11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 6/5


Mededeling van de Commissie — Tijdelijke kaderregeling van de Unie inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 6/05

1.   De financiële en economische crisis, de gevolgen ervan voor de reële economie en de noodzaak van tijdelijke maatregelen

1.1.   De financiële en economische crisis en de gevolgen ervan voor de reële economie

Sinds het begin van de wereldwijde financiële en economische crisis in het najaar van 2008 heeft de Commissie een aantal mededelingen aangenomen die gedetailleerde aanwijzingen bevatten over de criteria waaraan de steun van de lidstaten aan banken en niet-financiële instellingen moet voldoen om verenigbaar te zijn met de vereisten van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Eén van die mededelingen is de op 19 januari 2009 aangenomen Mededeling van de Commissie — Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (1) („de tijdelijke kaderregeling”).

De financiële en economische crisis heeft tot een ernstige achteruitgang van de reële economie geleid waardoor huishoudens, bedrijven en werkgelegenheid werden getroffen. Door de snelle verslechtering van de groeivooruitzichten liepen handel en investeringen in rap tempo terug. Banken moesten enerzijds hun vreemd vermogen afbouwen en verliezen opvangen en anderzijds risico’s herwaarderen, waardoor hun risicoaversie toenam. Zelfs kredietwaardige bedrijven hadden plotseling moeite om toegang tot financiering te krijgen (2).

De tijdelijke kaderregeling was bedoeld om de lidstaten de mogelijkheid te bieden aanvullende steunmaatregelen vast te stellen teneinde, onder deze uitzonderlijke omstandigheden, de toegang tot financiering van ondernemingen te verbeteren en tegelijkertijd ondernemingen te stimuleren in de toekomst te blijven investeren. De tijdelijke kaderregeling vervalt op 31 december 2010. Door een enkele kaderregeling vast te stellen die op alle lidstaten van toepassing was, bevorderde de Commissie een gecoördineerde aanpak om transparantie en een gelijk speelveld voor bedrijven en lidstaten in de eengemaakte markt te waarborgen.

De tijdelijke kaderregeling werd in februari 2009 (3) geconsolideerd en gewijzigd en nogmaals gewijzigd in december 2009 (4) om bepaalde technische aanpassingen aan te brengen, met name inzake steun in de vorm van garanties. In oktober 2009 heeft de Commissie een andere wijziging in de tijdelijke kaderregeling aangebracht waarbij werd voorzien in een beperkt bedrag aan verenigbare steun van 15 000 EUR voor de landbouwsectoren (5).

1.2.   Gebruik van de tijdelijke kaderregeling en de noodzaak om bepaalde maatregelen te wijzigen en de regeling te vervangen

Sinds de vaststelling van de kaderregeling hebben de lidstaten in aanzienlijke mate gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de kaderregeling biedt. Uit door de Commissie verzamelde gegevens blijkt dat de kaderregeling een nuttig aanvullend instrument vormde om ervoor te zorgen dat bedrijven in tijden van crisis toch nog leningen konden krijgen.

De Commissie heeft in oktober 2009 een eerste evaluatie van de tijdelijke kaderregeling verricht om na te gaan of de handhaving ervan na 31 december 2009 noodzakelijk was. Op 17 maart 2010 werd een tweede publieksenquête gestart die zich vooral richtte op het effect van de tijdelijke kaderregeling en de doeltreffendheid waarmee zij de toegang tot financiering herstelde.

Bij het nemen van een beslissing over de geleidelijke afschaffing van de thans in de tijdelijke kaderregeling vervatte maatregelen dient rekening te worden gehouden met de volgende factoren: enerzijds met de ontwikkeling van de economische situatie en het vermogen van financiële instellingen en markten om voldoende middelen te verschaffen aan een kredietwaardig bedrijfsleven, en anderzijds met de geschiktheid van de tijdelijke kaderregeling als instrument om het economisch herstel op langere termijn en het effect daarvan op de mededinging tussen ondernemingen en in de lidstaten te ondersteunen.

Het economisch herstel dat sinds het begin van 2010 langzaam is ingezet, verloopt in een enigszins hoger tempo dan eerder dit jaar werd verwacht. Hoewel het herstel nog broos is en niet in de gehele Unie gelijkmatig verloopt, vertonen sommige lidstaten bescheiden of zelfs flinke groeipercentages. Bovendien is de banksector, ondanks bepaalde kwetsbaarheden hier en daar, over het algemeen gezonder dan een jaar geleden. De kredietverschaffing aan de particuliere sector lijkt zich ten positieve te hebben gekeerd overeenkomstig de patronen in het verleden. Nu het economisch herstel zich gaandeweg stabiliseert en maatregelen worden getroffen om de bezorgdheid over de fiscale duurzaamheid weg te nemen, zou de situatie op de financiële markten geleidelijk verder moeten verbeteren en het herstel moeten ondersteunen. De onzekerheid over de ontwikkelingen in bepaalde marktsegmenten en landen blijft evenwel bestaan (6). De toekomstige ontwikkeling van de situatie op het gebied van financiering blijft daardoor nog altijd onzeker en het risico blijft bestaan dat het bankstelsel nog niet in staat zal zijn het herstel te ondersteunen wanneer de vraag naar leningen toeneemt, tenzij de banken hun herstructurering daadkrachtig aanpakken.

Gezien de hoge volatiliteit van de financiële markten en de onzekerheid over de economische vooruitzichten, is verlenging van bepaalde in de tijdelijke kaderregeling vervatte maatregelen tot 31 december 2011, ter vergemakkelijking van de toegang tot financiering, gerechtvaardigd gelet op de marktomstandigheden. Dit geldt ook voor de tijdelijke steun voor de productie van groene producten omdat ondernemingen als gevolg van de financiële en economische crisis nog steeds moeite hebben om toegang te krijgen tot financiering voor de productie van milieuvriendelijkere producten.

Dat de beschikbaarheid van steunmaatregelen uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU in het licht van de uitzonderlijke marktvoorwaarden wordt verlengd mag echter niet verhinderen dat de tijdelijke buitengewone steunmaatregelen geleidelijk worden afgeschaft. Ten aanzien van de banksector heeft de Raad Economische en Financiële Zaken van 2 december 2009 besloten dat met het oog op de geleidelijke afschaffing van ondersteunende maatregelen, een strategie moet worden vastgesteld die transparant is en naar behoren tussen de lidstaten onderling wordt gecoördineerd om negatieve overloopeffecten tussen lidstaten te voorkomen. Daarom heeft de Commissie reeds in 2010 de eerste stap gezet naar de geleidelijke afschaffing van steun voor banken (7).

Met betrekking tot de maatregelen van de tijdelijke kaderregeling is een dergelijk initiatief nog niet genomen. Daarom is de Commissie van mening dat een beperkte verlenging van de thans in de tijdelijke kaderregeling vervatte maatregelen, tezamen met de invoering van strengere voorwaarden voor de verlengde maatregelen, een belangrijk aspect vormt van een geleidelijke terugkeer naar de normale staatssteunregels terwijl tegelijkertijd de impact van de betrokken maatregelen op de mededinging wordt beperkt. Met name dienen de toepasselijke verlagingen te worden verminderd en moeten voor grote ondernemingen strengere voorwaarden worden vastgesteld dan voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

Bovendien moeten de steunmaatregelen gericht zijn op investeringen die bijdragen tot een duurzame economie op lange termijn door levensvatbare ondernemingen te ondersteunen. Zelfs in perioden van financiële en economische crisis dienen noodlijdende ondernemingen noodzakelijke herstructureringen te ondergaan zodat zij op lange termijn een gezonde basis hebben. Dit is van het grootste belang om vertraging van de noodzakelijke herstructurering van de economie te voorkomen waardoor de recessie en de gevolgen ervan op lange termijn zouden worden verhevigd. Daarom dienen ondernemingen die in moeilijkheden verkeren in de toekomst niet van de maatregelen van de tijdelijke kaderregeling te profiteren.

De toekenning van een beperkt bedrag aan verenigbare steun was als buitengewone maatregel in de tijdelijke kaderregeling opgenomen om de lidstaten een extra instrument te verschaffen toen de crisis op zijn hoogtepunt was, ook al was deze niet gericht op een specifiek doel. Het is van belang te vermelden dat deze maatregelen binnen de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, VWEU valt, omdat zij de in Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (8) („de de-minimisverordening”) bedoelde drempel van 200 000 EUR overschrijdt.

Gedurende de gehele toepassingstermijn van de tijdelijke kaderregeling is door de meeste lidstaten van deze maatregel gebruikgemaakt (23 regelingen in 23 lidstaten). Slechts een zeer klein percentage van de krachtens deze maatregel door de lidstaten toegewezen en door de Commissie goedgekeurde middelen is echter daadwerkelijk uitbetaald (ongeveer 7 %). Bovendien is het leeuwendeel van de krachtens deze maatregel uitgekeerde steun geconcentreerd in één lidstaat, te weten Duitsland (meer dan 78 % van de toegekende middelen), terwijl lidstaten als Italië en het Verenigd Koninkrijk 8 % respectievelijk 1,1 % van de totale uitgaven op het punt van deze maatregel hebben besteed (9).

Hoewel deze maatregel wellicht nuttig was als kortetermijninstrument toen de onzekerheid over de economische vooruitzichten het grootst was, heeft de maatregelen ook tot onevenwichtigheden in de interne markt geleid. De Commissie is dan ook van mening dat wij in de context van een strategie van geleidelijke afschaffing moeten terugkeren naar staatssteunmaatregelen die minder concurrentieverstorend en meer groeigericht zijn, met name door van de begunstigden een tegenprestatie te vragen die is gericht op een bepaalde doelstelling van gemeenschappelijk belang. De Commissie is daarom van oordeel dat de maatregel inzake het beperkte bedrag aan verenigbare steun na 31 december 2010 niet langer moet gelden, met dien verstande dat zulks de vóór het einde van het jaar ingediende aanvragen op grond van door de Commissie goedgekeurde regelingen die mogelijk na die datum in behandeling worden genomen, onverlet laat.

De tijdelijke aanpassingen van de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (10) („de richtsnoeren inzake risicokapitaal”) hebben een positief signaal gegeven aan de lidstaten en marktdeelnemers. Uit gegevens blijkt dat de financiële en economische crisis zijn sporen heeft nagelaten op de risicokapitaalmarkten en dat de equity gap van kmo’s aan de bovenzijde nog verder is toegenomen. De Commissie is daarom van mening dat de verhoging van het voor financieringstranches toegestane maximum per kmo over een periode van twaalf maanden ook buiten de context van de financiële en economische crisis kan worden toegepast. De Commissie zal de richtsnoeren inzake risicokapitaal dienovereenkomstig wijzigen op basis van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU.

Ten slotte wijzen de beschikbare gegevens over de toegang tot instrumenten voor handelsfinanciering en de door de lidstaten ingediende informatie op een geleidelijke verbetering van de marktvoorwaarden; toch is het voor ondernemingen in veel sectoren en lidstaten nog steeds moeilijk om dekking te verkrijgen van een particuliere verzekeraar. Daarom is de door de tijdelijke kaderregeling ingevoerde vereenvoudigde procedure van de mededeling inzake kortlopende exportkredietverzekering (11) ook in 2011 nog gerechtvaardigd.

Daar bepaalde in de tijdelijke kaderregeling vervatte maatregelen reeds zijn gewijzigd en thans opnieuw moeten worden gewijzigd om aan de huidige economische situatie tegemoet te komen, is het ter wille van de duidelijkheid gepast de huidige tijdelijke kaderregeling te vervangen door deze mededeling.

2.   Toepasselijkheid van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU

2.1.   Algemene beginselen

Krachtens artikel 107, lid 3, onder b), VWEU kan de Commissie steunmaatregelen „om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen” verenigbaar met de interne markt verklaren. Het Gerecht van de Europese Unie heeft ter zake geoordeeld dat een dergelijke verstoring de economie van de betrokken lidstaat in zijn geheel moet aantasten, en niet louter de economie van een van de regio’s of delen van zijn grondgebied. Dit strookt met de noodzaak om uitzonderingsbepalingen zoals artikel 107, lid 3, onder b), VWEU strikt te interpreteren (12).

De Commissie heeft in haar beschikkingen en besluiten (13) steeds een dergelijke strikte interpretatie toegepast.

In dit verband is de Commissie van oordeel dat de huidige wereldwijde crisis, afgezien van noodsteun aan het financiële stelsel, wellicht nog steeds buitengewone beleidsinitiatieven vergt. Daar alle lidstaten door deze crisis worden getroffen, zij het op uiteenlopende wijze en in verschillende mate, en gelet op het bestaande integratieniveau van zowel de Europese nationale economieën als de financiële markten en op de huidige kwetsbaarheid daarvan, bestaat er een groter risico dat een individuele crisis zich uitbreidt naar het systeem in zijn geheel Daarom dient de mogelijkheid om een beroep te doen op artikel 107, lid 3, onder b), VWEU, mits naar behoren gemotiveerd, te blijven bestaan.

Gezien de ernst van de huidige financiële en economische crisis en de gevolgen ervan voor de economie van de lidstaten als geheel, is de Commissie van mening dat bepaalde soorten staatssteun gedurende een beperkte periode gerechtvaardigd zouden kunnen zijn om deze moeilijkheden te overwinnen, en dat zij derhalve verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt op basis van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU.

De lidstaten moeten daarom aantonen dat de maatregelen die zij op grond van deze kaderregeling hebben aangemeld noodzakelijk, passend en evenredig zijn om een ernstige verstoring van de economie van de betrokken lidstaat op te heffen, en dat volledig aan alle voorwaarden is voldaan.

2.2.   Beperkte steunbedragen die verenigbaar zijn

De Commissie zal dergelijke staatssteun op basis van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU als verenigbaar met de interne markt beschouwen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de begunstigde heeft uiterlijk op 31 december 2010 — en voor ondernemingen die zich toeleggen op de primaire productie van landbouwproducten uiterlijk op 31 maart 2011 (14) — een volledige aanvraag ingediend op grond van een overeenkomstig de tijdelijke kaderregeling door de Commissie goedgekeurde nationale steunregeling;

b)

het steunbedrag is niet hoger dan een subsidie van 500 000 per onderneming; alle bedragen moeten brutobedragen zijn vóór aftrek van belastingen of andere heffingen; wanneer steun in een andere vorm dan subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun;

c)

des steun wordt verleend in de vorm van een regeling;

d)

de steun wordt verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden (15) verkeerden; de steun mag worden verleend aan ondernemingen die op die datum niet in moeilijkheden verkeerden, doch vervolgens in moeilijkheden kwamen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

e)

de steunregeling geldt niet voor ondernemingen die actief zijn in de visserijsector;

f)

de steun is geen exportsteun of steun waarbij binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld;

g)

de steunregeling mag onverkort van toepassing zijn op ondernemingen die zich toeleggen op de verwerking en de afzet van landbouwproducten (16), tenzij de steun slechts wordt verleend onder de voorwaarde dat hij geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten wordt doorgegeven. Wanneer de steun (hetzij rechtstreeks, hetzij via ondernemingen die landbouwproducten verwerken en afzetten) wordt verleend aan ondernemingen die zich toeleggen op de primaire productie van landbouwproducten (17), mag de subsidie (of het bruto-equivalent daarvan) niet meer bedragen dan 15 000 EUR per onderneming; steun aan ondernemingen die zich toeleggen op de primaire productie van landbouwproducten, wordt niet vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de producten die in de handel worden gebracht; steun aan ondernemingen die zich toeleggen op de verwerking en de afzet van landbouwproducten, wordt niet vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de producten die door de betrokken ondernemingen worden aangekocht bij primaire producenten of die door hen in de handel worden gebracht;

h)

alvorens de steun toe te kennen, ontvangt de lidstaat een verklaring van de betrokken onderneming, in schriftelijke of elektronische vorm, inzake eventuele andere de-minimissteun of steun krachtens deze maatregel die de onderneming in het lopende belastingjaar ontvangt, en vergewist de lidstaat zich ervan dat, als gevolg van de steun, het totale steunbedrag dat de onderneming in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 ontvangt, niet hoger is dan het maximumbedrag van 500 000 EUR, of dan een maximumbedrag van 15 000 EUR voor steun aan ondernemingen die zich toeleggen op de primaire productie van landbouwproducten);

i)

de steun wordt uiterlijk op 31 december 2011 toegekend;

j)

de nationale steunregeling waarbij steunverlening na 31 december 2010 wordt toegestaan, wordt door de lidstaat aangemeld en door de Commissie goedgekeurd op grond van artikel 108, lid 3, VWEU.

2.3.   Steun in de vorm van garanties

Om de toegang tot financiering verder te verbeteren en de huidige grote risicoaversie bij de banken te verminderen, kan de toekenning van rentesubsidies voor leninggaranties gedurende een beperkte periode een passende en doelgerichte oplossing zijn om de toegang van bedrijven tot financiering te vergemakkelijken.

De Commissie zal deze staatssteun op basis van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU als verenigbaar met de interne markt beschouwen mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

voor kmo’s staan de lidstaten een verlaging toe van maximaal 15 % van de jaarlijks te betalen premie voor nieuwe garanties die zijn toegekend overeenkomstig de „safe harbour”-bepalingen welke in de bijlage zijn opgenomen;

b)

voor grote ondernemingen kunnen de lidstaten de jaarlijkse premie voor nieuwe garanties op basis van dezelfde in de bijlage vermelde „safe harbour”-bepalingen berekenen;

c)

wanneer het steunelement in garantieregelingen wordt berekend aan de hand van een methode die na de aanmelding reeds door de Commissie is goedgekeurd op grond van een verordening van de Commissie inzake staatssteun (18), kunnen de lidstaten een soortgelijke verlaging van maximaal 15 % van de jaarlijkse premie voor nieuwe garanties voor kmo’s toestaan;

d)

het maximumbedrag van de lening is niet hoger dan de totale jaarlijkse loonsom van de begunstigde voor 2010 (inclusief sociale premies en de kosten van personeel dat op het terrein van de onderneming werkzaam is maar formeel bij toeleveranciers in dienst is). Bij op of na 1 januari 2010 opgerichte ondernemingen mag het maximumbedrag van de lening niet hoger zijn dan de geraamde jaarlijkse loonsom voor de eerste twee exploitatiejaren; voor investeringsleningen mogen de lidstaten ervoor opteren het maximumbedrag van de lening te berekenen op basis van de gemiddelde jaarlijkse arbeidskosten van de EU 27 (19);

e)

de garanties worden tot uiterlijk 31 december 2011 toegekend;

f)

de garantie dekt niet meer dan 80 % van de lening gedurende de looptijd van de lening;

g)

in het geval van kmo’s mag de garantie zowel investerings- als werkkapitaalleningen betreffen; in het geval van grote ondernemingen mag de garantie uitsluitend investeringsleningen betreffen;

h)

de verlaging van de garantiepremie voor kmo’s wordt toegepast gedurende een periode van ten hoogste twee jaar vanaf de toekenning van de garantie. Wanneer de looptijd van de onderliggende lening langer is dan twee jaar, mogen de lidstaten de in de bijlage genoemde „safe-harbour”-premies gedurende een bijkomende periode van maximaal acht jaar toepassen zonder verlaging; voor grote ondernemingen mogen de lidstaten de in de bijlage opgenomen „safe-harbour”-bepalingen gedurende een periode van maximaal tien jaar toepassen;

i)

ondernemingen in moeilijkheden (20) zijn van de toepassing van de maatregel uitgesloten.

2.4.   Steun in de vorm van rentesubsidie

Ondernemingen kunnen moeite hebben om in de huidige marktomstandigheden financiering te verkrijgen. Daarom zal de Commissie aanvaarden dat overheids- of particuliere leningen worden verstrekt met een rente die ten minste gelijk is aan de daggeldrente van de centrale bank, vermeerderd met een premie die gelijk is aan het verschil tussen de gemiddelde eenjaars-interbankrente en de daggeldrente van de centrale bank in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, vermeerderd met de kredietrisicopremie die overeenstemt met het risicoprofiel van de ontvanger, als bepaald in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (21).

Het steunelement dat besloten ligt in het verschil tussen deze rentevoet en het referentiepercentage overeenkomstig de definitie van de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, wordt tijdelijk als verenigbaar met het Verdrag beschouwd op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de methode is van toepassing op alle uiterlijk op 31 december 2011 gesloten overeenkomsten, ongeacht de looptijd van de betrokken lening; de verlaagde rentepercentages mogen worden toegepast op rentebetalingen die tot 31 december 2013 verschuldigd zijn (22); daarna geldt een rentepercentage dat ten minste gelijk is aan het percentage dat in de mededeling over de referentie- en disconteringspercentages is vastgesteld;

b)

in het geval van kmo’s mag de garantie zowel investerings- als werkkapitaalleningen betreffen; in het geval van grote ondernemingen mag de garantie uitsluitend investeringsleningen betreffen;

c)

ondernemingen in moeilijkheden (23) zijn van de toepassing van de maatregel uitgesloten.

2.5.   Steun voor de productie van groene producten

Als gevolg van de huidige financiële en economische crisis hebben ondernemingen ook meer moeite om toegang te krijgen tot financiering voor de productie van milieuvriendelijkere producten. Steun in de vorm van garanties zal niet altijd voldoende zijn om kostbare projecten te financieren waarmee wordt beoogd het niveau van milieubescherming te doen toenemen door vroege aanpassing aan nieuwe normen die nog niet van kracht zijn of door verder te gaan dan die normen.

De Commissie is van oordeel dat de verwezenlijking van milieudoelstellingen een prioriteit moet blijven ondanks de financiële economische crisis. De productie van milieuvriendelijkere, inclusief hulpbron- en energiezuinigere, producten in overeenstemming met de Europa 2020-strategie, is in het belang van de Unie en de financiële crisis moet die doelstelling niet in de weg staan.

Daarom zouden aanvullende maatregelen in de vorm van leningen met rentesubsidie de productie van „groene producten” kunnen bevorderen. Zij kunnen echter ernstige mededingingsverstoringen teweegbrengen en moeten derhalve strikt worden beperkt tot specifieke situaties en gerichte investeringen.

De Commissie is van mening dat de lidstaten gedurende een beperkte periode de mogelijkheid moeten hebben om steun te verlenen in de vorm van een verlaging van het rentepercentage.

Op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU zal de Commissie rentesubsidies voor investeringsleningen als verenigbaar met de interne markt beschouwen mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de steun betreft investeringsleningen voor de financiering van projecten ter vervaardiging van nieuwe producten die het niveau van milieubescherming aanmerkelijk verbeteren (24);

b)

de steun is noodzakelijk om een nieuw project te kunnen opstarten; in het geval van bestaande projecten kan steun worden verleend wanneer deze als gevolg van de nieuwe economische situatie noodzakelijk wordt om het project voort te zetten;

c)

de steun wordt uitsluitend verleend voor projecten ter vervaardiging van producten waarbij sprake is van een vroege aanpassing aan toekomstige productnormen van de Unie, of die verder gaan dan toekomstige productnormen van de Unie (25) welke het niveau van milieubescherming doen toenemen maar nog niet van kracht zijn;

d)

voor producten waarbij sprake is van een vroege aanpassing aan toekomstige milieunormen van de Unie begint de investering uiterlijk op 31 december 2011, met het doel de producten ten minste twee jaar vóór de inwerkingtreding van de norm op de markt te brengen;

e)

de leningen mogen de kosten dekken van investeringen in materiële en immateriële activa (26) met uitzondering van investeringsleningen die een productiecapaciteit van meer dan 3 % uitmaken op productmarkten (27) waarop in de laatste vijf jaar vóór het begin van de investering het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het schijnbare verbruik op de EER-markt, gemeten aan de hand van waardegegevens, lager was dan het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het BBP in de Europese Economische Ruimte gedurende dezelfde referentieperiode van vijf jaar;

f)

de leningen worden uiterlijk op 31 december 2011 toegekend;

g)

voor de berekening van de steun dient het individuele rentepercentage van de begunstigde, berekend op basis van de in punt 2.3 van deze mededeling vervatte methode, het uitgangspunt te zijn. Op basis van deze methode kan de onderneming een renteverlaging krijgen van:

15 % voor grote ondernemingen,

25 % voor kmo’s;

h)

het gesubsidieerde rentepercentage geldt gedurende een periode van ten hoogste twee jaar vanaf de toekenning van de lening;

i)

de verlaging van de rentevoet mag worden toegepast op leningen die door de overheid of openbare financiële instellingen worden verstrekt en op leningen die door particuliere financiële instellingen worden verstrekt. Er mag geen sprake zijn van discriminatie van openbare of particuliere entiteiten;

j)

ondernemingen in moeilijkheden (28) zijn van de toepassing van de maatregel uitgesloten.

k)

de lidstaten zorgen ervoor dat de steun niet direct of indirect aan financiële entiteiten wordt overgedragen.

2.6.   Cumulering

De in deze mededeling vastgestelde maxima voor steun zullen worden toegepast ongeacht of de bijstand voor het gesteunde project volledig met staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Unie wordt bekostigd.

De tijdelijke steunmaatregelen waarin deze mededeling voorziet, mogen niet worden gecumuleerd met steun in de zin van de de-minimisverordening voor dezelfde in aanmerking komende kosten.

De tijdelijke steunmaatregelen mogen met andere verenigbare steun of met andere vormen van financiering van de Unie worden gecumuleerd mits de in de desbetreffende richtsnoeren of groepsvrijstellingsverordeningen vastgestelde maximale steunintensiteiten in acht worden genomen.

In geval van cofinanciering met de Structuurfondsen en andere financieringsinstrumenten van de EU moeten de toepasselijke regels in acht worden genomen.

3.   Vereenvoudigingsmaatregelen

3.1.   Kortlopende exportkredietverzekering

De mededeling van de Commissie aan de lidstaten ingevolge artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag inzake toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag op kortlopende exportkredietverzekering (29) bepaalt dat verhandelbare risico’s niet mogen worden gedekt door exportkredietverzekering met steun van de lidstaten. Verhandelbare risico’s zijn commerciële en politieke risico’s met betrekking tot openbare en niet-openbare debiteuren die gevestigd zijn in de in de bijlage bij die mededeling vermelde landen, met een maximale risicoperiode van minder dan twee jaar. Risico’s met betrekking tot debiteuren die gevestigd zijn in de lidstaten en in acht andere landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling worden als verhandelbaar beschouwd.

De Commissie is van mening dat er als gevolg van de huidige financiële en economische crisis niet in iedere lidstaat sprake is van een gebrek aan verzekerings- of herverzekeringscapaciteit, maar dat niet kan worden uitgesloten dat er in bepaalde landen tijdelijk geen dekking voor verhandelbare risico’s beschikbaar is.

Punt 4.4 van die mededeling bepaalt:

„… Onder dergelijke omstandigheden kunnen deze tijdelijk onverhandelbare risico’s worden verzekerd door een openbare of door de overheid gesteunde exportkredietverzekeraar voor onverhandelbare risico’s voor rekening of met garantie van de overheid. De verzekeraar moet zijn tarieven voor dergelijke risico’s zo veel mogelijk afstemmen op die welke elders door particuliere exportkredietverzekeraars voor het betrokken soort risico worden berekend.

Een lidstaat die van deze ontsnappingsclausule gebruik wil maken moet zijn ontwerpbesluit onmiddellijk bij de Commissie aanmelden. Deze aanmelding moet een marktverslag bevatten, waarin wordt aangetoond dat er op de particuliere verzekeringsmarkt geen dekking beschikbaar is. Dit dient te worden gestaafd met verklaringen van twee grote bekende internationale particuliere exportkredietverzekeraars, alsmede van een nationale kredietverzekeraar, ten einde aldus het gebruik van deze ontsnappingsclausule te rechtvaardigen. Bovendien dient dit verslag een beschrijving te bevatten van de voorwaarden die de openbare of door de overheid gesteunde exportkredietverzekeraar voor deze risico’s wil hanteren.

De Commissie onderzoekt, binnen twee maanden na deze aanmelding of het gebruik van ontsnappingsclausule strookt met de bovengenoemde voorwaarden en verenigbaar is met het Verdrag.

Komt de Commissie tot de conclusie, dat de voorwaarden voor het gebruik van ontsnappingsclausule zijn nagekomen, dan geldt haar beschikking inzake de verenigbaarheid voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking, op voorwaarde dat de marktomstandigheden die het gebruik van de ontsnappingsclausule rechtvaardigen, zich in die periode niet wijzigen.

Voorts kan de Commissie, in overleg met andere lidstaten, de voorwaarden voor het gebruik van de ontsnappingsclausule aanpassen. Tevens mag zij deze opschorten of vervangen door een ander, geschikter systeem”.

Die bepalingen, die van toepassing zijn op grote ondernemingen en kmo’s, vormen in de huidige economische situatie een geschikt instrument voor het geval de lidstaten van mening zijn dat er voor bepaalde verhandelbare kredietrisico’s en/of voor bepaalde kopers van risicobescherming op de particuliere verzekeringsmarkt geen dekking beschikbaar is.

Om de procedure voor de lidstaten te bespoedigen kunnen de lidstaten tot en met 31 december 2011 het markttekort aantonen door voldoende bewijzen over te leggen van het niet beschikbaar zijn van dekking voor het risico op de particuliere verzekeringsmarkt. Gebruikmaking van deze ontsnappingsclausule zal in ieder geval als gerechtvaardigd worden beschouwd indien:

a)

een grote, bekende internationale particuliere exportkredietverzekeraar en een nationale kredietverzekeraar bewijsmateriaal overleggen inzake het niet beschikbaar zijn van dergelijke dekking; of

b)

ten minste vier gerenommeerde in de lidstaten gevestigde exporteurs bewijsmateriaal overleggen inzake de weigering van verzekeraars om bepaalde activiteiten te dekken.

De Commissie zal, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, zorgen voor een snelle vaststelling van besluiten betreffende de toepassing van de „ontsnappingsclausule”.

4.   Monitoring en verslaglegging

Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (30) en Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (31) schrijven voor dat de lidstaten jaarlijkse verslagen bij de Commissie moeten indienen.

De lidstaten dienen gedetailleerde dossiers aan te leggen inzake de verlening van steun die onder deze mededeling valt. Deze dossiers, die alle gegevens moeten bevatten die nodig zijn om te kunnen nagaan of aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan, moeten tien jaar worden bewaard en op verzoek aan de Commissie worden verstrekt.

Naast deze vereisten moeten de lidstaten uiterlijk op 15 september 2011 bij de Commissie een verslag indienen over de maatregelen die zij op grond van deze mededeling hebben getroffen.

De Commissie kan om aanvullende inlichtingen verzoeken met betrekking tot de verleende steun, om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden van de besluit van de Commissie waarbij de steunmaatregel is goedgekeurd.

5.   Slotbepalingen

Deze mededeling is van toepassing van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011.

Zij wordt gerechtvaardigd door de huidige uitzonderlijke, tijdelijke financieringsproblemen in verband met de bankcrisis. Na overleg met de lidstaten kan de Commissie deze mededeling vóór 31 december 2011 opnieuw bezien op basis van belangrijke overwegingen op economisch gebied of op het gebied van het mededingingsbeleid. Waar nodig en nuttig kan de Commissie tevens specifieke aspecten van haar benadering verder verduidelijken.

Deze mededeling is niet van toepassing op de volgende steun:

a)

steunregelingen waarin niet uitdrukkelijk de betaling wordt uitgesloten van individuele steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is naar aanleiding van een eerder besluit van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

b)

ad-hocsteun voor een onderneming ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is naar aanleiding van een eerdere besluit van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van de toepasselijke regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (32), zal de Commissie de volgende regels toepassen op niet-aangemelde steun:

a)

deze mededeling, indien de steun na 1 januari 2011 werd verleend;

b)

de richtsnoeren die van toepassing waren toen de steun werd verleend, in alle andere gevallen.


(1)  PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.

(2)  Zie Europese Commissie, DG Economische en financiële zaken: Tussentijdse prognoses voor 2010 alsook IMF: World Economic Outlook van oktober 2010. Zie ook ECB: The Euro Area Bank Lending Survey, oktober 2010 en ECB: Survey on the access to finance of SMEs in the Euro area, maart-september 2010.

(3)  Mededeling van de Commissie — Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PB C 83 van 7.4.2009, blz. 1).

(4)  Mededeling van de Commissie tot wijziging van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PB C 303 van 15.12.2009, blz. 6).

(5)  Mededeling van de Commissie Wijziging van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PB C 261 van 31.10.2009, blz. 2).

(6)  Zie ook Europese Commissie, DG Economische en Financiële Zaken: Autumn Forecast 2010 (29 november 2010).

(7)  Sinds 1 juli 2010 hanteert de Commissie strengere voorwaarden voor de verenigbaarheid van overheidsgaranties op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU. Zie werkdocument van het Directoraat-generaal Concurrentie van 30 april 2010„De toepassing van de staatssteunregels op na 30 juni 2010 uit te vaardigen overheidssteunregelingen voor bankschulden”.

(8)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(9)  Cijfers gebaseerd op de door de lidstaten verstrekte gegeven in antwoord op de vragenlijst van de Commissie over de toepassing van de tijdelijke kaderregeling, openbare consultatie gehouden tussen 18 maart 2010 en 26 april 2010. Van Portugal en Slowakije is geen antwoord ontvangen en Frankrijk heeft geen gegevens vertrekt over deze maatregel.

(10)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

(11)  De mededeling van de Commissie aan de lidstaten ingevolge artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag inzake toepassing van de artikelen 92 en 93 van het verdrag op kortlopende exportkredietverzekering (PB C 281 van 17.9.1997, blz. 4).

(12)  Gevoegde zaken T-132/96 en T-143/96, Freistaat Sachsen, Volkswagen AG en Volkswagen Sachsen GmbH/Commissie, Jurispr. 1999, blz. II-3663, punt 167.

(13)  Beschikking nr. 98/490/EG van de Commissie in zaak C 47/96 Crédit Lyonnais (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 28), punt 10.1, beschikking nr. 2005/345/EG van de Commissie in zaak C 28/02, Bankgesellschaft Berlin (PB L 116 van 4.5.2005, blz. 1), overweging 153 e.v. en beschikking nr. 2008/263/EG van de Commissie in zaak C 50/06 BAWAG (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 7), overweging 166. Zie besluit van de Commissie in zaak NN 70/07, Northern Rock (PB C 43 van 16.2.2008, blz. 1), besluit van de Commissie in zaak NN 25/08, Reddingssteun aan Risikoabschirmung WestLB (PB C 189 van 26.7.2008, blz. 3), beschikking van de Commissie van 4 juni 2008 in staatssteun C 9/08 SachsenLB (PB L 104 van 24.4.2009, blz. 34).

(14)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3).

(15)  Zoals gedefinieerd in punt 2.1. van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2).

(16)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1857/2006.

(17)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006.

(18)  Zoals Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3), Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun (PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29) of Verordening (EG) nr. 1857/2006, mits de goedgekeurde methode uitdrukkelijk betrekking heeft op het betrokken type garantieregelingen en het type onderliggende transacties.

(19)  Bron: Eurostat. Laatste beschikbare gegevens EU 27 uit 2007. Arbeidskosten per maand: 3 028 EUR.

(20)  Vgl. voetnoot 15.

(21)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(22)  Lidstaten die van deze faciliteit gebruik willen maken moeten de daggeldrente online publiceren en deze aan de Commissie ter beschikking stellen.

(23)  Vgl. voetnoot 15.

(24)  Zoals gedefinieerd in punt 70.1 van onderdeel 2.2 (definities) van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1).

(25)  Onder toekomstige productnorm van de Unie wordt verstaan een verplichte norm van de Unie die is vastgesteld maar nog niet van kracht is en waarmee de niveaus op milieugebied wordt bepaald waaraan in de Unie verkochte producten moeten voldoen.

(26)  Volgens de definitie van punt 70 van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming.

(27)  Volgens de definitie van punt 69 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013.

(28)  Vgl. voetnoot 15.

(29)  PB C 281 van 17.9.1997, blz. 4.

(30)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(31)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

(32)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.


BIJLAGE

Voor de tijdelijke kaderregeling geldende „safe-harbour”-premies in basispunten (1)

Ratingcategorie

(Standard & Poor’s)

Zekerheidsstelling

Hoog

Normaal

Laag

AAA

40

40

40

AA +

AA

AA –

40

40

40

A +

A

A –

40

55

55

BBB +

BBB

BBB –

55

80

80

BB +

BB

80

200

200

BB –

B +

200

380

380

B

B –

200

380

630

CCC en lager

380

630

980


(1)  Voor ondernemingen zonder kredietverleden of waarvan de rating niet op grond van een balansbenadering wordt bepaald, zoals bepaalde special-purpose-entiteiten of startende ondernemingen, kunnen de lidstaten een verlaging van maximaal 15 % toekennen op de bijzondere „safe-harbour”-premie die in de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties () op 3,8 % wordt bepaald. De premie kan echter nimmer lager zijn dan de premie die voor de moederonderneming of moederondernemingen zou gelden.

(2)  PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.