt. Verder zal de koppeling tussen vaardigheidsinstrumenten,
zoals het Europees CV en vaardigheidspaspoorten, waaronder het Europees
vaardigheidspaspoort, de overgangen naar en op de arbeidsmarkten vergemakkelijken.
Deze instrumenten en vaardigheden moeten
vergezeld gaan van inspanningen om de onderwijs- en opleidingstelsels te
moderniseren door de verbetering van de kwantiteit, de kwaliteit en de
relevantie van het vaardigheidsaanbod. De Commissie zal in de tweede helft van
2012 een initiatief presenteren ter ondersteuning van onderwijs en opleiding om
groei en banen te genereren en het concurrentievermogen te versterken. INVESTEREN
IN VAARDIGHEDEN Om de
slechte afstemming van vraag en aanbod op het gebied van vaardigheden in de EU
aan te pakken en de anticipatie op de vaardigheidsbehoeften te verbeteren zal
de Commissie: –
ervoor trachten te zorgen dat Cedefop en Eurofound
in samenwerking met de lidstaten en de sociale partners hun expertise op EU- en
sectorale niveaus aanvullen met een grondigere landspecifieke kennis, en dat de
samenwerking tussen beide instellingen wordt versterkt; –
vóór eind 2012 een EU-vaardigheidspanorama, met
name gebaseerd op de Europese vacaturemonitor, lanceren; –
een nieuwe fase in de erkenning van kwalificaties
en vaardigheden lanceren met richtsnoeren voor een systematische vermelding van
de niveaus van het Europees kwalificatiekader in alle nieuwe in de EU te
genereren kwalificaties en sterkere complementaire elementen met het
kwalificatiekader voor hoger onderwijs; –
vanaf 2013 ervoor zorgen dat ten minste een kwart
van de elk jaar afgegeven kwalificatiebewijzen een verwijzing naar hun Europees
kwalificatieniveau bevat; –
vóór eind 2012 het Europees vaardigheidspaspoort
invoeren; –
de oprichting van een netwerk van
vertegenwoordigers op het gebied van zowel werkgelegenheid als onderwijs
ondersteunen ter bevordering van de governance van de vaardigheden. 2.3. Naar
een Europese arbeidsmarkt De meeste Europese arbeidsmarkten worden gekenmerkt
door het naast elkaar bestaan van permanent hoge niveaus van werkloosheid op
veel gebieden en knelpuntvacatures in sterk groeiende regio's of sectoren[34]. Een slechte structurele
afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid is ook een vaak
voorkomend verschijnsel. Zoals benadrukt in de jaarlijkse groeianalyse 2012[35], is de arbeidsmobiliteit in
Europa te laag[36]
in vergelijking met de totale omvang van de EU-arbeidsmarkten en de
overeenkomstige beroepsbevolkingen, wat leidt tot een belemmering van de
aanpassingen in verband met de verdeling van de middelen die de economische en
werkgelegenheidsgroei kan ondersteunen. Een verdieping van de integratie op de
Europese arbeidsmarkt en een effectieve afstemming tussen de vraag naar en het
aanbod van arbeid is van cruciaal belang om alle arbeidsmogelijkheden te
benutten. In dit verband betekent mobiliteit niet alleen dat mensen naar de
plaats gaan waar banen te vinden zijn of toegang krijgen tot betere banen; zij
houdt ook verband met de verbetering van de generieke en beroepsvaardigheden en
vergroot het aanpassingsvermogen en de inzetbaarheid. 2.3.1. Slechten van de wettelijke en
praktische obstakels voor het vrije verkeer van werknemers De mobiliteit van de werknemers in de EU wordt
nog steeds geconfronteerd met belangrijke obstakels. Sommige daarvan zijn van
culturele aard, zoals taal, huisvesting of discriminatie, en zijn diep in de
samenleving geworteld en moeilijk te overwinnen op de korte termijn.
Taalobstakels kunnen van hun kant worden overwonnen door het financieren van
doelgerichte opleidingen op het gebied van vreemde talen voor mobiele
werknemers. Dit vereist actie om een open attitude te kweken ten opzichte van
alle kansen die door mobiliteit in Europa worden gecreëerd. Werknemers die ervoor
kiezen om in een ander land te gaan werken, worden echter geconfronteerd met
andere moeilijkheden[37]
die te maken hebben met de uitoefening van door het EU-recht toegekende rechten
en de ongeschiktheid van de steun voor geografische mobiliteit binnen de EU.
Hoewel er een groot wetgevend "acquis"[38] bestaat, worden de Europese
burgers nog steeds geconfronteerd met wettelijke, administratieve en praktische
obstakels wanneer zij de grens oversteken: –
Negen lidstaten houden nog vast aan de beperkingen
op de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor werknemers uit Bulgarije en
Roemenië ondanks het algemene positieve effect dat de arbeidsmobiliteit uit
deze landen op de economie van de ontvangende landen heeft gehad[39]. Hoewel zij het recht van de
lidstaten op de toepassing van deze beperkingen op de toegang tot de
arbeidsmarkt tot en met 31 december 2013 overeenkomstig het
toetredingsverdrag erkent, onderstreept de Commissie opnieuw het belang van een
geleidelijke voorbereiding op de volledige toepassing van het EU-recht inzake
het vrije verkeer voor Bulgaarse en Roemeense werknemers. –
De beperking van de toegang tot bepaalde
betrekkingen in overheidsdienst tot eigen onderdanen
overeenkomstig artikel 45, lid 4, VWEU kan onder uitzonderlijke omstandigheden
worden gehandhaafd. Het Europees Hof van Justitie heeft consequent geoordeeld
dat deze uitzondering restrictief moet worden uitgelegd en alleen betrekking
heeft op betrekkingen die een directe of indirecte deelneming aan de
uitoefening van openbaar gezag inhouden en die werkzaamheden omvatten
strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de staat of van andere
publieke lichamen[40].
Die criteria moeten van geval tot geval worden
beoordeeld. –
Het niet-erkennen van beroepskwalificaties blijft een echt probleem voor de goede werking van de interne markt en
met name voor het vrije verkeer van werknemers en de arbeidsmobiliteit. Op 19
december 2011 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor de modernisering
van de richtlijn inzake beroepskwalificaties[41]
om deze aan te passen aan de zich verder ontwikkelende arbeidsmarkten. Het
voorstel voert een Europees beroepsbewijs voor zeer mobiele beroepsbeoefenaren
in en verschaft betere toegang tot informatie en e-overheidsdiensten. –
De angst voor het verlies van socialezekerheids-
en pensioenrechten is nog steeds een belangrijke
kwestie voor werknemers en werkzoekenden die erover nadenken om in een ander
Europees land te gaan werken. Een belangrijk aspect is het recht van
werkzoekenden die werk in een andere lidstaat zoeken om hun aanspraak op
werkloosheidsuitkeringen gedurende meer dan drie maanden te behouden. Hoewel
het EU-recht voorziet in de mogelijkheid dat de lidstaten het recht op deze
aanspraak tot maximaal zes maanden verlengen, is dit recht nog niet door de
respectieve nationale praktijken gewaarborgd. –
Bovendien kennen veel mobiele werknemers hun
rechten en plichten nog steeds niet. De Commissie
onderstreept nogmaals dat moet worden gezorgd voor de correcte toepassing van
de verordeningen[42]
inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, aangezien deze
bijzondere nadruk leggen op de verplichtingen van de lidstaten om actieve
bijstand te verlenen aan de burgers bij de handhaving van hun rechten[43]. Het niet-toepassen van de
bestaande EU-voorschriften betekent over het algemeen dat de Commissie op zoek
moet gaan naar aanvullende handhavingsmechanismen voor het effectieve vrije
verkeer van werknemers. De ontoereikende kennis van de EU-rechten en de
moeilijke toegang tot hulp wanneer de rechten niet worden nageleefd, blijft ook
een groot probleem. In het kader van de interne markt werken de Commissie en de
lidstaten samen om de toegang tot informatie en kosteloze bijstandsdiensten,
zoals Uw Europa – Advies en Solvit via het portaal Uw Europa, te
vergemakkelijken. –
Belastingobstakels waarmee EU-burgers worden
geconfronteerd die naar een andere lidstaat gaan om er
tijdelijk of permanent te werken of dagelijks de grens oversteken om in een
andere lidstaat te gaan werken, belemmeren op significante wijze de
arbeidsmobiliteit in de EU. Zij variëren van moeilijkheden bij het verkrijgen
van vergoedingen, belastingverminderingen en aftrekmogelijkheden in het land
waar zij werken of hogere progressieve belastingvoeten voor niet-ingezetenen
tot problemen in verband met dubbele belasting. 2.3.2. Betere afstemming tussen banen
en werkzoekenden over de grenzen heen Met slechts 25 000 geregistreerde
werkgevers en circa 150 000 plaatsingen/aanwervingen per jaar heeft het
Eures-instrument (Europese diensten voor arbeidsvoorziening) zijn directe
werkgelegenheidspotentieel nog niet volledig benut. De Commissie is daarom van
plan om Eures hoofdzakelijk te richten op bemiddeling, plaatsing en aanwerving
en het de grootst mogelijke reikwijdte en dekkingscapaciteit te geven door het
opzetten van innovatieve selfservice-diensten in alle Europese talen en met een
volledige semantische interoperabiliteit bij de uitwisseling van nationale
vacatures en cv-gegevens[44].
Aldus zal Eures in staat zijn om een gemakkelijkere en real-timetoegang tot in
de EU beschikbare vacatures te bieden en de werkgevers een kweekvijver van
kandidaten te presenteren waar zij de vaardigheden kunnen vinden die zij nodig
hebben om hun bedrijven te laten groeien. Eures zal ook worden uitgebreid via
doelgerichte arbeidsmobiliteitsregelingen ter ondersteuning van onderbezette
beroepen en specifieke groepen werknemers met een hoge mobiliteitsbereidheid,
alsook van nationale arbeidsmarkten die recipiënten van Europese werknemers
zijn of zullen worden. In dit verband zal Eures volledig gebruikmaken van de
door de Commissie ontwikkelde analyse van vacatures en aanwervingen via
verschillende instrumenten zoals de Europese vacaturemonitor[45] en het Europese bulletin voor
beroepsmobiliteit[46].
Regelmatige raadplegingen met relevante belanghebbenden, zoals sociale partners
en diensten voor arbeidsvoorziening, zullen Eures verder helpen om
knelpuntvacatures aan te pakken waarvoor aanwervingsmoeilijkheden zijn
geconstateerd. Het doel is dat Eures een toegangspunt en de
natuurlijke eerste keuze wordt voor burgers en legaal in het land verblijvende
werknemers en werkzoekenden alsook voor werkgevers, die overwegen om in een
ander Europees land te gaan werken of personeel aan te werven, waardoor de
efficiëntie van de Europese arbeidsmarkt zal worden verbeterd[47]. 2.3.3. Rekening houden met de
effecten op de migratie naar en uit de EU. Aangezien de arbeidsbehoeften in de meest
dynamische economische sectoren tussen nu en 2020 aanzienlijk zullen toenemen,
terwijl die voor activiteiten met lage vaardigheden zullen afnemen, is het zeer
waarschijnlijk dat tekorten aan gekwalificeerde baanspecifieke vaardigheden
zullen ontstaan. Op de korte termijn zou de mobiliteit in de EU de specifieke
arbeidstekorten en/of onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod in de EU 27
kunnen helpen verminderen. Op de langere termijn, en met name gezien de
demografische ontwikkelingen in de EU, is de economische immigratie van
onderdanen van derde landen een belangrijke kwestie voor de arbeidsmarkt van de
EU. Permanent hoge werkloosheidscijfers in veel landen hebben echter de
acceptatie door het publiek van arbeidsimmigratie aangetast, terwijl een aantal
lidstaten als gevolg van de economische crisis wordt geconfronteerd met een
emigratie van hooggeschoolde arbeidskrachten uit de EU. NAAR EEN
EUROPESE ARBEIDSMARKT Vrij verkeer van werknemers De
Commissie zal: –
vóór eind 2012 een wetgevingsvoorstel indienen om
mobiele werknemers te ondersteunen (informatie en advies) bij de uitoefening
van de rechten die voortvloeien uit het Verdrag en Verordening 492/2011
betreffende het vrije verkeer van werknemers in de Unie[48]; –
in 2012 een nieuwe stimulans geven aan de
werkzaamheden betreffende de richtlijn inzake de meeneembaarheid van
pensioenen, waarin minimumnormen worden vastgesteld voor de verwerving en het
behoud van aanvullende pensioenrechten; –
het portaal Uw Europa blijven verbeteren om te
zorgen voor een enkel punt van binnenkomst voor informatie over EU-rechten en
een gemakkelijke toegang tot gepersonaliseerde hulpdiensten zoals Uw Europa –Advies
en Solvit. –
de belastingmaatregelen voor grensarbeiders
onderzoeken om maatregelen voor te stellen voor het slechten van de
belastingobstakels waarmee niet alleen werknemers in loondienst maar ook
zelfstandigen en gepensioneerden worden geconfronteerd.
De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan om: –
het voorstel van de Commissie tot modernisering van
de richtlijn inzake beroepskwalificaties goed te keuren om de zeer
noodzakelijke erkenning van de beroepskwalificaties verder te vergemakkelijken; –
de bewustmaking van de door het EU-recht inzake
antidiscriminatie, gendergelijkheid en vrij verkeer van werknemers verleende
rechten te vergroten en EU-onderdanen overeenkomstig het door het Hof van
Justitie uitgelegde EU-recht toegang tot betrekkingen in hun overheidsdienst te
verschaffen en deze toegang te vergemakkelijken; –
opnieuw de noodzaak te bekijken van de handhaving
van de bestaande beperkingen op de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor
Bulgaarse en Roemeense werknemers tot het einde van de overgangsperiode; –
het mogelijk te maken dat werkloosheidsuitkeringen
overeenkomstig artikel 64 van Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie
van de socialezekerheidsstelsels gedurende een periode van maximaal 6 maanden
worden uitbetaald aan werkzoekenden die recht op deze uitkeringen hebben en
naar een andere lidstaat zijn gegaan om er werk te vinden; –
meer effectieve communicatiekanalen met mobiele
werknemers te creëren zodat zij volledig toegang kunnen krijgen tot informatie
over hun rechten en plichten wanneer zij in andere landen van Europa gaan
werken; –
de grensoverschrijdende naleving van de
belastingwetgeving te vergemakkelijken door te streven naar een grotere
eenvormigheid van de aanslag- en aangifteformulieren, de informatie in andere
officiële EU-talen te vertalen en meer gebruik te maken van
informatietechnologieën. Europese diensten voor arbeidsvoorziening (Eures) De
Commissie stelt voor om: de Europese
diensten voor arbeidsvoorziening (Eures) om te vormen tot een omvattend
Europees werkgelegenheidsinstrument dat op de doelstellingen van Europa 2020 is
afgestemd door: –
het te positioneren als een door de vraag gestuurd
Europees plaatsings- en aanwervingsinstrument dat aan economische behoeften
voldoet en de wettelijke verplichting nakomt om te zorgen voor transparantie
van de vacatures met innovatieve online-bemiddelingsinstrumenten, waaronder
mobiele internettoepassingen om voor de best mogelijke reikwijdte en
beschikbaarheid te zorgen; –
vanaf 2013 de innovatieve online-selfservicedienst
"Match and Map" op te zetten om de gebruikers onmiddellijk een
duidelijk geografisch beeld te geven van de Europese werkaanbiedingen die aan
het profiel van de gebruikers beantwoorden en om tegelijkertijd individuele
feedback te geven over de vraag waarom banen en vaardigheden niet op elkaar
zijn afgestemd, tezamen met informatie over waar leermogelijkheden bestaan om
de ontbrekende vaardigheden te verwerven. De
Commissie roept de lidstaten op om het gebruik van Eures te vergroten door: –
ervoor te zorgen dat alle relevante vacatures van
alle diensten voor arbeidsvoorziening systematisch toegankelijk worden gemaakt
op nationaal niveau en via Eures op Europees niveau; –
de kwaliteit van de in het kader van het
Eures-systeem uitgewisselde gegevens over vacatures te monitoren en te
verbeteren; –
te streven naar een betere interoperabiliteit van
vacatures en cv's in geheel Europa en aldus bij te dragen aan de ontwikkeling
van ESCO; –
Eures te mainstreamen in het dienstenaanbod van
alle relevante arbeidsmarktactoren. Migratie De
Commissie stelt voor om: –
vóór eind 2012 een raadpleging te houden, waarbij
wordt opgeroepen om met de lidstaten, de sociale partners en de belanghebbenden
een breed debat te voeren over de rol die het EU-beleid moet spelen in verband
met de mogelijkheden van de economische migratie. 3. VERBETEREN VAN DE EU-GOVERNANCE Het Europees
semester is de eerste stap in de richting van een nieuwe aanpak op EU-niveau,
waarbij de lidstaten en de EU-instellingen trachten om de begrotings- en
economische coördinatie te versterken en een coherent economisch beleid te
voeren. Het semester is ook de doeltreffende governancemethode voor de
monitoring en de sturing van de uitvoering van acties ter ondersteuning van de
doelstellingen van Europa 2020. Bovendien is
de coördinatie van het economische en fiscale beleid onlangs versterkt door de
"six-pack", de voorgestelde "two-pack" en het Verdrag
inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Een betere governance en coördinatie van de
werkgelegenheid in de EU is om ten minste twee redenen van essentieel belang.
Ten eerste spelen de arbeidsmarktparticipatie, de werkloosheid en de
arbeidskosten een rol bij de macro-economische stabiliteit en zij worden in
aanmerking genomen in de nieuwe verordening betreffende de preventie en
correctie van macro-economische onevenwichtigheden. Ten
tweede heeft de crisis de onderlinge afhankelijkheid van de economieën en de
arbeidsmarkten van de EU verder aan het licht gebracht, waarbij wordt
onderstreept dat de nieuwe economische governance hand in hand moet gaan met
een versterkte coördinatie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid, in lijn
met de Europese werkgelegenheidsstrategie, als vastgesteld in het Verdrag. 3.1. Aanvullen van de versterkte
nationale verslaglegging en coördinatie met een grotere multilaterale
surveillance. De Europese Raad van december 2011 heeft het
belang van de aanvulling van een versterkte economische coördinatie met een
betere monitoring van het werkgelegenheids- en sociaal beleid erkend[49]. Deze politieke verbintenis is
verder bevestigd tijdens de voorjaarsvergadering van de Europese Raad van 2012,
die heeft opgeroepen tot de opstelling van "nationale banenplannen"
door de lidstaten, die omvattende initiatieven in verband met de werkgelegenheid
vaststellen. Als integrerend onderdeel van het nationale
hervormingsprogramma van een lidstaat moet het "nationale banenplan"
belangrijke maatregelen ten aanzien van de door de Europese Raad verstrekte
werkgelegenheidsrichtsnoeren omvatten voor het aanpakken van de structurele
zwakke punten op de arbeidsmarkt en het streven naar positieve resultaten voor
de creatie van banen op de korte tot de middellange termijn. De plannen moeten
een duidelijk tijdschema omvatten voor de uitvoering van de meerjarige
hervormingsagenda in de komende twaalf maanden. Naast de versterking van de nadruk die in de
nationale hervormingsprogramma's op de verbetering van de resultaten op het
gebied van de werkgelegenheid wordt gelegd, moeten de nationale banenplannen
ook dienen tot verbetering van de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid op
EU-niveau. Grotere intercollegiale druk op EU-niveau kan de implementatie
ondersteunen en ervoor zorgen dat verdere aandacht aan de kwestie wordt
besteed. De voornaamste hefboom voor het uitoefenen van intercollegiale druk
blijft de mogelijkheid die de Raad heeft om landspecifieke aanbevelingen goed
te keuren, als vastgesteld in het Verdrag. Om de beleidscoördinatie te
verdiepen heeft het Comité voor de werkgelegenheid dit jaar nieuwe werkmethoden
goedgekeurd, met een reeks intercollegiale toetsingen die het comité in staat
zullen stellen een multilateraal standpunt te bereiken over de implementatie
van de hervormingen, waarmee bij de beoordeling door de Commissie en de Raad
rekening zal worden gehouden. De multilaterale surveillance kan ook verder
worden verbeterd door een op objectieve gegevens gebaseerd monitoringsysteem
voor de arbeidsmarkt en door een individueel traceringssysteem voor landen die
niet aan de landspecifieke aanbevelingen voldoen. Een en ander moet een
continue, transparante en complete surveillance van de
werkgelegenheidsprestaties en de vooruitgang bij de verwezenlijking van de
streefcijfers van Europa 2020 mogelijk maken. 3.2. Versterken van de
betrokkenheid van de sociale partners De sociale partners spelen een belangrijke rol
op nationaal niveau bij het vaststellen van voorschriften voor de arbeidsmarkt
of het bepalen van de lonen, en zij oefenen grote invloed uit op andere
structurele beleidsmaatregelen via tripartiete onderhandelingen, zoals op het
gebied van de sociale zekerheid. Zij spelen ook een sleutelrol bij de
uitvoering van maatregelen zoals het aanbieden van leerlingplaatsen of een
effectief leven lang leren. Op EU-niveau nemen
de sociale partners naast de raadplegingen over relevante wetgevingsvoorstellen
thans deel aan een tweejaarlijkse macro-economische dialoog en zij wisselen ook
twee keer per jaar op het hoogste politieke niveau standpunten uit tijdens de
tripartiete sociale top[50].
Zowel de macro-economische dialoog als de tripartiete sociale tops zijn
belangrijke gelegenheden om de sociale partners bij de maatregelen te
betrekken, ook in de context van het Europees semester. Er is echter ruimte
voor een verdere verbetering van de mechanismen voor de deelname van de sociale
partners aan de coördinatie van het economische en werkgelegenheidsbeleid op
EU-niveau, met name voorafgaand aan het Europees semester[51]. Hoewel de autonomie van de sociale dialoog
wordt gerespecteerd en de nationale praktijken worden nageleefd (overeenkomstig
artikel 152 en artikel 153, lid 5, VWEU), moet, om ervoor te zorgen dat de
Europese economische governance effectief en inclusief is, de betrokkenheid van
de sociale partners bij de uitwerking en de uitvoering van het economische en
werkgelegenheidsbeleid gelijke tred houden met de ontwikkelingen op het gebied
van de surveillance- en coördinatiemechanismen. De loonbepalingsmechanismen
zijn een goede illustratie daarvan, aangezien een aantal loongerelateerde
kwesties aan de orde is gesteld in de landspecifieke aanbevelingen[52] van 2011 en aangezien de
ontwikkeling van de nationale arbeidskosten per eenheid product wordt
gemonitord in de context van de preventie en de correctie van macro-economische
onevenwichtigheden[53].
3.3. Versterken van de band tussen
beleid en financiering Het zal niet mogelijk zijn om dynamische en
inclusieve arbeidsmarkten tot stand te brengen, de slechte afstemming tussen
vraag en aanbod te verminderen, de vaardigheden te verbeteren en de
geografische mobiliteit te vergroten zonder een significante financiële
investering in het menselijke kapitaal. Daarom heeft de Commissie in het
meerjarige financiële kader voor 2014-20 minimale toewijzingen voor het
Europees Sociaal Fonds in elke soort regio voorgesteld, die voor de gehele EU
in totaal ten minste 84 miljard EUR belopen. Naast de noodzakelijke
(her)beoordeling van de nationale begrotingsprioriteiten in de context van een
slimme begrotingsconsolidatie, gecoördineerd via het Europees semester, moet de
nauwe afstemming van de EU-begroting op de Europa 2020-strategie in de volgende
programmeringsperiode worden aangegrepen als een gelegenheid voor het vergroten
en het verbeteren van het gebruik dat van de EU-financiering wordt gemaakt om
de hervormingsinspanningen van de lidstaten te ondersteunen[54]. Dit vergt een nauwe afstemming van de
prioriteiten van de partnerschapscontracten na 2013 en de operationele
programma's die ESF-steun ontvangen met de oriëntaties die zijn verstrekt in de
context van de economische governance van de EU en met name de geactualiseerde
governance van het werkgelegenheidsbeleid. Tegelijkertijd bevordert de
Commissie de betere coördinatie en integratie van de fondsen, waaronder het ESF
en het EFRO, waarvan voor de partnerschapscontracten gebruik zal worden
gemaakt, alsook het ELFPO en het EFMV. Deze aanpak beoogt de maximalisatie van
de synergieën, ook uit werkgelegenheidsoogpunt. De versterkte intercollegiale toetsing van de
uitvoering van de hervormingen en de uitwisseling van beste praktijken, die
deel zal uitmaken van de nieuwe rol van het Comité voor de werkgelegenheid,
moet ook een beoordeling omvatten van de doeltreffendheid van de eventueel
daarmee gepaard gaande investeringsinspanningen met het oog op een verdere
verbetering. De Commissie
stelt voor om: de
coördinatie en de multilaterale surveillance op het
gebied van het werkgelegenheidsbeleid te versterken door: –
de publicatie, tezamen met het ontwerp van het
gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid en op jaarbasis, van een benchmarkingsysteem
met geselecteerde werkgelegenheidsindicatoren. Het systeem zal in samenwerking
met de lidstaten worden ontwikkeld en zijn gebaseerd op het bestaande
gezamenlijke beoordelingskader en de monitor van de werkgelegenheidsprestaties
die de belangrijkste uitdagingen op het gebied van de werkgelegenheid aangeeft
en met de lidstaten is ontwikkeld; –
de ontwikkeling, vóór eind 2012 en in samenwerking
met de lidstaten en alle relevante actoren, van een scorebord om de vooruitgang
bij te houden die door de lidstaten wordt geboekt bij de uitvoering van de
nationale banenplannen, als onderdeel van de nationale hervormingsprogramma's,
voor de eerste keer als onderdeel van de jaarlijkse groeianalyse 2013
(gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid); de betrokkenheid van de sociale partners in de EU bij het Europees semester te versterken door: –
de sociale partners in de EU effectief te betrekken
bij de vaststelling van de voornaamste strategische prioriteiten op het gebied
van het werkgelegenheidsbeleid i) in de context van het Europees semester met
het oog op de uitwisseling van standpunten over de groei- en
werkgelegenheidsprioriteiten; en ii) voorafgaand aan de voorjaarsvergaderingen
van de ECOFIN- en de EPSCO-Raad. Bij de laatste vergadering zal het voorzitterschap
van de Raad worden betrokken; –
het oprichten, onder volledige naleving van de bij
artikel 152 van het Verdrag erkende autonomie van de sociale partners, van een
tripartiet EU-orgaan voor monitoring en uitwisseling van standpunten over
loonontwikkelingen in verband met productiviteit, inflatie en interne vraag,
werkloosheid en inkomensongelijkheden; de band
tussen het werkgelegenheidsbeleid en de relevante financiële instrumenten te
versterken door: –
de prioriteiten van de nationale hervormingsprogramma's,
en met name de nationale banenplannen, nauwgezet weer te geven bij de
voorbereiding van de partnerschapscontracten en de operationele programma's
voor 2014-2020, inclusief het prestatiekader daarvan, rekening houdend met de
relevante landspecifieke aanbevelingen en waarnemingen van het Comité voor de
werkgelegenheid; –
de partnerschapscontracten en operationele
programma's zo nodig te herzien in het licht van de relevante landspecifieke
aanbevelingen, als vastgesteld in artikel 21 van de voorgestelde verordening
betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor GSK-fondsen; –
rekening te houden met de beoordeling van het
prestatiekader van de fondsen bij de voorbereiding van de nationale
hervormingsprogramma's tijdens de periode 2014-2020. De
Commissie verzoekt de lidstaten en de Raad om: –
via het Comité voor de werkgelegenheid de
mechanismen voor de versterkte multilaterale surveillance op het gebied van de
werkgelegenheid voor te bereiden; –
deze nieuwe mechanismen in het kader van het Comité
voor de werkgelegenheid te bespreken en goed te keuren, met het oog op de
vroege goedkeuring door de Raad en volledige implementatie tijdens het Europees
semester 2013; –
volledig gebruik te maken van de financiering die
vanaf 2014 in het kader van het Europees Sociaal Fonds in gezamenlijk beheer
zal worden verstrekt ter ondersteuning van investeringen om de belangrijkste
uitdagingen op het gebied van de werkgelegenheid aan te pakken. Conclusie Het doel van deze mededeling is aan te tonen
hoe in de huidige omstandigheden op de meest effectieve wijze kan worden
bijgedragen aan de verwezenlijking van het werkgelegenheidsstreefdoel van
Europa 2020 en hoe aldus de werkgelegenheidsdimensie van de strategie Europa
2020 kan worden versterkt. De mededeling tracht dit te doen door het
verstrekken van concrete richtsnoeren die relevant zijn in de context van de
nationale banenplannen van de lidstaten en door voorstellen te doen over de
wijze waarop de werkgelegenheidsdimensie in de EU-governance kan worden
versterkt: - de Commissie stelt beleidsrichtsnoeren voor
de ondersteuning van de creatie van banen en de hervorming van de arbeidsmarkt
voor, waarbij het belang van investeringen wordt benadrukt, en verzoekt de Raad
om daartoe een ambitieuze aanpak goed te keuren; - de Commissie geeft de stappen aan om de
slechte afstemming van vraag en aanbod op het gebied van vaardigheden aan te
pakken en de arbeidsmobiliteit te verbeteren door het slechten van de obstakels
die een echte Europese arbeidsmarkt in de weg staan; - de Commissie stelt voor hoe de multilaterale
surveillance kan worden versterkt, de betrokkenheid van de sociale partners bij
de governance van de werkgelegenheid kan worden verbeterd en het beleid en de
financiering verder op elkaar kunnen worden afgestemd om de via de EU-begrotingsinstrumenten
bereikte resultaten op het gebied van de werkgelegenheid te maximaliseren. BIJLAGE
De drie actieplannen in deze bijlage (een
reeks belangrijke werkgelegenheidsacties voor de groene economie, een actieplan
voor de gezondheidswerkers in de EU en een reeks belangrijke acties voor
werkgelegenheid in de ICT-sector) worden voorgesteld in lijn met punt 1.2
"Benutten van het potentieel van sleutelsectoren om banen te creëren"
van deze mededeling. Zij worden elk ook onderbouwd door afzonderlijke
werkdocumenten van de diensten van de Commissie. Een
reeks belangrijke werkgelegenheidsacties voor de groene economie In reactie op de conclusies van de EPSCO-Raad
van december 2010 over een werkgelegenheidsbeleid voor een concurrerende,
koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en groene economie, wordt een reeks
belangrijke werkgelegenheidsacties voorgelegd om een succesvolle overgang
naar een groene economie tot stand te brengen. De
Commissie zal: 1.
een mainstreaming van groene werkgelegenheid in de nationale banenplannen
bevorderen - door met het
Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) te werken aan de vaststelling van
indicatoren voor groene werkgelegenheid en te zorgen voor een consistente monitoring
van de hervormingsmaatregelen; - door de
lidstaten aan te moedigen om in te spelen op de behoeften op het gebied van arbeidsherverdeling
en herscholing via een actief arbeidsmarktbeleid en een leven lang leren,
onder meer door het integreren van deze beleidsreacties in de regionale,
stedelijke of lokale ontwikkelingsstrategieën, voor zover van toepassing; - door in het
Europees semester 2013 de werkgelegenheidsdimensie van de
hulpbronnenefficiëntie en de uitvoering van de noodzakelijke hervormingen
te benadrukken. Met name zullen de lidstaten worden aangemoedigd om meer
gebruik te maken van milieubelastingen en inkomsten uit de handel in
emissierechten om arbeid minder te belasten; 2.
de intelligentie op het gebied van groene vaardigheden versterken - door ervoor
te zorgen dat de instrumenten voor de anticipatie op vaardigheden op
EU-niveau (EU-vaardigheidspanorama, ESCO, onderzoeken van Cedefop en
Eurofound) inspelen op de opkomende behoeften aan groene vaardigheden; - door in 2013
een reeks acties voor wederzijds leren met relevante arbeidsmarktactoren
te organiseren, met name betreffende de integratie van de vaardigheids- en
opleidingsdimensie in de bredere nationale groene groeistrategieën (programma
voor wederzijds leren van DG EMPL) en betreffende de wijzen waarop met de
bedrijven kan worden samengewerkt om werkzoekenden en werknemers die het risico
lopen om ontslagen te worden, naar opkomende groene beroepen te leiden (dialoog
van ODA tot ODA); - door de
verdere invoering van gestandaardiseerde regelingen voor de certificatie van
vaardigheden te bevorderen via het programma "Intelligente energie
voor Europa" in 2013/2014. 3.
een groter gebruik van financiële instrumenten van de EU voor slimme groene
investeringen bevorderen - door zich
met de Europese Investeringsbank te verbinden tot het vergroten van de
capaciteit om leningen toe te kennen aan publieke en particuliere
durfondernemingen op het gebied van hulpbronnenefficiëntie en hernieuwbare
energie; - door de
lidstaten aan te moedigen om in de door het ESF ondersteunde
operationele programma's voor 2014-2020 aandacht te besteden aan de
behoeften aan groene opleidingen en het vermogen van de ODA's om bijstand te
verlenen bij groene arbeidsmarktovergangen; en de EFRO-middelen te
concentreren op investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in
lijn met het voorstel van de Commissie; - door in de
context van de Progress-microfinancieringsfaciliteit in 2013 een forum van
belanghebbenden op het gebied van microfinanciering en sociaal ondernemerschap
op te richten om lokale financiële tussenpersonen te betrekken bij de
bevordering van ondernemersactiviteiten in de groene economie; - door het
bevorderen van innovatieve initiatieven in verband met de raakvlakken tussen
hulpbronnenefficiëntie en inclusieve werkgelegenheid via het sociale
experimentatievenster van Progress. 4.
partnerschappen tussen arbeidsmarktactoren oprichten - door
samenwerkingsprojecten op het gebied van groene banen en overgangen naar een
groene economie te ondersteunen in het kader van de PARES-oproep tot het
indienen van voorstellen 2013 voor innovatieve projecten tussen diensten voor
arbeidsvoorziening; - door met de Europese
sociale partners na te gaan hoe de verschuiving naar een koolstofarme
economie kan worden vergemakkelijkt via specifieke initiatieven in hun werkprogramma
2012-2014; - door de
kennis van de beste bipartiete en tripartiete initiatieven en activiteiten voor
groene werkgelegenheid te vergroten via de publicatie in 2013 van een handboek
met goede praktijken. Een
actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU Om de lidstaten te ondersteunen bij de aanpak
van de uitdagingen waarmee de gezondheidszorgsector wordt geconfronteerd en in
lijn met de verbintenis van de lidstaten om op dit gebied samen te werken,
zoals vastgelegd in de conclusies van de Raad van december 2010, stelt de
Commissie een actieplan voor met de onderstaande acties. De
Commissie zal: 1.
de planning en de prognose van de behoeften aan gezondheidswerkers in de EU
verbeteren - door vóór
eind 2012 een Europees platform van lidstaten en beroepsorganisaties op te
richten door de lancering van een driejarige gezamenlijke actie van de EU
inzake prognose en planning in het kader van het gezondheidsprogramma om
goede praktijken uit te wisselen, prognosemethodologieën te ontwikkelen op het
gebied van de behoeften aan gezondheidswerkers en een doeltreffende
personeelsplanning en om de EU-wijde gegevens over gezondheidswerkers te
verbeteren; - door
uiterlijk 2014 richtsnoeren te ontwikkelen voor de uitwisseling van gegevens
over de onderwijs- en opleidingscapaciteiten in gezondheidsberoepen om
de bestaande capaciteiten het best te benutten, op basis van de resultaten van
een in 2013 te lanceren studie die de onderwijs- en opleidingscapaciteiten van
de lidstaten in de gezondheidszorg, met name in medische universiteiten en
scholen voor verpleegkundigen, in kaart moet brengen; 2.
beter anticiperen op de vaardigheidsbehoeften in de gezondheidszorgsector - door de
oprichting van een Europese vaardigheidsraad voor werkenden in de
verpleging- en de verzorgingsector in 2013 te ondersteunen om de
vaardigheidsbehoeften in deze beroepen beter te analyseren en daarop beter te
anticiperen, rekening houdend met de voorgestelde modernisering van de
richtlijn betreffende beroepskwalificaties; - door
partnerschappen tussen onderwijs-/beroepsopleidingsverstrekkers en werkgevers
in de gezondheidszorgsector te bevorderen via het werk van een in 2013 op te
richten experimentele alliantie voor sectorale vaardigheden; - door de
uitwisseling van goede praktijken voor permanente bijscholing te
bevorderen om via een leven lang leren de vaardigheden en de competenties van
het gezondheidszorgpersoneel op peil te houden en het in dienst te helpen
houden, door de nationale systemen en praktijken in 2013 te onderzoeken en in
kaart te brengen; - door
uiterlijk 2014 aanbevelingen op te stellen voor de opleidingsvereisten
van gezondheidszorgassistenten, waaronder onderwijssteun voor
informele verzorgenden, gebaseerd op een analyse van de vaardigheden en de
competenties die van gezondheidszorgassistenten worden vereist, via de
oprichting van een experimenteel deskundigennetwerk en gegevensbank voor
gezondheidszorgassistenten; 3.
de uitwisseling van gegevens over het in dienst nemen en houden van
gezondheidswerkers stimuleren - door
uiterlijk 2013 te starten met het in kaart brengen van innovatieve en
effectieve strategieën voor het in dienst nemen en houden van personeel in
de gezondheidszorgsector met het oog op de uitwisseling van goede praktijken
tussen de lidstaten via het houden van een aanbesteding voor het in kaart
brengen van de strategieën en via het verkennen van de mogelijkheid van een
gezamenlijke actie met de lidstaten; 4.
de ethische aanwerving van gezondheidswerkers ondersteunen - door de
toepassing door de lidstaten van de wereldwijde gedragscode van de WHO voor
de internationale aanwerving van gezondheidspersoneel via de ontwikkeling
van een gemeenschappelijke aanpak te ondersteunen. Een reeks belangrijke acties voor werkgelegenheid in de ICT-sector Er is goede vooruitgang geboekt bij de
uitvoering van de mededeling van de Commissie over "e‑vaardigheden
voor de 21ste eeuw"[55]. Er
bestaat nu een grote consensus over de noodzaak van een e-vaardigheidsstrategie
van de EU op de lange termijn, die steunt op de actieve samenwerking tussen de
Commissie, de lidstaten, de regio's en de sociale partners om het
werkgelegenheidspotentieel van de ICT's te benutten.
De Commissie zal: 1. uit meerdere belanghebbenden bestaande partnerschappen oprichten om - de identificatie van de slechte afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van ICT-gerelateerde baanprofielen op de arbeidsmarkt te verbeteren; - gebruik te maken van organisaties en netwerken die het opzetten, uitvoeren en certificeren van opleidingsinitiatieven in verband met ICT-vaardigheden aanbieden, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de inzetbaarheid en de certificatie van informele competenties; - bewustmakingscampagnes (Europese week van e-vaardigheden[56], Get Online-week) te ondersteunen en ICT-loopbanen te bevorderen om jongeren en ondervertegenwoordigde profielen zoals vrouwen, werknemers in het midden van hun loopbaan en kwetsbare groepen aan te trekken en bij de activiteiten te betrekken; 2. het Europees kader voor e-vaardigheden versterken - door uiterlijk 2013 op de website van het Europees vaardigheidspanorama een gespecialiseerde sectie te creëren die gewijd is aan ICT-loopbanen; - door in 2012 het door CEN[57] ontwikkelde Europees kader voor e‑competenties verder te ontwikkelen om uiterlijk 2013 descriptoren van digitale competenties en een zelfbeoordelingsinstument voor alle lerenden te verstrekken, die in het toekomstige Europese vaardigheidspaspoort zullen worden geïntegreerd; - door in 2013 Europese richtsnoeren voor e-leren te ontwikkelen, die zijn gebaseerd op de behoeften van de bedrijven en beste praktijken, inclusief van het bedrijfsleven uitgaande initiatieven; - door kortecyclus-kwalificaties te bevorderen in zowel het hoger onderwijs als het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, om specifieke en praktische e-vaardigheden te verstrekken; 3. een toename van het aantal hooggekwalificeerde ICT-werknemers ondersteunen - door in 2012 kwaliteitslabels voor ICT-opleidingen in de bedrijven en certificaties te ontwikkelen die compatibel zijn met het Europese referentiekader voor kwaliteitsborging voor beroepsonderwijs en -opleiding (EQAVET); en door in 2013 een proefproject te ontwikkelen dat zorgt voor een interactief landschap van de ICT-bedrijfscertificaties en een online-zelfbeoordelingstest voor ICT-beroepsbeoefenaren; - door synergieën te bevorderen tussen acties op het gebied van ICT-vaardigheden, ondernemerschap en cloud computing in de context van het toekomstige EU-actieplan inzake cloud computing; - door het in 2012 gelanceerde EU-initiatief inzake e-leiderschap verder te ontwikkelen om in te spelen op de behoeften van ondernemers, managers, ICT-beroepsbeoefenaren en ervaren gebruikers, met bijzondere aandacht voor startende bedrijven en mkb's; 4. een groter gebruik van financiële instrumenten van de EU voor investeringen in ICT-vaardigheden bevorderen - door de lidstaten aan te moedigen de digitale opleiding in hun onderwijs- en opleidingsstelsels te versterken en de e-inclusie te stimuleren via door het ESF ondersteunde operationele programma's in 2014-2020. [1] Mededeling van de Commissie, Europa 2020 – Een strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010) 2020 van 3 maart 2010; conclusies
van de Europese Raad van 17 juni 2010. [2] EU Employment and Social Situation Quarterly Review,
maart 2012. [3] Volgens de tussentijdse prognoses van de diensten van de
Commissie in februari 2012 zal de EU in 2012 een stagnerend bbp hebben en zal
de eurozone een lichte recessie kennen. [4] Begeleidend werkdocument van de diensten van de
Commissie over trends en uitdagingen op de arbeidsmarkt. [5] Zoals aangegeven in de verklaring van de leden van de
Europese Raad van 30 januari 2012: "Groei en werkgelegenheid zullen pas
weer opbloeien als we een consequente aanpak volgen die steunt op een brede
basis, die een combinatie is van een slimme begrotingsconsolidatie die blijft
investeren in toekomstige groei, van gezond macro-economisch beleid en van een
actieve werkgelegenheidsstrategie die de sociale cohesie in stand houdt.". [6] Conclusies van de Europese Raad van 1-2 maart 2012. [7] Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. [8] Conclusies van de Europese Raad van 9 december 2011. [9] Conclusies van de Europese Raad van 9 december 2012. [10] Mkb's creëerden 85% van de nettogroei van de
werkgelegenheid in de periode 2002-2010. [11] De EU-regels inzake staatssteun moeten worden nageleefd,
rekening houdend met de mogelijkheden waarin in deze regels voor
werkgelegenheidssteun is voorzien, zie met name de artikelen 15, 16, 40, 41 en
42 van de groepsvrijstellingsverordening, Publicatieblad van de Europese Unie L
214 van 9 augustus 2008. [12] Uit de mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regio's, Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie (COM(2011)
112), blijkt dat het gebruik van inkomsten uit de veiling van ETS-rechten en CO2-heffingen
ter verlaging van de arbeidskosten positieve effecten op de werkgelegenheid kan
hebben. [13] Op grond van verschillende modellen kan de uitvoering van
individuele energie-efficiëntiemaatregelen er tegen 2020 toe leiden dat twee
miljoen groene banen worden gecreëerd of in stand gehouden, terwijl het
banenpotentieel van de ontwikkeling van de hernieuwbare-energiesector wordt
geschat op drie miljoen banen – Begeleidend werkdocument van de diensten van de
Commissie Benutting van het werkgelegenheidspotentieel van groene groei. [14] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie
over de benutting van het werkgelegenheidspotentieel van groene groei. [15] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie
over een actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU. [16] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie
over de benutting van het werkgelegenheidspotentieel van de persoonlijke en
huishoudelijke dienstverlening. [17] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie
over de benutting van het werkgelegenheidspotentieel van ICT's. [18] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de
Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's,
Een Begroting voor Europa 2020 – deel I, COM(2011) 500 van 29 juni 2011. [19] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie
over open, dynamische en inclusieve arbeidsmarkten. [20] Werkgelegenheids- en sociale ontwikkelingen in Europa
2011; Is werken voldoende om armoede te vermijden? Mechanismen en beleid in de
EU inzake armoede onder werkenden. [21] OESO, divided we stand: why inequality keeps rising,
2011. [22] http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/Minimum_wage_statistics. De minimumlonen bedragen tussen 30% en
50% van de gemiddelde brutomaandlonen. [23] Door de volledige toepassing van Richtlijn 2006/54/EG
betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke
behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep. [24] http://ec.europa.eu/eures/home.jspLabour market and social
trends. [25] Richtlijn 97/81/EG inzake deeltijdarbeid, Richtlijn
99/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 inzake arbeid voor bepaalde tijd. [26] Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid. [27] Mededeling van de Commissie "Herstructurering en
anticipatie op veranderingen; uit de recente ervaring te trekken lessen".
COM(2012) 7 definitief van 17 januari 2012. [28] Mededeling van de Commissie over het initiatief Kansen
voor de jeugd, COM(2011) 933 van 20 december 2011. [29] Het begeleidende werkdocument van de diensten van de
Commissie Uitvoering van het initiatief Kansen voor de jeugd, eerste
genomen stappen presenteert een tussentijds verslag over de door de
lidstaten genomen recente maatregelen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. In
februari 2012 hebben actieteams van de Commissie de acht lidstaten met de
hoogste jeugdwerkloosheid bezocht. De resultaten van deze bezoeken zullen in de
nationale hervormingsprogramma's worden geïntegreerd. [30] Verklaring van de leden van de Europese Raad van 30
januari 2012. [31] Begeleidend document van de diensten van de Commissie over
een kwaliteitskader voor stages. [32] Begeleidend document van de diensten van de Commissie over
een kwaliteitskader voor stages. [33] Mededeling van de Commissie Jaarlijkse groeianalyse 2012,
ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, COM(2011) 815,
Beveridge-curve, bladzijde 7. [34] Mededeling van de Commissie Jaarlijkse groeianalyse 2012,
ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, COM(2011) 815 van
23 november 2011. [35] Mededeling van de Commissie Jaarlijkse groeianalyse 2012,
COM(2011) 815 van 23 november 2011. [36] In 2010 woonde slechts 2,8% van de Europese bevolking in
de werkende leeftijd (15-64) in een andere dan haar eigen lidstaat (EU-enquête
naar de arbeidskrachten). [37] Speciale Eurobarometer van juni 2010 over
"Geografische en arbeidsmarktmobiliteit". [38] De vrijheid om werk te zoeken in een lidstaat van de EU
wordt ook erkend in artikel 15 van het Handvest van de grondrechten van de EU. [39] Verslag over het functioneren van de overgangsregelingen
inzake vrij verkeer van werknemers uit Bulgarije en Roemenië, COM(2011) 729
definitief van 11 november 2011. [40] Met name in zaak C-290/94. [41] Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het
Europees Parlement en de Raad, COM(2011) 883 van 19 december 2011. [42] Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 september 2009. [43] Het recht van eenieder die in de Unie verblijft en zich
daar vrij verplaatst op sociale-zekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen
overeenkomstig het recht van de Unie en het nationale recht wordt ook specifiek
erkend in artikel 34 van het Handvest van de grondrechten. [44] http://ec.europa.eu/eures/home.jsp [45] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=955&langId=en. [46] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=955&langId=en [47] Begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie:
Hervorming van Eures om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken. [48] PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1. [49] Conclusies van de Europese Raad van 9 december 2011 en
conclusies van de Raad (EPSCO) van 1 december 2011. [50] In 2012 zal de Commissie voorstellen om Besluit 2003/174
van de Raad tot instelling van een tripartiete sociale top overeenkomstig de
bepalingen van het VWEU bij te werken. [51] Conclusies van de Raad (EPSCO) van 1 december 2011, punt
9.5. [52] Aanbevelingen van de Raad van 12 juli 2011 inzake de nationale
hervormingsprogramma's. [53] Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement
en de Raad van 16 november 2011. [54] Voorstel van de Commissie voor een verordening van het
Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het
Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het
gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het
Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006,
COM(2011) 615. [55] Evaluatie van de uitvoering van de mededeling van de
Commissie over e-vaardigheden voor de 21ste eeuw, oktober 2010, http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/ict/files/reports/eskills21_final_report_en.pdf. [56] Zie http://eskills-week.ec.europa.eu.
[57] Europees
Comité voor Normalisatie (CEN).