18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 391/27


Advies van het Comité van de Regio's — Regiospecifieke aanpak van de klimaatverandering in de EU, met berggebieden als voorbeeld

2012/C 391/06

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

merkt op dat berggebieden bijzonder gevoelig zijn voor klimaatveranderingen en dat ervoor moet worden gezorgd dat de aanpassing aan de klimaatverandering beter wordt geïntegreerd in een ruimer project dat gericht is op een grotere individuele en collectieve veerkracht, waarbij rekening wordt gehouden met alle heikele punten op milieu-, energie- en sociaal gebied, die sowieso met elkaar verweven zijn;

wijst erop dat de Europese Unie van plan is om in 2013 een aanpassingsstrategie goed te keuren en is van mening dat deze algemene strategie ook een regionale en lokale dimensie moet hebben, zoals in artikel 174 VWEU is aangegeven, met inbegrip van een expliciet hoofdstuk over berggebieden;

beklemtoont dat de kwetsbaarheid van de berggebieden de volgende decennia naar verwachting nog zal toenemen en daarom moet meer werk worden gemaakt van wetenschappelijk onderzoek en een goed systeem voor informatie-uitwisseling. Maatregelen moeten worden getroffen om de toegang tot en de levering van diensten van algemeen belang in bijzonder kwetsbare gebieden te verbeteren;

onderstreept dat tal van berggebieden reeds zijn begonnen aanpassingsstrategieën uit te stippelen; de doelstellingen moeten daarom dringend gecoördineerd worden en de resultaten moeten worden bekeken. Het is zaak de milieu-initiatieven te harmoniseren omdat zij thans verspreid zijn over verschillende verenigingen, onderzoeksinstanties en besturen van berggebieden.

Rapporteur

Luciano CAVERI (ALDE/IT), lid van de regioraad van Valle d'Aosta

Referentiedocument

Initiatiefadvies

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Algemene opmerkingen

1.

merkt op dat uit de steeds meer uitgebreide wetenschappelijke literatuur en tal van politieke documenten en wetenschappelijke projecten van de Europese Unie de laatste jaren blijkt dat berggebieden bijzonder gevoelig zijn voor klimaatveranderingen, daar dit beperkte grondgebied op een aantal omgevingen slaat die verschillen qua hoogte, blootstelling en invloed van atmosferische stromingen. Ook het IPCC (Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering) deelt berggebieden in bij de regio's met het hoogste klimaatrisico (hot spot). Voorts wordt in punt 4 van hoofdstuk 13 van Agenda 21 (Rio-wereldtop 1992), dat specifiek aan berggebieden is gewijd, bevestigd dat "deze gebieden het gevoeligst zijn voor klimaatveranderingen". In het vooruitzicht van de Rio+20-conferentie van juni 2012 heeft een en ander nog niets aan actualiteit ingeboet. In Europa zijn bergen de meest bosrijke gebieden en om die reden belangrijk voor de opslag van CO2. Ook vangen zij enigszins de luchtverontreiniging op en dragen zij bij aan een betere luchtkwaliteit. Verder bevatten bergen belangrijke watervoorraden en hebben zij een landschappelijk belang, hoewel ze tegelijkertijd gevoelig zijn voor klimaatschommelingen. Samen met streken lang de zeekust oefenen berggebieden dankzij hun klimaat, biodiversiteit, gevarieerde landschap, watervoorraden, cultuur, gebouwen, tradities en gebruiken de grootste aantrekkingskracht uit op toeristen.

2.

Het CvdR benadrukt dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor alle regio's in de Europese Unie, en zelfs voor de hele wereld, maar dat de concrete effecten in een bepaald gebied en dus ook de noodzakelijke voorbereidingen en reacties daarop van een hele reeks factoren afhangen. Bij alle maatregelen in reactie op de klimaatverandering moet dan ook rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de verschillende gebieden. De bij het CvdR vertegenwoordigde lokale en regionale overheden spelen daarom als partners een cruciale rol bij de ontwikkeling en uitvoering van passende oplossingen.

3.

Er zij nogmaals op gewezen dat klimaatverandering en de gevolgen daarvan de komende jaren tot de belangrijkste uitdagingen zullen behoren van de lokale en regionale overheden in de Europese Unie. Daarbij is de voornaamste prioriteit dat de noodzakelijke stappen worden gezet om de gemiddelde temperatuursstijging op aarde zo veel mogelijk een halt proberen toe te roepen (mitigatie) en dat er tegelijkertijd op verschillende niveaus voorbereidingen worden getroffen voor deze onvermijdelijke veranderingen (aanpassing).

4.

Berggebieden bieden een rijkdom aan biodiversiteit die evenwel door de snelle klimaatverandering bedreigd wordt. Van alle Natura 2000-plaatsen bevindt 43 % zich in berggebieden en 118 van de 1 148 soorten die in de bijlagen II en IV van de Habitat-richtlijn zijn opgesomd, houden verband met een bergomgeving (1).

5.

Klimaatveranderingen die zich in laaggelegen zones nauwelijks laten gevoelen, worden in berggebieden versterkt waargenomen. Berggebieden zijn aldus van belang voor een vroegtijdige diagnose van de klimaatontwikkeling op macroschaal. Voorts vormen ze een bijzondere waarnemingsbron voor het wetenschappelijk onderzoek en een proefbank voor de uitstippeling en evaluatie van aanpassingsmaatregelen.

6.

De klimaatveranderingen die zich reeds voordoen hebben o.m. de volgende gevolgen: verhoging van het hydrogeologisch risico (overstromingen, aardverschuivingen) en grotere kwetsbaarheid van personen en infrastructuur, beperkte beschikbaarheid van water met name in de zomer (ook in nabijgelegen niet-bergachtige gebieden), verandering van het hydrografische regime van rivieren (in het Alpengebied worden er in de winter meer overstromingen en in de zomer meer droogtes verwacht), inkrimping van gletsjers (sinds 1850 hebben de Alpengletsjers ongeveer twee derde van hun volume verloren; deze tendens zet zich sinds 1985 duidelijk versneld door), vermindering van de permafrost, kortere duur van sneeuwlagen in gebieden op minder dan 1 500 m hoogte, verandering in de frequentie van lawines, bedreiging van de biodiversiteit en migraties van planten en dieren, veranderingen in de economie van winter- en zomertoerisme en van de productie van hydro-elektrische energie, onzekerheden voor de landbouwproductie en schade aan de bosbouw. De gevoeligheid van het bergmilieu voor deze snelle klimaatveranderingen maakt van berggebieden een zone met "permanente handicaps". De laatste 150 jaar is in de Alpen een dubbel zo grote temperatuurstijging (+ 1,5 °C) waargenomen ten opzichte van het mondiale gemiddelde van + 0,7 °C (2). Het Europees Milieuagentschap heeft in 2009 de kwetsbaarheid van de waterreserves in de Alpen onderzocht (3).

7.

Tradities en teelten in berggebieden zijn gebaseerd op een belangrijk concept, nl. het bewustzijn dat het milieu grenzen heeft en kansen biedt. Daar de onmiskenbare natuurlijke beperkingen van het gebied aan de lijve worden ondervonden zijn t.z.t. precieze criteria vastgesteld wat duurzaamheid en rationeel gebruik van hulpbronnen betreft. Deze basiswaarden kunnen met behulp van nieuwe technologieën worden geïntegreerd in een moderne visie. Daarbij kunnen kennis en ontwikkelingsmodellen worden gegenereerd die niet alleen voor berggebieden maar ook voor perifere gebieden nuttig kunnen zijn, en in veel gevallen universele waarde hebben (zie bv. het model voor het ruraal/stedelijk partnerschap RURBAN –TCUM/EU DG REGIO).

8.

De klimaatverandering vormt voor ons aanpassingsvermogen de grootste uitdaging waarmee de menselijke soort ooit is geconfronteerd. Toch is dit slechts een gedeeltelijke indicator van een ruimere milieucrisis en crisis voor het mensdom, die tevens betrekking heeft op:

de beschikbaarheid van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen (water, bossen, visbestanden, biomassa);

de dalende kwaliteit van in aantal teruglopende ecosysteemgoederen en –diensten;

de vermindering van de biodiversiteit;

de kwetsbaarheid van de voedselproductie (hoge fossiele-energiekosten voor levensmiddelen, inkrimping van de bebouwbare grond, onevenwichtigheden in koolstof-, stikstof- en fosforcycli);

de beperkte beschikbaarheid van minerale hulpbronnen;

de beperkte beschikbaarheid van goedkope fossiele energiebronnen (oliepiek);

de lucht-, water- en grondvervuiling en de opstapeling van niet biologisch afbreekbare afvalstoffen;

de demografische toename en de migratiestromen (ook wegens de klimaatveranderingen).

9.

Deze problemen leiden naargelang van het geografische gebied tot diverse economische en sociale reacties. Daarom is het betreurenswaardig dat in het PESETA-project (2009) van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Unie - één van de zeldzame projecten waarbij de gevolgen van de klimaatveranderingen voor de Europese economie worden geanalyseerd - geen aandacht wordt geschonken aan berggebieden.

10.

In het witboek over de aanpassing aan de klimaatverandering (COM(2009) 147 final) erkent de Europese Commissie de regionale diversiteit van de klimaatgevolgen alsook het feit dat een aanpassingsstrategie sowieso slechts effect kan sorteren als er op alle governance-niveaus wordt samengewerkt. Aanpassing is een dynamisch proces van lange adem, waarbij politieke besluitvormers, onderzoekers, technici, ondernemers en lokale bestuurders de handen moeten ineenslaan.

11.

In het voorjaar van 2012 is een openbare raadpleging gelanceerd ter voorbereiding van de voor 2013 geplande Europese aanpassingsstrategie en is het CLIMATE-ADAPT-platform opgezet, dat een nuttig instrument is voor het in kaart brengen van goede praktijken en voor de planning op regionaal en stedelijk niveau; het platform bevat ook een onderdeel dat aan berggebieden is gewijd.

Doelstellingen

12.

Het is zaak ervoor te zorgen dat de aanpassing aan de klimaatverandering beter wordt geïntegreerd in een ruimer project dat gericht is op een grotere individuele en collectieve veerkracht, waarbij rekening wordt gehouden met alle heikele punten op milieu-, energie- en sociaal gebied, die sowieso met elkaar verweven zijn.

13.

De Europese Unie is van plan om in 2013 een aanpassingsstrategie goed te keuren. Volgens het CvdR is het van cruciaal belang dat een dergelijke algemene strategie ook een regionale en lokale dimensie heeft, zoals in artikel 174 VWEU is aangegeven. Het CvdR hoopt dat deze Europese aanpassingsstrategie een expliciet hoofdstuk over berggebieden zal bevatten.

14.

Daarnaast moet in de aanpassingsstrategie een specifiek hoofdstuk worden opgenomen over de ultraperifere regio's, waarvan de specifieke kenmerken en beperkingen worden erkend in artikel 349 VWEU.

15.

De volgende decennia zal de kwetsbaarheid van de berggebieden naar verwachting nog toenemen en daarom moet meer werk worden gemaakt van wetenschappelijk onderzoek en een goed systeem voor informatie-uitwisseling. Het is van belang dat er in de begroting van de Europese Unie voor de periode 2014-2020 expliciet wordt voorzien in middelen voor de aanpassing aan de klimaatveranderingen.

16.

Gelet op de nieuwe problemen ten gevolge van de klimaatveranderingen moeten maatregelen worden getroffen om de toegang tot en de levering van diensten van algemeen belang in bijzonder kwetsbare gebieden te verbeteren.

17.

Het beperken van de gevolgen van de klimaatverandering moet hogere prioriteit krijgen dan de aanpassing eraan. Dat moet ook blijken uit de middelen die daarvoor worden uitgetrokken. Tenzij we erin slagen de broeikasgasemissies wereldwijd drastisch terug te dringen tot op het niveau dat is vastgesteld door het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, zal het onmogelijk zijn een toekomstige wereldwijde temperatuurstijging en een klimaatverandering te voorkomen, evenmin als extreme weersomstandigheden die gevolgen zullen hebben voor lokale gemeenschappen.

18.

Er moeten goed geïntegreerde maatregelen worden vastgesteld met het oog op een oplossing van de huidige problemen en de beheersing van problemen die zich in de toekomst zullen stellen in sectoren waarvoor reeds EU-programma's bestaan. Het moet duidelijk zijn dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een beroep moet worden gedaan op het systeem van Europese lokale democratie voor keuzes die moeten worden gemaakt met het oog op:

a)

het bereiken van maximale energie-efficiëntie van nieuwe gebouwen en bij de renovatie van bestaande gebouwen;

b)

behoud en ondersteuning van voor bergstreken en landelijke gebieden typerende bouwwijzen door middel van plannen voor ruimtelijke ordening en natuurlijke hulpbronnen die een stedelijke ontwikkeling mogelijk maken waarbij grondspeculatie geen kans krijgt. Daarmee wordt de aantasting van landschappen, ecosystemen, habitats en beschermde gebieden voorkomen en blijven watervoorraden en de bodem gevrijwaard van verontreiniging. Een en ander komt bovendien een verantwoord toerisme ten goede en voorkomt dus ook dat bergstreken ontvolkt raken;

c)

het gebruik van hernieuwbare energiebronnen naargelang van de specifieke kenmerken van het gebied (zonne-, thermische, fotovoltaïsche, wind- of hydro-elektrische energie, biomassa), teneinde, waar mogelijk, tot zelfvoorziening op energiegebied te komen; de noodzaak van geïntegreerde regionale energieplannen; het beheer van opgepompte hydro-elektrische energiereserves met het oog op de opslag van fotovoltaïsche energieproductie;

d)

de bevordering van energieaudits op lokaal en regionaal niveau;

e)

de vermindering van de energie- en grondstoffenstromen naar lokale gemeenschappen met behoud van de levensstandaard (bv.:Samenleving 2000 W, ETH Zürich);

f)

de beperking van de afvalproductie en maximale recyclering, het stimuleren van thuiscomposteren van organisch afval;

g)

de aanmoediging van lokale voedselketens: kwaliteitsvolle landbouw en veeteelt ter ondersteuning van met name de lokale consumptie en de handel voor toeristen, waarmee op bodembehoud gerichte landbouw (waarbij de grond niet of nauwelijks wordt bewerkt) en duurzame landbouw en veelteelt uitdrukkelijk worden gesteund;

h)

het gereguleerde bosbeheer in samenhang met het winnen van biomassa uit hout voor energiedoeleinden en de bouwsector, rekening houdend met de druk die daarbij door de klimaatverandering wordt uitgeoefend; dimensionering van de installaties voor de productie van warmte uit biomassa die niet groter mag zijn dan de jaarlijkse productiecapaciteit van bossen; de instandhouding van schermbossen; ondersteuning van duurzame bosbouw voor de productie van hout en biomassa, als een economische hulpbron van deze gebieden;

i)

de forse beperking van het grondgebruik voor gebouwen en infrastructuur;

j)

de beperking van de mobiliteitseisen door een versterking van de informaticanetwerken en de ICT, geïnformatiseerde diensten en telewerken (waardoor het tevens mogelijk zou worden mensen terug te halen naar verlaten berggebieden en de toeristische exploitatie ervan te verbeteren);

k)

de bevordering van milieuvriendelijk en duurzaam toerisme; de oprichting van een Europese waarnemingspost voor het toerisme; de ontwikkeling van plattelandstoerisme;

l)

de bevordering van een groene en innovatieve economie in berggebieden: energie, elektronica, controle- en monitoringsystemen, wetenschappelijk onderzoek en universitaire opleidingscentra;

m)

opleiding en cultuur: de bewustmaking van het publiek wat betreft de hoogdringendheid van de milieuproblematiek is van cruciaal belang voor de toepassing van goede klimaatpraktijken en voor de aanpassingsstrategie; milieukwesties moeten daarom meer aan de orde komen in schoolprogramma's en via voorlichtingsactiviteiten voor het grote publiek; zo kunnen er regionale "loketten voor de aanpassing" in het leven worden geroepen om op de lokale situatie afgestemde strategieën uit te stippelen en de burgers te informeren; Een voorbeeld in Australië is het Victorian Centre for Climate Change Adaptation Research (VCCCAR - www.vcccar.org.au) dat op lokaal niveau het ruimere nationale beleid integreert dat is vastgesteld door de National Climate Change Adaptation Research Facility (NCCARF - www.nccarf.edu.au).

n)

programma's voor civiele bescherming en preventie van klimaatrisico's, via infrastructuur, systemen voor meteorologisch-hydrologische prognoses en waarschuwingen, snelle informatie-uitwisseling met het publiek, oefeningen in schadepreventie en redding van personen.

19.

Tal van berggebieden zijn reeds begonnen aanpassingsstrategieën uit te stippelen; de doelstellingen moeten daarom dringend gecoördineerd worden en de resultaten moeten worden bekeken. Het is zaak de milieu-initiatieven te harmoniseren omdat zij thans verspreid zijn over verschillende verenigingen, onderzoeksinstanties en besturen van berggebieden.

20.

monitoring van de behaalde resultaten, door de vaststelling van effectiviteitsindicatoren voor maatregelen en geleverde prestaties en één enkele gegevensbank voor informatie over projecten en het energieregister.

21.

Ten slotte zij opgemerkt dat de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering wereldwijd op alle niveaus en in de meest verscheiden geografische gebieden moeten worden aangepakt. Vaak worden met name de armste gebieden op aarde het eerst getroffen door de klimaatverandering en hebben zij specifieke hulp nodig. De middelen van de Europese Unie en de lidstaten moeten worden aangewend voor bestrijding van en aanpassing aan de verandering conform de prioriteiten die zijn vastgesteld in overeengekomen strategieën en internationale verdragen. Zij moeten worden ingezet op het niveau waarop ze het meeste effect zullen sorteren. Lokale en regionale overheden moeten dan ook worden betrokken bij de uitwerking van acties voor bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, zodat maximaal profijt kan worden gehaald uit hun deskundigheid, ervaring en nabijheid tot de burgers.

Brussel, 10 oktober 2012

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  Europees Milieuagentschap (EEA), "Europe's ecological backbone: Recognising the true value of our mountains", verslag 6/2010.

(2)  JRC/WHO, "Impacts of Europe's changing climate", verslag 4/2008: http://www.eea.europa.eu/publications/eea_report_2008_4.

(3)  EEA, "Regional climate change and adaptation. The Alps facing the challenge of changing water resources", verslag 8/2009.