22.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/110


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautair systeem voor de registratie van vervoerders van radioactief materiaal

(COM(2011) 518 final)

2012/C 143/21

Rapporteur: de heer JÍROVEC

De Commissie heeft op 30 augustus 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautair systeem voor de registratie van vervoerders van radioactief materiaal

COM(2011) 518 definitief.

De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 februari 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 22 en 23 februari 2012 gehouden 478e zitting (vergadering van 22 februari 2012) het volgende advies uitgebracht, dat met 117 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité beveelt aan, het voorstel goed te keuren. Het vindt verder dat de impact van de verordening twee jaar na inwerkingtreding ervan moet worden geëvalueerd. Ook is het dienstig na vijf jaar nog eens te kijken welke obstakels er nog zouden bestaan voor een soepel en veilig vervoer van radioactief materiaal in de Unie.

1.2

Het Comité is voorts voorstander van de tweede in het effectbeoordelingsverslag genoemde optie: regulering via geharmoniseerde regels en een efficiëntere rol voor de bevoegde autoriteiten.

1.3

De lidstaten moeten de registratiecriteria harmoniseren.

1.4

Het webgebaseerde registratiesysteem moet beschikbaar, beproefd en functioneel zijn op het moment dat de verordening van kracht wordt.

1.5

Oprichting van een nieuw agentschap, zoals in optie 3 wordt overwogen, zou meer rompslomp voor het bedrijfsleven meebrengen en het effect van de verordening schaden.

1.6

Het Comité constateert dat de vereiste verzekeringsdekking voor de vervoerders van lidstaat tot lidstaat verschilt. Gegeven de rechtsgrondslag kan die dekking niet in de registratieprocedure worden behandeld en daarom beveelt het de lidstaten aan om tot harmonisatie van de vereiste verzekeringsvoorwaarden te komen.

1.7

De definities van de verordening moeten zoveel mogelijk overeenstemmen met het glossarium van het IAEA. Dit geldt met name voor de definitie van "vervoerders", omdat de definities overeen moeten komen met die van de Euratomwetgeving, en vooral met Richtlijn 96/29/Euratom.

1.8

De aanvrager moet de mogelijkheid krijgen om de in zijn aanvraag vervatte informatie te corrigeren of aan te vullen in plaats van zonder nader onderzoek te worden afgewezen (artikel 5, leden 7 en 10).

2.   Inleiding en inhoud van de voorgestelde verordening

2.1

Het voorstel strekt ertoe, de nationale meldings- en vergunningsprocedures door één registratiesysteem voor de vervoerders van radioactief materiaal te vervangen. Dat zal ertoe bijdragen dat de procedure wordt vereenvoudigd, de administratieve lasten worden verminderd en belemmeringen om een land binnen te komen worden weggewerkt, terwijl het huidige hoge niveau van bescherming tegen radioactieve straling wordt gehandhaafd.

2.2

Op Europees niveau vallen vervoerders van radioactief materiaal onder de vervoersbepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en onder de wetgeving betreffende stralingspecifieke aspecten, inclusief de bescherming van de gezondheid van werknemers en van de bevolking krachtens het Euratom-Verdrag.

2.3

De VWEU-wetgeving is vereenvoudigd bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, waaronder alle vervoerswijzen over land vallen.

2.4

Bij Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 zijn basisnormen vastgesteld voor de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. Die basisnormen zijn de volgende (artikel 30 Euratom):

de met voldoende veiligheid maximaal toelaatbare doses;

de maximaal toelaatbare bestraling en besmetting;

de grondbeginselen van het medisch toezicht op de werknemers.

Overeenkomstig artikel 33 Euratom moet elke lidstaat passende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen uitvaardigen om de vastgestelde basisnormen te doen naleven.

2.5

Met het oog op de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de bevolking en om gerichter te werk te kunnen gaan, moeten de bevoegde instanties van de lidstaten weten welke personen, organisaties en/of ondernemingen zij moeten controleren. In dat verband zijn de lidstaten er krachtens de artikelen 3 en 4 van de richtlijn toe verplicht bepaalde handelingen die ten gevolge van ioniserende straling een risico met zich mee kunnen brengen, te onderwerpen aan een systeem van melding (kennisgeving) zodat er een vergunning voor wordt afgegeven of tot een verbod wordt overgegaan.

Richtlijn 96/29/Euratom is van toepassing op alle handelingen die een risico met zich mee kunnen brengen ten gevolge van ioniserende straling afkomstig van hetzij een kunstmatige stralingsbron, hetzij een natuurlijke stralingsbron, inclusief vervoer.

2.6

Aangezien vervoersoperaties vaak van grensoverschrijdende aard zijn, moet een vervoerder deze meldings- en vergunningsprocedures in alle betrokken lidstaten doorlopen. Bovendien hebben de lidstaten deze procedures vaak in verschillende systemen ingebed, waardoor zij de complexiteit van vervoersoperaties als zodanig en van de vergunningsprocedures nog hebben vergroot.

2.7

De voorgestelde verordening vervangt de bij Richtlijn 96/29/Euratom ingestelde meldings- en vergunningsprocedures in de lidstaten door één registratieprocedure: bij de verordening wordt één enkel Europees systeem voor de registratie van vervoerders ingevoerd. Vervoerders moeten een registratie aanvragen via een centrale webinterface. Deze aanvragen worden vervolgens doorgelicht door de respectieve nationale bevoegde instanties, die de registratie uitreiken wanneer de aanvrager voldoet aan de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid. Tegelijkertijd biedt dit systeem de bevoegde instanties een beter overzicht van de vervoerders die in hun land actief zijn.

2.8

Middels de verordening wordt een graduele aanpak ingevoerd. Vervoerders die uitsluitend "vrijgestelde colli" transporteren, worden namelijk van de registratieprocedure vrijgesteld. Anderzijds mogen de lidstaten overeenkomstig de verordening aanvullende registratie-eisen invoeren voor vervoerders van splijtbaar en hoogactief materiaal.

2.9

Andere EU- en internationale regels betreffende de fysieke beveiliging, veiligheidscontrole en wettelijke aansprakelijkheid blijven van toepassing. Dit geldt met name voor Richtlijn 2008/68/EG.

2.10

De verordening zal middelen vrijmaken bij de bevoegde autoriteiten die momenteel deze administratieve procedures moeten afwikkelen. Een registratieaanvraag zal namelijk nog slechts door één bevoegde instantie worden doorgelicht.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité is voorstander van de tweede in het effectbeoordelingsverslag genoemde optie: regulering via geharmoniseerde regels en een efficiëntere rol voor de bevoegde autoriteiten.

3.2

Een verordening gaat een stap verder dan een aanbeveling: a) er worden immers direct toepasselijke en geharmoniseerde regels voorgesteld voor een gemeenschappelijk registratiestelsel dat de 27 nationale meldings- en vergunningsprocedures vervangt. En b) de vervoerders krijgen via een afgeslankte procedure en een graduele aanpak toegang tot de markten van alle 27 lidstaten. Daartoe wil de Commissie zorgen voor een veilig on-line-systeem voor registratie om de nodige gegevensuitwisseling mogelijk te maken.

3.3

ECORYS (een groep onafhankelijke deskundigen die een studie voor de Commissie heeft gemaakt) verwacht dat de in het voorstel vervatte opties over het algemeen slechts een gering effect zullen hebben, maar een dergelijke kleine branche zal dat effect wel voelen. De groep verdeelt de gevolgen in de volgende vijf categorieën: uitgaven van en heffingen door overheidsinstanties, reguleringseffecten, vervoer, veiligheid en milieu en maatschappelijke impact.

3.4

Mkb's zullen waarschijnlijk evenredig van de uit de opties voortvloeiende totale besparingen kunnen meegenieten: hoe goedkoper het systeem wordt, des te beter is deze categorie bedrijven uit. Momenteel kan het MKB vaak nog niet eens op die markt komen wegens complexiteit en hoge kosten.

3.5

Alleen al door de wederzijdse erkenning van vervoersvergunningen zou er door het voorstel 13.6 miljoen euro per jaar bespaard kunnen worden. De aanpak zou de rompslomp voor vervoerders, gebruikers en producenten terugdringen en de autoriteiten meer lucht geven. Laatstgenoemden zouden die ruimte dan (in ieder geval deels) kunnen gebruiken voor nalevingscontroles, die, zoals boven vermeld, tot op heden een van de problemen vormden.

3.6

Een verordening is dwingend en zal daarom een efficiënt hulpmiddel zijn om de doelstellingen te verwezenlijken. Het gaat daarbij onder meer om vereenvoudiging van het systeem, verhoging van transparantie en eliminatie van belemmeringen voor het functioneren van de interne markt, waarbij een hoog veiligheidsniveau wordt gehandhaafd.

3.7

Oprichting van een nieuw agentschap, zoals in optie 3 wordt overwogen, zou meer rompslomp voor het bedrijfsleven meebrengen en het effect van de verordening schaden.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

De definities van de verordening moeten zoveel mogelijk overeenstemmen met het glossarium van het IAEA. Dit geldt met name voor de definitie van "vervoerders", omdat de definities overeen moeten komen met die van de Euratomwetgeving, en vooral met Richtlijn 96/29/Euratom.

4.2

Ook het Comité vindt dat de impact van de verordening twee jaar na inwerkingtreding ervan moet worden geëvalueerd. Verder is het dienstig na vijf jaar nog eens te kijken welke obstakels er nog zouden bestaan voor een soepel en veilig vervoer van radioactief materiaal in de Unie.

4.3

Onderhavig voorstel zal resulteren in een gemeenschappelijk en uniform systeem voor de registratie van vervoerders van dat materiaal in de EU. Krachtens artikel 3, lid 3, kan een vervoerder het materiaal transporteren zonder bijkomende "registratie overeenkomstig deze verordening" wanneer hij reeds is geregistreerd voor gebruik of hantering en vervoer van de stoffen. De Commissie wordt verzocht om samen met belanghebbenden te bezien wat de mogelijkheden zijn voor overgangsregelingen voor reeds geregistreerde vervoerders.

4.4

Artikel 3, lid 4, bevat bijkomende registratievereisten voor materialen met een hoog gezondheidsrisico. Het Comité zou graag zien dat stoffen die op basis van multilaterale vergunningen worden vervoerd ook in de lijst bij dit artikel worden opgenomen.

4.5

Verder constateert het dat de vereiste verzekeringsdekking voor de vervoerders van lidstaat tot lidstaat verschilt. Gegeven de rechtsgrondslag kan die dekking niet in de registratieprocedure worden behandeld en daarom beveelt het de lidstaten aan om tot harmonisatie van de vereiste verzekeringsvoorwaarden te komen.

4.6

Het webgebaseerde registratiesysteem moet beschikbaar, beproefd en functioneel zijn op het moment dat de verordening van kracht wordt. Dat verschaft de vervoerders en de bevoegde autoriteiten zekerheid. Een verlenging, in het licht van de in par. 3.2 genoemde overgangsregelingen, van de overgangsperiode die aan de inwerkingtreding van de verordening vooraf gaat zou hetzelfde effect hebben.

4.7

De aanvrager moet de mogelijkheid krijgen om de in zijn aanvraag vervatte informatie te corrigeren of aan te vullen in plaats van zonder nader onderzoek te worden afgewezen (artikel 5, leden 7 en 10).

4.8

Ten slotte: de lidstaten moeten de registratiecriteria harmoniseren.

Brussel, 22 februari 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON