4.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/76


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories — CSD's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

(COM(2012) 73 final — 2012/0029 (COD))

2012/C 299/14

Rapporteur: de heer MORGAN

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 15 maart 2012 en 3 april 2012, op grond van art. 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

COM(2012) 73 final — 2012/0029 (COD).

De afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 juni 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2012 gehouden 482e zitting (vergadering van 11 juli 2012) onderstaand advies uitgebracht, dat met 110 stemmen vóór en 2 tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is verheugd over dit regelgevingsinitiatief. Als de CSD-verordening in werking treedt, heeft de Commissie drie pijlers geschapen voor het nieuwe kader van de regelgeving voor financiële infrastructuur in de EU: CSD, EMIR en MiFID/MiFIR.

1.2

De intrede van de euro werkte als katalysator voor grensoverschrijdende investeringen in effecten en de vlotte werking van grensoverschrijdende beleggingen berust op gemeenschappelijke normen in de Unie. Een hoge mate van afwikkelingsdiscipline beperkt het tegenpartijrisico, meer specifiek het liquiditeits- en terugbetalingsrisico. Belangrijker is dat het beleggers meer beschermt en bijdraagt aan de garantie dat transacties tussen kopers en verkopers van effecten veilig en tijdig verlopen. In dit opzicht is de verordening een belangrijke stap voorwaarts naar de voltooiing van de interne markt.

1.3

Een grote verandering in het voorstel ten aanzien van de omvang van csd-activiteiten is het verbod op een beperkte bankvergunning. Dit zal gevolgen hebben voor de twee internationale csd's, die hun bancaire bevoegdheden gebruiken voor de afwikkeling en het toezicht op zeer grote schaal. Het EESC beseft dat er wereldwijd (G20, Europese Commissie, IOSCO, enz.) een sterke voorkeur is voor het splitsen van kredietinstellingen. Het Comité steunt de Commissie en meent dat een aparte bank de beste oplossing is.

1.4

Het voorstel voor een uniform afwikkelingsvereiste van T+2 is essentieel. Terwijl dit waarschijnlijk in de EU haalbaar is, moeten er voor mondiale transacties diverse problemen worden aangepakt.

1.5

De voorstellen vereisen dematerialisatie van verhandelbare effecten. De overgangsperiode verstrijkt op 1 januari 2020. Desondanks hebben de lidstaten in dit opzicht ongelijke vooruitgang geboekt en is een politiek compromis misschien nodig.

2.   Inleiding

2.1

Centrale effectenbewaarinstellingen (csd's) zijn systeemkritische instellingen voor de financiële markten. Elke effectentransactie op of buiten een effectenbeurs wordt gevolgd door processen die leiden tot de afwikkeling van die transactie, dat wil zeggen de levering van effecten tegen geld. Csd's zijn de voornaamste instellingen die afwikkeling mogelijk maken door de exploitatie van zogeheten effectenafwikkelingssystemen. Csd's zorgen ook voor de initiële vastlegging en het centraal aanhouden van effectenrekeningen waarin het aantal uitgegeven effecten, de uitgevende instelling en elke wijziging in het houderschap van die effecten zijn vastgelegd.

2.2

Csd's spelen ook een cruciale rol voor de zekerhedenmarkt, vooral voor monetairbeleiddoeleinden. Zo loopt bijna alle verkeer van voor monetairbeleidtransacties van de centrale bank in aanmerking komende zekerheden in de EU, met name in de eurozone, via door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

2.3

Effectenafwikkelingssystemen in de EU hebben in 2010 transacties voor een waarde van bij benadering 920 biljoen euro afgewikkeld en hielden eind 2010 voor ongeveer 39 biljoen euro aan effecten aan. Er zijn meer dan 30 csd's in de EU, gewoonlijk één in elk land, en twee ‘internationale’ (Icsd's – Clearstream Banking Luxembourg en Euroclear Bank), een subcategorie van csd's gespecialiseerd in de uitgifte van internationale obligaties, algemeen bekend als "eurobonds".

2.4

Hoewel over het algemeen veilig en efficiënt binnen de nationale grenzen, is grensoverschrijdende afwikkeling voor grensoverschrijdende beleggingen ingewikkelder en brengt meer kosten met zich mee dan binnenlandse afwikkeling. Zo is het aantal mislukte afwikkelingsoperaties groter voor grensoverschrijdende transacties dan voor binnenlandse en liggen de kosten van grensoverschrijdende afwikkeling tot vier keer hoger dan die van binnenlandse afwikkeling. Over het algemeeen zijn csd-kosten gering, afgezet tegen de totale kosten voor het gebruik van alle onderdelen van de infrastructuur, hoewel ze voor uitgevende instanties wel degelijk van belang zijn.

2.5

Die veiligheidsproblemen zijn het gevolg van een aantal factoren, inclusief:

de lengte van de afwikkelingscyclus. De tijd tussen transactie en afwikkeling is in de EU niet geharmoniseerd, waardoor verstoringen ontstaan wanneer effecten grensoverschrijdend worden afgewikkeld;

een klein maar substantieel aantal effecten bestaat nog in papieren vorm. Deze worden afgewikkeld na een veel langere afwikkelingscyclus, waardoor het risico dat beleggers lopen toeneemt;

op mislukte afwikkelingsoperaties, dat wil zeggen situaties waarin een transactie niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum is afgewikkeld, staan niet op alle markten afschrikkende straffen, en indien zij bestaan, verschillen de maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline sterk per markt;

terwijl Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (finaliteitsrichtlijn) verstoring van een effectenafwikkelingssysteem ten gevolge van een insolventieprocedure tegen een deelnemer aan dat systeem vermindert, pakt zij andere risico's van het systeem of de veerkracht van de csd die het systeem exploiteert niet aan. Sommige csd's zijn aan bijkomende krediet- en liquiditeitsrisico's onderhevig als gevolg van het verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling;

koppelingsovereenkomsten tussen csd's, hoewel als een eerste stap beschouwd naar de consolidatie van de Europese afwikkelingsmarkten, veroorzaken bij gebrek aan specifieke prudentiële regels ervoor veiligheidszorgen. Bovendien vergroten zij de vervlochtenheid van csd's, hetgeen de invoering van een gemeenschappelijk prudentieel kader verder rechtvaardigt.

2.6

Het gebrek aan een efficiënte eengemaakte markt voor afwikkeling veroorzaakt eveneens belangrijke problemen. Er blijven belangrijke barrières bestaan voor de Europese posttransactionele markt, zoals bijvoorbeeld de beperking van de toegang van effecten uitgevende instellingen tot csd's, in de EU verschillende nationale vergunningsregimes en vergunningsregels voor csd's en beperkte concurrentie tussen verschillende nationale csd's. Deze barrières resulteren in een zeer gefragmenteerde markt. De grensoverschrijdende afwikkeling van transacties berust bijgevolg op onnodig complexe houderschaps’ketens’ waarbij vaak meerdere csd's en meerdere andere intermediairs betrokken zijn. Dit heeft een negatieve impact op de efficiëntie, maar ook op de risico's die verbonden zijn aan grensoverschrijdende transacties.

2.7

Deze problemen zijn belangrijk aangezien grensoverschrijdende transacties in Europa, variërend van gewone aankopen/verkopen van effecten tot zekerhedenoverdrachten, blijven toenemen en csd's steeds meer vervlochten raken. Deze trends zullen naar verwachting versnellen met de intrede van Target2 Securities (T2S), een door het Eurosysteem gestart project om een gemeenschappelijk platform zonder grenzen voor effectenafwikkeling in Europa aan te bieden, dat in 2015 van start zou gaan.

3.   Samenvatting van de ontwerpverordening

3.1

De twee hoofdonderdelen van de ontwerpverordening zijn: maatregelen die in de context van effectenafwikkeling tot alle marktdeelnemers zijn gericht (titel II) en maatregelen die specifiek tot csd's zijn gericht (titels III, IV en V).

Effectenafwikkeling

3.2

Titel II legt de zogenaamde “dematerialisatie/immobilisatie van effecten” op, of de girale uitgifte van effecten. Deze maatregel is gericht op het verhogen van de efficiëntie van de afwikkeling, het vergemakkelijken van de verkorting van afwikkelingstermijnen en het waarborgen van de integriteit van een effectenemissie door mogelijk te maken dat aangehouden effecten gemakkelijker worden aangesloten. De voorgestelde verordening voorziet in een voldoende lange overgangstermijn, tot 1 januari 2020, om de marktexploitanten van de lidstaten waar nog significante hoeveelheden papieren effecten bestaan in staat te stellen aan deze maatregel te voldoen.

3.3

Voorts harmoniseert titel II de afwikkelingstermijn voor de effectentransacties in de EU. In Europa worden, afhankelijk van de betrokken markt, de meeste effectentransacties twee of drie dagen na de transactiedag afgewikkeld. De afwikkelingstermijn zal worden geharmoniseerd en op twee dagen na de transactiedag worden gebracht, hoewel kortere afwikkelingstermijnen toegestaan zullen zijn.

3.4

Verder harmoniseert titel II de maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline in de EU. Daartoe behoren maatregelen vooraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties te voorkomen en maatregelen achteraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties aan te pakken.

Vergunningverlening aan en toezicht op csd's

3.5

Richtlijn 98/26/EG definieert effectenafwikkelingssystemen reeds als formele overeenkomsten die overboekingen van effecten tussen verschillende deelnemers mogelijk maken. Die richtlijn heeft echter geen betrekking op instellingen die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van die systemen. Gezien de toenemende complexiteit van die systemen en de afwikkelingsrisico's is het van essentieel belang dat instellingen die effectenafwikkelingssystemen exploiteren volgens een geheel van gemeenschappelijke prudentiële normen juridisch worden omschreven, vergunningsplichtig zijn en aan toezicht zijn onderworpen.

3.6

Csd's zullen bij de nationale bevoegde autoriteiten van de plaats waar zij zijn gevestigd een vergunning moeten aanvragen en aan hun toezicht onderworpen zijn. Gezien echter het in toenemende mate grensoverschrijdende karakter van hun bedrijf, zouden andere autoriteiten, die in verband staan met door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, en andere groepsentiteiten moeten worden geraadpleegd. De ESMA zal een belangrijke rol hebben in het ontwikkelen van ontwerpen van technische normen om het vergunningsproces te harmoniseren en voor samenwerking tussen autoriteiten te zorgen.

3.7

Het voorstel kent vergunninghoudende csd's een “paspoort” toe om in de Unie diensten te verlenen door rechtstreeks een dienst in een andere lidstaat te verlenen of door in die lidstaat een bijkantoor op te richten. Aan een csd uit een derde land kan toegang tot de Unie worden verleend als zij door de ESMA is erkend.

Vereisten voor csd's

3.8

Aangezien csd's systeemkritisch zijn en kritieke diensten verlenen aan de effectenmarkt, moeten zij onderworpen zijn aan strenge prudentiële normen om hun levensvatbaarheid en de bescherming van hun deelnemers te waarborgen. De vereisten voor csd's worden in verschillende categorieën verdeeld: organisatorische vereisten, regels voor de bedrijfsvoering, vereisten voor csd-diensten, prudentiële vereisten en vereisten voor csd-koppelingen.

3.9

De regels voor de bedrijfsvoering vereisen dat transacties niet-discriminerend, transparant en strikt risicogebaseerd zijn en dat de bevoegde autoriteiten volledig inzicht krijgen in de kosten en inkomsten.

3.10

De vereisten voor csd-diensten omvatten verplichtingen voor aansluiting van rekeningen binnen een werkdag en de scheiding van rekeningen. Ten aanzien van de afwikkeling van de geldzijde vereist het voorstel dat csd's telkens wanneer het praktisch en mogelijk is op rekeningen van de centrale bank afwikkelen. Afwikkeling in commerciëlebankgeld is toegestaan, maar moet, in strijd met bepaalde gangbare praktijken, via een afzonderlijke kredietinstelling gebeuren die als afwikkelende instantie optreedt.

3.11

De prudentiële vereisten voor de csd's zelf omvatten belangrijke bepalingen inzake de beperking van operationeel risico. Aangezien csd's niet rechtstreeks bankdiensten zouden mogen verlenen, is het voornaamste risico dat csd's zullen lopen operationeel risico. Deze bepalingen omvatten passende maatregelen om te allen tijde continuïteit van de bedrijfsactiviteiten inclusief afwikkeling te verzekeren. Er zijn ook met betrekking tot de exploitatiekosten kapitaalvereisten vastgesteld – csd's moeten kapitaal, ingehouden winst en reserves aanhouden ter dekking van ten minste zes maanden exploitatiekosten.

3.12

De vereiste voor csd-koppelingen betreft de invoering van gelijke regels voor het definitieve karakter van de afwikkelingen.

Toegang tot csd's

3.13

Openstelling van de markt voor csd-diensten en opheffing van toegangsbelemmeringen is één van de doelstellingen van onderhavig initiatief. Het betreft drie soorten toegang: a) toegang tussen uitgevende instellingen en csd's, b) toegang tussen csd's onderling en c) toegang tussen csd's en andere marktinfrastructuren.

3.14

Het voorstel voert het recht in voor uitgevende instellingen om hun effecten bij elke vergunninghoudende csd in de Unie vast te leggen en het recht voor csd's om diensten te verlenen voor effecten die door het recht van een andere lidstaat worden beheerst.

3.15

Een csd moet het recht hebben transactieaanvoer van ctp's en handelsplatforms te ontvangen; die infrastructuren moeten toegang hebben tot door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

Kredietinstellingen

3.16

Csd's mogen, wanneer afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch of mogelijk is, in commerciëlebankgeld voor hun deelnemers afwikkelen. Csd's mogen de bancaire nevendiensten bij afwikkeling echter niet zelf verlenen, maar moeten bij hun bevoegde autoriteiten vergunning aanvragen om een kredietinstelling aan te wijzen om als afwikkelende instantie op te treden om rekening-courantrekeningen te openen en kredietfaciliteiten te verlenen teneinde afwikkeling te vergemakkelijken.

3.17

Deze scheiding tussen csd's en afwikkelende instanties is een belangrijke maatregel om de veiligheid van csd's aan te pakken en te vergroten. Bancaire nevendiensten bij afwikkeling vergroten de risico's waaraan csd's blootstaan en bijgevolg de kans dat csd's in gebreke blijven of aan hevige spanning blootstaan.

3.18

Hoewel de bankdiensten door een aantal csd's gewoonlijk binnen de werkdag worden verleend (en volledig gedekt zijn door zekerheden en andere financiële middelen) en beperkt zijn tot nevendiensten bij afwikkeling, zijn de behandelde bedragen echter significant en zou elke wanbetaling van die csd's negatieve gevolgen voor de effecten- en betalingsmarkten hebben. De vereiste om de bankdiensten via een andere juridische entiteit te verlenen dan die welke csd-kerndiensten verricht, zal, met name bij insolventie of hevige spanning als gevolg van de bankdiensten, het overslaan van de risico's van de bankdiensten naar de csd-kerndiensten voorkomen.

3.19

Voor de csd's die momenteel bankdiensten verlenen, zijn de voornaamste kosten die aan deze maatregel verbonden zijn de juridische kosten in verband met de oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon voor het verlenen van bankdiensten. Volgens de Commissie zijn er voor de scheiding van de bankdiensten geen minder stringente alternatieven waardoor het gevaar dat de risico's van de bankdiensten naar de csd-kerndiensten overslaan helemaal verdwijnt.

3.20

Om de efficiëntie die voortvloeit uit de verlening van zowel csd- als bankdiensten binnen dezelfde groep van ondernemingen te garanderen, mag de vereiste dat bankdiensten door een afzonderlijke kredietinstelling worden uitgevoerd niet verhinderen dat die kredietinstelling tot dezelfde groep van ondernemingen behoort als de csd.

3.21

De bevoegde autoriteit moet per geval kunnen aantonen dat het feit dat dezelfde rechtspersoon zowel csd- als bankdiensten verleent geen systeemrisico met zich meebrengt. Als dat het geval is, kan een met redenen omkleed verzoek worden ingediend bij de Europese Commissie, die de afwijking kan toestaan. In ieder geval mag een csd met een vergunning om activiteiten van een kredietinstelling te verrichten uitsluitend bancaire nevendiensten bij afwikkeling verlenen.

Sancties

3.22

Bij een inventarisatie van de in werking zijnde nationale toezichtsregelingen is bijvoorbeeld gebleken dat het niveau van geldelijke sancties sterk varieert per lidstaat, dat sommige bevoegde autoriteiten niet over bepaalde belangrijke sanctiebevoegdheden beschikken en dat sommige bevoegde autoriteiten geen sancties aan natuurlijke en rechtspersonen kunnen opleggen. Daarom stelt de Commissie voor dat de bevoegde autoriteiten over een minimum van administratieve sancties en maatregelen kunnen beschikken, inclusief intrekking van de vergunning, publieke waarschuwingen, ontslag van het management, terugbetaling van uit inbreuken op deze verordening behaalde winsten indien deze kunnen worden bepaald en administratieve boetes.

4.   Standpunten van het EESC

4.1

Het EESC is verheugd over dit regelgevingsinitiatief. Als de csd-verordening in werking treedt, heeft de Commissie drie pijlers geschapen voor het nieuwe kader van de regelgeving voor financiële infrastructuur in de EU: CSD, EMIR en MiFID/MiFIR. Samen zorgen deze drie instrumenten voor een zeer uiteenlopende en alomvattende dekking van de markt. De Commissie moet ervoor zorgen dat deze instrumenten naadloos op elkaar aansluiten, zonder overlapping, die tot verschillende uitleg van de nieuwe regels zou kunnen leiden. Voorts is het essentieel dat deze diverse wetsvoorstellen onderling op belangrijke gebieden samenhang vertonen.

4.2

De ESMA krijgt de taak om voor deze nieuwe wetgeving technische normen uit te werken, evenals voor de andere twee pijlers. Het Comité wijst op het omvangrijke pakket taken en verantwoordelijkheden dat de ESMA in een betrekkelijk korte periode toegewezen kreeg. Dit omvat onder andere de regelgeving voor kredietbeoordelingsbureaus, het toezicht op de auditsector, betrokkenheid bij short gaan en credit default swaps en het toezicht op de AIFM-Richtlijn. Het is essentieel dat de ESMA voor een goede uitvoering van de taken over het personeel met de vereiste kwalificaties en ervaring beschikt.

4.3

Nu de financiële dienstverleners met nieuwe regelgeving, nieuw toezicht, nieuwe prudentiële vereisten enz. te maken krijgen, zal de csd-verordening nog meer veranderingen voor de financiëledienstensector met zich meebrengen. Het EESC staat achter de invoering van verdere wijzigingen, maar wijst regelgevers en toezichthouders nadrukkelijk op de problemen die de overdaad aan regelgeving zou kunnen veroorzaken.

4.4

De intrede van de euro werkte als katalysator voor grensoverschrijdende beleggingen in effecten en de vlotte werking van grensoverschrijdende beleggingen berust op gemeenschappelijke normen in de Unie. Een hoge mate van afwikkelingsdiscipline beperkt het tegenpartijrisico, meer specifiek het liquiditeits- en terugbetalingsrisico. Belangrijker is dat het beleggers meer beschermt en bijdraagt aan de garantie dat transacties tussen kopers en verkopers van effecten veilig en tijdig verlopen. In dit opzicht is de verordening een belangrijke stap voorwaarts naar de voltooiing van de interne markt.

4.5

In het kader van de interne markt verdient ook het "paspoort"-voorstel alle steun aangezien het zal bijdragen tot een opheffing van toegangsbelemmeringen; tegelijkertijd krijgen uitgevende instanties het recht om hun effecten bij een willekeurige csd met een vergunning in de EU vast te leggen. Deze doorbreking van nationale monopolies binnen de interne markt moet worden toegejuicht.

4.6

De lagerisicobenadering in de omschrijving van het bedrijfsmodel voor csd's zal, samen met het feit dat de regelgeving het model daadwerkelijk beperkt, waarschijnlijk zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het concurrentievermogen en de innovatie van csd's. De opening van de grensoverschrijdende markt is zonder meer een pluspunt. Verder mogen csd's tal van diensten verlenen mits zij bijdragen aan meer veiligheid, doeltreffendheid en transparantie van de effectenmarkten. In aanvulling hierop en om de innovatie te stimuleren stelt het EESC voor dat het csd's slechts wordt verboden niet-csd-ondernemingen te bezitten als deze activiteiten het risicoprofiel van de csd schaden.

4.7

Een grote verandering in het voorstel ten aanzien van de omvang van csd-activiteiten is het verbod voor een csd op een beperkte bankvergunning. Dit zal gevolgen hebben voor de twee internationale csd's, Euroclear en Clearstream, die hun bancaire bevoegdheden gebruiken voor de afwikkeling en het toezicht op zeer grote schaal. De omvang van de bankactiviteiten is zeer beperkt en deze hebben de recente crisis zonder kleerscheuren doorstaan. Niettemin beseft het EESC dat er wereldwijd (G20, Europese Commissie, IOSCO, enz.) een sterke voorkeur is voor het splitsen van kredietinstellingen. Csd's zullen een bank met beperkte omvang mogen opzetten indien de groep eigenaar is. Waarschijnlijk zal dit niet leiden tot een ingrijpende herziening van het bedrijfsmodel voor csd's.

4.8

Ondanks het standpunt van de Commissie dat er geen alternatief is voor de scheiding van de bancaire en de kernactiviteiten van csd's, voorziet de in paragraaf 3.21 vermelde bepaling in een mogelijke afwijking hiervan, indien de nationale bevoegde autoriteiten deze steunen. Hoewel de optie op een afwijking bestaat, steunt het Comité de Commissie en meent het dat een aparte bank de beste oplossing is.

4.9

De voorstellen vereisen dematerialisatie van verhandelbare effecten. De overgangsperiode verstrijkt in 2020 Desondanks hebben de lidstaten in dit opzicht ongelijke vooruitgang geboekt en is een politiek compromis misschien nodig.

4.10

Een ander belangrijk voorstel betreft een uniform afwikkelingsvereiste voor T+2. Terwijl dit waarschijnlijk in de interne markt haalbaar is, moeten er voor mondiale transacties diverse problemen worden aangepakt. Hiertoe behoren complicaties in verband met valuta, de mogelijkheid dat aandelen uitgeleend zijn, tijdzoneverschillen, verschillende afwikkelingscycli op de markten van andere regio's en de aanzienlijke kosten in verband met de automatisering van systemen om T+2 mogelijk te maken.

4.11

De verordening vereist in feite dat alle csd's regelingen invoeren voor het ‧beboeten‧ van deelnemers die transacties niet tijdig afwikkelen, maar de regeling moet op het instrument worden afgestemd. Het beboeten van laattijdige afwikkeling van niet-liquide of mkb-aandelen zou nadelig uitpakken voor de marktliquiditeit van die ondernemingen. Voor het beursgenoteerde mkb moeten afwijkingen overwogen worden. De ontwerpverordening vermeldt niet waaraan de inkomsten uit geheven boetes besteed worden.

Brussel, 11 juli 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON