4.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/133


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad, en Verordening (EU) nr. XXX/2011 van de Raad inzake een geïntegreerd maritiem beleid)

(COM(2011) 804 final — 2011/0380 (COD))

2012/C 299/24

Rapporteur: Gabriel Sarró IPARRAGUIRRE

De Raad en het Europees Parlement hebben op 15 december 2011 respectievelijk 16 januari 2012, op grond van art. 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

"Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad, en van Verordening (EU) nr. xxxx/2011 van de Raad inzake een geïntegreerd maritiem beleid]"

COM(2011) 804 final – 2011/0380 (COD).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 26 juni 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2012 gehouden 482e zitting (vergadering van 11 juli 2012) onderstaand advies uitgebracht, dat met 150 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 6 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC dankt de Commissie voor haar voorstel en onderschrijft de doelstellingen en prioriteiten die hierin worden vastgesteld. In het geval van de eerste doelstelling zou volgens het Comité echter duidelijk gemaakt moeten worden dat de visserij- en aquacultuursector in economisch, sociaal en milieuopzicht duurzaam en concurrerend moet zijn. Ook mist het EESC in de doelstellingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) een specifieke verwijzing naar de sectoren die zich bezighouden met de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten.

1.2   Wat de definitie van "kleinschalige kustvisserij" betreft verwijst het EESC naar wat het in zijn advies over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) heeft gezegd en verzoekt het de Raad en het Parlement het voorstel van de Commissie dienovereenkomstig aan te passen.

1.3   Het EESC steunt het streven naar vermindering van de eventuele overcapaciteit van vloten. Met het oog hierop vindt het dat de steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen in stand moet worden gehouden, op voorwaarde dat elk onderdeel daarvan wordt toegesneden op de bestaande visserijmogelijkheden.

1.4   Het EESC vindt eveneens dat de steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten intact moet blijven.

1.5   Het EESC hecht zeer veel belang aan de steun ter bevordering van de betrekkingen en partnerschappen tussen wetenschappers en vissers, de verbetering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog, de bevordering van de diversifiëring en de werkgelegenheidscreatie, en de verhoging van de veiligheid aan boord. Het EESC vindt bovendien dat er maatregelen zouden moeten worden genomen om jongeren aan het werk te helpen in de visserijsector, zodat het probleem van de opvolging van generaties kan worden opgelost en meer aandacht kan worden geschonken aan het scheppen en behouden van de werkgelegenheid.

1.6   Het EESC vindt het een goede zaak dat steun wordt verleend voor de toepassing van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB, voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu, voor innovatie, voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit, voor de matiging van de klimaatverandering, voor de verbetering van het gebruik van ongewenste vangsten en voor de verbetering van de energie-efficiëntie.

1.7   Het EESC stemt in met de steun die wordt uitgetrokken voor de binnenvisserij. Het vindt echter dat er steunmaatregelen zouden moeten worden genomen die helpen voorkomen dat aquacultuur in zoet water en landbouw van invloed zijn op de binnenvisserij.

1.8   Het EESC steunt de maatregelen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur en de visserijgebieden, en stelt in zijn advies enkele belangrijke verbeteringen voor.

1.9   Het EESC staat positief tegenover de maatregelen met betrekking tot afzet en verwerking, maar vindt dat de steun voor producentenorganisaties die visserijproducten opslaan in stand moet worden gehouden tot het einde van de looptijd van het EFMZV. Het vindt ook dat het compensatiemechanisme voor de tonijnverwerkende industrie behouden moet blijven. Anderzijds pleit het Comité voor het uitbreiden van de specifieke doelstellingen met doelen als de verbetering van de concurrentiepositie van de verwerkende industrie, de verbetering van de voorschriften met het oog op de volksgezondheid en de productkwaliteit, de vermindering van de negatieve impact op het milieu en de verbetering van de energie-efficiëntie, een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval, de ontwikkeling, productie en afzet van nieuwe producten en het gebruik van nieuwe technologieën en innovatieve productiemethoden, de opening en ontwikkeling van markten en de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en opleidingsmogelijkheden voor werknemers.

1.10   Het EESC is zeer te spreken over alle voorstellen met betrekking tot het geïntegreerd maritiem beleid.

2.   Achtergrond

2.1   Op 1 januari 2013 treedt het nieuwe GVB in werking (1).

2.2   De financiële basis van het huidige GVB is Verordening (EG) nr. 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds (EVF), waarvan de herziening vóór 1 januari 2014 stond gepland.

2.3   In de periode 2008 – 2010 liep de financiering van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) via een reeks proefprojecten en voorbereidende acties. Voor de periode 2012 – 2013 heeft de Commissie een nieuw financieel instrument voorgesteld.

2.4   De herziening van het GVB en de consolidatie van het GMB krijgen hun beslag in het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), dat op 1 januari 2014 in werking treedt.

3.   Analyse van het voorstel

3.1   Doelstellingen en prioriteiten

3.1.1   In het voorstel worden de "gedeeld beheerde" middelen (hoofdzakelijk GVB) en de "direct beheerde" middelen (GMB en aanvullende maatregelen van zowel GVB als GMB) in grote lijnen verdeeld en worden de financiële maatregelen van de Unie vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van:

a)

het GVB,

b)

ter zake relevante maatregelen betreffende het zeerecht,

c)

de duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden en de binnenvisserij,

d)

het GMB.

3.1.2   Wat de definitie van "kleinschalige kustvisserij" betreft, verwijst het EESC naar wat het in zijn advies over de hervorming van het GVB heeft gezegd. Het Comité vindt dit een willekeurig criterium, dat geen rekening houdt met de werkelijke situatie van de kleinschalige vloten in de lidstaten en discriminatie tot gevolg kan hebben. Daarom stelt het EESC voor aanvullende criteria op te stellen voor het afbakenen van deze sterk heterogene vorm van visserij, bijv. de tijd die op zee wordt doorgebracht, de afstand van de kust, het vistuig dat wordt gebruikt of de band met de lokale gemeenschap. Ook tonnara's zouden tot de kleinschalige visserij moeten worden gerekend.

3.1.3   Het EESC zou graag zien dat de begrippen "zelfstandige vissers" en "personeel" worden toegelicht om nauwkeurig te kunnen vaststellen wie de begunstigden van de verschillende maatregelen van het EFMZV zijn, aangezien de term "visser" vaak in verschillende betekenissen wordt gebruikt: eigenaar van een vissersvaartuig, zelfstandige visser (niet als werknemer) enz.

3.1.4   De doelstellingen van het EFMZV zijn:

a)

bevordering van een duurzame en concurrerende visserij- en aquacultuursector;

b)

bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het GMB van de EU op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en aan het GVB;

c)

bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden;

d)

bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB.

3.1.5   In het geval van de eerste doelstelling zou volgens het EESC duidelijk gemaakt moeten worden dat de visserij- en aquacultuursector in economisch, sociaal en milieuopzicht duurzaam en concurrerend moet zijn.

3.1.6   Ook mist het EESC, zowel in de omschrijving van de doelstellingen als in de prioriteiten van de EU, een specifieke verwijzing naar afzet en verwerking, terwijl de maatregelen die in het voorstel worden genoemd, op deze sectoren zijn gericht. In verband hiermee betreurt het Comité dat de financiering van maatregelen om de gezondheid en kwaliteit van de producten te waarborgen, de arbeidsomstandigheden en het ondernemingsklimaat te verbeteren en de ontwikkeling van een sterke, innoverende en duurzame industriële basis die werkgelegenheid kan opleveren en mondiaal kan concurreren, te ondersteunen, niet tot de doelstellingen behoort.

3.1.7   Dit voorstel is, geografisch gezien, van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

3.2   Ontvankelijkheid van aanvragen en niet voor steun in aanmerking komende concrete acties

3.2.1   Aanvragen die worden ingediend door marktdeelnemers die in het kader van het EVF of het EFMZV onregelmatigheden hebben begaan, komen gedurende een vastgestelde periode niet in aanmerking voor steun; dat geldt ook voor marktdeelnemers die een ernstige inbreuk hebben gepleegd zoals bedoeld in de IOO-Verordening (illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij), die zijn opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen en die andere inbreuken op de GVB-voorschriften hebben begaan die de duurzaamheid van de betrokken bestanden ernstig in gevaar brengen.

3.2.2   De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:

a)

concrete acties die de vangstcapaciteit van het vaartuig vergroten;

b)

de bouw van nieuwe vissersvaartuigen en de buitenbedrijfstelling of de invoer van vissersvaartuigen;

c)

de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten;

d)

de experimentele visserij;

e)

de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

f)

het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de EU is voorzien of wanneer sprake is van het experimenteel uitzetten van vis.

3.2.3   Het EESC vindt dat de steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen in stand moet worden gehouden om de EU-vloot grondig te kunnen reorganiseren, op voorwaarde dat elk onderdeel daarvan wordt toegesneden op de bestaande visserijmogelijkheden en bijdraagt tot een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzame visserij. Ook zou compensatie moeten worden geboden aan vissers die hun bedrijf beëindigen; daarbij kan worden gedacht aan vervroegd pensioen en forfaitaire compensaties.

3.2.4   Het argument dat door de Commissie wordt aangevoerd om de afschaffing van deze steun te rechtvaardigen is dat men er met die steun niet in geslaagd is het probleem van de overcapaciteit van de vloot van de Unie op te lossen. Deze conclusie is gebaseerd op een verslag van de Rekenkamer, waarin is nagegaan of de goedgekeurde maatregelen hebben bijgedragen tot de aanpassing van de vlootcapaciteit aan de bestaande visserijmogelijkheden.

3.2.5   Het Comité constateert echter dat in dit verslag niet de steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen in twijfel wordt getrokken, maar een reeks aanbevelingen voor de Commissie en de lidstaten wordt geformuleerd:

3.2.5.1   de Commissie dient de nodige initiatieven te nemen om de vangstcapaciteit in evenwicht te brengen met de vangstmogelijkheden, doeltreffende beperkingen in te stellen voor de capaciteit van de vissersvloot en te waarborgen dat de regelingen voor de overdracht van visserijrechten bijdragen tot de afname van de visserijinspanning;

3.2.5.2   de lidstaten dienen te waarborgen dat maatregelen ter ondersteuning van investeringen aan boord niet leiden tot een toename van het vangstvermogen, dat de regelingen voor de buitenbedrijfstelling zodanig zijn opgezet dat ze een positief effect hebben op de duurzaamheid van de beoogde visbestanden en dat er geen overheidssteun wordt gegeven voor de buitenbedrijfstelling van inactieve vissersvaartuigen.

3.2.6   Om dit probleem van overcapaciteit op te lossen stelt de Commissie een systeem van overdraagbare visserijconcessies voor. In zijn advies over de herziening van het visserijbeleid heeft het EESC zich uitgesproken tégen een dergelijk systeem en daarom pleit het nu voor de instandhouding van de steun voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit om de eventuele overcapaciteit te verminderen.

3.2.7   Anderzijds vindt het EESC dat ook de steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten in stand moet worden gehouden vanwege het grote belang daarvan voor de verbetering van de situatie van de visbestanden, met name in de biologische rustperiode, alsook voor de gedeeltelijke compensatie van de inkomensderving voor vissers gedurende de periode van stopzetting.

3.2.8   Steun voor tijdelijke stopzetting is perfect gerechtvaardigd in het geval van:

a)

een drastische vermindering van de vangstquota of de visserij-inspanning in het kader van de meerjarenplannen voor het visserijbeheer;

b)

ontbinding of beëindiging van de visserijovereenkomsten en

c)

milieurampen.

3.2.9   Het Comité is van mening dat deze steun van bijzonder belang is voor de instandhouding en ontwikkeling van de sociaaleconomische structuur van gebieden die in hoge mate afhankelijk zijn van de visserij, omdat de steunmaatregelen zowel op de reders als op de bemanning van vissersvaartuigen zijn gericht en het voortbestaan van de visserijactiviteit waarborgen.

3.3   Gedeeld beheerde en direct beheerde begrotingsmiddelen

3.3.1   De gedeeld beheerde begrotingsmiddelen voor de periode 2014-2020 zullen oplopen tot 5 520 miljoen euro en zullen worden verdeeld onder de lidstaten op basis van bepaalde objectieve, in het voorstel vastgestelde, criteria. De direct beheerde middelen, waaronder ook technische bijstand, zullen 1 047 miljoen euro bedragen.

3.3.2   Om gebruik te kunnen maken van cofinanciering uit het EFMZV stelt elke lidstaat één operationeel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de EU-prioriteiten. De Commissie keurt de operationele programma's van de lidstaten en de wijziging daarvan goed middels een uitvoeringshandeling.

3.4   Gedeeld beheerde financieringsmaatregelen

3.4.1   Duurzame ontwikkeling van de visserij

3.4.1.1   Met de steun die hieronder valt worden de volgende EU-prioriteiten nagestreefd:

bevordering van een innovatieve en concurrerende visserij;

bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur.

3.4.1.2   Als algemene voorwaarde geldt dat de eigenaar van een vissersvaartuig die steun heeft ontvangen voor het aanpassen van kleinschalige kustvisserijvaartuigen om deze inzetklaar te maken voor activiteiten buiten de visserijsector of die steun heeft gekregen voor investeringen aan boord die tot doel hebben ongewenste vangsten van commerciële bestanden optimaal te gebruiken en de onvoldoende gebruikte delen van de gevangen vis te valoriseren, het betrokken vaartuig gedurende ten minste 5 jaar na de datum waarop de steun daadwerkelijk aan de begunstigde is betaald, niet mag overdragen naar een buiten de Unie gelegen derde land.

3.4.1.3   Het EESC vindt dat de tekst van paragraaf 3.4.1.2 anders zou moeten worden geformuleerd, nl. dat de steun die is ontvangen voor vaartuigen die binnen een termijn van 5 jaar zijn overgedragen, moet worden terugbetaald volgens het pro rata temporis-principe.

3.4.1.4   Innovatie. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor projecten die gericht zijn op de ontwikkeling of de invoering van ten opzichte van de stand van de techniek nieuwe of substantieel verbeterde producten, processen of beheers- en organisatiesystemen.

3.4.1.5   Het EESC is van mening dat concreet moet worden aangegeven wat onder "de stand van de techniek" wordt verstaan en wijst erop dat innovatie ook op sociale aspecten kan slaan.

3.4.1.6   In het kader van ‧innovatie‧ gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een door de betrokken lidstaat erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van deze concrete acties evalueert.

3.4.1.7   Volgens het EESC is het niet nodig dat alle acties op het gebied van innovatie in samenwerking met een wetenschappelijke of technische organisatie worden uitgevoerd. Belangrijker is dat de bedrijfsresultaten van vissersbedrijven verbeteren dankzij deze acties.

3.4.1.8   Adviesdiensten. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

haalbaarheidsstudies waarin de rendabiliteit van projecten wordt beoordeeld;

de verstrekking van professioneel advies over bedrijfs- en afzetstrategieën.

3.4.1.9   De Commissie stelt voor dat de haalbaarheidsstudies waarin de rendabiliteit van projecten wordt beoordeeld en het professioneel advies over bedrijfs- en afzetstrategieën, worden verstrekt door erkende wetenschappelijke of technische organisaties en dat hiervoor een bedrag van maximaal 3 000 euro mag worden uitgetrokken.

3.4.1.10   Het EESC is van mening dat ook particuliere ondernemingen bedrijfs- en afzetstrategieën moeten kunnen opstellen en hierover advies moeten kunnen verstrekken, en dat het maximale bedrag moet worden verhoogd. In ieder geval zou bij de vaststelling van de selectiecriteria voor de projecten ook moeten worden vastgelegd hoe dit bedrag wordt bepaald.

3.4.1.11   Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

het opzetten van een netwerk bestaande uit onafhankelijke wetenschappelijke organisaties en uit een aantal vissers of vissersorganisaties;

activiteiten van dit netwerk.

3.4.1.12   Het EESC hecht zeer veel belang aan de bevordering van de betrekkingen tussen wetenschappers en vissers.

3.4.1.13   Verbetering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

een leven lang leren, verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden, met name in verband met duurzaam beheer van mariene ecosystemen, activiteiten in de maritieme sector, innovatie en ondernemerschap;

netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen tussen belanghebbende partijen, waaronder organisaties ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen;

bevordering van de sociale dialoog op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau tussen vissers en andere relevante belanghebbende partijen.

3.4.1.14   Het EESC is de Commissie erkentelijk voor haar inspanningen om maatregelen te nemen ter verbetering van menselijk kapitaal en sociale dialoog, schepping van werkgelegenheid, veiligheid en gezondheid aan boord van vissersvaartuigen. Toch zijn er een paar aspecten die enige toelichting of aanvulling vergen. Ten eerste wil het EESC erop wijzen dat de sociale dialoog een proces is waaraan wordt deelgenomen door de sociale partners, nl. de werkgevers- en werknemersorganisaties. Daarom moeten de woorden "andere relevante belanghebbende partijen" worden geschrapt wanneer wordt gesproken over bevordering van de sociale dialoog. Ten tweede vindt het Comité dat de steun niet alleen ten goede moet komen aan "vissers" maar ook aan andere beroepsgroepen in de visserijsector die ondersteunende diensten verlenen: reparateurs van vistuig, havenmedewerkers die helpen bij het lossen van de vangst enz. Bovendien pleit het EESC voor de cofinanciering van activiteiten die door Europese brancheorganisaties op Europese schaal worden ontplooid, zoals informatiebijeenkomsten over de ontwikkeling van het GVB, die ervoor moeten zorgen dat de sociale partners meer inzicht krijgen in de wetgeving, de regels beter worden nageleefd en de middelen optimaal worden besteed. Tot slot vindt het EESC dat er uit het EFMZV ook financiële steun zou moeten worden verleend voor onderwijs en opleiding van vissers, zodat zij over de vaardigheden beschikken om werk te vinden in andere sectoren. Dergelijke financiële steun zou ook het verlies van inkomsten tijdens de opleidingsperiode moeten compenseren.

3.4.1.15   Bevordering van de diversifiëring en de werkgelegenheidscreatie. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

het opstarten van ondernemingen buiten de visserijsector en

het aanpassen van kleinschalige kustvisserijvaartuigen om deze inzetklaar te maken voor activiteiten buiten de visserijsector.

3.4.1.16   Het EESC vindt dat de verwijzing naar kleinschalige visserij zou moeten worden geschrapt zodat vissersvaartuigen voor andere visserijactiviteiten kunnen worden ingezet.

3.4.1.17   Er wordt geen steun uitgetrokken voor het scheppen van werkgelegenheid in de visserijsector zelf. Het EESC vindt dat er een soort maatregel moet komen om jongeren aan het werk te helpen in de visserijsector, zodat het hoofd kan worden geboden aan een van de grote problemen in deze sector: de opvolging van de generaties.

3.4.1.18   Gezondheid en veiligheid aan boord. Gedurende de programmeringsperiode kan voor een bepaald vissersvaartuig of een bepaalde begunstigde steun worden verleend uit het EFMZV aan vissers en eigenaren van vissersvaartuigen voor investeringen aan boord of in afzonderlijke voorzieningen, op voorwaarde dat deze investeringen verder gaan dan wat op grond van het nationale of het EU-recht vereist is.

3.4.1.19   Het EESC vindt dat er niet alleen moet worden verwezen naar investeringen aan boord van vissersvaartuigen, zodat ook voetvissers en werknemers in ondersteunende sectoren van deze maatregel kunnen profiteren. Ook zou deze steun moeten worden uitgebreid tot de algemene verbetering van de omstandigheden aan boord, d.w.z. tot het voorkomen van arbeidsrisico's, het verbeteren van de hygiënische en arbeidsomstandigheden enz.; daarnaast moet ook onderzoek worden gedaan naar de haalbaarheid van deze investeringen.

3.4.1.20   Bovendien moet de beperking van steunverlening tot één keer per programmeringsperiode worden geschrapt.

3.4.1.21   Steun voor systemen van overdraagbare visserijconcessies in het kader van het GVB. De Commissie stelt bepaalde steunmaatregelen voor om systemen van overdraagbare visserijconcessies van het GVB vast te stellen of te wijzigen. Het EESC staat achter deze steunmaatregelen, indien dit systeem definitief deel gaat uitmaken van het GVB.

3.4.1.22   Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de toepassing van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB, voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu, voor innovatie in verband met de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen en voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen in het kader van duurzame visserijactiviteiten. Het EESC kan zich hierin vinden, maar wijst ook op de erkenning en het belang van de rol die de vissers kunnen spelen bij het schoonhouden en de instandhouding van het mariene milieu.

3.4.1.23   Matiging van de klimaatverandering. Om de effecten van de klimaatverandering te matigen kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en voor audits en regelingen op het gebied van energie-efficiency. Ter compensatie stelt de Commissie voor de steun voor de vervanging of de modernisering van motoren af te schaffen.

3.4.1.24   Het EESC vindt dat steun moet kunnen worden verstrekt voor de vervanging of modernisering van motoren mits de vangstcapaciteit van het vaartuig hierdoor niet wordt vergroot. Anders zou de veiligheid van de vissersvaartuigen en van de bemanning in gevaar kunnen komen, zou de energie-efficiëntie niet worden verbeterd en zou de verontreiniging niet worden tegengegaan.

3.4.1.25   Productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor investeringen aan boord om de kwaliteit van de gevangen vis en het gebruik van ongewenste vangsten te verbeteren. Gedurende de programmeringsperiode mag slechts één keer steun worden verleend voor een bepaald vissersvaartuig of een bepaalde begunstigde. Ook kan steun worden verleend aan vissershavens, aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen, met als doel de energie-efficiency, de milieubescherming en de veiligheids- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, en kan worden overgegaan tot de bouw of de modernisering van beschuttingsplaatsen ter verhoging van de veiligheid van de vissers.

3.4.1.26   Het EESC acht de genoemde maatregelen ten behoeve van vissershavens, aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen opportuun, maar vindt ook dat zij zouden moeten worden uitgebreid tot steun voor investeringen in de opslag en afslag van visserijproducten, tankinstallaties, bevoorrading van vaartuigen (water, ijs, elektriciteit enz.), evenals in het geautomatiseerd beheer van afslagplaatsen.

3.4.1.27   Binnenvisserij. Om de impact van de binnenvisserij op het milieu te verminderen en de energie-efficiency, de kwaliteit van de aangelande vangst en de veiligheids- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor vaartuigen die in binnenwateren actief zijn. Ook wordt steun verleend om de diversifiëring door binnenvissers en hun participatie bij het beheren, herstellen en monitoren van de NATURA 2000-sites te ondersteunen. Het EESC is het eens met de voorgestelde maatregelen, maar verzoekt de Commissie, conform zijn advies over de hervorming van het GVB, om steunmaatregelen te nemen die helpen voorkomen dat aquacultuur in zoet water en landbouw van invloed zijn op de binnenvisserij.

3.4.1.28   In de meest noordelijk gelegen regio's van de EU wordt gedurende een periode van zes maanden zowel in meren als in kustgebieden aan ijsvissen gedaan. Er zou ook steun uit het EFMZV moeten worden verleend voor sneeuwscooters en speciale apparatuur voor het ijsvissen.

3.4.2   Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur

3.4.2.1   Met de steun die hieronder valt worden de volgende EU-prioriteiten nagestreefd:

bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur;

bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur.

3.4.2.2   Het EESC staat achter de steunverlening aan aquacultuurbedrijven, ongeacht hun grootte (micro-, kleine en middelgrote of grote ondernemingen), maar vindt de verlaging voor grote aquacultuurbedrijven die in bijlage 1 wordt genoemd misplaatst.

3.4.2.3   Er wordt steun voorgesteld voor innovatie, voor investeringen in de offshore aquacultuur en de non-food aquacultuur om aquacultuurmethoden met een groot groeipotentieel te bevorderen, voor het verwerken, afzetten en rechtstreeks verkopen van de eigen aquacultuurproductie, voor het opzetten van beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven en voor de bevordering van menselijk kapitaal en netwerkvorming.

3.4.2.4   Het Comité steunt al deze voorstellen. Om de verrichting van activiteiten door werknemers van aquacultuurbedrijven te verbeteren stelt het EESC ten aanzien van het voorgaande voor om speciale steun uit te trekken voor de verbetering van de hygiënische en veiligheidsomstandigheden van werknemers van aquacultuurbedrijven, zowel voor de bedrijven op zee als voor de werknemers aan boord van vaartuigen die de aquacultuur ondersteunen, evenals voor de bedrijven op het vasteland.

3.4.2.5   Het EESC stelt voor om de steun voor een leven lang leren, de verspreiding van wetenschappelijke kennis en innovatieve praktijken enz. niet langer te beperken tot grote ondernemingen, omdat al deze activiteiten zo belangrijk zijn dat beperking van de steun wegens de omvang van het bedrijf niet gerechtvaardigd is. Het EESC vindt wel dat er prioriteit moet worden gegeven aan kleine en middelgrote ondernemingen.

3.4.2.6   Om het potentieel van aquacultuurlocaties te vergroten kan uit het EFMZV steun worden verleend voor het afbakenen en in kaart brengen van gebieden die het best geschikt zijn voor de ontwikkeling van aquacultuur, voor de verbetering van de infrastructuur van aquacultuur en voor het voorkomen van ernstige schade aan aquacultuur.

3.4.2.7   Het EESC vindt het noodzakelijk dat steun wordt verleend aan investeringen in de verbetering van de haveninfrastructuur voor aquacultuur of van aanlandingsplaatsen en voor investeringen in voorzieningen voor de verzameling van afval en zwerfvuil op zee.

3.4.2.8   Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor het opzetten van kleine aquacultuurbedrijven door beginnende aquacultuurexploitanten die over voldoende beroepsvaardigheden en deskundigheid beschikken, voor het eerst een kleine aquacultuuronderneming opzetten als hoofd van een dergelijke onderneming en een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun aquacultuuractiviteiten indienen.

3.4.2.9   Het EESC stelt voor om deze steun aan elke aquacultuuronderneming die nieuwe werkgelegenheid oplevert te verstrekken, of het nu een nieuw bedrijf is of niet.

3.4.2.10   Uit het EFMZV kan steun worden verstrekt voor bepaalde investeringen om een aquacultuur met een hoog niveau van milieubescherming te bevorderen. Het EESC vindt dat, net als in het geval van visserij, steun moet worden verleend voor investeringen om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en voor audits en regelingen op het gebied van energie-efficiency.

3.4.2.11   Ook kan steun worden verleend voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur, milieudienstverlening door aquacultuur, maatregelen op het gebied van volksgezondheid en op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn.

3.4.2.12   Het EESC is van mening dat een duurzame aquacultuursector staat of valt met de gezondheid van de dieren en vindt het daarom noodzakelijk om hiervoor meer steun uit te trekken in het kader van het EFMZV. Daarom stelt het voor om ook, net als in de veeteelt, verenigingen voor de bescherming van de diergezondheid in de aquacultuur op te richten.

3.4.2.13   Volgens het voorstel kan steun worden verleend in de vorm van een bijdrage in een aquacultuurbestandsverzekering tegen bepaalde verliezen. Het EESC is van mening dat hieronder ook uitgaven moeten vallen voor het ophalen en vernietigen van dieren die door een natuurlijke oorzaak of een ongeluk enz. zijn gestorven, evenals voor het afmaken en ruimen van dieren om veterinairrechtelijke redenen en met voorafgaande administratieve toestemming.

3.4.3   Duurzame ontwikkeling van visserijgebieden

3.4.3.1   De steun die in het kader hiervan wordt verleend, draagt bij tot het nastreven van de prioritaire doelstelling van de EU, nl. de bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden door de toename van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie een impuls te geven. Deze steun kan worden verstrekt aan visserijgebieden die onder het niveau NUTS III liggen (2).

3.4.3.2   Volgens het EESC is het discriminatie dat kustgemeenten met meer dan 100 000 inwoners niet in aanmerking komen voor deze steun; de vissersvloten die in vissershavens liggen, staan immers los van het inwoneraantal van die gemeenten.

3.4.3.3   De Commissie stelt voor de plaatselijke visserijgroepen, die geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën opstellen en de sociaaleconomische samenstelling van het betrokken gebied weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de particuliere en publieke sector en het maatschappelijk middenveld, up-to-date te houden en slagvaardiger te maken.

3.4.3.4   Om het resultaat van de tot dusver door deze groepen verrichte werkzaamheden, die tot doel hebben de kustgebieden nieuw leven in te blazen, objectief te kunnen beoordelen, moet de Commissie volgens het EESC deze beoordeling aanvatten voordat de hiervoor bedoelde steun uit de nieuwe fondsen kan worden verstrekt.

3.4.4   Afzet en verwerking

3.4.4.1   De Commissie stelt een aantal maatregelen voor met betrekking tot afzet en verwerking, met name met het oog op de voorbereiding en uitvoering van de productie- en afzetprogramma's van producentenorganisaties.

3.4.4.2   Hoewel het EESC deze maatregel, die de instandhouding van de bestanden en de concurrentiepositie van de bedrijven ten goede komt, toejuicht, vindt het ook dat er behoefte is aan een flexibiliteitsmechanisme omdat wij ons in een geglobaliseerde markt bevinden, waar de voorwaarden van vraag en aanbod elk moment kunnen veranderen.

3.4.4.3   Volgens het voorstel kan steun worden verleend voor producentenorganisaties die de in bijlage II bij de GMO-Verordening (gemeenschappelijke marktordening) vermelde visserijproducten opslaan. De in lid 1 bedoelde steun wordt geleidelijk verminderd en in 2019 volledig afgeschaft.

3.4.4.4   Het EESC is het er niet mee eens dat deze steun geleidelijk wordt verminderd en in 2019 wordt afgeschaft. Deze steun levert een bijzondere bijdrage aan de stabilisering van de markten en moet dan ook worden gehandhaafd tot 2020.

3.4.4.5   Het Comité heeft kunnen constateren dat het compensatiemechanisme voor de tonijnverwerkende industrie, dat onderdeel is van de GMO, verdwenen is.

3.4.4.6   Dit mechanisme komt erop neer dat, als tegenprestatie, de douaneheffing op hele tonijn die afkomstig is uit derde landen en bestemd is voor verwerking volledig en definitief wordt geschorst. Het Comité is van mening dat de afschaffing van dit mechanisme zeer nadelig is voor de productie, die zou moeten concurreren met producten die aan veel minder strenge hygiënische en veiligheidseisen voldoen dan de producten uit de EU. Daarom verzoekt het EESC om handhaving van het genoemde compensatiemechanisme.

3.4.4.7   Het EESC is van mening dat de particuliere opslag waarover in het voorstel wordt gesproken de tonijnvissers geen compensatie biedt en ook geen redelijk inkomen garandeert, maar eerder leidt tot een daling van de prijs van tonijn op de EU-markt, en dat is ook de reden waarom het compensatiemechanisme werd ingevoerd.

3.4.4.8   In het voorstel wordt geopperd dat steun kan worden verleend voor afzetmaatregelen.

3.4.4.9   Het EESC acht het noodzakelijk om meer steun uit te trekken voor het opzetten en uitvoeren van voorlichtingscampagnes om het imago van de visserij en de aquacultuur te verbeteren. Het EESC stelt ook voor om nieuwe bepalingen te wijden aan zaken als de organisatie van en deelname aan beurzen en evenementen in de sector, activiteiten die bedrijven helpen innnoveren, cursussen over meer geavanceerde technieken, nieuwe of verbeterde processen of organisatiesystemen.

3.4.4.10   Aangezien brancheorganisaties een belangrijke rol spelen bij de bevordering en verbetering van de afzet van producten, acht het Comité het opportuun niet alleen de oprichting van deze organisaties te bevorderen maar ook de werking ervan te ondersteunen zodat zij hun taken naar behoren kunnen uitvoeren.

3.4.4.11   Uit het EFMZV kan ook steun worden verleend voor de verwerking van producten. Het Comité pleit voor het opnemen van de volgende, specifieke doelstellingen: verbetering van de concurrentiepositie van de verwerkende industrie, verbetering van de voorschriften met het oog op de volksgezondheid en van de productkwaliteit, vermindering van de negatieve impact op het milieu en verbetering van de energie-efficiëntie, een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval, de ontwikkeling, productie en afzet van nieuwe producten en het gebruik van nieuwe technologieën en innovatieve productiemethoden, de opening en ontwikkeling van markten en de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en opleidingsmogelijkheden voor werknemers.

3.4.5   Ultraperifere gebieden

3.4.5.1   In het voorstel wordt compensatie voorgesteld voor de extra kosten die visserij- en aquacultuurproducten veroorzaken in de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische eilanden, Frans Guyana en Réunion. Het Comité vindt dat de Commissie gedetailleerd zou moeten toelichten hoe zij de individuele begroting voor elk van de ultraperifere gebieden heeft berekend. Ook zou zij moeten motiveren waarom de Canarische eilanden zijn gekort op hun begroting, terwijl de begroting voor de andere regio's is gestegen.

3.4.6   Begeleidende maatregelen voor het GVB

3.4.6.1   Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de tenuitvoerlegging van het EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving, en voor de verzameling, het beheer en het gebruik van primaire biologische, technische, ecologische en sociaaleconomische gegevens zoals bedoeld in de GVB-Verordening. Het EESC vindt deze steun essentieel voor het waarborgen van de controle en de verzameling van gegevens in de hele EU, ook die van de arbeidsinspectie.

3.4.6.2   Voor veel van de eerder genoemde maatregelen wordt voorgesteld de steunverlening te beperken tot één keer per programmeringsperiode en per vissersvaartuig. Deze beperking moet worden geschrapt.

3.4.6.3   Er zou moeten worden overwogen een "crisisfonds" op te richten om de incidentele behoeften van de sector te kunnen lenigen, zodat flexibele noodmaatregelen kunnen worden genomen in bepaalde uitzonderlijke situaties zoals, bijvoorbeeld, de aanpassing van de vloot als gevolg van de opschorting of niet-verlenging van de visserijovereenkomsten, de plotselinge stijging van exploitatiekosten, natuurrampen enz.

3.5   Direct beheerde financieringsmaatregelen

3.5.1   Geïntegreerd maritiem beleid

3.5.1.1   In het voorstel wordt een reeks steunmaatregelen voorzien die bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van het GMB van de Unie teneinde een geïntegreerd bestuur van maritieme zaken en kustgerelateerde zaken te bevorderen, bij te dragen tot de ontwikkeling van sectoroverschrijdende initiatieven ten bate van de maritieme sectoren en het sectorale beleid, duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en nieuwe technologieën in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren in kustgebieden te ondersteunen, en de bescherming van het mariene milieu, met name de biodiversiteit ervan, alsmede van beschermde maritieme gebieden te bevorderen, evenals het duurzame gebruik van de mariene en kusthulpbronnen te stimuleren. Het EESC juicht deze maatregelen van harte toe.

3.5.1.2   Ook wordt een serie steunmaatregelen vastgesteld om de tenuitvoerlegging van het GVB en het GMB te vergemakkelijken, vooral op het stuk van wetenschappelijk advies in het kader van het GVB, specifieke controle- en handhavingsmaatregelen in het kader van het GVB, vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties, adviesraden, marktonderzoek en communicatieactiviteiten. Deze steunmaatregelen zijn hier op hun plaats.

3.5.1.3   De regionale adviesraden, die advies uitbrengen over verschillende kwesties in verband met het GVB en waarin alle belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd, spelen een belangrijke rol als adviesorgaan van de Commissie. Deze steun zou dan ook voldoende moeten zijn om een goede werking van deze adviesraden te garanderen en ervoor te zorgen dat alle leden, ook wetenschappelijke onderzoekers, hun bijdrage kunnen leveren.

3.5.1.4   Het EESC vindt dat het EFMZV ook de toekomstige sectorale raad voor vaardigheden en banen, die inspeelt op de doelstellingen van de hervorming van het GVB, de Europa 2020-strategie en de mededeling "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen", zou moeten financieren (3). Dat geldt ook voor het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur van de EU; mocht dit comité uiteindelijk verdwijnen, dan stelt het EESC voor een Adviesraad voor industrie, markt en algemene zaken op te richten.

3.5.1.5   Wat marktonderzoek betreft staat het Comité achter elke steunmaatregel die de verspreiding en uitwerking van informatie over de markt voor visserij- en aquacultuurproducten beoogt te bevorderen.

3.5.2   Technische bijstand

3.5.2.1   In het voorstel wordt steunverlening voorzien voor technische bijstand op initiatief van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van duurzamevisserijovereenkomsten en de deelname van de EU aan regionale organisaties voor visserijbeheer, evenals voor het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke visserijgroepen. Deze steunmaatregelen zijn fundamenteel.

3.6   Uitvoering

3.6.1   Tot slot wordt in het voorstel zeer uitgebreid ingegaan op de uitvoering van zowel gedeeld beheerde als direct beheerde hulpprogramma's; daarbij wordt aandacht besteed aan de uitvoeringsmechanismen, de beheers- en controlesystemen van de lidstaten en de Commissie, evenals aan monitoring, evaluatie, informatie en communicatie.

3.6.2   Het EESC staat achter de uitvoeringsmechanismen van beide beheerssystemen, die een weerspiegeling zijn van de ervaring van de Commissie met de noodzakelijke formaliteiten voor de uitvoering, monitoring en afronding van de hulpprogramma's van het GVB en het GMB.

Brussel, 11 juli 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  EESC-advies, PB C 181 van 21-6-2012, blz. 183-195.

(2)  Zie Verordening (EG) 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.

(3)  Zie het advies van het EESC over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen. Anticipatie op en onderlinge afstemming van de arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften, COM(2008) 868 final, PB C 128 van 18-5-2010, blz. 74