13.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 277/171


Advies van het Comité van de Regio's — Het pakket verantwoordelijke ondernemingen

2012/C 277/17

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

constateert met voldoening dat de Commissie de sociale economie en sociale innovaties een centrale rol heeft toebedacht in het vlaggenschipinitiatief “Innovatie-Unie” van de Europa 2020-strategie, in het Europees platform ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en in de Single Market Act;

vindt dat een strategische benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) inderdaad steeds belangrijker is geworden voor het concurrentievermogen van bedrijven. Hierdoor wordt het gemakkelijker om risico's te beheersen, de kosten te drukken, kapitaal te verkijgen, de relaties met klanten te verbeteren, het personeelsbeheer te ontwikkelen en de innovatiecapaciteit te vergroten. Bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen, kunnen op lange termijn op meer vertrouwen van werknemers, consumenten en burgers rekenen;

acht het een goede zaak dat de Commissie vooraanstaande vertegenwoordigers van het Europese bedrijfsleven oproept om in nauwe samenwerking met de overheid en andere stakeholders een veel groter aantal EU-bedrijven te stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen, zulks met duidelijke streefcijfers voor 2015 en 2020;

vindt dat de Europese Commissie meer aandacht zou moeten besteden aan de ongelijke niveaus van ontwikkeling en de in de Europese Unie nog altijd optredende regionale verschillen. Per lidstaat en regio/stad varieert de situatie aanzienlijk als het gaat om de vijf in de Europa 2020-strategie geformuleerde prioriteiten - werkgelegenheid, onderzoek & innovatie, klimaatverandering & energie, onderwijs en armoedebestrijding - terwijl ook de crisis hier in verschillende mate doorwerkt.

Rapporteur

Satu TIETARI (FI/ALDE), lid van de gemeenteraad van Säkylä

Referentiedocumenten

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het pakket “verantwoordelijke ondernemingen”, dat bestaat uit:

de overkoepelende mededeling,

COM(2011) 685 final

het voorstel tot herziening van de jaarrekeningenrichtlijnen,

COM(2011) 684 final

het voorstel tot herziening van de transparantierichtlijn,

COM(2011) 683 final

de mededeling inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO),

COM(2011) 681 final

de mededeling “Initiatief voor een sociaal ondernemerschap”,

COM(2011) 682 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

constateert met voldoening dat de Commissie de sociale economie en sociale innovaties een centrale rol heeft toebedacht in het vlaggenschipinitiatief “Innovatie-Unie” van de Europa 2020-strategie, in het Europees platform ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en in de Single Market Act.

2.

De Commissie stelt terecht dat een strategische benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) steeds belangrijker is geworden voor het concurrentievermogen van bedrijven. Hierdoor wordt het gemakkelijker om risico's te beheersen, de kosten te drukken, kapitaal te verkijgen, de relaties met klanten te verbeteren, het personeelsbeheer te ontwikkelen en de innovatiecapaciteit te vergroten. Bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen, kunnen op lange termijn op meer vertrouwen van werknemers, consumenten en burgers rekenen.

3.

Het is een goede zaak dat de Commissie vooraanstaande vertegenwoordigers van het Europese bedrijfsleven oproept om in nauwe samenwerking met de overheid en andere stakeholders een veel groter aantal EU-bedrijven te stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen, zulks met duidelijke streefcijfers voor 2015 en 2020.

4.

De Commissie komt terecht niet met een voor heel Europa geldende standaarddefinitie van sociaal ondernemerschap, waaraan alle betrokkenen zich zouden moeten houden en die zou leiden tot al te rigide voorschriften. Haar voorstel inzake gemeenschappelijke beginselen die het mogelijk maken, rekening te houden met de politieke, economische en maatschappelijke strategieën en mogelijkheden van de verschillende lidstaten, verdient bijval. Wel dient erop te worden toegezien dat er in alle EU-lidstaten dezelfde termen en begrippen worden gehanteerd.

5.

Het is een goede zaak dat de Europese Commissie het vaste voornemen heeft om te bouwen aan een sterk, concurrerend en op duurzame groei gericht Europa, waardoor de economie meer kansen krijgt om zich te herstellen. In de Europa 2020-strategie staat de ondersteuning van concurrerende en op duurzame ontwikkeling gebaseerde bedrijfsmodellen centraal (1).

6.

De nieuwe parameters die het concurrentievermogen beïnvloeden, hebben twijfels gezaaid omtrent de rol van de Europese economie in de wereld. De Europa 2020-strategie zal dan ook krachtig moeten worden gesteund als we willen dat de Europese economie haar positie herovert. De maaatschappelijke dimensie dient in dit proces een centrale rol als aanjager te spelen.

7.

Bij de pogingen om het hoofd te bieden aan de wereldwijde uitdagingen is het van belang dat wordt geprofiteerd van de toegevoegde waarde die wordt geleverd door acties op EU-niveau. De doelstellingen van de Europa 2020-strategie kunnen alleen worden verwezenlijkt als de hulpmiddelen waarover de lidstaten beschikken, worden samengevoegd en er synergievoordelen worden gegenereerd.

8.

De samenwerking over de hele linie moet worden bevorderd, terwijl de regio's en lidstaten er zich middels onderlinge akkoorden toe moeten verbinden, de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

9.

De Europese Commissie zou meer aandacht moeten besteden aan de ongelijke niveaus van ontwikkeling en de in de Europese Unie nog altijd optredende regionale verschillen. Per lidstaat en regio/stad varieert de situatie aanzienlijk als het gaat om de vijf in de Europa 2020-strategie geformuleerde prioriteiten - werkgelegenheid, onderzoek & innovatie, klimaatverandering & energie, onderwijs en armoedebestrijding - terwijl ook de crisis hier in verschillende mate doorwerkt.

10.

Het CvdR is er voorstander van om bijv. via investeringssteun en overheidsopdrachten de positie van MVO op de markt te versterken en deze vorm van ondernemen te belonen. De steun moet gericht zijn op actoren die oog hebben voor de cruciale betekenis die werknemers hebben voor de ontwikkeling van ondernemingen. Ter verhoging van het imitatie-effect dient er een beloning te komen als sprake is van een verbetering van de werkgelegenheid onder groepen waarvan bekend is dat ze met werkloosheid worden bedreigd.

11.

Het voorstel van de Commissie om de activiteiten van ondernemingen op het gebied van MVO officieel te erkennen, wordt met instemming begroet. De EU kan helpen met het verspreiden van goede praktijken, het bevorderen van intercollegiaal leren en het aanmoedigen van meer ondernemingen om een eigen strategische benadering inzake MVO te ontwikkelen.

12.

De Europese Commissie wordt verzocht om regelgeving op te stellen op grond waarvan investeringsfondsen en financiële instellingen worden verplicht, hun cliënten (burgers, bedrijven, overheden enz.) op de hoogte te stellen van de ethische resp. maatschappelijk verantwoorde investeringsprincipes die ze hanteren, of van de normen en voorschriften waardoor ze zich laten leiden om een nieuw soort waarde-ethiek ingang te doen vinden.

13.

Er is behoefte aan een Europees instrument waardoor de financiële ondersteuning van sociale ondernemingen wordt vergemakkelijkt.

14.

De Europese Commisie en het Comité van de Regio's zouden de wijze waarop een en ander in praktijk wordt gebracht en de informatie die hierover wordt verspreid, regelmatig moeten monitoren en de situatie moeten evalueren. Door informatie te verspreiden over zaken die relevant zijn vanuit maatschappelijk en milieustandpunt (o.a. in relatie tot het klimaat), kan worden bevorderd dat men zich meer betrokken gaat voelen bij verschillende ontwikkelingsactiviteiten die ertoe bijdragen dat fundamentele risico's voor duurzame ontwikkeling sneller worden onderkend.

15.

Het is duidelijk dat de ontwikkeling van MVO nieuwe vaardigheidseisen stelt aan ondernemingen en hen noopt om gangbare waarden en praktijken te herzien. De lidstaten kunnen hier een belangrijke rol spelen door instellingen voor zowel middelbaar als hoger onderwijs aan te moedigen om MVO, duurzame ontwikkeling en verantwoord burgerschap op te nemen in hun betreffende leerplannen.

16.

Het is een goede zaak dat er in het kader van het nieuwe groeimodel van de EU een centrale rol wordt toegekend aan onderwijs, maatschappelijk bewustzijn en de erkenning van ontwikkelingsactiviteiten. Het CvdR kan zich vinden in het voornemen van de Commissie om hier sturend op te treden en met name onderwijsprojecten die maatschappelijke verantwoordelijkheid bevorderen, te financieren. In het onderwijs zou al in een zo vroeg mogelijk stadium een positieve houding jegens MVO moeten worden aangekweekt, zodat men zich bewust wordt van de rol die het menselijk kapitaal in de economie speelt.

17.

Het is een feit dat het begrip “industrie” een ruimere invulling heeft gekregen, en dat het belang van nieuwe, op “netwerkachtige” activiteiten gebaseerde industrieën is toegenomen. Meer MVO in alle werkstadia zal de ontwikkeling van deze ondernemingen ten goede komen.

18.

Verspreiding van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de zakenwereld is een uitdaging die er in doorslaggevende mate toe kan bijdragen dat de EU een consequenter mensenrechtenbeleid gaat voeren.

19.

Als strikter de hand wordt gehouden aan de UN Guiding Principles, zullen de doelstellingen van de EU t.a.v. individuele mensrechtenkwesties en het naleven van de centrale arbeidsnormen (waarbij o.a. kan worden gedacht aan kinderarbeid, dwangarbeid voor gevangenen, mensensmokkel, gendergelijkheid, non-discriminatie, vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen) gemakkelijker kunnen worden verwezenlijkt.

20.

De Europese Unie zou moeten investeren in maatregelen met een optimaal sociaal-economisch rendement. Het CvdR staat achter het voornemen van de Commissie om in 2012 samen te werken met bedrijven en stakeholders, om op basis van de UN Guiding Principles richtsnoeren inzake mensenrechten voor een beperkt aantal relevante industriesectoren, evenals richtsnoeren voor kleine en middelgrote ondernemingen, te ontwikkelen.

21.

Het CvdR wil er nogmaals de aandacht op vestigen dat het opzetten van een meer verantwoord en transparant financieringssysteem een van de belangrijkste doelstellingen zou moeten zijn. Investeerders zouden zich bij het beleggen van hun kapitaal niet alleen door het directe financiële profijt moeten laten leiden. Een verantwoord beleid ten aanzien van het menselijk kapitaal leidt op de lange termijn tot concurrentievoordelen en dat vertaalt zich weer in concrete financiële voordelen.

22.

MVO dient er uiteindelijk op gericht te zijn om processen in gang te zetten met behulp waarvan de steeds schaarser wordende hulpmiddelen op een meer efficiënte, verantwoorde en transparante wijze kunnen worden beheerd, en om het gebruik van maatschappelijk verantwoorde activiteiten op grotere schaal ingang te doen vinden.

23.

Er is een verband tussen demografische veranderingen en nieuwe consumptiepatronen. De vergrijzing in de ontwikkelde landen schept nieuwe behoeften op het gebied van sociale dienstverlening, maar biedt tevens mogelijkheden voor het ontstaan van maatschappelijk verantwoord opererende ondernemingen.

24.

De Europese Commissie en het Comité van de Regio's zouden op zoek moeten gaan naar ethisch geïnspireerde en op morele waarden gebaseerde maatregelen om het bedrijfsleven warm te maken voor MVO. Dit vraagt om nieuwe vaardigheden en een verandering van gangbare waarden en gedragspatronen.

25.

Ondernemingen zullen via stimulansen moeten worden aangezet om op basis van vrijwilligheid en op eigen initiatief over te gaan tot het ontwikkelen van MVO-activiteiten. Ze zouden de nodige armslag moeten krijgen om te innoveren en een op de eigen situatie afgestemde MVO-aanpak te ontwikkelen, waarbij de omvang van het bedrijf en het specifieke terrein waarop het actief is, geen belemmering mogen vormen. Hierbij zij ook aangetekend dat MVO de sociale dialoog ten goede komt.

26.

In de verschillende Europese regio's dienen ter plaatse concrete en meetbare maatregelen te worden ontwikkeld waarvan de directe en indirecte gevolgen aan de basis zichtbaar zijn en die zich lenen voor het uitwisselen van ervaringen.

27.

Er is behoefte aan een alomvattend duurzaamheidsconcept waarin economische, sociale en milieu-parameters op een evenwichtige wijze met elkaar verbonden zijn. De integratie van maatschappelijke aspecten in overheidsopdrachten, met inachtneming van het huidige wet- en regegevingskader van de EU, dient te worden aangemoedigd (2).

28.

Er zal voor moeten worden gezorgd dat de lidstaten en de bestuursorganen op alle niveaus ten volle gebruik maken van de door de huidige wetgeving inzake overheidsopdrachten geboden mogelijkheden voor het hanteren van MVO-criteria bij aanbestedingen. Wel dient te worden gegarandeerd dat kleine en micro-ondernemingen evenveel kans maken om overheidsopdrachten in de wacht te slepen als andere en hier duurzaam aan kunnen deelnemen.

29.

Het streven van de Europese Commissie om de wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten beter af te stemmen op de plaatselijke behoeften verdient bijval. Het Europees Parlement en de Raad worden verzocht om rekening te blijven houden met deze behoeften evenals met die van het MKB.

30.

Er is behoefte aan voorstellen voor initiatieven waarbij wordt nagegaan hoe in de bepalingen inzake overheidsopdrachten de mogelijkheden van kleinere, sneller operende en maatschappelijk verantwoord te werk gaande actoren kunnen worden verbeterd. Het moet ook mogelijk zijn om bij overheidsopdrachten op m.n. het gebied van sociale en medische dienstverlening meer aandacht te besteden aan criteria die de nadruk leggen op kwaliteit en arbeidsomstandigheden.

31.

Het is zaak dat bij aanbestedingsprocedures de totstandkoming van partnerschappen en netwerken wordt ondersteund. Het hele aanbestedingsproces mag niet te zwaar en ingewikkeld worden en al te veel administratieve rompslomp met zich mee brengen. Ook moet ervoor worden gewaakt dat de nadruk komt te liggen op het behalen van een zo goedkoop en snel mogelijk eindresultaat. Het belangrijkste is dat de op kwaliteit gerichte resultaten worden neergezet waar de samenleving om vraagt.

Nieuw te ontwikkelen actiemodellen en voorstellen voor maatregelen ter bevordering van MVO

Maatschappelijke verantwoordelijkheid als factor te verbetering van het concurrentievermogen

32.

Er zal steun moeten worden verleend aan maatregelen waardoor ondernemingen hun concurrerende activiteiten, producten en dienstenpakketten op basis van MVO verder kunnen ontwikkelen. Er zal in kaart moeten worden gebracht welke know-how er in de sector voorhanden is, hoe deze verder kan worden ontwikkeld, welke meetbare doelstellingen er zijn en hoe de uitwisseling van beste praktijken kan worden gestimuleerd.

Klantvriendelijkheid

33.

De klant zou in de gelegenheid moeten zijn om gemakkelijk aan informatie te komen over maatschappelijk verantwoord opererende ondernemingen en hun producten. De informatie moet beschikbaar zijn in een vorm die gemakkelijk toegankelijk is en vlot kan worden verspreid.

34.

Belangrijke voorwaarden voor het in praktijk brengen van MVO zijn transparantie en openheid over de verschillende stadia van het productieproces. De gebruikte terminologie dient consistent en helder te zijn en de consument moet de kans krijgen om feedback te geven.

Financiële prikkels moeten op een begrijpelijke wijze worden aangeboden

35.

Als wordt getracht MVO aan te moedigen d.m.v. financiële en andere prikkels, zullen deze op een begrijpelijke wijze moeten worden aangeboden. Tegelijkertijd zullen er aantrekkelijke en stimulerende exploitatievoorwaarden voor sociale ondernemingen moeten worden geschapen. Ook kleinere ondernemingen moeten een reële kans krijgen om maatschappelijk verantwoord te opereren.

Onderwijs, educatie

36.

In het onderwijs is onvoldoende aandacht besteed aan MVO. De ontwikkeling van sociale ondernemingen zou wel eens geremd kunnen worden door het feit dat het management onvoldoende zakelijk inzicht heeft. Daarom moet er in de toekomst worden gekozen voor een duale aanpak van de sociale economie: één voor het heden – in de vorm van bijscholing – en één voor de toekomst – in de vorm van lesprogramma's voor het hoger onderwijs. Op die manier kan personeel op de juiste manier worden opgeleid.

37.

Acties op het gebied van ontwikkeling en onderwijs dienen te worden gepland in samenwerking met de financiële actoren. Zo kan ook het nodige menselijk kapitaal worden betrokken bij de ontwikkeling van MVO.

Actualisering van de wetgeving inzake overheidsopdrachten

38.

Bij de offertes van dienstverleners en fabrikanten is zeer sterk de nadruk komen te liggen op de prijs. Er zijn veel eenmalige aanbestedingen op het gebied van dienstverlening en aankoop van goederen, wat er toe kan leiden dat kleinere ondenermingen vanwege de hogere prijs per eenheid uit de boot vallen. Bij het beoordelen van de offertes zou het mogelijk moeten zijn om meer rekening te houden met het aspect duurzame ontwikkeling. Daarnaast zou er gezorgd moeten worden voor voorlichting en begeleiding op het gebied van offertes.

Motiveren tot maatschappelijk verantwoord ondernemen

39.

Bij de inspanningen om bedrijven te motiveren tot maatschappelijk verantwoord ondernemen dient ervoor gezorgd te worden dat hierbij deskundigen met een verschillende achtergrond worden betrokken, zodat informatie kan worden verstrekt over de verschillende aspecten van MVO.

40.

Verder is het zo dat m.n. veel kleine en middelgrote ondernemingen het gevoel hebben dat ze niet worden gehoord als er nieuwe bepalingen en verordeningen worden opgesteld. Ondernemingen zouden concrete mogelijkheden moeten krijgen om invloed uit te oefenen en in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich een beeld te vormen van de gevolgen van de verschillende maatregelen, terwijl hun ook flexibele regelingen op het gebied van bijv. financiering zouden moeten worden geboden.

41.

Voor het verkrijgen van steun zou het verder belangrijk zijn om het prestatievermogen van ondernemingen, hun aansprakelijkheid en de transparantie van hun activiteiten op een nieuwe wijze tot ontwikkeling te brengen.

42.

De sociale economie verschaft op dit moment al werk aan ruim 11 miljoen mensen (ofwel 6 % van de totale beroepsbevolking) (3). Hieronder vallen organisaties met een speciale juridische status (coöperaties, stichtingen, verenigingen en onderlinge maatschappijen), waarvan er vele, ieder binnen het kader van de genoemde status, streven naar het verwezenlijken van sociale doelstellingen, alsmede sociale ondernemingen die de vorm hebben van een traditioneel particulier bedrijf of naamloze vennootschap.

43.

Het CvdR vraagt aandacht voor het feit dat sociaal ondernemerschap onvoldoende erkenning krijgt. In verschillende regio's of landen gevestigde ondernemingen zijn ook te weinig verenigd in netwerken, wat een sta-in-de-weg is voor het verspreiden van goede praktijken, het tot stand brengen van partnerschappen en het creëren van nieuwe mogelijkheden.

44.

In de interne markt is m.n. behoefte aan een nieuw soort inclusieve groei, gericht op het realiseren van een zo volledig mogelijke werkgelegenheid.

45.

Er zou over moeten worden nagedacht of sociale ondernemingen een grote bijdrage kunnen leveren aan de economie, bijv. als wordt ingegrepen in de productiemethoden van de openbare sector. Sociaal ondernemerschap kan een oplossing bieden als het gaat om de hervorming van het systeem van openbare dienstverlening, waar we in de toekomst niet onderuit zullen komen.

46.

Naar mag worden gehoopt, zal de bijzondere aard van sociale ondernemingen m.n. bij overheidsopdrachten in aanmerking worden genomen, zonder dat hierbij evenwel de concurrentieverhoudingen worden verstoord.

47.

Het CvdR staat achter de initiatieven van de Commissie betreffende de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in het kader van het Europees platform (4) en betreffende de akte voor de interne markt (5). Hiermee kan de regionale samenhang worden geconsolideerd en kunnen innovatieve oplossingen voor maatschappelijke problemen worden gevonden, vooral als het gaat om het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting.

48.

Het CvdR kan zich vinden in de opvatting dat sociale ondernemingen als een aparte groep moeten worden beschouwd, gekenmerkt door een eigen bedrijfscultuur, waarbij particulier winststreven niet per se het hoofddoel is. Wel moet het mogelijk zijn om binnen zo'n aparte groep ondernemingen eigen regionale en nationale prioriteiten te stellen.

49.

Het voorstel van de Commissie inzake gemeenschappelijke beginselen die het mogelijk maken om rekening te houden met de politieke, economische en maatschappelijke strategieën en mogelijkheden van de verschillende lidstaten, verdient bijval.

50.

Sociale en maatschappelijk verantwoordelijk opererende ondernemingen verrichten nu al activiteiten zonder dat ze zelf beseffen dat ze sociaal en maatschappelijk verantwoord bezig zijn. De termen zelf zijn soms niet eens bekend. Deze begrippen zullen dan ook meer onder de aandacht moeten worden gebracht, zodat ze bij de activiteiten van de ondernemingen en het in de juiste richting sturen hiervan in praktijk kunnen worden gebracht.

51.

Initiatieven om sociaal ondernemerschap onder de aandacht te brengen, de zichtbaarheid van de sector te vergroten en er meer begrip voor te kweken, verdienen steun. Informatie over sociale ondernemingen zou gemakkelijker en sneller toegankelijk moeten worden gemaakt met het oog op de uitwisseling van ervaringen en de verspreiding van goede praktijken.

52.

Er zou een veeltalig digitaal platform voor het uitwisselen van gegevens moeten worden opgezet voor sociale ondernemers, broedplaatsen en clusters van ondernemingen en investeerders die geld steken in MVO. Ook zou het gemakkelijker moeten worden gemaakt om via de EU-programma's informatie te verspreiden en steun te verkrijgen. Voordat het platform wordt ontwikkeld, moeten de betrokken partijen worden geraadpleegd.

53.

Er moeten voorwaarden worden gecreërd voor de uniformering van de procedures voor projectfinanciering. Waar projecten vragen om financiering uit verschillende bronnen, is het nodig om bij het aanvragen hiervan uit te zoeken hoe de regelgeving en voorschriften er per financieringsbron uitzien, omdat in de verschillende subsidieregelingen de aard en omvang van de steun varieert naar gelang van het voor de financiering bevoegde overheidsorgaan, de inhoud van het project en de nationale wetgeving. Dit beperkt m.n. de financieel minder draagkrachtige kleinere ondernemingen in hun mogelijkheden om deel te nemen aan projecten. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan de procedures die worden gevolgd bij het implementeren, interpreteren en toepassen van EU-financiering.

54.

Er is behoefte aan de ontwikkeling van horizontale beleidsmaatregelen en doelgerichte programma's ter ondersteuning van sociale ondernemingen en bevordering van sociale innovaties. Een en ander mag echter de concurrentieverhoudingen niet verstoren.

55.

Sociale ondernemingen hebben moeite om aan de voor hun ontwikkeling benodigde financiering te komen. De herverdeling van winst en de indienstneming van kansarme personen wekken bij kredietverstrekkers en potentiële investeerders vaak de indruk dat sociale ondernemingen risicogevoeliger en onrendabeler zijn dan andere ondernemingen.

56.

Het CvdR steunt de voorstellen van de Commissie (6) om particulieren en overheidsinstanties aan te moedigen, meer te gaan investeren in sociale ondernemingen door aandelen te kopen of leningen te verstrekken, hetzij via maatschappelijk verantwoorde beleggingen, hetzij via een Europees instrument ter ondersteuning van de financiering van sociale ondernemingen.

57.

Er zal op Europees niveau een wetgevingskader moeten worden ontwikkeld op basis waarvan nieuwe soorten instrumenten voor investeringen in MVO kunnen worden geschapen.

58.

Alle bedrijven en stichtingen die actief zijn op het gebied van sociaal ondernemerschap, moeten de kans krijgen om te opereren in de eengemaakte markt, wat betekent dat een al te ingewikkelde regelgeving moet worden vermeden. De regels zouden zonder moeite toegepast en nageleefd moeten kunnen worden.

59.

Het CvdR staat achter de maatregelen van het Europees investeringsfonds (7) die erop gericht zijn om in 2012 een speciaal loket voor een “equity-onderdeel” te openen (ESIEF (8)) voor investeringen in fondsen met sociale doelstellingen. Vooral in de beginfase zal het moeilijk worden om de nodige middelen bij elkaar te krijgen.

60.

De mogelijkheden voor een nieuwe beleggingspool voor socaal ondernemerschap zal in overweging moeten worden genomen. Ook moet erover worden nagedacht of het mogelijk is om sociaal ondernemerschap te stimuleren door actiemodellen op te zetten waarbij ook de verschillende financierders van het innovatiesysteem worden betrokken. De financiering zal gepaard moeten gaan met advisering en begeleiding op het gebied van beleggen en bedrijfsvoering, want alleen al de grote verscheidenheid aan financieringsinstrumenten maakt het aanvragen van subsidies voor nieuwe kleinere ondernemingen tot een gecompliceerde aangelegenheid. Doordat sociale ondernemers veelal moeite hebben om een nauwkeurig beeld te schetsen van hun activiteiten en hun doelstellingen precies te omschrijven, komen ze moeilijk aan subsidies.

61.

Wel is het zo dat bij beleggingen als tegenprestatie kan worden geëist dat de effecten vooraf nauwkeurig worden beoordeeld en dat maatschappelijke verantwoordelijkheid als voorwaarde wordt gesteld.

62.

Als kwalitatieve doelstellingen bij het ontwikkelen van sociaal ondernemerschap kunnen het voortbrengen van innovaties en het ontstaan van nieuwe ondernemingen worden aangemerkt. Aldus kan langdurige werkloosheid worden tegengegaan, kunnen er nieuwe vaste arbeidsplaatsen worden geschapen en kunnen er netwerken van vooral kleinere ondernemingen worden gevormd.

63.

Er zal nader moeten worden onderzocht of MVO-activiteiten en de hiermee gepaard gaande scholing ertoe kunnen bijdragen dat met sociale uitsluiting bedreigde jongeren een kans krijgen op de arbeidsmarkt. Kan betrokkenheid bij sociaal ondernemerschap deze jongeren een bron van inkomsten en ervaring bieden, waardoor ze het werklozenbestaan kunnen inruilen voor een actief beroepsleven?

64.

De mogelijkheid om de knowhow en stilzwijgende kennis waarover mensen van middelbare leeftijd beschikken, over te dragen op jongeren via de oprichting van sociale ondernemingen, verdient de nodige aandacht. Door de economische crisis in de EU lopen ook oudere werknemers, die nochtans nog lang niet arbeidsonbewaam zijn, het gevaar om ontslagen en sociaal uitgesloten te worden. De EU moet er via haar financieringsinstrumenten ook naar streven om het meester-gezel-leermodel ingang te doen vinden in sociale ondernemingen. De overdracht van kennis tussen de generaties levert een belangrijke toegevoegde waarde: ouderen kunnen hun instelling en knowhow overdragen, terwijl jongeren frisse ideeën kunnen aandragen en hun enthousiasme kunnen overbrengen. Het meester-gezel-leermodel werkt dus ook in omgekeerde richting.

65.

Het zou goed zijn als in het kader van het Europees Jaar van het actief ouder worden (2012) onder ouderen meer informatie wordt verspreid over de voordelen van sociaal ondernemerschap.

66.

Er is behoefte aan doelgerichte en alle facetten van het ondernemen beslaande activiteiten in de vorm van deskundige begeleiding, bedrijfsontwikkelingsdiensten, gezamenlijke seminars, studiebezoeken ter verbetering van de vaardigheden op het gebied van bedrijfsvoering, en bevordering van de uitwisseling van know-how.

67.

De aandacht zal van versnipperde en op specifieke projecten gerichte activiteiten moeten verschuiven naar een meer op de lange termijn gericht beleid. Een stapsgewijze, op het verwezenlijken van tussentijdse doelstellingen gebaseerde aanpak is een noodzakelijke voorwaarde voor een rendabele bedrijfsvoering op basis van sociaal ondernemerschap.

68.

Er moeten sectoroverschrijdende partnerschappen en samenwerkingsverbanden van organisaties die op verschillende wetenschappelijke en andere terreinen actief zijn, worden ontwikkeld. Welke andere actoren kunnen bij de ontwikkeling van een en ander worden betrokken of zijn hier reeds bij betrokken? En hoe zit het met het grotere geheel van aanverwante projecten, programma's en netwerken waaronder ook sociaal ondernemerschap valt of waarbij men socaal ondernemerschap zou willen onderbrengen? Op welke wijze kunnen andere projecten/financierders/beleggers profiteren van de netwerken?

69.

Er zal samen met de betrokken partijen gewerkt moeten worden aan het identificeren van goede praktijken en bruikbare modellen. De sociale ondernemingen in Europa zouden in kaart moeten worden gebracht en moeten worden gecatalogiseerd, terwijl hun bijzondere aard, economisch gewicht, grensoverschrijdend groeipotentieel, rechtsgrondslag en belastingregime waaronder ze vallen, in beeld moet worden gebracht. De beschikbare gegevens kunnen op deze manier worden benut en op grond van de beste praktijken kunnen er conceptuele modellen worden ontwikkeld.

Ontwikkeling van een certificatiesysteem voor sociaal ondernemerschap

70.

Naarmate het ondernemerslandschap diverser wordt en er steeds meer verschillende soorten ondernemers bij komen, groeit de behoefte om het begrip sociaal ondernemerschap scherper af te bakenen, opdat er werk kan worden gemaakt van rechtvaardige belastingheffingen, pensioenregelingen en sociale premies, waardoor er in de samenleving meer werk wordt geschapen en verschillende bedrijfsmodellen kunnen worden ontwikkeld.

71.

Er zal aan de hand van een set specifieke criteria een certificatiesysteem voor het regionale niveau moeten worden ontwikkeld. Er moet worden gestreefd naar een vorm van vaste samenwerking en naar de totstandkoming van partnerschappen tussen regio's, waarbij ruimte is voor specifieke regionale aspecten, zodat verantwoordelijke ondernemingen de nodige steun krijgen, wat zowel inhoud als vorm van erkenning betreft.

Onderwijs, begeleiding en mentorschap ter bevordering van permanente ontwikkeling

72.

Om een gunstig klimaat te scheppen voor de activiteiten van maatschappelijk verantwoord opererende ondernemingen binnen de sociale economie is het van belang dat deze ondernemingen op een andere manier worden geleid en over de nodige kennis van zaken beschikken, wat kan worden bereikt door aanpassing van de lesprogramma's in het hoger onderwijs, scholing en systematische ontwikkeling.

73.

Het leren van elkaars ervaringen en het meester-gezel-leermodel zijn ook aan te bevelen met het oog op een efficiënte aanwending van de hulpmidddelen. Het verzamelen en verspreiden van de ervaringen die zijn opgedaan door reeds lang in de sector actieve sociale ondernemers, dragen in belangrijke mate bij tot een vergroting van onze kennis.

Mogelijkheid tot modelvorming en herhaalbaarheid

74.

Er zal moeten worden nagegaan in hoeverre de activiteiten van sociale ondernemers zich lenen voor de ontwikkeling van modellen en voor verdere verspreiding. Hoe zou op grond hiervan een aantrekkelijk productiemodel kunnen worden opgezet waardoor beleggers kunnen worden aangemoedigd om geld te steken in de ontwikkeling van sociaal ondernemerschap en consumenten kunnen worden overgehaald om aankopen te doen?

Voorkoming van marginalisering onder jongeren

75.

Er zal geïnvesteerd moeten worden in de tewerkstelling en het welzijn van jongeren en andere personen die gevaar lopen te worden gemarginaliseerd. Dit kan door hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en meer mogelijkheden te scheppen voor sociaal ondernemerschap. Een laagdrempelig “operationeel concept” zou ervoor kunnen zorgen dat er voorwaardelijke geldbedragen beschikbaar worden gesteld voor maatregelen die voorkomen dat kinderen en jongeren worden gemarginaliseerd, waardoor er nieuwe soorten dienstverlening kunnen worden ontwikkeld en uitgebreid. Daarnaast zouden jongeren mogelijkheden moeten worden geboden om geld in te zamelen voor eigen projecten en activiteiten.

76.

Opgemerkt zij dat voor een beursgenoteerd bedrijf niet kan opereren zonder toezicht door een van de lidstaten.

77.

De maatregelen in het kader van bovengenoemd concept zouden m.n. moeten worden afgestemd op een beoordeling van de effecten.

78.

Het voorstel om meer flexibiliteit mogelijk maken met betrekking tot de frequentie en timing van de publicatie van periodieke financiële informatie voor kleine en middelgrote uitgevende instellingen, verdient bijval. De frequentie van de publicaties zal aan het doel moeten beantwoorden

79.

Maatregelen om de beschrijvende gedeelten van de financiële verslagen voor kleine en middelgrote uitgevende instellingen te vereenvoudigen zijn welkom.

80.

Naar te hopen valt zal er bij sociale innovaties in het bijzonder aandacht worden besteed aan gendergelijkheid en discriminatiebestrijding.

81.

Het zou goed zijn als de doorgifte van informatie wordt geharmoniseerd en vereenvoudigd. Op dit moment is het moeilijk om overal in de EU aan de financiële gegevens over beursgenoteerde bedrijven te komen, omdat geïnteresseerden hiertoe de databestanden van 27 verschillende landen moeten doorwerken.

82.

Er is behoefte aan een economisch klimaat dat meer bevorderlijk is voor creativiteit en innovaties en het bedrijfsleven meer vertrouwen geeft door een vereenvoudiging van de bureaucratische procedures en administratieve obstakels, waardoor vooral kleine en middelgrote ondernemingen worden gehinderd bij het ontplooien van hun activiteiten.

83.

De rol van maatschappelijk verantwoord opererende ondernemingen in de samenleving moet verder worden ontwikkeld en er zal een klimaat moeten worden geschapen waardoor ondernemers worden aangemoedigd om innovatieve en economisch rendabele projecten met een sociale impact te ontwikkelen. MVO moet voor het bedrijfsleven lonend en stimulerend zijn en bij de operationele activiteiten zal reeds in het beginstadium rekening moeten worden gehouden met deze ondernemers.

84.

Parallel hieraan zal een evaluatie moeten worden gemaakt van het vlaggenschipinitiatief “Innovatie-Unie”, dat gericht is op het bevorderen van sociale innovaties en de bedoeling heeft om de creativiteit van organisaties en sociale ondernemingen te benutten ter ondersteuning van de meest achtergestelde groepen en ter vervulling van bepaalde dringende behoeften waaraan noch de markt noch de overheid hebben voldaan, zulks om overlapping van activiteiten te voorkomen.

85.

De jaarrekeningenrichtlijn zou vooral in het belang van kleine ondernemingen vereenvoudigd moeten worden. De eisen die in richtlijnen inzake jaarrekeningen worden gesteld, bijv. op het punt van openbaarmakings- en waardebepalingsverplichtingen, zouden redelijk en rechtvaardig moeten zijn en rekening moeten houden met de omvang van de onderneming en het specifieke terrein waarop deze actief is.

86.

Vereenvoudiging van de eisen inzake jaarrekeningen kunnen ertoe bijdragen dat er een ondernemingsklimaat ontstaat dat bevorderlijk is voor het starten van bedrijven en de ontwikkeling van ondernemerschap. Het Comité van de Regio's ontbreekt het aan de middelen om een oordeel te vellen over de gevolgen van de eisen inzake jaarrekeningen en het zou daarom het Europees Parlement willen voorstellen om, voordat de jaarrekeningenrichtlijn van kracht wordt, het initiatief te nemen tot een breed opgezet evaluatieproces.

87.

Overigens dient er in de huidige eisen inzake vereenvoudiging vanuit te worden gegaan dat de onderlinge vergelijkbaarheid en de deugdelijkheid van de jaarrekeningen onverlet blijven.

88.

Ter vergemakkelijking van de onderlinge vergelijkbaarheid zouden de grenswaarden voor ondernemingen van eenzelfde omvang moeten worden geharmoniseerd, terwijl ook de financiële gegevens in de gehele EU onderling vergelijkbaar zouden moeten zijn.

89.

Er dient te worden gestreefd naar een wetgeving waarin recht wordt gedaan aan het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, en er moet worden gewaarborgd dat de administratieve lasten in juiste proportie staan tot de voordelen ervan.

90.

Het CvdR staat achter de Single Market Act (9), waarmee wordt getracht de exploitatievoorwaarden voor het MKB te vereenvoudigen, gezien het feit dat meer dan 99 % van alle Europese bedrijven tot deze categorie behoort. In het “denk eerst klein”-initiatief (“Small Business Act”) wordt erkend dat rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van het MKB en dat deze sector zal moeten worden onderverdeeld in verschillende segmenten. Bovendien betekent inachtneming van het “denk-eerst-klein”-beginsel dat de regelingen voor het opmaken van jaarrekeningen worden afgestemd op de omvang van het bedrijf.

91.

Er zal op moeten worden toegezien dat de lidstaten niet onnodig aanvullende eisen gaan stellen. Dit kan het beste worden voorkomen door een op EU-niveau gecoördineerde wetgeving. Wat het MKB betreft is het zaak dat de onderlinge vergelijkbaarheid van de wet- en regelgeving inzake jaarrekeningen op EU-niveau wordt verbeterd, omdat de activiteiten van deze ondernemingen zich vaak over de gehele EU uitstrekken en van belang zijn voor verschillende stakeholders overal in de interne markt.

92.

Het is een goede zaak dat de G8-landen zich ertoe hebben verbonden de transparantie te vergroten door wet- en regelgeving in te voeren op grond waarvan olie-, gas- en mijnbouwbedrijven hun betalingen aan regeringen moeten bekendmaken, of door vrijwillige normen te bevorderen. Bovendien heeft het Europees Parlement een resolutie ingediend (10), waarin het nogmaals zijn steun uitspreekt voor verslagleggingseisen per land, in het bijzonder voor de winningsindustrieën.

Tot besluit

93.

Veel aandacht zal moeten uitgaan naar maatregelen waarmee we het mkb kunnen overhalen, aanmoedigen en helpen om sociale en maatschappelijke aspecten in toenemende mate te integreren in hun commerciële activiteiten. In de Europese Unie zijn rond 24 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen actief. Voor de toekomst van de Europese Unie is het van belang dat we vooral jongeren enthousiast maken voor een nieuwe vorm van maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering.

94.

Met goed gekozen beleidsmaatregelen kan worden bevorderd dat er nieuwe ondernemingen worden opgestart en bestaande ondernemingen kunnen doorgroeien. Het economische beleid zal gericht moeten zijn op de ondersteuning van m.n. nieuwe, binnen netwerken opererende, op een maatschappelijk verantwoorde wijze naar groei strevende, werkgelegenheid verschaffende en internationaal georiënteerde bedrijven.

95.

Bij het ontwikkelen van regio's wordt geïnvesteerd in de toekomst. Door middel van uitgelezen doelstellingen en werkwijzen kan worden gebouwd aan het nieuwe, kan het oude behouden blijven en kan worden getracht in te spelen op veranderingen in het milieu. Essentieel is het vermogen van regio's om hun know-how tot ontwikkeling te brengen, gebruik te maken van hun sterke kanten, zich te specialiseren en netwerken te vormen met andere regio's, zowel nationaal als internationaal.

96.

Er zal moeten worden bekeken in hoeverre de steun die aan bedrijven wordt gegeven, effect sorteert en aan zijn doel beantwoordt. Op grond daarvan kunnen dan de nodige veranderingen en besparingen worden doorgevoerd. Er moeten netwerkactiviteiten worden ontwikkeld om het economische beleid van de regio's in zijn geheel te ondersteunen. Tegelijkertijd moet er effectiever gebruik worden gemaakt van het potentieel waarover regio's beschikken, van hun sterke kanten en mogelijkheden. Door ontwikkelingen in kaart te brengen kan de samenwerking tussen centraal en perifeer gelegen regio's worden uitgebreid. Daarnaast dienen de samenwerking, de partnerschappen en de netwerkvorming tussen regio's te worden geïntensiveerd.

97.

Ook zal er goed over nagedacht moeten worden of het waar is dat het wegens de grootschaligheid van projecten en de complexe regelgeving m.n. de zog. projectprofessionals - gemeenten, universiteiten, onderwijsinstellingen, verschillende ontwikkelingsmaatschappijen e.d. – zijn die optreden als leiders van projecten. Er zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan het creëren van gelijkwaardige mogelijkheden voor kleinere ondernemingen om deel te nemen aan projecten. Gevestigde organisaties beschikken over meer middelen om de ingewikkelde regels voor het uitvoeren van projecten te bestuderen en veeleisende rapporten op te stellen. Hiervoor beschikken kleinere ondernemingen niet over de nodige kennis van zaken en mogelijkheden. Niettemin zou de vlottere aanpak van dergelijke ondernemers ertoe kunnen bijdragen dat de projecten kosteneffectiever worden uitgevoerd.

98.

De bedrijfsvorm van de sociale onderneming is op dit moment niet duidelijk gestructureerd en als degenen die op de achtergrond aan de touwtjes trekken, voornamelijk “ambtenaren” en/of “hogere kringen” zijn, hebben ondernemers de neiging om sociaal ondernemerschap meer te zien als iets wat “van bovenaf wordt opgelegd” dan als een serieuze commerciële activiteit. Dan worden de activiteiten beschouwd als iets wezenvreemds, als iets wat niets met ondernemen te maken heeft. Ook ziet men sociaal en traditioneel ondernemen wel als twee rivaliserende sectoren, die niet zij aan zij kunnen bestaan. Een en ander verdient bijzondere aandacht bij het tot ontwikkeling brengen van sociaal ondernemerschap.

99.

De mogelijkheden van sociale ondernemingen om informatie te verspreiden zouden verder moeten worden ontwikkeld en de toegang tot gegevens zal moeten worden vereenvoudigd. Het hoofdportaal zou voor het verkrijgen van de noodzakelijke gegevens dagelijks toegankelijk moeten zijn. De data moeten aan elkaar worden gelinkt en de distributie ervan zal op een efficiënte wijze moeten worden geregeld, via brochures en door de relevante ervaringen uit te wisselen en voortdurend bij te werken.

100.

Er zullen afspraken moeten worden gemaakt over de volgorde van belangrijkheid van de te nemen maatregelen. Er moet worden gezocht naar de beste praktisch toepasbare maatregelen, technieken en methoden om de verschillende deelproblemen op te lossen. Deze methoden moeten worden geïdentificeerd en aan zoveel mogelijk betrokkenen ter beschikking worden gesteld.

101.

Het is zaak dat de ontwikkelingscapaciteiten van de ondernemingen veelzijdiger worden gemaakt. Belangrijk voor het verbreden van de kennisbasis is dat de ervaringen van m.n. ondernemers die al actief zijn in de sector, worden verzameld en verspreid. Het streven in de EU zal gericht moeten zijn op het bouwen van een samenhangend Europa waarin iedereen met een bepaalde capaciteit belangrijk is en waarin wordt getracht om voor elke burger een plaats te vinden die mogelijkheden schept om de eigen talenten tot ontwikkeling te brengen.

102.

Er moet steun worden gegeven aan de ontwikkeling van nieuwe concepten en er dienen sneller innovatieve oplossingen in gebruik te worden genomen. Via experimenten, die hetzij mislukken hetzij slagen, kunnen we nieuwe marktmodellen ontwikkelen en praktische kennis en ervaring opdoen. De sector krijgt zo de beschikking over kwalitatief betere en effectievere modellen en gegevens over de wijze waarop een en hetzelfde concept functioneert en effect sorteert in verschillende doelgroeplanden, en over de moeilijkheden en problemen die hierbij worden ondervonden.

103.

Als er via experimenten goede eindresultaten worden bereikt, kan er een nieuw soort belangstelling worden gewekt voor sociaal ondernemerschap. Er zijn tal van zaken waarmee kan worden geëxperimenteerd, en bij proefprojecten kunnen de risico's beperkt worden gehouden door van te voren de grenzen ervan af te bakenen. Het is belangrijk om proefprojecten van meet af aan te ondersteunen met financiële middelen en informatie, zodat ze nieuwe concepten op het gebied van rendabele bedrijfsvoering kunnen genereren. Bovendien kunnen proefprojecten dienen als een leerproces, waarop men zich kan baseren alvorens nieuwe oplossingen toe te passen.

104.

Ten slotte bevelen we een systematische, op een lange-termijnvisie gebaseerde en gefaseerde aanpak ter oplossing van de probemen aan. In Europa is behoefte aan een nieuw soort lef om economische groei te genereren, waarbij maatschappelijk verantwoord te werk wordt gegaan en ook rekening wordt gehouden met het milieu. Om sociale uitsluiting tegen te gaan zal er gekeken moeten worden naar maatregelen die getuigen van een vooruitziende blik. Op de korte termijn afgestemde en projectachtige activiteiten zonder duidelijke vervolgdoelstellingen dienen te worden vermeden. We moedigen onveranderlijk het opstellen van meer gedetailleerde beleidsaanbevelingen en rapporten over maatschappelijke verantwoordelijkheid en sociaal ondernemerschap aan, waardoor het bereiken van maatschappelijke stabiliteit wordt bevorderd. Alles bij elkaar genomen is het van prioritair belang dat de ontwikkelingsinspanningen onder de aandacht worden gebracht en informatie hierover wordt uitgewisseld, dat gebruik wordt gemaakt van beste praktijken en dat de beschikbare gegevens worden gedeeld en verder verspreid. We roepen op om goede voorbeelden te inventariseren en steun te geven aan vooruitstrevende activiteiten.

Brussel, 19 juli 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  COM(2010) 614 final.

(2)  “Sociaal kopen: een gids voor de inachtneming van sociale overwegingen bij overheidsaanbestedingen”, Europese Commissie, 2011.

(3)  CIRIEC (Internationaal Centrum voor Onderzoek en Informatie over de Openbare, Sociale en Coöperatieve Economie), De sociale economie in de Europese Unie, blz. 48.

(4)  Mededeling over “Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang”, COM(2010) 758 final, 16.12.2010.

(5)  Mededeling over de “Akte voor de interne markt: twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen”, COM(2011) 206 final, 13.4.2011.

(6)  COM(2011) 681 final.

(7)  Onderdeel van de Europese Investeringsbank.

(8)  European Social Investment and Entrepreneurship Fund (ESIEF), waaruit de middelen komen om te investeren in 10 à 15 instrumenten, verspreid over verschillende lidstaten.

(9)  De herziening van de jaarrekeningenrichtlijnen wordt behandeld in hoofdstuk 2.11 van de in april 2012 gepubliceerde mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: “Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen: Samen werk maken van een nieuwe groei” (zie http://ec.europa.eu/internal_market/smact/docs/20110413-communication_en.pdf#page=2).

(10)  Resolutie INI/2010/2102.