6.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/52


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie — De ultraperifere regio's van de Europese Unie: naar een samenwerkingsverband voor slimme, duurzame en inclusieve groei

(COM(2012) 287 final)

2013/C 161/09

Rapporteur: Henri MALOSSE

De Commissie heeft op 20 juni 2012 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie - De ultraperifere regio's van de Europese Unie: naar een samenwerkingsverband voor slimme, duurzame en inclusieve groei

COM(2012) 287 final

De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 4 maart 2013.

Het EESC heeft tijdens zijn op 20 en 21 maart 2013 gehouden 488e zitting (vergadering van 20 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 165 stemmen vóór en 2 tegen, bij 6 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen – "Ultraperifere regio's als platforms van Europa"

1.1

De prioriteit van de EU met het oog op de ultraperifere regio's moet zijn dat hun banden met het Europese continent worden aangehaald en dat hun burgers zich meer betrokken gaan voelen bij het Europese project. Op veel gebieden (biodiversiteit, planeetobservatie, hernieuwbare energie en integratie van akkerbouwgewassen) kunnen ultraperifere regio's als laboratoria en proefterreinen dienen, waardoor ultraperifere regio's zelfs zouden kunnen uitgroeien tot modellen voor Europa.

1.2

Ultraperifere regio's hebben enorme troefkaarten voor het toekomstige Europa: de talenten van hun inwoners, de producten van hun visserij, landbouw en industrie, hun hoogwaardige toerisme en hun geografische ligging. Door dat laatste fungeren ultraperifere regio's voor hun buurlanden als platforms van Europa. De ultraperifere regio's dienen toegang te krijgen tot de voordelen van de interne markt onder gelijke voorwaarden als de rest van de Europese regio's.

1.3

In weerwil van de vergaande begrotingskrapte mag niet worden gekort op de speciale steun voor ultraperifere regio's. Ultraperifere regio's moeten de beschikking hebben over voldoende middelen om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de gevolgen van hun handicaps (en dan met name van hun afgelegen karakter) te ondervangen.

1.4

Hoewel het beleid dat de EU tot dusverre ten gunste van ultraperifere regio's heeft gevoerd tot goede resultaten heeft geleid, dient het concept van ultraperifere regio opnieuw te worden bekeken in het licht van de rechtsgrondslag die is opgenomen in het VWEU en dient er een strategischere en ambitieuzere dimensie aan te worden gegeven. Zo kunnen ultraperifere regio's niet langer buiten het beleid van de EU voor grote netwerken, onderzoek, mobiliteit en planeetobservatie worden gehouden.

1.5

Het POSEI-instrument (programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen) moet worden geëvalueerd en verruimd, zodat alle agrarische en niet-agrarische producties van ultraperifere regio's daar onder gaan vallen.

1.6

Ten slotte moet artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), echt worden toegepast op een aantal beleidsvormen van de EU (concurrentie, overheidsopdrachten, visserij, milieu e.a.) om te bewerkstelligen dat rekening wordt gehouden met de specifieke geografische en klimaatkenmerken van ultraperifere regio's. De huidige terughoudendheid van de Commissie op dit gebied lijkt niet erg gerechtvaardigd gezien de formulering van artikel 349. Het Comité verzoekt de Commissie om een analyse over de toepassing van artikel 349 voor te bereiden en te publiceren.

1.7

Het komt voor ultraperifere regio's aan op de situatie van de werkgelegenheid en van jongeren! De sociale dimensie dient één van de prioriteiten van het Europese beleid voor de ultraperifere regio's te zijn. Daarom dient deze dimensie daadwerkelijk in praktijk te worden gebracht middels een reeks maatregelen en programma's voor de korte, middellange en lange termijn via steun voor op de behoeften van de arbeidsmarkt in die regio's afgestemde onderwijs- en opleidingsprogramma's enerzijds, en de bevordering van activiteiten die banen en rijkdommen genereren anderzijds.

1.8

Bovendien kan de EU - op gebieden als hernieuwbare energie, mariene wetenschappen, onderzoek naar de biodiversiteit, bosbouw, gezondheidszorg en de bestrijding van tropische ziekten - haar concurrentievermogen vergroten door programma's die worden uitgevoerd in ultraperifere regio's.

1.9

Waarom ultraperifere regio's steviger moeten worden verankerd in hun geografische omgeving, behoeft geen betoog. Uit tal van voorbeelden blijkt dat de Commissie er moeite mee heeft om de strategische rol die ultraperifere regio's als "platform van Europa" in het externe beleid van de EU (handelsbeleid, visserij, ontwikkelingssamenwerking e.d.) kunnen spelen, te bevatten. Het is hoog tijd voor de Commissie om regionale samenwerking met meer vastberadenheid en daadkracht te gaan steunen en om die steun zichtbaarder te maken!

1.10

Het maatschappelijk middenveld moet bij de Europa 2020-strategie worden betrokken. Dat mag geen loze kreet blijven: het EESC stelt voor om rondetafeldiscussies te organiseren om maatschappelijke organisaties inspraak te geven in de actieplannen waarmee elke ultraperifere regio voor zichzelf de doelstellingen en diverse stadia van de toepassing van Europa 2020-strategie vastlegt. Het EESC wil dit proces opstarten in samenwerking met de conferentie van voorzitters en de sociaaleconomische raden van de ultraperifere regio's.

1.11

Verder is het EESC voorstander van een gestructureerde dialoog tussen maatschappelijke organisaties van ultraperifere regio's en hun respectieve buurlanden (Latijns Amerika, Caraïben, Indische Oceaan). De bedoeling is vooral dat vertegenwoordigers van ultraperifere regio's de kans wordt gegeven om deel te nemen aan de dialoog die de Commissie is begonnen in het kader van de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO's). Het EESC staat achter de oprichting van comités die zich in het kader van de EPO's bezighouden met de follow-up met het maatschappelijk middenveld. Het EESC acht het absoluut noodzakelijk dat de ultraperifere regio's aan deze comités kunnen deelnemen als er thema's op de agenda staan die voor hen van belang zijn.

1.12

Ook pleit het voor het creëren van EU-contactpunten in iedere ultraperifere regio. Aan de banden die de EU met haar ultraperifere regio's onderhoudt, wordt op die manier een concreter, zichtbaarder en rechtstreekser karakter gegeven.

2.   Inleiding en algemene opmerkingen

2.1

In de artikelen 349 en 355 van het VWEU wordt erkenning gegeven aan de specifieke kenmerken van ultraperifere regio's, die sinds 1989 ook al worden begunstigd door een speciaal programma voor steun aan sociaaleconomische maatregelen die meer samenhang brengen tussen deze regio's en de rest van de EU.

2.2

Ultraperifere regio's vormen "platforms van Europa", d.w.z. dat zij het grondgebied en de geografische uitstraling van de EU en dus ook de politieke, economische en culturele invloed van Europa in de wereld veel groter maken en in de Atlantische en de Indische Oceaan enorme visgebieden inbrengen. Om recht te doen aan die rol van "platform van Europa" moeten deze regio's worden opgenomen in de transeuropese netwerken (TEN-T, digitale netwerken) en bevoorrechte toegang krijgen tot Europese programma's voor planeetobservatie (GMES, GALILEO), onderzoek naar hernieuwbare energie en onderzoek naar biodiversiteit. Daarnaast moeten ultraperifere regio's, middels de diverse programma's voor mobiliteit en samenwerking, erkenning krijgen voor hun rol als doorgeefluik voor de invloed van Europa in de wereld. Van de aanwezigheid van speciale vertegenwoordigers van de EU in deze regio's (nodig vanwege hun afgelegen karakter) gaat niet alleen een politiek signaal uit: die speciale vertegenwoordigers kunnen ook uitgroeien tot een doeltreffend middel om de rol van ultraperifere regio's als "platform van Europa" te promoten.

2.3

Zelf steunt het EESC nu al ruim twintig jaar lang alle acties van maatschappelijke organisaties van ultraperifere regio's om de afstand tussen die regio's en de EU te verkleinen en te bewerkstelligen dat er in de EU beter naar ultraperifere regio's wordt geluisterd en dat ultraperifere regio's vaker worden geraadpleegd. Speciale vermelding verdienen in dit verband de mogelijke schadelijke gevolgen van haar handelsbeleid voor de ultraperifere regio's, waarbij met name wordt gedacht aan de vrijhandelsovereenkomsten en EPO's die met de buurlanden van ultraperifere regio's worden gesloten (1). Helaas staat de Commissie daar niet bij stil in haar Mededeling en is in die Mededeling niets terug te vinden van de aanbevelingen uit het EESC- initiatiefadvies van rapporteur Coupeau (2) van 17 februari 2013, met name wat de begeleidende maatregelen betreft.

2.4

Onderhavige Mededeling schiet ook nog tekort, omdat daarin wordt verzuimd om in te gaan op de consequenties van de belangrijke politieke omstandigheid dat ultraperifere regio's bij de EU horen. Tijdens de hoorzitting op Ile de Réunion werd het belang duidelijk dat maatschappelijke organisaties aan het Europese project hechten: daarover bestond nooit de geringste twijfel. De strategie van de EU vis-à-vis de ultraperifere regio's zou in de eerste plaats moeten worden gericht op de verbetering van hun integratie in het Europese geheel, zonder dat hun eigen situatie uit het oog wordt verloren.

3.   Specifieke opmerkingen

3.1

Er valt bij de uitvoering van het cohesiebeleid niet langer te ontkomen aan de volstrekte noodzaak van vereenvoudigde en snelle procedures voor de selectie van projecten en de toewijzing van subsidies. Vaak zijn de EU en de nationale overheden de hoofdschuldigen voor de enorme achterstand die daarbij is opgelopen. Daardoor wordt de geloofwaardigheid van de EU zwaar op de proef gesteld. Dit is een vraagstuk dat dringend aan de orde moet komen, nog voordat over de toekomstige financiële vooruitzichten wordt gesproken.

3.2

Een andere conditio sine qua non voor de toekomstige programma's van de EU is dat de steun van de EU zichtbaarder wordt gemaakt en beter wordt gebundeld. De huidige versnippering is een van de verklaringen voor het gebrek aan doeltreffendheid ervan en voor de kritiek erop. Het EESC breekt in het al in par. 2.3 aangehaalde initiatiefadvies een lans voor drie prioriteiten: 1) onderwijs en opleiding die de kansen op werk van jongeren vergroten, ook door steun in de vorm van basisinfrastructuur, omdat de talenten en ondernemingszin van hun inwoners de grootste rijkdom van ultraperifere regio's vormen; 2) steun voor de particuliere sector als bron van rijkdommen en banen: kleine en middelgrote ondernemingen, toerisme, dienstverlening voor de productiefactoren, landbouw, bosbouw en visserij; 3) investeringen in de grote netwerken (ICT, vervoer, afval, water, energie, enz.), omdat de burgers een billijke toegang moet worden geboden tot diensten van algemeen economisch belang (DAEB) die mede bijdragen tot het concurrentievermogen van gebieden.

3.3

Duurzame ontwikkeling is als vraagstuk van groot belang, maar moet wel worden verruimd met andere belangrijke factoren zoals het milieu. Zo impliceert "duurzame ontwikkeling" in het toerisme dat de lokale identiteit niet wordt aangetast en de regionale kennis en kunde en traditionele levenswijzen, taal en streekproducten in stand worden gehouden. De kwestie van de toegang voor iedereen, van demografische ontwikkelingen en van de houding t.a.v. de afhankelijkheid zijn van groot belang voor de ultraperifere regio's en verdienen meer aandacht in de Mededeling van de Commissie.

3.4

De Commissie zou moeten nagaan of de ultraperifere dimensie kan worden verwerkt in de regels voor de gunning van overheidsopdrachten. De speciale voorwaarden van de ultraperifere regio's rechtvaardigen dat de aandacht uitgaat naar de lokale werkgelegenheid, maar ook dat twee ontwikkelingen worden tegengegaan: sociale dumping door buurlanden met lagere loonkosten én agressieve handelspraktijken van bepaalde economische actoren, die om te beginnen lage prijzen hanteren om iedere vorm van lokale concurrentie de kop in te drukken en vervolgens gebruik maken van hun monopoliepositie om de prijzen weer te verhogen.

3.5

Betreurenswaardig is ook het gebrek aan een duidelijke visie in de Mededeling over de betrekkingen van de ultraperifere regio's met hun buurlanden, waarvoor in het door Hervé Coupeau voorbereide initiatiefadvies was gepleit. Het EESC hamert op het belang van acties voor samenwerking tussen de ultraperifere regio's en hun buurlanden, vooral in het geval van ACS-landen, in de vorm van gezamenlijke samenwerkingsprojecten die worden gefinancierd met middelen uit EOF/EFRO-ESF-Elfpo-EFMZV. Er is op dit gebied veel onderzoek gedaan, maar bij gebrek aan operationele regels konden er maar weinig concrete samenwerkingsprojecten worden uitgevoerd. Toch zijn er veel mogelijkheden om samen te werken in vervoer, toerisme, onderwijs, gezondheidszorg, visserij en landbouw, O&O en milieubescherming. Ook wordt in de Mededeling geen antwoord gegeven op de vraag over het handelsbeleid van de EU. De (voorgenomen) vrijhandelsovereenkomsten of EPO's hangen echt als een zwaard van Damokles boven de kwetsbare economie van bepaalde ultraperifere regio's. Als de reële belangen van de ultraperifere regio's niet meetellen voor het handelsbeleid van de EU, dan heeft dit ontwerp voor een strategie van de EU ten gunste van de ultraperifere regio's geen enkele zin meer!

3.6

Jammer genoeg gaat de Commissie ook nauwelijks in op de vorming van een partnerschap met het maatschappelijk middenveld van de ultraperifere regio's. Ook wordt maar weinig aandacht geschonken aan het vraagstuk van gestructureerd overleg met maatschappelijke organisaties over cohesiemaatregelen en aan projecten om onder de burgers het gevoel van een Europese identiteit te versterken door middel van voorlichtingscampagnes, campagnes rond Europees burgerschap en mobiliteitsprogramma's. Het EESC verwijst naar zijn advies over "een Europese gedragscode op het gebied van partnerschappen (ECO)" (3).

4.   Voorstellen voor de toekomst

4.1   POSEI-programma (Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen)

4.1.1   De uitvoering van dit programma moet op de voet worden gevolgd. Naast de aanzienlijke middelen uit het POSEI-programma die worden gebruikt voor twee producties van de ultraperifere regio's (suiker en bananen), gebiedt het realisme dat ook rekening wordt gehouden met een groot aantal andere lokale producten zijn waarvan de uitvoer zou kunnen worden gestimuleerd (vanille, vruchten, groenten, visserijproducten enz.).

4.1.2   De steun aan de POSEI-programma's dient te worden voortgezet en zelfs versterkt, zodat de ontwikkeling van zowel de exportproductie als de productie voor de eigen markt kan worden geïntensiveerd, terwijl tegelijkertijd de bevoorrading in grondstoffen en basisproducten wordt gegarandeerd.

4.2   Economische, sociale en territoriale cohesie

4.2.1

Het EESC is ingenomen met het feit dat de Europese Raad een speciale behandeling van de ultraperifere regio's voor ogen heeft met een cofiancieringspercentage van 85 %, zodat deze regio's de beschikbare middelen optimaal kunnen benutten, ongeacht hun inkomensniveau. Het betreurt echter dat het cofiancieringspercentage voor de compensatie van de bijkomende kosten van deze regio's gezien hun ultraperifere ligging, op 50 % is gebleven en stelt voor dat de Commissie zo flexibel mogelijk optreedt om de doeltreffendheid ervan hoog te houden.

4.2.2

Tot slot is het EESC bezorgd over het feit dat de voorstellen van de Commissie op het gebied van territoriale samenwerking geen concrete antwoorden bieden aan de zo noodzakelijke regionale integratie van deze regio's.

4.3   Mobiliteitsprogramma's: de EU dient de burgers van de ultraperifere regio's gelijke toegang tot deze programma's te bieden (hetzij voor werkgelegenheid- of voor studiedoeleinden). Er bestaat een duidelijke en onaanvaardbare tegenstrijdigheid tussen aan de ene kant de bereidheid om jongeren en academici van de ultraperifere regio's volop gebruik te laten maken van "ERASMUS voor iedereen" en aan de andere kant de loochening van het geografische karakter van ultraperifere regio's, doordat er geen rekening wordt gehouden met vervoerskosten die met de lange afstand te maken hebben, zowel voor bezoekers van de ultraperifere regio's als voor degenen die zich naar andere EU-landen begeven.

4.3.1   Een andere paradox is dat "ERASMUS voor iedereen" de niet-EU-landen uitsluit die buurlanden zijn van de ultraperifere regio's. Aan die paradoxen moet een einde worden gemaakt. Overigens zou een speciale ERASMUS MUNDUS voor ultraperifere regio's het mogelijk maken om uitwisseling tussen jongeren van buurlanden te organiseren, wat zou betekenen dat de Europese identiteit en cultuur door deze platforms van Europa kunnen worden gepromoot.

4.4   Toegankelijkheid

4.4.1

Het EESC en het Europees Parlement zijn het erover eens dat een ad-hockader voor vervoer en ICT nodig is, zodat de ultraperifere regio's het probleem van de territoriale discontinuïteit en de digitale kloof kunnen aanpakken.

4.5   Regionale integratie

4.5.1

Ultraperifere regio's moeten vanzelf in aanmerking komen voor grensoverschrijdende samenwerking, los van het criterium van de zeegrens op een afstand van 150 km.

4.5.2

Daadwerkelijke regionale integratie van de ultraperifere regio's is ondenkbaar zonder maatregelen om deze regio's beter te doen aansluiten op de derde landen in hun omgeving en om hun kleine en middelgrote ondernemingen de kans te bieden zich op de internationale markten te begeven, wat noodzakelijk is voor hun overleven.

4.5.3

De EU moet haar handels- en visserij-overeenkomsten met de buurlanden van ultraperifere regio's beslist op de effecten daarvan beoordelen. Ook moet de EU de politici en maatschappelijke organisaties van de ultraperifere regio's van de onderhandelingen op de hoogte houden en betrekken bij kwesties die van direct belang voor hen zijn.

4.5.4

Ook de beroepskringen en juristen van de ultraperifere regio's hebben er belang bij dat de investeringen in hun geografische omgeving veilig zijn. Daarom staat het EESC achter de oprichting van een "conferentie van de advocatuur" van ultraperifere regio's en ieder ander initiatief in die zin, zoals bv. het Atlantisch Centrum voor geschillenbeslechting (Centro Atlántico de Arbitraje)!

4.5.5

Regionale integratie zou op veel gebieden (vervoer, afvalverwerking enz.) schaalvoordelen kunnen opleveren als de EU duidelijker dan nu het geval is, blijk geeft van haar vastbeslotenheid om van de ultraperifere regio's "platforms van Europa" te maken!

4.6   Steun voor ondernemingen

4.6.1

Qua concept komt artikel 107, paragraaf 3a) van het VWEU over als een ware stap vooruit, omdat de economie van ultraperifere regio's thans door de Commissie op een andere manier kan worden benaderd dan andere regio's die staatsteun met regionale doeleinden ontvangen. Ook wordt duidelijk dat staatsteun met andere dan regionale doeleinden (onderzoek, innovatie, vervoer, milieu enz.) tekortschiet. Het EESC wijst op de huidige paradox tussen de prioriteiten van de Europa 2020-strategie en de tekortschietende mededingingsvoorwaarden in het geval van staatsteun voor onderzoek/innovatie of voor milieu in de ultraperifere regio's. Die tegenstrijdigheden moeten voor de komende periode worden opgeheven.

4.6.2

Nu de Europese regelgeving voor staatsteun wordt herzien, leeft er bij de ultraperifere regio's bezorgdheid over de vraag wat er van het bestaande kader wordt behouden. Zij wensen de handhaving van een optimale voorkeursbehandeling, samenhang in de steunverlening, ongeacht de doeleinden daarvan (investeringsteun voor ondernemingen ter waarde van een verhoogd steunpercentage en steun voor de werking van ondernemingen die noch degressief noch beperkt in de tijd is en die ter compensatie dient van de extra kosten voor ultraperifere regio's krachtens artikel 349 van het VWEU), en eenvoudige en soepele procedures.

4.6.3

De werkgelegenheid in de ultraperifere regio's is aan een aanzienlijke uitbreiding toe. Alleen dan kan een einde worden gemaakt aan de structurele werkloosheid waar alle lagen van de bevolking onder lijden. Bedrijven in ultraperifere regio's zijn per definitie klein of middelgroot en zijn in de meeste gevallen werkzaam op geografisch beperkte markten. Kortom, bedrijven in ultraperifere regio's onderscheiden zich in veel opzichten van ondernemingen op het Europese continent. Van belang is dat steun voor bedrijven - net als in de periode 2007/2013 – ook nu weer kan worden toegekend aan alle soorten ondernemingen.

4.6.4

De investeringsteun voor de ultraperifere regio's lijkt te worden gehandhaafd op het niveau van de periode 2007/2013, en voor de toekomst blijven zowel de drempels en het beginsel van een "bonus" voor ultraperifere regio's van kracht. Het EESC wijst erop dat een en ander geen gevolgen heeft voor de intracommunautaire handel, vooral omdat de markten van ultraperifere regio's nauwelijks interessant zijn voor buitenlandse beleggers. Het EESC blijft derhalve voorstander van de voortzetting van niet-degressieve en niet in de tijd beperkte steun voor de werking van ondernemingen.

4.6.5

Nationale en Europese overheidssteun en investeringen van ondernemingen in ultraperifere regio's in innovatie, de digitale agenda en samenwerkingsverbanden binnen de regio zouden als prioritair moeten worden aangemerkt.

4.6.6

Specifiek voor de ondernemingsstructuur van ultraperifere regio's is dat er bijna alleen maar heel kleine bedrijven zijn. De Commissie zou in haar strategie dan ook de nadruk moeten leggen op de daadwerkelijke uitvoering van de Europese Small Business Act en de toepassing van het "Denk eerst klein"-beginsel, vooral t.a.v. procedures en controles. Er moet in de ultraperifere regio's nauwgezet worden toegezien op de toepassing van de mededingingsregels, met in het achterhoofd dat de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen moeten worden behartigd.

4.7   Energie

4.7.1

Vanwege hun geografische situatie zijn de ultraperifere regio's zeer kwetsbaar en dienen ze anders met het energievraagstuk om te springen dan het Europese continent. De EU dient deze regio's te helpen om aan hun energiebehoeften kunnen voldoen in een complexe omgeving en onder lastige omstandigheden, die de prijzen opvoeren en het concurrentievermogen onder druk zetten.

4.7.2

Het is van vitaal belang voor deze regio's om eigen energiebronnen te kunnen ontwikkelen ente exploiteren, zowel olie- en gasgerelateerde bronnen als koolstofarme energiebronnen, bijvoorbeeld windenergie, geothermische energie, zonne-energie, waterkracht, zeekracht (getijden, golven, stromingen, thermische energie).

4.7.3

Het EESC pleit voor meer steun aan onderzoek in hernieuwbare energie in deze regio's, en voor de inzet van de financiële instrumenten van de EU om de energieprojecten van deze regio's te bevorderen, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken.

4.8   Landbouw

4.8.1

Dat de landbouw van fundamenteel belang is voor de ultraperifere regio's, staat buiten kijf: landbouw levert werkgelegenheid op, heeft een uitstralingseffect en zorgt voor het behoud van het milieu en de traditionele levenswijzen. De EU moet blijven streven naar de diversifiëring van de landbouw (d.w.z. uitbreiding met andere producties dan alleen maar suiker en bananen) en naar zelfvoorziening in voedingsmiddelen voor de ultraperifere regio's. Daarnaast is het zaak het evenwicht te bewaren tussen de landbouwproductie die gericht is op de export en de landbouwproductie die bestemd is voor de bevoorrading van de lokale markten.

4.8.2

In bepaalde gevallen komt de Europese steun, vanwege zijn procedures, vooral ten goede aan de grote bedrijven of de tussenschakels, en vallen de onafhankelijke kleine producenten, die in de ultraperifere regio's ruim in de meerderheid zijn, buiten de boot. Het is dus zaak deze misstand de wereld uit te helpen. Voorts zou de Europese steun moeten worden ingezet om de voedselketen beter te doen functioneren en de landbouwers en hun organisaties meer inspraak te geven.

4.9   Visserij

4.9.1

Het is een goede zaak dat de Commissie voornemens is om de regionale dimensie meer te laten meewegen bij de besluitvorming. Anders gezegd zal het zwaartepunt bij regionale maritieme zones worden gelegd, zal rekening worden gehouden met de lokale voorraden en zal er een raadgevende raad voor de ultraperifere regio's in het leven worden geroepen. Alleen is er wel per bekken een aparte organisatie van die raadgevende raad nodig, omdat de visserij van ultraperifere regio's veel verschillen vertoont. Door telkens een aparte organisatie op te richten, kunnen de specifieke kenmerken van ieder bekken beter in aanmerking worden genomen.

4.9.2

Het voorstel voor de hervorming van het visserijbeleid schiet tekort als het gaat om de ultraperifere regio's, bijvoorbeeld op de volgende punten: steun voor vloten (bouw/aankoop en modernisering, beheer van de vangstinspanningen, gevolgen voor de ultraperifere regio's van de visserijovereenkomsten tussen de EU en niet-EU-landen) of het uitblijven van evolutie in het POSEI-programma voor visserij (een programma dat inhoudelijk zou moeten worden herzien, naar het voorbeeld van het bestaande schema van het POSEI-programma voor landbouw). In dit verband verwijst het EESC naar zijn initiatiefadvies "De ontwikkeling van regionale zones voor het beheer van visbestanden en toezicht op de visserij" van 27 oktober 2011 (rapporteur: Brendan Burns).

4.10   Bosbouw

4.10.1

Het telen van gespecialiseerd tropisch en subtropisch hardhout vormt een potentieel van de ultraperifere regio's dat niet onderschat mag worden. Vanwege hun bijzondere relatie met Europa kunnen ze direct FSC-gecertificeerd hout leveren aan de Europese markt met strikte inachtneming van de certificeringsregels van de Raad voor goed bosbeheer (FSC).

4.10.2

Er dient met name aan hout voor specifieke restauratieprojecten te worden gedacht, omdat veel van deze oorspronkelijke houtsoorten op de lijst van bedreigde soorten staan en daardoor bijzonder moeilijk legaal te verkrijgen zijn. Mahonie, ipé, virola, padauk, greenheart, ramin, apitong, of wengé zijn maar een klein aantal boomsoorten die voor restauratieprojecten nodig zijn.

4.10.3

Verder bieden tropische en subtropische bossen een ideale omgeving om zeldzame planten te telen voor geneesmiddelen en cosmetica. De export van hout uit tropische en subtropische bossen is geen wondermiddel om snel rijk te worden, maar het biedt lange-termijnmogelijkheden voor deze regio's om in te spelen op zeer winstgevende markten die de toegang tot deze zeldzame planten en bossen nodig hebben.

4.11   O&O

4.11.1

Het EESC is voorstander van de instandhouding van het Europese milieuprogramma evenals van het actieplan voor biodiversiteit (80 % van het potentieel van Europa op dit gebied bevindt zich in de ultraperifere regio's) en van een betere meeweging van het potentieel van ultraperifere regio's in de toekomstige programma's van de Europa 2020-strategie, vooral op gebieden als hernieuwbare energie, duurzame ontwikkeling en mariene wetenschappen.

4.11.2

De Commissie doet te weinig met het potentieel van de ultraperifere regio's op dit gebied.

4.11.3

Het EESC stemt in met het plan om op die gebieden Europese clusternetwerken in het leven te roepen waar de ultraperifere regio's bij worden betrokken.

4.12   De sociale dimensie in de ontwikkeling van ultraperifere regio's

4.12.1

De Commissie buigt zich terecht over de sociale dimensie van het Europees model in de Europa 2020-strategie. Dit moet echter meer worden dan een vrome wens: er moeten concrete verbintenissen worden aangegaan. Geen enkele burger van Europa mag buiten de boot van de ontwikkeling vallen. Anders blijft de Europese solidariteit een dode letter. Het EESC staat achter het voorstel van de voorzitter van de Canarische regio om een spoedprogramma tegen de uitzonderlijk snel opkomende massawerkloosheid te lanceren.

4.12.2

Naast de prioriteiten van de EU-strategie wijst het EESC op het volgende:

4.12.2.1

Primaire basisbehoeften: water voor iedereen (mensen en economie), duurzame energie, afvalwaterzuivering en afvalverwijdering zijn van bijzonder groot belang in de ultraperifere regio's. In de Mededeling wordt de noodzaak van een goede werking van de netwerkdiensten in de ultraperifere regio's onvoldoende benadrukt.

4.12.2.2

Het belang van een Europese strategie voor toerisme: toerisme is van levensbelang voor ultraperifere regio's, noodzakelijkerwijze gekoppeld aan duurzame ontwikkeling en respect voor de identiteit van ultraperifere regio's. Beide zijn pijlers zonder welke het toerisme zich niet kan ontwikkelen zonder in de val te lopen van overmatige bebouwing en verbetonnering van zeegebieden. Het EESC herinnert in dit verband aan de mededeling van de Commissie over Blauwe groei en het advies waarover het Comité zich op dit moment buigt (4).

4.12.2.3

De Commissie moet in haar strategie meer gewicht toekennen aan de culturele dimensie. In dit opzicht hebben de ultraperifere regio's de EU onschatbare rijkdommen te bieden. Het EESC pleit dus voor een aanzienlijke uitbreiding van de "cultuurdimensie" in de actieplannen voor de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie.

Brussel, 20 maart 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Zie.EESC-advies over de gevolgen van de economische partnerschapsovereenkomsten voor de ultraperifere regio's in het Caribische gebied, PB C 347 van 18 december 2010, blz. 28

(2)  Diezelfde aanbevelingen worden gedaan in:

een studie van de Commissie over groeifactoren in de ultraperifere regio's (Ismeri EROPA);

een in opdracht van Michel Barnier, eurocommissaris voor de interne markt, uitgebrachte verslag over de positie van ultraperifere regio's in de interne markt: de uitstraling van de EU in de wereld (Pedro Solbes Mira);

een onderzoek van de Commissie naar demografische en migratietendensen in de ultraperifere regio's en de invloed daarvan op de economische, sociale en territoriale samenhang (INED);

het verslag van het EP (Nuno Teixeira – commissie REGI) over het cohesiebeleid n de ultraperifere regio's tegen de achtergrond van de Europa 2020-strategie;

de studie van het EP over de rol van het regionaal beleid als het gaat om de aanpak van de gevolgen van de klimaatverandering voor de ultraperifere regio's.

(3)  PB C 44 van 15-02-2013, blz. 23.

(4)  EESC-advies "Blauwe groei" - Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei, (Zie bladzijde 87 van dit Publicatieblad).