52011PC0873

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) /* COM/2011/0873 definitief - 2011/0427 (COD) */


TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Inleiding

Dit voorstel voorziet in het wettelijk kader dat nodig is om gehoor te geven aan het verzoek van de Europese Raad van 23-24 juni 2011 prioriteit te geven aan de verdere ontwikkeling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), zodat dit in 2013 operationeel kan worden. Dit wettelijk kader zal de autoriteiten van de lidstaten die grensbewakingsactiviteiten uitvoeren en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[1] (Frontex), hierna "het Agentschap" genoemd, in staat stellen om operationele informatie te delen en de samenwerking te verbeteren.

Het doel van Eurosur is om het toezicht aan de buitengrenzen van het Schengengebied te versterken. Eurosur zal voorzien in een mechanisme waarmee de autoriteiten van de lidstaten die grensbewakingsactiviteiten uitvoeren operationele informatie kunnen uitwisselen en onderling en met het Agentschap kunnen samenwerken om het verlies van levens op zee en het aantal illegale immigranten dat ongemerkt de EU binnenkomt, terug te dringen en de binnenlandse veiligheid te vergroten door het voorkomen van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensenhandel en drugssmokkel.

De werkzaamheden die momenteel worden uitgevoerd in verband met het testen en de geleidelijke invoering van Eurosur zijn gebaseerd op een stappenplan dat de Commissie in 2008 heeft gepresenteerd in een mededeling[2].

1.2. Rechtsgrondslag

Dit wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen voor de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen[3].

De instelling van Eurosur maakt deel uit van een beleid dat is gericht op versterking van het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten. Eurosur wordt een nieuw beleidsinstrument dat de samenwerking stroomlijnt en waarmee de lidstaten en het Agentschap systematisch informatie over grensbewaking kunnen uitwisselen. Een dergelijk instrument bestaat nog niet op EU-niveau.

Eenmaal aangenomen, vormt deze wetgeving inzake Eurosur een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis. Aan het Schengenacquis wordt niet deelgenomen door het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, maar het is wel van toepassing op vier geassocieerde landen (Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein). De Schengenlanden hebben zich verbonden tot het handhaven van gemeenschappelijke normen voor het toezicht aan de buitengrenzen.

1.3. Doelstelling en inhoud van het wetgevingsvoorstel

Het doel van het wetgevingsvoorstel is om het situationeel bewustzijn en het reactievermogen van de lidstaten en het Agentschap bij het voorkomen van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit aan de land- en zeebuitengrenzen te verbeteren (artikel 1).

Hiertoe wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld (artikel 4), met duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de nationale coördinatiecentra voor grensbewaking in de lidstaten (artikel 5) en het Agentschap (artikel 6), die de ruggengraat van Eurosur vormen. Deze centra, die voor een doelmatig en efficiënt beheer van middelen en personeel op nationaal niveau dienen te zorgen, en het Agentschap zullen met elkaar communiceren via het communicatienetwerk (artikel 7), waarmee zowel niet-gerubriceerde gevoelige als gerubriceerde informatie zal kunnen worden uitgewisseld.

De samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de nationale coördinatiecentra en het Agentschap zal plaatsvinden door middel van "situatiebeelden" (artikel 8), die zullen worden vastgesteld op nationaal (artikel 9) en Europees niveau (artikel 10), ook voor het gebied vóór de grens (artikel 11). Deze drie beelden, waarvan de twee laatstgenoemde zullen worden beheerd door het Agentschap, zullen op vergelijkbare wijze worden gestructureerd om de onderlinge informatiestroom te vergemakkelijken.

De situatiebeelden zullen in de regel geen persoonsgegevens omvatten, maar gegevens over incidenten en gedepersonaliseerde objecten, zoals informatie met betrekking tot de opsporing en tracering van vaartuigen. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen persoonsgegevens deel uitmaken van de gegevens die door de lidstaten en het Agentschap worden uitgewisseld, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van 26 oktober 2004.[4] Voor zover persoonsgegevens deel uitmaken van het nationale situatiebeeld van aangrenzende delen van de buitengrens, mogen deze uitsluitend tussen aangrenzende lidstaten worden uitgewisseld, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de horizontale EU-wetgeving inzake gegevensbescherming.

Bovendien zal het Agentschap voorzien in een dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten (artikel 12), omdat een dergelijke dienst op Europees niveau op een meer kostenefficiënte wijze kan worden verleend. Deze dienst zou kunnen worden uitgevoerd met behulp van relevante Europese ruimteprogramma's, waaronder het operationele programma "Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid" (Global Monitoring for Environment and Security – GMES).

De aanpak waarvoor is gekozen houdt in dat voor Eurosur, voor zover mogelijk, optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande informatie, capaciteiten en systemen waarover andere EU-agentschappen beschikken (artikel 17). Daarom zal het Agentschap bij het verlenen van de dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten nauw samenwerken met het Satellietcentrum van de EU, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, en met Europol om informatie over grensoverschrijdende criminaliteit uit te wisselen.

Met betrekking tot de maritieme verkeersgegevens die krachtens Richtlijn 2002/59/EG door het SafeSeaNet-systeem worden verstrekt, is de Commissie voornemens om in 2013 een passend voorstel tot wijziging van de richtlijn in te dienen. Het is de bedoeling dat de relevante informatie in SafeSeaNet ook beschikbaar zal worden gesteld voor andere dan aan maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en bescherming van het mariene milieu gerelateerde doeleinden en dat het systeem daardoor deel zal gaan uitmaken van het bewakingsinstrumentarium dat in het Eurosur-kader zal worden gebruikt.

Een groter bewustzijn van wat er aan de buitengrenzen gebeurt is slechts van beperkte waarde als de EU-lidstaten hun vermogen om te reageren op problemen aan hun buitengrenzen niet vergroten. Daarom zullen de lidstaten hun buitengrenzen onderverdelen in grenssectoren (artikel 13), waarvoor – op basis van een risicoanalyse en het aantal incidenten dat zich voordoet – impactniveaus zullen worden vastgesteld (artikel 14). Afhankelijk van het vastgestelde impactniveau zullen de nationale coördinatiecentra en het Agentschap tegenmaatregelen nemen om de impact op de grenssector in kwestie terug te dringen (artikel 15).

De samenwerking met aangrenzende derde landen is cruciaal voor het succes van Eurosur. Daarom zullen bestaande en geplande regionale netwerken tussen lidstaten en aangrenzende derde landen via de nationale coördinatiecentra aan Eurosur worden gekoppeld (zie artikel 9, lid 2, onder h), en artikel 18). Aangezien de lidstaten en het Agentschap al bezig zijn met het opzetten van de verschillende componenten van Eurosur op nationaal en Europees niveau, moet Eurosur in de tweede helft van 2013 operationeel worden (artikel 21). Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie zal het Agentschap technische ondersteuning geven bij de verdere technische ontwikkeling van Eurosur.

Omdat Eurosur niet is bedoeld als systeem voor het reguleren van de verzameling, opslag en grensoverschrijdende uitwisseling van persoonsgegevens, wordt Eurosur niet behandeld in de mededeling van de Commissie uit 2010 getiteld "Overzicht van het informatiebeheer op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht"[5]. Toch is de ontwikkeling van Eurosur geanalyseerd op basis van de in deze mededeling uiteengezette beginselen, zoals in de begeleidende effectbeoordeling nader wordt toegelicht. Het betreft met name het beginsel van noodzakelijkheid, waarbij de mogelijkheid om Eurosur voor de uitwisseling van persoonsgegevens te gebruiken tot het absolute minimum is beperkt, het beginsel van kosteneffectiviteit, waarbij voor een stap-voor-stapaanpak is gekozen met gebruikmaking van de minst complexe technische oplossingen, en het beginsel van bottom-up beleidsontwikkeling, waarbij de Commissie sinds 2008 nauw samenwerkt met deskundigen van de lidstaten om de verschillende technische oplossingen te beoordelen en de bevindingen en aanbevelingen van de uitgevoerde studies gezamenlijk te valideren.

Dit voorstel is tegen het licht gehouden om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan volledig verenigbaar zijn met de grondrechten, in het bijzonder de menselijke waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het beginsel dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging (non-refoulement), het beginsel van non-discriminatie, en de rechten van het kind. Daarbij is speciale aandacht besteed aan artikel 4 en aan artikel 19, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin staat dat niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar, dan wel worden uitgeleverd aan een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen. Artikel 18, lid 2, van deze verordening verbiedt uitdrukkelijk elke informatie-uitwisseling met een derde land dat deze informatie zou kunnen gebruiken voor het identificeren van personen of groepen van personen die een ernstig risico lopen om aan folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen of andere schendingen van grondrechten te worden onderworpen.

Daarnaast is artikel 24 van het Handvest van belang, aangezien veel illegale migranten en slachtoffers van mensenhandel kinderen zijn. Artikel 1, lid 3, van deze verordening bepaalt uitdrukkelijk dat de lidstaten en het Agentschap prioriteit moeten geven aan de bijzondere behoeften van kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen die dringend medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven, personen in nood op zee en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie. Ook artikel 8 van het Handvest, betreffende de bescherming van persoonsgegevens, is van bijzonder belang, omdat het bij het delen van gegevens ook om persoonsgegevens kan gaan, in welk geval de regels inzake gegevensbescherming onverkort van toepassing zijn.

2.           RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Het begeleidende werkdocument van de Commissie, waarin de effecten van dit voorstel worden beoordeeld, bevat zowel een gedetailleerd overzicht van de raadplegingen die in de periode 2008-2011 zijn gehouden als een gedetailleerde toelichting op het Eurosur-kader en de verschillende beleidsopties en kosten van de instelling van Eurosur.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrondslag van dit voorstel.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De verschillende componenten van Eurosur zullen voornamelijk worden geïmplementeerd door het Agentschap en de lidstaten (gedeeld beheer), op basis van het stappenplan voor Eurosur uit 2008 (COM(2008) 68 definitief).

Bij het opzetten van de nationale coördinatiecentra zullen de lidstaten in de periode 2012-2013 worden ondersteund door het Buitengrenzenfonds en in de periode 2014-2020 door het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het geplande Fonds voor interne veiligheid.

Anderzijds zal het Agentschap zijn eigen begroting gebruiken om het communicatienetwerk en andere horizontale componenten van Eurosur op te zetten, zoals het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens, waarbij deze middelen indien nodig zullen worden aangevuld met steun uit het Fonds voor interne veiligheid (direct of indirect gecentraliseerd financieel beheer).

De ontwikkeling van de geplande dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten zal in de periode 2012-2013 worden ondersteund met financiering uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

Maatregelen in aangrenzende derde landen zullen in de periode 2012-2013 worden ondersteund door het thematische programma voor asiel en migratie, als onderdeel van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking.

2011/0427 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       De instelling van een Europees grensbewakingssysteem (hierna "Eurosur" genoemd) is nodig om de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004[6] (Frontex), hierna "het Agentschap" genoemd, te versterken. Eurosur moet deze autoriteiten en het Agentschap voorzien van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor het verbeteren van hun situationeel bewustzijn en reactievermogen bij het opsporen en voorkomen van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en het beschermen en redden van de levens van migranten aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

(2)       De lidstaten dienen nationale coördinatiecentra voor grensbewaking op te zetten om de samenwerking en de informatie-uitwisseling onderling en met het Agentschap te verbeteren. Voor de goede werking van Eurosur is het essentieel dat alle nationale autoriteiten die krachtens de nationale wetgeving een verantwoordelijkheid voor de bewaking van de buitengrenzen hebben, onderling samenwerken via nationale coördinatiecentra.

(3)       Deze verordening mag de lidstaten niet verhinderen om hun nationale coördinatiecentra ook te belasten met de coördinatie van de informatie-uitwisseling en samenwerking bij de bewaking van de luchtgrenzen en met controles aan grensdoorlaatposten.

(4)       Deze verordening maakt deel uit van het Europees model voor geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en van de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie. Eurosur draagt ook bij tot de ontwikkeling van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied van de EU, door een breder kader te bieden voor het vergroten van het maritiem situationeel bewustzijn door middel van informatie-uitwisseling tussen overheidsinstanties in de verschillende sectoren binnen de Unie.

(5)       Volgens artikel 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 2007/2004 moet het Agentschap de nodige steun verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van Eurosur en, zo nodig, voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met inbegrip van interoperabiliteit van systemen.

(6)       Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in het bijzonder de menselijke waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het beginsel dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging (non-refoulement), het beginsel van non-discriminatie, en de rechten van het kind. Deze verordening dient door de lidstaten te worden toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen.

(7)       Elke uitwisseling van persoonsgegevens via het communicatienetwerk voor Eurosur moet worden uitgevoerd op basis van de nationale wetgeving en de wetgeving van de Unie en met inachtneming van de specifieke gegevensbeschermingsvoorschriften daarvan. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[7], Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[8] en, in het kader van de politiële en justitiële samenwerking, Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken[9] zijn van toepassing indien specifiekere instrumenten, zoals Verordening (EG) nr. 2007/2004, geen volwaardige regeling voor gegevensbescherming bieden.

(8)       Aangezien de instelling van Eurosur niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kan worden uitgevoerd, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel reikt deze verordening niet verder dan wat nodig is om de doelstelling ervan te bereiken.

(9)       Voor een geleidelijke geografische invoering van Eurosur dient de verplichting om nationale coördinatiecentra aan te wijzen en te beheren in drie achtereenvolgende stappen te worden vervuld: eerst in de lidstaten die zijn gelegen aan de zuidelijke zeebuitengrenzen en aan de oostelijke landbuitengrenzen, in de tweede fase in de overige lidstaten met zee- of landbuitengrenzen en in de derde fase in de overige lidstaten.

(10)     Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden na de vaststelling van deze verordening te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11)     Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[10] niet deelneemt. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze verordening is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(12)     Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[11] niet deelneemt. Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze verordening is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(13)     Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[12].

(14)     Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[13].

(15)     Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[14].

(16)     De uitvoering van deze verordening laat de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het daarbij behorende protocol tot bestrijding van migrantensmokkel over land, over zee en door de lucht, het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en andere relevante internationale instrumenten.

(17)     De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de voorschriften voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het Agentschap, als neergelegd in Besluit 2010/252/EU van de Raad van 26 april 2010[15].

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het Agentschap om het situationeel bewustzijn en het reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie te vergroten, hierna "het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)" genoemd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.           Deze verordening is van toepassing op de bewaking van de zee- en landbuitengrenzen van de lidstaten, met inbegrip van maatregelen om illegale grensoverschrijdingen te monitoren, op te sporen, te identificeren, te volgen, te voorkomen en te onderscheppen.

2.           Deze verordening is niet van toepassing op operationele, procedurele en wettelijke maatregelen die worden genomen na onderschepping.

3.           Bij de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten en het Agentschap de grondrechten in acht, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensbescherming. Zij geven prioriteit aan de bijzondere behoeften van kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen die dringende medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven, personen in nood op zee en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)           "situationeel bewustzijn": het vermogen om grensoverschrijdende activiteiten te monitoren, op te sporen, te identificeren, te volgen en te begrijpen teneinde op basis van het combineren van nieuwe informatie met bestaande kennis beredeneerde gronden voor controlemaatregelen vast te stellen;

b)           "reactievermogen": het vermogen om handelingen te verrichten die zijn gericht op het tegengaan van illegale grensoverschrijdingen, met inbegrip van de middelen en tijdschema's die nodig zijn om op adequate wijze te reageren op ongewone omstandigheden;

c)           "situatiebeeld": een grafische interface om in realtime gegevens, informatie en inlichtingen weer te geven die zijn ontvangen van verschillende autoriteiten, sensoren, platforms en andere bronnen, en die via communicatie- en informatiekanalen worden gedeeld met andere autoriteiten om situationeel bewustzijn te creëren en het reactievermogen te ondersteunen aan de buitengrenzen en het gebied vóór de grens;

d)           "grensoverschrijdende criminaliteit": elke vorm van ernstige of georganiseerde criminaliteit aan de buitengrenzen van de lidstaten, zoals mensenhandel, drugssmokkel en andere illegale activiteiten;

e)           "buitengrenssector": het geheel of een deel van de land- of zeebuitengrens van een lidstaat als omschreven in de nationale wetgeving of als bepaald door het nationaal coördinatiecentrum of een andere bevoegde nationale instantie;

f)            "gebied vóór de grens": het geografische gebied voorbij de buitengrens van lidstaten, dat niet door een nationaal grensbewakingssysteem wordt bestreken.

TITEL II

KADER

HOOFDSTUK I

Componenten

Artikel 4

Eurosur-kader

1.           Voor de informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van grensbewaking gebruiken de lidstaten en het Agentschap het Eurosur-kader, dat uit de volgende componenten bestaat:

a)           nationale coördinatiecentra voor grensbewaking;

b)           nationale situatiebeelden;

c)           een communicatienetwerk;

d)           een Europees situatiebeeld;

e)           een gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens;

f)            de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten.

2.           De nationale coördinatiecentra verstrekken het Agentschap via het communicatienetwerk alle informatie uit hun nationale situatiebeelden die nodig is om het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens te ontwikkelen en up-to-date te houden.

3.           Het Agentschap verleent de nationale coördinatiecentra via het communicatienetwerk onbeperkte toegang tot het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

4.           De in lid 1 genoemde componenten worden ontwikkeld en in stand gehouden overeenkomstig de in de bijlage uiteengezette beginselen.

Artikel 5

Nationaal coördinatiecentrum

1.           Elke lidstaat met land- en zeebuitengrenzen voorziet in de aanwijzing, het beheer en de instandhouding van een nationaal coördinatiecentrum voor grensbewaking, dat belast is met de coördinatie van informatie en de uitwisseling daarvan tussen alle autoriteiten met een bevoegdheid inzake de bewaking van buitengrenzen op nationaal niveau, en met de andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de aanwijzing van het centrum, waarna de Commissie hiervan aan de andere lidstaten en het Agentschap onverwijld mededeling doet.

2.           Onverminderd artikel 16 is het nationaal coördinatiecentrum het enige contactpunt voor de informatie-uitwisseling en samenwerking met andere nationale coördinatiecentra en met het Agentschap.

3.           Het nationaal coördinatiecentrum:

a)           draagt zorg voor de tijdige informatie-uitwisseling en samenwerking tussen alle nationale autoriteiten met een bevoegdheid op het gebied van de bewaking van buitengrenzen en met relevante rechtshandhavingsinstanties op nationaal niveau, evenals met andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap;

b)           draagt bij tot een doelmatig en efficiënt beheer van middelen en personeel;

c)           ontwikkelt het nationale situatiebeeld en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 9;

d)           ondersteunt de planning en uitvoering van alle nationale grensbewakingsactiviteiten;

e)           beheert het nationale grensbewakingssysteem, indien van toepassing in overeenstemming met het nationaal recht;

f)            meet regelmatig de effecten van de nationale grensbewakingsactiviteiten;

g)           coördineert operationele maatregelen met andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van het Agentschap.

4.           Het nationaal coördinatiecentrum is 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel.

Artikel 6

Het Agentschap

1.           Het Agentschap:

a)           beheert het communicatienetwerk voor Eurosur overeenkomstig artikel 7;

b)           ontwikkelt het Europees situatiebeeld en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 10;

c)           ontwikkelt het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 11;

d)           vergemakkelijkt de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten overeenkomstig artikel 12.

2.           Voor de toepassing van lid 1 is het Agentschap 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel.

Artikel 7

Communicatienetwerk

1.           Het Agentschap ontwikkelt een communicatienetwerk en houdt dit in stand om te voorzien in communicatie- en analyse-instrumenten en om een veilige uitwisseling van niet-gerubriceerde gevoelige en gerubriceerde informatie in bijna realtime met en tussen de nationale coördinatiecentra mogelijk te maken. Het netwerk is 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel en biedt de volgende mogelijkheden:

a)           bilaterale en multilaterale informatie-uitwisseling in bijna realtime;

b)           het houden van audio- en videoconferenties;

c)           veilige behandeling, opslag en verwerking van niet-gerubriceerde gevoelige informatie;

d)           veilige behandeling, opslag, doorgifte en verwerking van gerubriceerde EU-informatie tot en met het niveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED of een gelijkwaardig nationaal rubriceringsniveau, waarbij ervoor wordt gezorgd dat gerubriceerde informatie in een afzonderlijk en naar behoren geaccrediteerd gedeelte van het communicatienetwerk wordt behandeld.

2.           Het Agentschap geeft technische ondersteuning en zorgt ervoor dat het communicatienetwerk compatibel is met andere door het Agentschap beheerde communicatie- en informatiesystemen.

3.           Niet-gerubriceerde gevoelige en gerubriceerde informatie worden door het Agentschap en de nationale coördinatiecentra uitgewisseld, verwerkt en opgeslagen in het communicatienetwerk overeenkomstig de voorschriften en normen die voorzien in de toepassing van dezelfde of gelijkwaardige basisbeginselen en gemeenschappelijke normen als die vervat in Besluit 2001/844/EG van de Commissie tot wijziging van haar reglement van orde[16].

4.           De instanties, agentschappen en andere organen van de lidstaten die het communicatienetwerk gebruiken zorgen ervoor dat bij de behandeling van gerubriceerde informatie beveiligingsvoorschriften en ‑normen in acht worden genomen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het Agentschap worden toegepast.

HOOFDSTUK II

Situationeel bewustzijn

Artikel 8

Situatiebeeld

1.           De nationale situatiebeelden, het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens worden verkregen door middel van de verzameling, evaluatie, onderlinge vergelijking, analyse, interpretatie, productie, visualisatie en verspreiding van informatie.

2.           De in lid 1 bedoelde beelden bestaan uit de volgende lagen:

a)           een gebeurtenissenlaag, die informatie over incidenten met betrekking tot illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en crisissituaties bevat;

b)           een operationele laag, die informatie over de status en positie van de eigen middelen, informatie over operatiegebieden en omgevingsinformatie bevat;

c)           een analyselaag, die strategische informatie, analytische producten, inlichtingen en beeld- en geografische gegevens bevat.

Artikel 9

Nationaal situatiebeeld

1.           Het nationaal coördinatiecentrum ontwikkelt een nationaal situatiebeeld en houdt dit up-to-date om alle autoriteiten met bevoegdheden op het gebied van grensbewaking op nationaal niveau tijdig doelmatige en nauwkeurige informatie te verstrekken die relevant is voor het voorkomen van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit aan de buitengrenzen van de betrokken lidstaat.

2.           Het nationale situatiebeeld is samengesteld uit informatie die is verzameld uit de volgende bronnen:

a)           het nationale grensbewakingssysteem, indien van toepassing in overeenstemming met het nationaal recht;

b)           stationaire en mobiele sensoren die worden beheerd door nationale autoriteiten met een bevoegdheid op het gebied van de bewaking van buitengrenzen;

c)           patrouilles voor grensbewaking en andere monitoringmissies;

d)           lokale, regionale en andere coördinatiecentra;

e)           andere relevante nationale instanties en systemen;

f)            het Agentschap;

g)           nationale coördinatiecentra in andere lidstaten en in derde landen;

h)           regionale netwerken met aangrenzende derde landen, zoals het Atlantisch netwerk van Seahorse, het mediterrane netwerk van Seahorse, het netwerk voor samenwerking bij het toezicht op de grenzen in het Oostzeegebied (CoastNet), het Grenscoördinatie- en informatiecentrum voor het Zwarte Zeegebied en andere regionale netwerken die aan de landbuitengrenzen zijn opgezet;

i)            scheepsrapportagesystemen, zoals het automatische identificatiesysteem (AIS) en het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS). Gegevens uit deze systemen worden op nationaal niveau verkregen van de nationale bevoegde instanties en visserijcontrolecentra;

j)            andere relevante Europese en internationale organisaties;

k)           overige bronnen.

3.           De gebeurtenissenlaag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)           een sublaag voor illegale migratie, die informatie bevat over incidenten met betrekking tot illegale grensoverschrijdingen van migranten aan of nabij de buitengrenzen van de betrokken lidstaat, over assistentie bij illegale grensoverschrijdingen en over andere relevante incidenten met betrekking tot illegale migratie, zoals zoek- en reddingsacties gericht op personen die proberen illegaal de grens over te steken;

b)           een sublaag voor grensoverschrijdende criminaliteit, die informatie bevat over incidenten met betrekking tot mensenhandel, smokkel van drugs en andere illegale goederen en over andere ernstige gevallen van criminaliteit en georganiseerde criminaliteit aan of nabij de buitengrenzen van de betrokken lidstaat;

c)           een sublaag voor crisissituaties, die informatie bevat over natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, ongevallen en andere crisissituaties aan of nabij de buitengrenzen van de betrokken lidstaat die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het toezicht aan de buitengrenzen;

d)           een sublaag voor overige gebeurtenissen, die informatie bevat over ongeïdentificeerde en verdachte platforms en personen aan of nabij de buitengrenzen van de betrokken lidstaat, en voor andere gebeurtenissen die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het toezicht op de buitengrenzen;

4.           In de gebeurtenissenlaag van het nationale situatiebeeld wordt voor elk incident één indicatief impactniveau vastgesteld, te weten 'laag', 'gemiddeld' of 'hoog'. Alle gebeurtenissen waarvan  het impactniveau is gekwalificeerd als 'gemiddeld' of 'hoog' worden meegedeeld aan het Agentschap.

5.           De operationele laag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)           een sublaag voor eigen middelen, die informatie bevat over de positie, de tijd, de koers, de snelheid en de status van en het type eigen middelen, alsmede over het plan voor de tenuitvoerlegging, waaronder de geografische coördinaten van het operatiegebied, patrouilleschema's en communicatiecodes; wanneer eigen middelen worden ingezet voor een missie met meerdere taken, waaronder militaire, kan het nationaal coördinatiecentrum besluiten om deze informatie niet te delen met andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap, tenzij de eigen middelen worden ingezet in het aangrenzende grensdeel van een andere lidstaat;

b)           een sublaag voor de operatiegebieden, die informatie bevat over de missie, de locatie, de status en de duur van operaties en de instanties die erbij betrokken zijn;

c)           een sublaag voor omgevingsinformatie, die informatie over het terrein en de weersomstandigheden aan de buitengrenzen van de betrokken lidstaat bevat, of toegang tot die informatie verleent.

6.           De analyselaag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)           een sublaag voor informatie, die informatie bevat over belangrijke ontwikkelingen en indicatoren die relevant zijn voor de analyse van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit;

b)           een sublaag voor analyse, waarin voor de betrokken lidstaat relevante analytische rapporten, risicowaarderingstrends, regionale monitoringverslagen en briefingsdocumenten worden gepresenteerd;

c)           een sublaag voor inlichtingenbeelden, die profielen van migranten, routes, informatie over de voor de land- en zeebuitengrenzen vastgestelde impactniveaus en analyses van assistentie bij illegale migratie bevat;

d)           een sublaag voor beeld- en geografische gegevens, die referentiebeelden, achtergrondkaarten, beoordelingen van inlichtingen op validiteit en analyses van veranderingen (satellietbeelden van de aarde) bevat, alsmede gegevens over de detectie van veranderingen, gegevens met geografische referenties en kaarten waarop de doorlaatbaarheid van grenzen wordt aangegeven.

7.           De informatie in de analyselaag en de omgevingsinformatie in de operationele laag van het nationaal situatiebeeld kunnen worden gebaseerd op de informatie die is vervat in het Europees situatiebeeld en in het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

8.           De informatie over eigen middelen in de operationele laag wordt gerubriceerd als EU Restricted.

9.           De nationale coördinatiecentra van aangrenzende lidstaten delen met elkaar, direct of in bijna realtime, het situatiebeeld van aangrenzende delen van de buitengrens betreffende:

a)           alle incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en andere significante gebeurtenissen die zijn opgenomen in de gebeurtenissenlaag;

b)           de posities van de eigen patrouilles die zijn opgenomen in de operationele laag, indien de patrouille primair tot taak heeft illegale migratie en georganiseerde criminaliteit te voorkomen;

c)           de planningsschema's, programma's en communicatiecodes voor de volgende dag van patrouilles die in aangrenzende buitengrenssectoren actief zijn;

d)           in de analyselaag opgenomen rapporten inzake tactische risicoanalyses.

Artikel 10

Europees situatiebeeld

1.           Het Agentschap ontwikkelt een Europees situatiebeeld en houdt dit up-to-date om de nationale coördinatiecentra te voorzien van gegevens en analyses die van belang zijn om illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit aan de buitengrenzen van de lidstaten te voorkomen.

2.           Het Europees situatiebeeld wordt samengesteld uit informatie die is verzameld uit de volgende bronnen:

a)           nationale situatiebeelden, waaronder de krachtens artikel 9, lid 8, ontvangen basisinformatie;

b)           het Agentschap;

c)           andere relevante Europese en internationale organisaties;

d)           overige bronnen.

3.           De gebeurtenissenlaag van het Europees situatiebeeld bevat informatie over:

a)           incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en met betrekking tot crisissituaties en andere gebeurtenissen die zijn opgenomen in de gebeurtenissenlaag van het nationaal situatiebeeld en waarvan het impactniveau door het nationaal coördinatiecentrum is gekwalificeerd als 'gemiddeld' ('medium impact') of 'hoog' ('high impact');

b)           incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en met betrekking tot crisissituaties en andere gebeurtenissen die zijn opgenomen in het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens, zodra er sprake is van een matige of significante impact op de buitengrenzen van de lidstaten;

c)           incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit in het operationele gebied waarin een door het Agentschap gecoördineerde gezamenlijke actie wordt uitgevoerd.

4.           Het Agentschap gebruikt voor het Europees situatiebeeld het impactniveau dat door het nationaal coördinatiecentrum in het nationaal situatiebeeld voor een specifiek incident is vastgesteld.

5.           De operationele laag van het Europees situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)           een sublaag voor eigen middelen, die informatie bevat over de positie, de tijd, de koers, de snelheid en de status van en het type middelen die bij de gezamenlijke operaties van het Agentschap worden gebruikt of die ter beschikking van het Agentschap staan, alsmede over het plan voor de tenuitvoerlegging, met inbegrip van het operatiegebied, patrouilleschema's en communicatiecodes;

b)           een sublaag voor operaties, die informatie bevat over door het Agentschap gecoördineerde gezamenlijke acties, waaronder de taakomschrijving, de locatie, de status en de duur en informatie over de lidstaten en andere betrokken actoren, alsmede dagelijkse en wekelijkse situatieverslagen, statistische gegevens en informatiepakketten voor de media;

c)           een sublaag voor omgevingsinformatie, die informatie bevat over het terrein en de weersomstandigheden aan de buitengrenzen van de lidstaten.

6.           De analyselaag van het Europees situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)           een sublaag voor informatie, die informatie bevat over belangrijke ontwikkelingen over en indicatoren die relevant zijn voor de analyse van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit;

b)           een sublaag voor analyse, waarin kaarten zijn opgenomen met algemene en in subcategorieën onderverdeelde risicowaarderingen, alsook risicowaarderingstrends, regionale monitoringverslagen, briefingsdocumenten, correlatie-indicatoren voor risicowaarderingen en de indicatoren van het netwerk voor risicoanalyse van Frontex;

c)           een sublaag voor inlichtingenbeelden, die profielen van migranten, routes, informatie over de voor de land- en zeebuitengrenzen vastgestelde impactniveaus en analyses van assistentie bij illegale migratie bevat;

d)           een sublaag voor beeld- en geografische gegevens, die referentiebeelden, achtergrondkaarten, beoordelingen van inlichtingen op validiteit en analyses van veranderingen (satellietbeelden van de aarde) bevat, alsmede gegevens over de detectie van veranderingen, gegevens met geografische referenties en kaarten waarop de doorlaatbaarheid van grenzen wordt aangegeven.

6.           De informatie over eigen middelen in de operationele laag van het Europees situatiebeeld wordt gerubriceerd als EU Restricted.

Artikel 11

Gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens

1.           Het Agentschap ontwikkelt een gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens en houdt dit up-to-date om de nationale coördinatiecentra te voorzien van gegevens en analyses over het gebied vóór de grens die relevant zijn voor het voorkomen van illegale migratie en ernstige of georganiseerde criminaliteit aan de buitengrenzen van de lidstaten en in aangrenzende derde landen.

2.           Het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens wordt gebaseerd op informatie die is ontleend aan de volgende bronnen:

a)           nationale coördinatiecentra;

b)           informatie en rapporten van immigratieverbindingsfunctionarissen;

c)           het Agentschap;

d)           andere relevante Europese en internationale organisaties;

e)           derde landen;

f)            overige bronnen.

3.           Het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens kan informatie bevatten die relevant is voor bewakingsoperaties aan luchtgrenzen en controles aan grensdoorlaatposten.

4.           De gebeurtenissenlaag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens bevat informatie over elk incident, elke crisissituatie en elke andere gebeurtenis in het gebied vóór de grens die of dat een matig of significant effect op de illegale migratie of grensoverschrijdende criminaliteit aan de buitengrenzen van de lidstaten kan hebben.

5.           Het Agentschap stelt één indicatief impactniveau vast voor elk incident in de gebeurtenissenlaag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens. Het Agentschap stelt de nationale coördinatiecentra in kennis van elk incident dat zich voordoet in het gebied vóór de grens waarvan het impactniveau als 'gemiddeld' of 'hoog' is gekwalificeerd.

6.           De operationele laag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens wordt op dezelfde wijze ingedeeld als die in het Europees situatiebeeld en bevat informatie over middelen die worden ingezet en operaties die worden uitgevoerd in het gebied vóór de grens, evenals omgevingsinformatie.

7.           De analyselaag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens wordt op dezelfde wijze ingedeeld als die in het Europees situatiebeeld en bevat strategische informatie, analytische producten en diensten, inlichtingen en beeld- en geografische gegevens over het gebied vóór de grens.

Artikel 12

Gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten

1.           Het Agentschap vergemakkelijkt de gemeenschappelijke toepassing door de lidstaten van bewakingsinstrumenten, zoals satellieten en scheepsrapportagesystemen, om de nationale coördinatiecentra en zichzelf op regelmatige, betrouwbare en kostenefficiënte basis te kunnen voorzien van informatie over de bewaking van de buitengrenzen en het gebied vóór de grens.

2.           Het Agentschap kan een nationaal coördinatiecentrum op verzoek informatie verstrekken over de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat en het gebied vóór de grens, die is afgeleid uit:

a)           de selectieve controle van aangewezen havens en kusten van derde landen die op basis van risicoanalyse en inlichtingen zijn geïdentificeerd als inschepings- of doorvoerpunten voor vaartuigen die worden gebruikt voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit;

b)           het volgen van een vaartuig op volle zee, als wordt vermoed of is vastgesteld dat het wordt gebruikt voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit;

c)           de controle van aangewezen gebieden in het maritieme domein om vaartuigen waarvan wordt vermoed dat ze worden gebruikt of die worden gebruikt voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te identificeren en te volgen;

d)           een omgevingsanalyse van aangewezen gebieden in het maritieme domein en aan de landbuitengrens om controle- en patrouilleactiviteiten te optimaliseren;

e)           de selectieve controle van aangewezen gebieden vóór de landbuitengrens die aan de hand van risicoanalyse en inlichtingen zijn geïdentificeerd als potentiële vertrek- of doorvoergebieden voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit.

3.           Het Agentschap kan in de in lid 1 bedoelde informatie voorzien door het combineren en analyseren van gegevens die verkregen zijn uit de volgende systemen, sensoren en platforms:

a)           scheepsrapportagesystemen binnen de betrokken wettelijke grenzen, zoals het automatische identificatiesysteem (AIS) en het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS);

b)           satellietbeelden;

c)           op enig platform, met inbegrip van bemande en onbemande luchtvaartuigen, bevestigde sensoren.

4.           Het Agentschap kan een verzoek van een nationaal coördinatiecentrum afwijzen op basis van technische en financiële beperkingen en op andere gerechtvaardigde gronden.

5.           Het Agentschap kan de in lid 2 bedoelde bewakingsinstrumenten op eigen initiatief gebruiken om informatie te verzamelen die relevant is voor het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

HOOFDSTUK III

Reactievermogen

Artikel 13

Vaststelling van buitengrenssectoren

Elke lidstaat verdeelt zijn land- en zeebuitengrenzen in grenssectoren, waarbij een lokaal of regionaal coördinatiecentrum zorgdraagt voor het doelmatig en efficiënt beheer van personeel en middelen.

Artikel 14

Vaststelling van impactniveaus voor buitengrenssectoren

1.           Op basis van de door het Agentschap uitgevoerde risicoanalyse en na raadpleging van de betrokken lidstaten stelt het Agentschap voor elke sector van de land- en zeebuitengrenzen van de lidstaten een van de volgende impactniveaus vast:

a)           het impactniveau 'laag' wanneer incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie geen significante gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben;

b)           het impactniveau 'gemiddeld' wanneer incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie matige gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben;

c)           het impactniveau 'hoog' wanneer incidenten met betrekking tot illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie significante gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben.

2.           Het nationaal coördinatiecentrum beoordeelt regelmatig of het impactniveau van de grenssectoren moet worden aangepast. Het nationaal coördinatiecentrum kan het Agentschap verzoeken om het impactniveau te wijzigen onder verstrekking van onderbouwde informatie over gewijzigde omstandigheden aan de betrokken buitengrenssector.

3.           Het Agentschap maakt de voor de buitengrenzen vastgestelde impactniveaus zichtbaar in het Europees situatiebeeld.

Artikel 15

Reactie overeenkomstig de impactniveaus

1.           De lidstaten zorgen er op de navolgende wijze voor dat de bewakings- en patrouilleactiviteiten die aan de buitengrenssectoren worden uitgevoerd in overeenstemming zijn met de vastgestelde impactniveaus:

a)           wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'laag' is vastgesteld, organiseert het lokale of regionale coördinatiecentrum op basis van een risicoanalyse de uitoefening van regelmatig toezicht en zorgt het ervoor dat er voldoende in het grensgebied wordt gepatrouilleerd door patrouilles die gereed zijn om volg-, identificatie- en onderscheppingsactiviteiten uit te voeren;

b)           wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'gemiddeld' is vastgesteld, stelt het nationaal coördinatiecentrum extra personeel en middelen beschikbaar om het lokale of regionale coördinatiecentrum te ondersteunen;

c)           wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'hoog' is vastgesteld, zorgt het nationaal coördinatiecentrum ervoor dat het lokale of regionale coördinatiecentrum alle benodigde steun op nationaal niveau ontvangt, waaronder informatie, middelen en personeel; ook kan het nationaal coördinatiecentrum overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004 het Agentschap om ondersteuning verzoeken.

2.           Het nationale coördinatiecentrum stelt het Agentschap krachtens lid 1, onder b) en c), onverwijld in kennis van de maatregelen die op nationaal niveau zijn genomen.

3.           Wanneer het impactniveau 'gemiddeld' of 'hoog' wordt vastgesteld voor een buitengrenssector die grenst aan een grenssector van een andere lidstaat of van een derde land, coördineert het nationaal coördinatiecentrum de maatregelen die worden genomen met het nationaal coördinatiecentrum van het aangrenzende land.

4.           Wanneer een nationaal coördinatiecentrum een verzoek indient als bedoeld in lid 1, onder c), kan het Agentschap dat centrum ondersteuning bieden, in het bijzonder door:

a)           aan de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten prioriteit te geven;

b)           de inzet van Europese grenswachtteams overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 te coördineren;

c)           ervoor te zorgen dat de technische uitrusting waarover het Agentschap beschikt wordt ingezet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004;

d)           aanvullende steun die door lidstaten wordt aangeboden te coördineren.

5.           Het Agentschap evalueert in zijn risicoanalyseverslagen de vaststelling van impactniveaus en de overeenkomstige maatregelen die op nationaal niveau en op het niveau van de Unie zijn genomen.

TITEL IV

SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 16

Toewijzing van taken aan andere centra in de lidstaten

1.           De lidstaten kunnen regionale, lokale, functionele of andere centra die operationele besluiten kunnen nemen, opdracht geven om binnen de respectieve bevoegdheden zorg te dragen voor het situationeel bewustzijn en reactievermogen, met inbegrip van de taken en verantwoordelijkheden bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b), d) en e).

2.           Het in lid 1 bedoelde besluit van de lidstaat heeft geen invloed op de bevoegdheid van het nationale coördinatiecentrum om samen te werken en informatie uit te wisselen met andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap.

3.           In vooraf omschreven gevallen kan het nationaal coördinatiecentrum een centrum als bedoeld in lid 1 machtigen om te communiceren en informatie uit te wisselen met het regionale coördinatiecentrum of het nationale coördinatiecentrum van een andere lidstaat of een derde land, mits dit centrum het eigen nationaal coördinatiecentrum regelmatig informeert over de communicatie en informatie-uitwisseling.

Artikel 17

Samenwerking van het Agentschap met derde partijen

1.           Het Agentschap maakt met inachtneming van de respectieve regelgeving gebruik van bestaande informatie, capaciteiten en systemen van andere EU-agentschappen en -entiteiten.

2.           Overeenkomstig lid 1 werkt het Agentschap in het bijzonder samen met de volgende entiteiten:

a)           de Europese Politiedienst (Europol), het Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen (MAOC-N) en het Centre de Coordination pour la lutte antidrogue en Méditerranée (CeCLAD-M) om informatie over grensoverschrijdende criminaliteit uit te wisselen met het oog op de verwerking daarvan in het Europees situatiebeeld;

b)           het Satellietcentrum van de EU, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Bureau voor visserijcontrole bij de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten;

c)           de Europese Commissie en de EU-agentschappen die het Agentschap informatie kunnen verstrekken die relevant is voor het up-to-date houden van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens;

d)           internationale organisaties die het Agentschap informatie kunnen verstrekken die relevant is voor het up-to-date houden van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

3.           De informatie-uitwisseling tussen het Agentschap en de in lid 2 bedoelde entiteiten vindt plaats via het in artikel 7 bedoelde netwerk of andere communicatienetwerken die voldoen aan de criteria van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit.

4.           De samenwerking tussen het Agentschap en de in lid 2 bedoelde entiteiten wordt gereguleerd in werkafspraken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 en hun respectieve rechtsgrondslagen. Wat betreft de behandeling van gerubriceerde informatie, houden deze afspraken in dat de betrokken EU-agentschappen en andere entiteiten moeten voldoen aan beveiligingsregels en ‑normen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het Agentschap worden toegepast.

5.           De in lid 2 bedoelde agentschappen en centra kunnen informatie die in het kader van Eurosur is ontvangen, gebruiken met inachtneming van de relevante regelgeving en de grondrechten.

Artikel 18

Samenwerking met aangrenzende derde landen

1.           De informatie-uitwisseling en samenwerking met aangrenzende derde landen ter voorkoming van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit kan plaatsvinden op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meerdere lidstaten en een of meerdere aangrenzende derde landen. De nationale coördinatiecentra van de lidstaten zijn de contactpunten voor de informatie-uitwisseling tussen het in artikel 7 bedoelde netwerk en de regionale netwerken met aangrenzende derde landen.

2.           Elke informatie-uitwisseling op grond van het eerste lid van dit artikel en op grond van artikel 9, lid 2, onder h), met een derde land dat deze informatie zou kunnen gebruiken voor het identificeren van personen of groepen van personen die een ernstig risico lopen om aan folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen of andere schendingen van grondrechten te worden onderworpen, is verboden.

3.           Elke informatie-uitwisseling op grond van het eerste lid van dit artikel en grond van artikel 9, lid 2, onder h), vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden van de met aangrenzende derde landen gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

4.           Van elke andere lidstaat die in de context van Eurosur informatie heeft verstrekt zonder partij te zijn bij enige van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten of deel te nemen aan de in artikel 9, lid 2, onder h), bedoelde netwerken, is voorafgaande toestemming nodig voordat die informatie met een derde land kan worden gedeeld in het kader van de overeenkomst of het netwerk in kwestie.

5.           Elke uitwisseling met derde landen van informatie afkomstig van de dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten, is onderworpen aan de wetgeving en voorschriften die op de desbetreffende instrumenten en systemen van toepassing zijn, alsook aan de relevante bepalingen van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 19

Handboek

De Europese Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten en het Agentschap een praktisch handboek op voor de tenuitvoerlegging en het beheer van Eurosur (hierna "het handboek" genoemd), dat technische en operationele richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken bevat. Het handboek wordt door de Europese Commissie in de vorm van een aanbeveling goedgekeurd.

Artikel 20

Toezicht en evaluatie

1.           Het Agentschap zorgt voor procedures waarmee kan worden nagegaan of Eurosur in technisch en operationeel opzicht voldoet aan de doelstelling om een toereikend situationeel bewustzijn en reactievermogen aan de buitengrenzen tot stand te brengen.

2.           Het Agentschap dient op 1 oktober 2015 en vervolgens om de twee jaar een verslag over de werking van Eurosur in.

3.           De Commissie verstrekt het Europees Parlement en de Raad op 1 oktober 2016 en vervolgens om de vier jaar een algemene evaluatie van Eurosur. Daarin worden de bereikte resultaten vergeleken met de doelstellingen en wordt nagegaan of de uitgangspunten van deze verordening nog gelden, hoe deze verordening door de lidstaten en het Agentschap wordt toegepast en of de grondrechten in acht worden genomen. De evaluatie gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen tot wijziging van deze verordening.

4.           De lidstaten verstrekken het Agentschap alle informatie die nodig is om het in lid 2 bedoelde verslag op te stellen. Het Agentschap verstrekt de Commissie alle informatie die nodig is om de in lid 3 bedoelde evaluatie uit te voeren.

Artikel 21

Inwerkingtreding en toepassing

1.           Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.           Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 oktober 2013.

3.           Artikel 5, lid 1, is met ingang van 1 oktober 2013 van toepassing op de lidstaten die zijn gelegen aan de zuidelijke zeebuitengrenzen en de oostelijke landbuitengrenzen van de Unie (Bulgarije, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië en Spanje).

4.           Artikel 5, lid 1, is met ingang van 1 oktober 2014 van toepassing op de overige lidstaten met zee- en landbuitengrenzen (België, Duitsland, Nederland en Zweden).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

Bijlage

Bij het opzetten, beheren en up-to-date houden van de verschillende componenten van het Eurosur-kader worden de volgende beginselen in acht genomen:

a)           Het beginsel van belangengemeenschappen: de nationale coördinatiecentra en het Agentschap vormen speciale belangengemeenschappen om informatie te delen en samen te werken in het kader van Eurosur. De belangengemeenschappen worden gebruikt om de verschillende nationale coördinatiecentra en het Agentschap zodanig te organiseren dat er informatie over gedeelde doelstellingen, vereisten en belangen wordt uitgewisseld.

b)           De beginselen van samenhangend beheer en de toepassing van bestaande structuren: het Agentschap zorgt voor samenhang tussen de verschillende componenten van het Eurosur-kader, onder meer door de nationale coördinatiecentra begeleiding en ondersteuning te geven en de interoperabiliteit van informatie en technologie te bevorderen. Voor zover mogelijk maakt het Eurosur-kader gebruik van bestaande systemen en capaciteiten. Eurosur wordt dan ook ingesteld met volledige inachtneming van het initiatief voor een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU, waarmee wordt bijgedragen tot en geprofiteerd van een gecoördineerde en kostenefficiënte aanpak voor informatie-uitwisseling tussen verschillende sectoren in de Unie.

c)           De beginselen van informatie-uitwisseling en informatieborging: informatie die in het kader van Eurosur beschikbaar wordt gesteld, is toegankelijk voor alle nationale coördinatiecentra en het Agentschap, tenzij specifieke beperkingen zijn gesteld of overeengekomen. De nationale coördinatiecentra garanderen de beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit van de informatie die op nationaal en Europees niveau wordt uitgewisseld. Het Agentschap garandeert de beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit van de informatie die op Europees niveau wordt uitgewisseld.

d)           De beginselen van gerichtheid op dienstverlening en standaardisering: de verschillende mogelijkheden die Eurosur biedt worden toegepast op basis van een op dienstverlening gerichte aanpak. Het Agentschap zorgt ervoor dat het Eurosur-kader zoveel mogelijk is gebaseerd op internationaal overeengekomen normen.

e)           Het beginsel van flexibiliteit: de organisatie, informatie en technologie worden opgezet om de belanghebbenden bij Eurosur in staat te stellen op een flexibele en gestructureerde manier op veranderende situaties te reageren.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake toezicht en verslaglegging

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[17]

Momenteel Rubriek 3a, Titel 18 – Binnenlandse Zaken

Toekomstige meerjarige financiële vooruitzichten: Rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap)

Aard van het voorstel/initiatief

þ Het voorstel betreft een nieuwe actie (financiering van binnenlandse zaken in de periode 2014-2020)

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[18]

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.3. Doelstellingen 1.3.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

In zijn conclusies van 23-24 juni 2011 heeft de Europese Raad verklaard dat "[h]et Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (…) met voorrang verder [wordt] ontwikkeld, zodat het in 2013 operationeel is en de met grensbewaking belaste autoriteiten van de lidstaten dan in staat zijn operationele informatie te delen en de samenwerking te verbeteren".

Zoals wordt verklaard in het werkprogramma van de Commissie voor 2011[19], is "[h]et doel van Eurosur (…) om de bewaking van de buitengrenzen van het Schengengebied, met name de zuidelijke zeegrenzen en de oostelijke landgrenzen, te verscherpen. Eurosur zal een mechanisme instellen waarmee de autoriteiten van de lidstaten die grensbewakingsactiviteiten uitvoeren (grenswachten, kustwachten, politie, douane, marine) operationele informatie kunnen uitwisselen en kunnen samenwerken met elkaar en met Frontex om het aantal dodelijke slachtoffers op zee en het aantal illegale immigranten die de EU ongemerkt binnenkomen te verminderen, en de interne veiligheid te verhogen door grensoverschrijdende criminaliteit zoals terrorisme, mensenhandel, wapen- en drugssmokkel enz. aan banden te leggen."

Sinds 2008 werken de EU-lidstaten, het EU-grensagentschap Frontex en de Europese Commissie nauw samen om het Eurosur-kader vast te stellen en te ontwikkelen. De componenten van Eurosur worden sinds 2011 getest en geleidelijk ingevoerd als proefprojecten, waarbij gebruik wordt gemaakt van financiering uit de begroting van Frontex. Daarnaast hebben de lidstaten sinds 2008 gebruikgemaakt van het Buitengrenzenfonds om de nationale componenten van Eurosur op te zetten, zoals de nationale coördinatiecentra en de nationale grensbewakingssystemen.

Het voorstel bestrijkt derhalve de volgende ABB-activiteiten:

18.02 – Solidariteit, buitengrenzen, terugkeer, visumbeleid en vrij verkeer van personen – Doelstelling 1: Personen in staat stellen om binnengrenzen te overschrijden zonder grenscontroles, veilige grenzen bevorderen en illegale migratie voorkomen door de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen en hoge normen voor grenscontroles, met inbegrip van het opzetten van SIS II en de financiële ondersteuning uit het Buitengrenzenfonds.

De gelijktijdige ontwikkeling en tenuitvoerlegging van Eurosur verkort de tijd die nodig is voor de instelling ervan aanzienlijk en maakt het tevens mogelijk om de verschillende componenten van Eurosur te testen en aan te passen voordat het systeem eind 2013 operationeel wordt.

Eurosur wordt ontwikkeld, getest en geleidelijk ingesteld op basis van een stappenplan dat de Commissie in 2008 heeft gepresenteerd in een mededeling[20]. Dit stappenplan is bekrachtigd door de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in zijn conclusies van juni 2008 en februari 2010 en door het Programma van Stockholm en het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm.

1.3.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Eurosur heeft twee specifieke doelstellingen, namelijk om het situationeel bewustzijn en het reactievermogen van de grenscontroleautoriteiten van de lidstaten en Frontex aanzienlijk te vergroten, zodat in het gunstigste scenario elke nieuwe route of methode voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit kort na het eerste gebruik daarvan wordt ontdekt en verstoord.

1.3.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

1.         Het situationeel bewustzijn bepaalt in hoeverre de autoriteiten grensoverschrijdingen kunnen ontdekken en op beredeneerde gronden tot controlemaatregelen kunnen overgaan. Dit kan worden bereikt door de volgende operationele doelstellingen op nationaal en Europees niveau te verwezenlijken:

a.         nauwere samenwerking tussen agentschappen door op het gebied van rechtshandhaving structuren te stroomlijnen en systemen aan elkaar te koppelen;

b.         gegevenskoppeling in combinatie met moderne technologische middelen voor het opsporen en volgen van grensoverschrijdingen, in het bijzonder van (kleine) vaartuigen;

c.         sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling met andere actoren op maritieme gebied, zoals vervoer, douane, visserijcontrole en defensie;

d.         betere informatie-uitwisseling met aangrenzende derde landen.

2.         Het reactievermogen bepaalt hoeveel tijd nodig is om te controleren grensoverschrijdingen te bereiken en ook hoeveel tijd en welke middelen nodig zijn om op adequate wijze op ongewone omstandigheden te reageren. Op nationaal en Europees niveau moeten derhalve de volgende operationele doelstellingen worden verwezenlijkt:

a.         uitwisseling van gegevens, informatie en inlichtingen in bijna realtime en – indien nodig – op beveiligde wijze, om van een op patrouilles gebaseerde aanpak te kunnen overschakelen op een meer op inlichtingen gebaseerde aanpak die steunt op risicoanalyse;

b.         doelmatig beheer van personeel en middelen, waaronder sensoren en patrouilles;

c.         effectmeting, om het effect van grensbewakingsactiviteiten te kunnen evalueren en daarmee een nieuwe basis voor de risicobeoordeling en de herschikking van prioriteiten te verschaffen.

Tabel waarin problemen, doelstellingen en acties worden gekoppeld

Specifieke doelstellingen || Voorgenomen acties

1a – Stroomlijnen van structuren en koppelen van systemen op nationaal niveau. 2a – Doelmatig beheer van personeel en middelen. 2c – Effectmeting. || Instelling van een nationaal coördinatiecentrum (NCC) en van het Frontex-situatiecentrum (FSC).

2a – Uitwisseling van gegevens, informatie en inlichtingen in bijna realtime. || Opzetten van het Eurosur-netwerk, waarin de NCC’s en het FSC met elkaar verbonden worden. Opzetten van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

1d – Verbeterde informatie-uitwisseling met aangrenzende derde landen. || Koppeling van Eurosur aan regionale netwerken die zijn opgezet tussen lidstaten en aangrenzende derde landen.

1b – Gebruik van gegevenskoppeling in combinatie met technologische middelen voor het opsporen en volgen van grensoverschrijdingen. 1c - Sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling met andere actoren op maritiem gebied. || Opzetten van een dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten op EU-niveau.

1.3.4. Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Frontex zorgt voor methoden waarmee kan worden nagegaan of Eurosur voldoet aan de belangrijkste beleidsdoelstellingen, rekening houdend met de volgende indicatoren:[21]

Effectindicatoren[22]

Kleiner aantal illegale migranten dat ongemerkt de Schengenruimte binnenkomt;

Minder verlies van levens van migranten op zee;

Minder grensoverschrijdende criminaliteit, met name drugssmokkel over de buitengrenzen.

Resultaat- en outputindicatoren[23]

Groter situationeel bewustzijn aan de buitengrenzen en in het gebied vóór de grens;

Nauwere samenwerking tussen agentschappen op nationaal niveau;

Nauwere samenwerking tussen de lidstaten en met Frontex;

Nauwere samenwerking met aangrenzende derde landen;

Toegenomen technisch en operationeel vermogen om kleine vaartuigen op te sporen en te volgen;

Toegenomen uitwisseling van niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie in bijna realtime;

Toegenomen vermogen om te reageren op waarschuwingen, incidenten en andere gebeurtenissen aan de buitengrenzen.

1.4. Motivering van het voorstel/initiatief 1.4.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De EU zal in de periode 2012-2020 geconfronteerd blijven worden met een aantal algemene en specifieke problemen op het gebied van grensbewaking. Om deze problemen het hoofd te bieden wordt Eurosur opgezet[24].

De EU ondervindt een aanzienlijke druk van illegale migratie aan haar buitengrenzen, die de komende jaren naar verwachting zal aanhouden. Het gebruik van kleine niet-zeewaardige schepen heeft geleid tot een dramatische stijging van het aantal migranten dat de verdrinkingsdood vindt in de Middellandse Zee. Dit vormt een groot probleem voor de rechtshandhavingsautoriteiten, omdat het buitengewoon moeilijk is om deze schepen op volle zee op te sporen en te volgen. Criminele netwerken die betrokken zijn bij de smokkel van migranten gebruiken vaak dezelfde routes en methoden voor grensoverschrijdende criminele activiteiten als mensenhandel en illegale drugshandel. Een verbeterde samenwerking tussen grenscontrole- en politieautoriteiten zou significant moeten bijdragen tot de bestrijding van deze vormen van ernstige criminaliteit aan de buitengrenzen.

In het veranderen van de routes en methoden voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit  zijn criminele netwerken vaak sneller en flexibeler dan de autoriteiten van de lidstaten zijn in hun reactie op gewijzigde situaties. Een reden voor deze vertraagde reactie is dat in sommige lidstaten tot wel zes verschillende instanties direct betrokken zijn bij de bewaking van de zeegrenzen, zonder dat er duidelijke regels en werkstromen voor onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling bestaan. Er is echter niet alleen sprake van een gebrek aan coördinatie binnen lidstaten, maar ook tussen lidstaten, als gevolg van het ontbreken van goede procedures, netwerken of communicatiekanalen om informatie uit te wisselen. De migratiedruk plaatst ook derde landen aan de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee voor aanzienlijke problemen. Daarom moet er nauwer worden samengewerkt met de landen van herkomst en de landen waar illegale migranten aan boord gaan.

1.4.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel[25] volgt Eurosur een gedecentraliseerde aanpak, waarbij de nationale coördinatiecentra de ruggengraat van de samenwerking binnen Eurosur vormen. Door bestaande nationale en Europese systemen te koppelen en nieuwe capaciteiten te ontwikkelen, stelt Eurosur de grenscontroleautoriteiten van de lidstaten en Frontex in staat om met elkaar te communiceren en informatie uit te wisselen teneinde het situationeel bewustzijn met betrekking tot de buitengrenzen te vergroten en daarmee echte waarde toe te voegen aan de grensbewaking.

Door intensiever informatie te delen zullen doelen, zoals schepen die voor illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit worden gebruikt, nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd, waardoor de beschikbare uitrusting voor de onderschepping ervan gerichter, tijdiger en kostenefficiënter kan worden ingezet. Dit is een doel dat onvoldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en beter kan worden bereikt op het niveau van de Unie.

1.4.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het Eurosur-initiatief bouwt voort op ervaringen die in het verleden zijn opgedaan, zoals met het Europees Patrouillenetwerk (EPN), dat door Frontex wordt gecoördineerd. Voorts is het de bedoeling om zo goed mogelijk gebruik te maken van de bestaande grenscontrole-infrastructuur, in combinatie met operationele internationale en Europese systemen en recente technologische ontwikkelingen (zoals het gebruik van satellieten). Vooral wat betreft de toepassing van moderne technologie zal Eurosur gebruikmaken van de resultaten van een aantal onderzoeksprojecten die zijn uitgevoerd in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7)[26].

1.4.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Door optimaal gebruik te maken van bestaande systemen, capaciteiten en financieringsprogramma's op het niveau van de Unie probeert Eurosur de best mogelijke samenhang en synergieën met andere relevante instrumenten te verwezenlijken.

1.5. Duur en financiële gevolgen

þ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– þ  Financiële gevolgen van 2014 tot en met 2020

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6. Beheersvorm(en)[27]

þ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

þ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– þ  door de Unie opgerichte organen[28]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

þ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

De verschillende componenten van Eurosur zullen voornamelijk ten uitvoer worden gelegd door Frontex en door de lidstaten (gedeeld beheer) op basis van het stappenplan voor Eurosur van 2008 (COM(2008) 68 definitief). Bij het opzetten van de nationale coördinatiecentra zullen de lidstaten in de periode 2012-2013 worden ondersteund door het Buitengrenzenfonds en in de periode 2014-2020 door het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het geplande Fonds voor interne veiligheid. Anderzijds zal Frontex zijn eigen begroting gebruiken om het Eurosur-netwerk en andere horizontale componenten van Eurosur op te zetten, zoals het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens, waarbij deze middelen indien nodig zullen worden aangevuld met steun uit het Fonds voor interne veiligheid (direct of indirect gecentraliseerd financieel beheer).

De ontwikkeling van de geplande dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten zal in de periode 2012-2013 worden ondersteund met financiering uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

Maatregelen in aangrenzende derde landen zullen in de periode 2012-2013 worden ondersteund door het thematische programma voor asiel en migratie, als onderdeel van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking.

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake toezicht en verslagligging

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Frontex zal twee jaar nadat Eurosur volledig operationeel is geworden, en vervolgens jaarlijks, bij de Commissie een verslag indienen over de technische en operationele werking van Eurosur, rekening houdend met bovengenoemde indicatoren[29]. Voorts zal de Commissie Eurosur drie jaar nadat alle activiteiten van het systeem van start zijn gegaan, en vervolgens om de vier jaar, onderwerpen aan een algemene evaluatie waarbij de bereikte resultaten zullen worden vergeleken met de doelstellingen en zal worden nagegaan of de onderliggende uitgangspunten nog gelden. De eerste evaluatie zal naar verwachting in 2016 plaatsvinden, mits Eurosur met ingang van 2013 operationeel wordt. De Commissie moet de evaluatieverslagen indienen bij het Europees Parlement en de Raad, en de verslagen dienen zo nodig vergezeld te gaan van passende voorstellen tot wijziging van de verordening tot instelling van Eurosur.

2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

– De kostenramingen in de begeleidende effectbeoordeling zijn ontwikkeld op basis van gegevens die zijn verstrekt door de lidstaten, EU-agentschappen en de private sector en zijn gecontroleerd door de externe contractant voor de technische studie naar de financiële gevolgen van Eurosur (GHK). Ze vormen een zo goed mogelijke raming van de kosten van de uitvoering van de beleidsopties die worden overwogen en zijn gebaseerd op van de beschrijving ervan in het stappenplan voor Eurosur van 2008 en de daaropvolgende technische documenten. Mogelijke aanpassingen van het toepassingsgebied, de organisatie- en governancestructuren, de technische vereisten, de aard van de dienstverlening en de spreiding van de werkzaamheden als vermeld in het stappenplan voor Eurosur zullen naar verwachting leiden tot wijzigingen in de kosten van deze diensten.

– De verschillende in het stappenplan voor Eurosur van 2008 (COM(2008) 68 definitief) vastgestelde componenten en stappen worden tegelijkertijd ontwikkeld, getest en ten uitvoer gelegd. De reden voor deze aanpak is dat de ontwikkeling van een systeem waarin elke stap voortbouwt op de resultaten van de vorige stap en waarbij de tenuitvoerlegging op de ontwikkeling, te veel tijd in beslag zou nemen. Samenvoeging van de resultaten van de verschillende stappen in één gemeenschappelijk kader dient met de nodige zorgvuldigheid te geschieden. Daarbij kan samenhang het best worden gewaarborgd door wetgeving waarin de uiteenlopende inhoud van de componenten alsmede de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren duidelijk worden omschreven.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Er zal gebruik worden gemaakt van de beheers- en controlesystemen van de verschillende financieringsprogramma's die worden benut (zoals het Fonds voor interne veiligheid). Voorts is het de bedoeling dat zowel van interne deskundigheid (bv. van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek) als van externe deskundigheid (bv. van externe contractanten) zal worden gebruikgemaakt om een correcte en soepele tenuitvoerlegging van de verschillende componenten van Eurosur te waarborgen.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De fraudebestrijdingsmaatregelen die op nationaal en Europees niveau zijn vastgesteld zijn onverkort van toepassing.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven[30]

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer || GK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

3a || 18 02 03 02 – Frontex || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

3a || 18 02 06 – Buitengrenzenfonds || GK || NEE || NEE || JA || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

3 || 18 02 cc – Fonds voor interne veiligheid – Grenzen & visa || GK || NEE || NEE || JA || NEE

3 || 18 02 05 02 – Frontex || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven in de periode 2014-2020[34] 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer 3 || Veiligheid en burgerschap

DG: HOME || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Vol-gende jaren || TO-TAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || ||

Fonds voor interne veiligheid[35] || Vastleggingen || (1) || 14,107 || 16,111 || 16,111 || 16,411 || 16,411 || 16,411 || 16,411 || || 111,973

Betalingen || (2) || 1,915 || 3,997 || 7,720 || 12,130 || 15,751 || 16,266 || 16,347 || 37,848 || 1111,973

18 02 03 02[36] || Vastleggingen || (1a) || 20,601 || 19,997 || 18,290 || 18,290 || 18,290 || 18,290 || 18,290 || || 132,048

Betalingen || (2a) || 10,301 || 20,299 || 19,144 || 18,290 || 18,290 || 18,290 || 18,290 || 9,145 || 132,048

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[37] || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 0

TOTAAL kredieten voor DG HOME || Vastleggingen || =1+1a +1b+1c || 34,708 || 36,108 || 34,401 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || || 244,021

Betalingen || || 12,215 || 24,296 || 26,864 || 30,420 || 34,041 || 34,556 || 34,637 || 46,993 || 244,021

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 34,708 || 36,108 || 34,401 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || || 244,021

Betalingen || (5) || 12,215 || 24,296 || 26,864 || 30,420 || 34,041 || 34,556 || 34,637 || 46,993 || 244,021

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 0

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || 34,708 || 36,108 || 34,401 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || 34,701 || || 244,021

Betalingen || =5+ 6 || 12,215 || 24,296 || 26,864 || 30,420 || 34,041 || 34,556 || 34,637 || 46,993 || 244,021

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Vol-gende jaren || TOTAAL

DG: HOME ||

Ÿ Personele middelen || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || || 1,778

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 0

TOTAAL DG HOME || Kredieten || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || || 1,778

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || || 1,778

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || || TO-TAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 34,962 || 36,362 || 34,655 || 34,955 || 34,955 || 34,955 || 34,955 || || 245,799

Betalingen || 12,469 || 24,550 || 27,118 || 30,674 || 34,295 || 34,810 || 34,891 || 46,993 || 245,799

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL ||

OUTPUTS ||

Soort output[38] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Totaal aantal out-puts || Totale kosten ||

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN NRS. 1a, 2a & 2c[39] || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output[40] || Centrum || 2,179 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 7,470 || 24 || 52,29 ||

- Output[41] || Centrum || 75,765 || 1 || 11,316 || 1 || 12,164 || 1 || 10,457 || 1 || 10,457 || 1 || 10,457 || 1 || 10,457 || 1 || 10,457 || 1 || 75,765 ||

Subtotaal voor specifieke doelstellingen nrs. 1a, 2a & 2c || 25 || 18,786 || 25 || 19,634 || 25 || 17,927 || 25 || 17,927 || 25 || 17,927 || 25 || 17,927 || 25 || 17,927 || 25 || 128,055 ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2a[42] || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output[43] || Netwerk || 33,071 || 1 || 5,969 || 1 || 4,517 || 1 || 4,517 || 1 || 4,517 || 1 || 4,517 || 1 || 4,517 || 1 || 4,517 || 1 || 33,071 ||

- Output[44] || Beeld || 23,212 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 3,316 || 1 || 23,212 ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2a || 2 || 9,285 || 2 || 7,833 || 2 || 7,833 || 2 || 7,833 || 2 || 7,833 || 2 || 7,833 || 2 || 7,833 || 2 || 56,283 ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1d[45] || || || || || || || || || || || || || || || || ||

|| - Output[46] || Netwerken || 537,75 || 4 || 951 || 4 || 0 || 4 || 0 || 4 || 300 || 4 || 300 || 4 || 300 || 4 || 300 || 4 || 2,151

|| Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1d || 4 || 0,951 || 4 || 0 || 4 || 0 || 4 || 0,300 || 4 || 0,300 || 4 || 0,300 || 4 || 0,300 || 4 || 2,151

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN NRS. 1b & 1c[47] || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output[48] || Dienst || || 1 || 5,686 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 57,532

Subtotaal voor specifieke doelstellingen nrs. 1b & 1c || 1 || 5,686 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 8,641 || 1 || 57,532

TOTALE KOSTEN || 32 || 37,198 || 32 || 38,688 || 32 || 36,891 || 32 || 37,191 || 32 || 37,191 || 32 || 37,191 || 32 || 37,191 || 32 || 244,021 ||

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014[49] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 1,778

Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 1,778

Buiten RUBRIEK 5[50] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

TOTAAL || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 0,254 || 1,778

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:[51]

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

18 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD

XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[52]

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || ||

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

XX 01 04 jj[53] || - zetel[54] || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || ||

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

TOTAAL || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD || 2 AD

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Toezicht op en begeleiding van het dagelijkse beheer van Eurosur.

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– þ  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[55]

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– þ  Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– ¨  Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– þ  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

¨         voor de eigen middelen

¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[56]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[2]               COM(2008) 68 definitief van 13.2.2008 (stappenplan voor Eurosur). Voor de vooruitgang die is geboekt in de periode 2008-2010, zie SEC(2009)1265 definitief van 24.9.2009 en SEC(2011)145 definitief van 28.1.2011.

[3]               Vergelijk ook met artikel 77, lid 1, onder c), VWEU.

[4]               Zie artikel 11 quater van Verordening (EG) nr. 2007/2004, ingevoegd bij Verordening (EU) nr. 1168/2011.

[5]               COM(2010) 385 definitief, 20.7.2010.

[6]               PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[7]               PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[8]               PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[9]               PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

[10]             PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

[11]             PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

[12]             PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

[13]             PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

[14]             PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.

[15]             PB L 111 van 4.5.2010, blz. 20.

[16]             PB L 317 van 3.12.2001, blz.1.

[17]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[18]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[19]             COM(2010) 623 definitief van 27.10.2010, VOL. II, 43, 14.

[20]             COM(2008) 68 definitief van 13.2.2008 (‘stappenplan voor Eurosur’).

[21]             Zie hoofdstuk 8 van de begeleidende effectbeoordeling.

[22]             In vergelijking met de cijfers voor 2011 als verstrekt door Frontex in zijn risicoanalyseverslagen en Europol in zijn relevante verslagen. Deze indicatoren zullen ook afhankelijk zijn van factoren die losstaan van Eurosur, zoals veranderingen in de politieke en economische situatie in aangrenzende derde landen.

[23]             Ten opzichte van de huidige situatie als beschreven in de begeleidende effectbeoordeling bij het voorstel voor de Eurosur-verordening.

[24]             Zie ook de hoofdstukken 3.2 en 3.3 van de begeleidende effectbeoordeling.

[25]             Zie ook hoofdstuk 3.5 van de begeleidende effectbeoordeling.

[26]             Zie de lijsten van projecten in bijlage 1.5 van de

[27]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[28]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[29]             Zie hoofdstuk 8 van de begeleidende effectbeoordeling.

[30]             Deze begrotingsonderdelen worden gebruikt voor de geleidelijke ontwikkeling en het testen van de verschillende componenten van Eurosur tot 2013. Omdat de voorgestelde Eurosur-verordening eind 2013 in werking zou moeten treden, beperkt het financieel memorandum zich tot de periode 2014-2020. Een overzicht van de kosten die zijn gemaakt voor de ontwikkeling van Eurosur in de periode 2008-2010 en van de geraamde kosten voor Eurosur in de periode 2011-2020 is te vinden in de begeleidende effectbeoordeling.

[31]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[32]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[33]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[34]             Een overzicht van de totale geraamde kosten voor de periode 2011-2020 is te vinden in de begeleidende effectbeoordeling.

[35]             Dit begrotingsonderdeel dekt de volgende kosten: 1) 75 % EU-medefinanciering van de operationele kosten voor nationale coördinatiecentra (NCC's) in de 24 lidstaten met land- en zeebuitengrenzen, voor zover deze kosten zijn geprogrammeerd door de lidstaten die gebruikmaken van de begroting van de Unie; 2) de kosten van de dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten, die ook zouden moeten worden medegefinancierd uit relevante Europese ruimteprogramma's, waaronder het programma Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), voor zover beschikbaar in de periode 2014-2020; 3) de kosten van het koppelen van Eurosur aan de regionale netwerken die zijn opgezet tussen lidstaten en aangrenzende derde landen; 4) overige kosten die noodzakelijk zijn om Eurosur ten uitvoer te leggen.

[36]             Voor operationele kosten van het Frontex-situatiecentrum (FSC), het netwerk dat de NCC's en Frontex met elkaar verbindt en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens. Verwacht wordt dat tussen 5 en 10 miljoen euro per jaar van deze ramingen zal worden gedekt door de begroting van Frontex en nog eens tussen 5 en 10 miljoen euro per jaar door het Fonds voor interne veiligheid. De exacte bedragen die door Frontex moeten worden gefinancierd zullen worden vastgesteld in de jaarlijkse begrotingsprocedure.

[37]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[38]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[39]             Zie paragraaf 1.4.2: 1a – Stroomlijnen van structuren en koppelen van systemen op nationaal niveau; 2a - Doelmatig beheer van personeel en middelen; 2c – Effectmeting.

[40]             75 % EU-medefinanciering van de operationele kosten voor nationale coördinatiecentra (NCC's) in de 24 lidstaten met land- en zeebuitengrenzen.

[41]             Operationele kosten van het Frontex-situatiecentrum (FSC).

[42]             2a - Uitwisseling van gegevens, informatie en inlichtingen in bijna realtime.

[43]             Operationele kosten van het netwerk dat de NCC's en Frontex met elkaar verbindt.

[44]             Operationele kosten voor het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

[45]             1d - Verbeterde informatie-uitwisseling met aangrenzende derde landen.

[46]             Koppelen van Eurosur aan de regionale netwerken die zijn opgezet tussen lidstaten en aangrenzende derde landen.

[47]             1b - Gebruik van gegevenskoppeling in combinatie met moderne technologische middelen voor het opsporen en volgen van grensoverschrijdingen; 1c - Sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling met andere actoren op maritiem gebied.

[48]             Operationele kosten van de dienst voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten op EU-niveau.

[49]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[50]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[51]             De twee AD-posten die in onderstaande tabel worden vermeld zijn opgenomen in het voorstel voor de verordening tot instelling van het Fonds voor interne veiligheid.

[52]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).

[53]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[54]             Vooral voor structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF).

[55]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[56]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.