15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 351/52


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het onderwerp „Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen (Groenboek)”

(COM(2011) 941 final)

2012/C 351/11

Rapporteur: de heer KROPAS

De Commissie heeft op 11 januari 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen (Groenboek)

COM(2011) 941 final.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 30 augustus 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 18 en 19 september 2012 gehouden 483e zitting (vergadering van 19 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 157 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het initiatief van de Commissie om in de hele EU voor een veilig, transparant en innovatief kader voor betalingen te zorgen. Alleen met efficiëntere, moderne en veiligere betaalmiddelen is het mogelijk de voordelen van de eengemaakte markt ten volle te benutten en het internationale concurrentievermogen van de Europese economie te vergroten.

1.2

Het is een goede zaak dat het door de Commissie voorgestelde overleg zo breed is opgezet en zowel op de huidige stand van zaken van het betalingsverkeer in de EU als op de situatie in de nabije toekomst betrekking heeft. Voor een volledig beeld moeten contante betalingen echter wel meer aandacht krijgen. Hoewel deze gestaag teruglopen, geven ze op bepaalde markten nog altijd de toon aan. Uit steeds meer gegevens van de lidstaten blijkt dat cash in principe minder efficiënt is en dat er heel wat te besparen valt als de consumenten overstappen op elektronische betaalmethoden. Sommige lidstaten stevenen al duidelijk af op een samenleving zonder munten en bankbiljetten. Maar volgens het EESC weet het publiek nog altijd niet wat de werkelijke kosten van contant geld zijn. Bovendien gedijt de schaduweconomie naar verluidt bij cash. Betaalmethoden die de schaduweconomie helpen bestrijden zijn dan ook veiliger en minder duur, reden waarom ze bevorderd moeten worden door alle betrokken partijen; dat brengt veel voordelen voor hen met zich mee. Aan de andere kant moeten de kosten voor kleine en middelgrote bedrijven die hun klanten deze betaalmethoden aanbieden wel redelijk blijven. In de lidstaten zijn extra initiatieven geboden, waarbij steun van de Commissie onontbeerlijk is.

1.3

Kaartbetalingen zijn de populairste niet-contante betaalmethode in de EU en de rest van de wereld. De economische literatuur is het er steeds meer over eens dat niet-contante betalingen in fiscaal en economisch opzicht transparanter zijn en bovendien goedkoper voor de samenleving als geheel, comfortabeler, veiliger en vernieuwender. De Commissie is dan ook terecht van plan om ze te gebruiken om profijt te trekken van een betere marktintegratie. Door historische barrières en tekortschietende standaardisatie en interoperabiliteit worden de kansen die de interne markt biedt echter nog niet ten volle benut. Andere oorzaken zijn verschillen en tekortkomingen in het gebruik van openbare informatie. Een oplossing hiervoor is een ruimer gebruik van kaart-, internet- en mobiele betalingen. Op het vlak van concurrentie, innovatie en efficiëntie is er dus nog veel meer mogelijk. Er zijn marktinitiatieven nodig om zo snel mogelijk tot uitvoerbare oplossingen te komen, met name initiatieven die zowel de financiële als de digitale inclusie ten goede komen.

1.4

De huidige rechtsonzekerheid rond op interbancaire tarieven gebaseerde bedrijfsmodellen hindert de groei van elektronische en mobiele betalingen en de vervanging van contant geld. Voor investeringen en innovaties in betaalsystemen is duidelijkheid van eminent belang. De Commissie zou het bedrijfsklimaat voor alle exploitanten moeten stabiliseren. Conform de SEPA-doelstellingen zouden er voor nationale en grensoverschrijdende transacties geen verschillende vergoedingen en andere vereisten mogen gelden.

1.5

Voor de toegang tot informatie over de beschikbaarheid van banktegoeden moeten allerlei aspecten – waaronder veiligheid, gegevensbescherming, consumentenrechten, mededinging en compensatie voor instellingen die rekeningen aanbieden – zorgvuldig worden bekeken. Volgens het EESC dienen instellingen die toegang tot deze informatie willen te worden onderworpen aan regels en toezicht in een mate die strookt met hun risicoprofiel. In de Europese wetgeving zou duidelijk moeten komen te staan wat de plichten en verantwoordelijkheden van de betrokken bedrijven zijn.

1.6

Op veel markten staan consumenten wellicht afwijzend tegenover de aanrekening van toeslagen. Als gevolg daarvan zouden zij kunnen kiezen voor contante betalingen, omdat die in hun ogen geen extra kosten met zich meebrengen. Vanaf 13 juni 2014 beschermt de consumentenrechtenrichtlijn consumenten weliswaar tegen misbruiktoeslagen, maar de vraag is hoe deze bescherming gegarandeerd kan worden in een uiterst veranderlijke online-omgeving.

1.7

Op nationale markten maken consumenten graag gebruik van elektronische betaalmogelijkheden. Pan-Europese oplossingen voor internetbankieren blijven echter uit. Dat zet een rem op de ontwikkeling van de e-handel. De exploitanten van zulke systemen zouden deze daarom op een open en transparante manier interoperabel moeten maken en lacunes in de e-handel zo snel mogelijk moeten aanpakken.

1.8

De Commissie dient ervoor te zorgen dat bij de ontwikkeling van mobiele betaalmethoden van begin af aan een aantal beginselen wordt gerespecteerd: de platformen zijn vrij toegankelijk, de toepassingen zijn portabel, de methoden zijn veilig en exploitanten die dergelijke methoden accepteren worden niet opgezadeld met dubbele kosten.

1.9

Marktdeelnemers zijn erin geslaagd de fraude bij kaartterminals terug te dringen. Momenteel is onlinefraude het grootste gevaar. Daarvoor zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig, die echter niet ten koste van de gebruiksvriendelijkheid mogen gaan. Door overheden voorgestelde veiligheidsmaatregelen dienen in technologisch opzicht zo neutraal mogelijk te zijn.

1.10

De pogingen om de governance van de Europese betalingsruimte (SEPA) te versterken verdienen bijval. Ook het streven om de verantwoordelijkheid voor de SEPA te centraliseren, bijvoorbeeld onder de paraplu van de SEPA-raad, is een goede zaak. Wel doen de Commissie en de Europese Centrale Bank er goed aan om de details zo snel mogelijk uit te werken, aangezien het vacuüm waarvan momenteel feitelijk sprake is de uitvoering in de weg staat.

2.   Achtergrond van het advies

2.1

Voltooiing van de SEPA is een van de prioriteiten van de Commissie in haar streven om de interne markt te voltooien. Dankzij standaardisering en interoperabiliteit, mede mogelijk gemaakt door een geharmoniseerd wettelijk kader, kunnen exploitanten nu al gebruikmaken van overmakingen en automatische incasso's volgens de SEPA, die in februari 2014 in de plaats zullen komen van de bestaande regelingen in de eurozone.

2.2

Maar de SEPA reikt nog verder en omvat ook andere pijlers, waaronder kaartbetalingen, de meest gebruikte betaalmethode in de EU en de rest van de wereld. Ook elektronisch betalen, dus betalingen via internet, is zo'n pijler. Deze betalingen maken momenteel nog slechts een miniem deel uit van alle niet-contante betalingen, maar een groei met dubbele cijfers wordt verwacht. De European Payments Council (EPC), die het betalingsverkeer coördineert namens het Europese bankwezen en hierover besluiten neemt, houdt zich nu ook bezig met e-betalingen. Hiervoor heeft hij de SEPA e-Payment Framework ontwikkeld. Onlangs heeft DG Mededinging van de Europese Commissie de ECP om nadere inlichtingen gevraagd.

2.3

M-betalingen zijn de jongste pijler. Met het opstellen van diverse witboeken en technische documenten over richtsnoeren voor interoperabiliteit heeft de ECP in samenspraak met andere actoren m-betalingen proberen te coördineren. Deze wijze van betalen staat nog in de kinderschoenen, maar zal naar verwachting een grote vlucht nemen. Hoewel kaartbetalingen, e-betalingen en m-betalingen verschillen qua rijpheid, schaal en bedrijfsmodellen, zijn de Europese instellingen en de marktdeelnemers het erover eens dat er nog meer integratie, transparantie en concurrentie geboden is. Het gevaar is dat de zwakke punten van bestaande bedrijfsmodellen zullen doorwerken in het m-betalingsverkeer.

2.4

Alle burgers, bedrijven en publieke bestuursorganen maken voor hun betalingen gebruik van traditionele methoden (bijvoorbeeld cash) of van moderne methoden (zoals e-betalingen). Volgens de Europese Centrale Bank (1) werden in 2010 in de Europese Unie 86,4 miljard niet-contante betalingen verricht – een toename van 4,4 % ten opzichte van 2009 – waarvan kaartbetalingen het grootste deel uitmaakten (39 %, 33,9 miljard). De waarde van het totale aantal kaartbetalingen bedroeg 1,8 biljoen, 6,7 % meer dan het jaar ervoor; meer dan drie keer zoveel als de stijging van 1,8 % van het reële BBP van de eurozone. Hoewel de omvang van kaartbetalingen sterk verschilt van land tot land, ontwikkelen deze zich wel tot een van de meest dynamische niet-contante betaalmethoden.

2.5

Uit het onderzoek van het Europese Systeem van centrale banken (2) blijkt dat de interbancaire tarieven in de Europese Unie niet op geharmoniseerde wijze worden vastgesteld en toegepast. De keuze, structuur en hoogte van deze tarieven verschillen onderling op tal van manieren en hangen af van allerlei opties en dimensies. Interbancaire tarieven maken het leeuwendeel uit van de aan de handelaar toegerekende kosten. Na bestudering van de mededingingsaspecten van die tarieven hebben de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten een aantal besluiten genomen, waarvan sommige betrekking hadden op grensoverschrijdende activiteiten en andere zich beperkten tot nationale activiteiten.

2.6

Wat de transparantie van tarieven betreft ontbreekt het helaas aan officiële studies naar, en complete – en dus vergelijkingen tussen landen mogelijk makende – nationale cijfers over, kosten voor consumenten, zoals diverse vergoedingen en heffingen die direct voortvloeien uit verschillende betaalmethoden. Nationale toezichthouders beschikken wel over deze informatie, maar de meeste van hen maken deze niet toegankelijk.

2.7

Ondanks niet-aflatende initiatieven van het bedrijfsleven in de richting van standaardisering is er bij bepaalde soorten transacties nog altijd sprake van versnippering: tussen acquirers van betaalkaarttransacties en bedrijven die kaarten uitgeven, tussen bedrijven die kaarten uitgeven en bedrijven die betaalautomaten exploiteren én tussen bedrijven die betaalautomaten exploiteren en acquirers van betaalkaarttransacties. De resultaten vallen echter tegen, doordat de commerciële belangen vaak niet parallel lopen of doordat er geen duidelijke tijdschema's voor de uitvoering zijn.

2.8

Met hun omvangrijke investeringen en andere maatregelen om over te stappen van magneetstrips op de EMV-chiptechnologie hebben de exploitanten de fraude met betaalpassen bij betaalterminals weten terug te dringen. Onlangs is echter gebleken dat bij betalingen via internet, die weliswaar slechts een klein deel uitmaken van alle betaalkaarttransacties, inmiddels het grootste risico op fraude bestaat. Onder auspiciën van de Europese Centrale Bank hebben toezichthoudende en oversight uitoefenende autoriteiten daarom in 2011 binnen het SecuRe Pay Forum de handen ineengeslagen om de veiligheid en het vertrouwen van het publiek in elektronische betaaldiensten en -instrumenten te vergroten. In 2012 komt dit forum met een aantal technologieneutrale aanbevelingen voor de veiligheid van betalingen via internet.

2.9

Als een hele serie betalingsproblemen waar de Commissie in het groenboek op ingaat goed wordt aangepakt, komt er ruimte voor meer geïntegreerde en veilige betaaldiensten in zowel traditionele winkels als in de zich snel ontwikkelende elektronische handel. Met meer concurrentie, keuze en transparantie voor consumenten, meer innovatie en meer betalingsveiligheid en consumentenvertrouwen heeft Europa de kans om voorop te lopen bij de ontwikkelingen van de betaalmethoden in de 21e eeuw.

2.10

De Commissie ontvouwt een visie van een geïntegreerde markt en beschrijft in welk opzicht die van de huidige situatie verschilt en waardoor deze verschillen worden veroorzaakt. Zij noemt vijf grootscheepse maatregelen die vaart moeten zetten achter de integratie van de markten en vraagt zich af hoe de uitvoering in goede banen kan worden geleid. De eerste serie omvat de meeste vragen en heeft betrekking op versnippering van de markt, toegang tot de markt en grensoverschrijdende kwesties. In de andere series komen respectievelijk transparante en kostenefficiënte prijsstelling, standaardisering, interoperabiliteit en veiligheid aan bod. De governancerichtsnoeren zijn bedoeld voor al bestaande SEPA-regelingen (SCT, SDD) en kaarten, e-betalingen en m-betalingen.

3.   Opmerkingen

3.1

Het wachten is nog altijd op een EU-breed standpunt over al lang spelende en zich naar verwachting aandienende betalingskwesties (afgezien van SEPA-overmakingen en automatische SEPA-afschrijvingen). Zo'n standpunt is van groot belang voor alle spelers op de markt. Het EESC is ingenomen met het groenboek van de Commissie en verwacht dat tekortkomingen met een passende follow-up worden aangepakt. Bij elke betalingstransactie dient de consument, die belang heeft bij veilige, efficiënte, gemakkelijke en snelle betaalmethoden, centraal te staan.

3.2

In het groenboek ligt het accent op het elektronisch betalingsverkeer, terwijl aan de nog altijd dominante rol van contant geld – bij 80 % van de betalingen in Europa wordt cash gebruikt – voorbij wordt gegaan. Transparantere kosten zijn voor zowel elektronische als contante betalingen belangrijk en zouden bij de analyse van niet-contante betaalmethoden als voornaamste toetssteen moeten gelden. Het idee dat contant geld gratis is leeft nog altijd onder het publiek. Er zou veel aan efficiëntie te winnen zijn als mensen overstapten op moderne en voordeliger betaalmethoden. Bovendien lijkt de schaduweconomie te gedijen bij chartale betalingen, aangezien deze moeilijk te traceren zijn. Daarom is het een goede zaak dat de lidstaten, met duidelijke steun van de Commissie, extra initiatieven nemen om nog eens goed te kijken naar de rol van contant geld in moderne economieën.

3.3

Over aanvullende maatregelen om de transparantie te vergroten dient – zeker als zij als bindend zijn bedoeld – goed te worden nagedacht. Consumenten moeten namelijk niet worden overladen met informatie. Als zoiets op een ongeschikt tijdstip gebeurt (bijvoorbeeld in de spits) en de informatie ingewikkeld wordt gepresenteerd, kan het winkelend publiek in verwarring raken en zijn opstoppingen bij de kassa mogelijk.

3.4

Nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie hebben in meerdere of mindere mate vraagtekens gezet bij de interbancaire tarieven waarop de bedrijfsmodellen van internationale en diverse nationale betaalkaartsystemen zijn gebaseerd. Het besluit van de Commissie uit 2007 om het grensoverschrijdende interbancaire tarief van Mastercard te verbieden is onlangs door het Gerecht bekrachtigd. Tot dusverre hebben de bewuste bedrijfsmodellen niet kunnen voldoen aan de SEPA-visie dat voor grensoverschrijdende en voor binnenlandse transacties geen verschillende tarieven mogen gelden. Bovendien ontbreekt het aan een zelfregulerend mechanisme waarbij de interbancaire tarieven dalen naarmate het aantal transacties toeneemt én aan alternatieve oplossingen voor de tarifering van betalingen van kleine bedragen. De Commissie doet er goed aan om het bedrijfsklimaat voor alle marktdeelnemers duurzaam te stabiliseren door onder meer de ervaringen van andere regio's (bijvoorbeeld Australië) met soortgelijke regelingen in aanmerking te nemen en door gelijke voorwaarden te garanderen voor de verschillende bedrijfsmodellen van betaalkaartsystemen.

3.5

De co-badging van verschillende betalingsmerken op plastic kaarten of op toekomstige mobiele platforms mag het recht van de consument om te kiezen tussen merken niet ondermijnen en ook eventuele stimulansen voor handelaren niet inperken. Co-badging is belangrijk voor nieuwe systemen die de markt betreden en komt dus zowel de keuzevrijheid als de concurrentie ten goede. Soms gelden extra eisen voor transacties via het netwerk van een bepaald merk, zelfs als deze door een ander merk zijn geïnitieerd. Er moet voor worden gezorgd dat één merk niet dergelijke afwikkelingseisen kan opleggen.

3.6

Scheiding tussen systeembeheer en verwerking is inderdaad een cruciale voorwaarde voor een concurrerende betaalpassenmarkt, aangezien zogenoemde verticale silo's in hun concurrentiestrijd met onafhankelijke afwikkelaars gebruik zouden kunnen maken van kruissubsidiëring. Bovendien is de huidige situatie niet zo gunstig voor de geplande initiatieven om de interoperabiliteit tussen afwikkelaars te vergroten. Een idealiter op bedrijfsniveau aan te brengen scheiding tussen beide activiteiten zou dan ook de integratie en de concurrentie op de interne markt ten goede komen.

3.7

In de huidige wetgeving hebben betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld geen toegang tot in de Finaliteitsrichtlijn genoemde betaalsystemen. Deze instellingen richten zich voornamelijk op betalingen van grote bedragen en op retailbetalingen. Mocht de Commissie de wetgeving willen veranderen, dan zou zij moeten kijken naar het risico dat nieuwe deelnemers (betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld) met zich mee kunnen brengen voor de huidige betaalsystemen (infrastructuur), onder meer doordat zij geen toegang tot de middelen van centrale banken hebben.

3.8

Bedrijfsmodellen van andere marktdeelnemers mogen niet worden ingeperkt door het oorspronkelijk door het EPC ontwikkelde SEPA-betaalkaartensysteem. Binnen de nieuwe governancestructuur van de SEPA moet dit systeem goed tegen het licht worden gehouden, waarbij de inbreng van alle betrokken partijen dient te worden meegewogen.

3.9

Niet-gereguleerde en niet-gecontroleerde bedrijven zouden wel eens kunnen proberen om gevoelige informatie over bankrekeningen te bemachtigen. Bovendien zijn de plichten en verantwoordelijkheden van de betrokken bedrijven niet goed vastgelegd in de Europese wetgeving, waardoor consumenten bij misbruik van gegevens of fraude voor verrassingen kunnen komen te staan. Voor de toegang tot informatie over de beschikbaarheid van banktegoeden moeten allerlei aspecten – waaronder veiligheid, gegevensbescherming, consumentenrechten, mededinging en compensatie voor instellingen die rekeningen aanbieden – zorgvuldig worden bekeken.

3.10

Handelaren kunnen een toeslag aanrekenen voor transacties met betaalpassen. Met de goedkeuring van de "betalingsdienstenrichtlijn" mag dit in de hele EU, tenzij een lidstaat het expliciet verbiedt. Uit de tot dusverre opgedane ervaringen met in bepaalde gevallen berekende toeslagen laten zich geen duidelijke conclusies trekken, in ieder geval niet voor de korte termijn. Begin 2005 reageerden de Denen bijvoorbeeld heftig toen toeslagen werden aangerekend voor binnenlandse betalingen met debetkaarten. Deze betalingen maakten vervolgens een vrije val, terwijl het aantal geldopnames uit betaalautomaten toenam. Uit onderzoek op andere markten blijkt dat dit geval niet op zichzelf staat. Vanaf 13 juni 2014 beschermt de consumentenrechtenrichtlijn consumenten weliswaar tegen misbruik- (d.w.z. overmatige) toeslagen, maar de vraag is hoe deze bescherming gegarandeerd kan worden in een uiterst veranderlijke online-omgeving. Het aanrekenen van toeslagen zou volgens het EESC niet als een pan-Europese praktijk moeten worden aangemoedigd.

3.11

Het gebrek aan standaardisering en interoperabiliteit kenmerkt het betaalkaartensysteem. Zo moeten uitbaters van kaartterminals soms wel zeven certificatieprocedures doorlopen voordat zij op EU-niveau mogen opereren. Bedrijven zouden hun krachten moeten bundelen en met concrete resultaten – mede wat het uitvoeringskader betreft – en ambitieuze deadlines moeten komen. Maar als de markt talmt met oplossingen, moet de Commissie wetsvoorstellen op tafel leggen.

3.12

Elektronische betalingen zijn vooral binnen de grenzen van een land mogelijk. De exploitanten van de betaalsystemen zouden deze daarom op een open en transparante manier interoperabel moeten maken en lacunes in de e-handel zo snel mogelijk moeten aanpakken. Levert de markt echter niet de verhoopte resultaten, dan zou de Commissie moeten nadenken over wettelijke voorschriften om ervoor te zorgen dat elektronische betalingen vanuit heel Europa mogelijk zijn.

3.13

De Commissie dient ervoor te zorgen dat bij de ontwikkeling van mobiele betaalmethoden van meet af aan een aantal beginselen wordt gerespecteerd: de platformen zijn vrij toegankelijk, de toepassingen zijn portabel, de methoden zijn veilig en exploitanten die dergelijke methoden accepteren worden niet opgezadeld met dubbele kosten. Verder zouden gegevensbeschermingsautoriteiten exploitanten moeten helpen met het uitwerken van gebruiksvriendelijke oplossingen.

3.14

Veiligheid is essentieel voor het consumentenvertrouwen in betaalinstrumenten en zou al in de ontwerpfase aan de orde moeten komen. In dit verband is het van cruciaal belang dat elke exploitant in de betalingswaardeketen goed gereguleerd en gecontroleerd wordt. Hoewel de marktdeelnemers de fraude bij kaartterminals hebben weten terug te dringen, worden ze geplaagd door fraude in de internethandel. Veiligheidsmaatregelen mogen het gebruiksgemak van klanten niet aantasten en moeten, als ze uitgaan van openbare overheden, technologisch zo neutraal mogelijk zijn. In dit verband is het EESC ingenomen met de aanbevelingen van de deelnemers in het SecuRe Pay Forum over de veiligheid van betalingen via internet en met hun inspanningen om de veiligheid en het vertrouwen van het publiek in elektronische betaaldiensten te vergroten. De bevoegde autoriteiten zouden toezicht moeten houden op de juiste uitvoering van deze aanbevelingen.

3.15

Voor fraudebestrijding zijn echter ook flankerende maatregelen van de kant van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten nodig. Het mag daarom een goede zaak heten dat binnen Europol een Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit is opgericht. Dit centrum start zijn werkzaamheden op 1 januari 2013 en zal hopelijk uitgroeien tot een centrum van expertise bij de bestrijding van fraude in de EU. In zijn initiatiefadvies van 23 oktober 2008 over bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen (3) pleitte het EESC al voor een dergelijk initiatief. Andere maatregelen die in dat advies worden voorgesteld zijn van groot belang en zouden ook overwogen moeten worden.

3.16

Aan betalingen komen tal van partijen te pas en hun – soms weliswaar uiteenlopende – belangen moeten bij maatregelen op het gebied van het betalingsverkeer in aanmerking worden genomen. Het nieuwe beheer van de SEPA zou moeten zorgen voor openheid, transparantie en gelijke concurrentievoorwaarden in dit ambitieuze project dat nog bezig is vorm te krijgen. Het streven van de Commissie en de Europese Centrale Bank om de verantwoordelijkheid voor de SEPA te centraliseren, bijvoorbeeld onder auspiciën van de SEPA-raad, is een goede zaak. Hier moet echter wel vaart achter worden gezet, aangezien het vacuüm waarvan momenteel feitelijk sprake is de uitvoering in de weg staat.

Brussel, 19 september 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  http://www.ecb.int/press/pr/date/2011/html/pr110912.en.html.

(2)  http://www.ecb.int/pub/pdf/scpops/ecbocp131.pdf?4cce20956bed7b7e5f454a4ea77f7c9b.

(3)  PB C 100, 30-4-2009, blz. 22.