Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer /* COM/2011/0753 definitief - 2011/0368 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Het belang van het beleid met betrekking tot
de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is de laatste jaren gestaag
toegenomen. Dit beleid vormt de kern van het Europese project om een ruimte
zonder binnengrenzen tot stand te brengen, waar EU-burgers en onderdanen van
derde landen kunnen binnenkomen, reizen, wonen en werken, om nieuwe ideeën,
kapitaal, kennis en innovatie te brengen of tekorten op de nationale
arbeidsmarkten aan te vullen, terwijl zij erop kunnen vertrouwen dat hun
rechten volledig worden geëerbiedigd en hun veiligheid is gegarandeerd. Het
toenemende belang van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is
bevestigd door het programma van Stockholm van 2009[1]; het is ook één van de terreinen
waar het Verdrag van Lissabon voor grote veranderingen heeft gezorgd. Op het gebied van interne veiligheid hebben
basisdocumenten als de mededeling van de Commissie inzake de
interneveiligheidsstrategie[2]
duidelijke richtsnoeren geboden voor de activiteiten in de komende jaren. De
interne veiligheid vormt een terrein waarop de Unie zich voor aanzienlijke
uitdagingen gesteld zal zien. Terrorisme en georganiseerde misdaad, de handel
in verdovende middelen, corruptie, computercriminaliteit en de handel in mensen
en wapens zullen serieuze bedreigingen blijven vormen. De totale
criminaliteitsniveaus zullen naar verwachting stabiel blijven, maar de aard van
de criminaliteit zal waarschijnlijk wijzigen aangezien criminelen zich bij het
plegen van misdrijven van nieuwe technieken bedienen. Het ligt in de lijn der
verwachting dat grensoverschrijdende en georganiseerde misdaad zullen toenemen
en geraffineerder en internationaler van aard zullen worden. Sommige soorten
criminaliteit, zoals fraude, het witwassen van geld en computercriminaliteit,
zullen naar verwachting groeien. Er zullen nadere stappen moeten worden genomen
om de kritieke infrastructuur van de Unie effectiever te beschermen, met name
tegen terroristische aanslagen, en om een geïntegreerde aanpak door de Unie van
risico- en crisisbeheer te ontwikkelen. Om al deze toekomstige problemen aan te
pakken, is een versterkt optreden op het niveau van de Unie essentieel teneinde
ervoor te zorgen dat burgers worden beschermd tegen de toenemend
grensoverschrijdende bedreigingen en teneinde, onder meer door middel van
passende financiering door de Unie, de operationele werkzaamheden te
ondersteunen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitvoeren. In deze
context is in het programma van Stockholm expliciet opgeroepen tot de oprichting
van een Fonds ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de
interneveiligheidsstrategie en een samenhangende en alomvattende aanpak van de samenwerking
op het gebied van rechtshandhaving, waaronder het beheer van de buitengrenzen
van de Unie. Tegen deze achtergrond stelde de Commissie in
haar voorstel van 29 juni 2011 inzake het volgende meerjarig financieel kader
voor de periode 2014-2020[3]
voor om een Fonds voor interne veiligheid op te richten als onderdeel van een
vereenvoudigde structuur met twee fondsen voor de toekomstige uitgaven op het
gebied van binnenlandse zaken, waartoe ook een Fonds voor asiel en migratie
behoort. Het Fonds voor interne veiligheid zal kunnen
beschikken over een algemeen budget van 4,648 miljard euro (in huidige prijzen)
ter ondersteuning van de vijf strategische doelstellingen die in de
interneveiligheidsstrategie zijn vastgelegd: het ontwrichten van internationale
criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en aanpakken van
radicalisering en werving, het verbeteren van de internetveiligheid voor
burgers en bedrijfsleven, het verbeteren van de veiligheid door grensbeheer en
het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen. Door de verschillende rechtsgrondslagen die in
het Verdrag zijn opgenomen voor deze sterk uiteenlopende strategische
doelstellingen is het juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne
veiligheid als één enkel financieringsinstrument op te richten. De Commissie
stelt daarom voor het Fonds de vorm te geven van een breed financieringskader
dat twee sectorspecifieke voorstellen omvat, waarvan dit er één is, aangevuld
met een horizontaal instrument waarin gemeenschappelijke bepalingen zijn
opgenomen. De juridische structuur wordt nader besproken
in punt 3. 2. RESULTATEN VAN OVERLEG MET
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING In overeenstemming met de sterkere nadruk die
wordt gelegd op evaluatie als middel om de beleidsvorming te sturen, is dit
voorstel gebaseerd op de resultaten van evaluatie, overleg met belanghebbenden
en effectbeoordeling. De ontwikkeling van de nieuwe
financieringsinstrumenten voor binnenlandse zaken is begonnen in 2010 en
voortgezet in 2011. In het kader van deze voorbereidende werkzaamheden is in
december 2010 een evaluatie/effectbeoordeling gestart, waarvoor een beroep is
gedaan op een externe contractant. Deze studie is afgerond in juli 2011 en
omvatte alle beschikbare evaluatieresultaten van de bestaande
financieringsinstrumenten. Op grond hiervan zijn de problemen, doelstellingen
en beleidsopties (en de waarschijnlijke gevolgen daarvan) geformuleerd die in
de effectbeoordeling zijn onderzocht. Voortbouwend op deze studie heeft de
Commissie een effectbeoordelingsverslag opgesteld waarover de Raad voor
effectbeoordelingen op 9 september 2011 advies heeft uitgebracht. In overeenstemming
met de sterkere nadruk die wordt gelegd op evaluatie als middel om de
beleidsvorming te sturen, is in dit wetgevingsvoorstel ook volledig rekening
gehouden met de formele tussentijdse evaluatie van het algemene programma
Veiligheid en bescherming van de vrijheden[4], die de uitvoering over de periode 2007-2009
van het ISEC-programma (Preventie en bestrijding van criminaliteit) en het
CIPS-programma (Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie,
paraatheid en beheersing van de gevolgen) bestreek. In haar verslag van 16 juni
2011 heeft de Commissie de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de
uitvoering van de programma's en de behaalde resultaten beoordeeld, waarbij zij
met het oog op de vaststelling van eventuele corrigerende maatregelen onder
andere de programma-activiteiten nauwkeurig in beeld heeft gebracht, de
resultaten van de gefinancierde projecten heeft geanalyseerd en de instrumenten
en uitvoeringsmechanismen heeft besproken. Bij de voorbereiding van dit voorstel is
rekening gehouden met de resultaten van een specifieke online openbare
raadpleging over de toekomstige financiering van de sector binnenlandse zaken[5], waaraan van 5 januari tot en
met 20 maart 2011 kon worden deelgenomen door belanghebbenden uit de Unie en
daarbuiten. In totaal werden 115 reacties ontvangen van personen en namens
organisaties, waaronder acht standpuntnota’s. Er kwamen bijdragen van
respondenten uit alle lidstaten en enkele derde landen. In april 2011 werd de conferentie „The future
of EU funding for Home Affairs: A fresh look” gehouden waar de voornaamste
belanghebbenden (lidstaten, internationale organisaties, maatschappelijke
organisaties, enz.) bijeenkwamen en in de gelegenheid werden gesteld hun mening
te geven over de toekomst van de EU-financiering voor binnenlandse zaken. Deze
conferentie diende ook om de resultaten van de inventarisatie en de openbare
raadpleging te bekrachtigen. De toekomst van de EU-financiering voor
binnenlandse zaken is ook meermaals met institutionele betrokkenen besproken,
onder meer tijdens een informeel lunchoverleg tijdens de JBZ-Raad van 21
januari 2011, een informeel ontbijt met de fractiecoördinatoren van het
Europees Parlement op 26 januari 2011, de hoorzitting met commissaris Malmström
voor de EP-Commissie SURE van 10 maart 2011 en de gedachtewisseling tussen de
directeur-generaal van DG Binnenlandse zaken en de EP-Commissie LIBE van 17
maart 2011. Specifiek deskundig advies over de toekomstige
financieringsinstrumenten voor interne veiligheid werd verstrekt via discussies
tijdens de COSI-bijeenkomst van 5 oktober 2010 waar een eerste uitwisseling van
gedachten plaatsvond met vertegenwoordigers van de lidstaten en
vertegenwoordigers van de agentschappen (Eurojust, Europol, de EPA en Frontex)
en tijdens de EOS-conferentie over industrie en veiligheid op 9 februari 2011.
Bovendien is tijdens de bijeenkomsten op 15 februari en 18 juli 2011 van de
beide comités voor het algemene programma Veiligheid en bescherming van de
vrijheden (ISEC en CIPS) ook met deskundigen van de lidstaten gesproken over
technische aspecten van de tenuitvoerlegging van het toekomstige
financieringsinstrument voor interne veiligheid. Deze raadplegingen, conferenties en discussies
met deskundigen wezen uit dat er bij de voornaamste belanghebbende partijen een
algemene consensus bestaat over de noodzaak de reikwijdte van de
EU-financiering op het gebied van interne veiligheid te vergroten, ook wat
betreft de externe dimensie daarvan, en over de noodzaak te streven naar
verdere vereenvoudiging van de uitvoeringsmechanismen en meer flexibiliteit,
met name om op noodsituaties te reageren. Willen de uitgaven van de Unie een
meerwaarde hebben, dan moeten deze in sterkere mate de prioriteiten en strategische
verbintenissen op het niveau van de Unie weerspiegelen en de uitvoering van het
acquis van de Unie op het gebied van binnenlandse zaken ondersteunen. De
belanghebbende partijen waren van mening dat de brede thematische prioriteiten
op het gebied van interne veiligheid al zijn vastgesteld in het programma van
Stockholm van 2009 en de interneveiligheidsstrategiestrategie van 2010. Een
toekomstig financieringsmechanisme moet daarom zo breed mogelijk worden
gedefinieerd, en zowel rechtshandhavings- als grensbewakings- en
douaneautoriteiten omvatten. Ook werd belang gehecht aan de noodzaak om de
bevoegde agentschappen van de EU, zoals Europol en Frontex, meer in te zetten.
Er was brede steun voor het plan om het aantal financieringsinstrumenten terug
te brengen tot een structuur met twee fondsen, mits dit tot vereenvoudiging
leidt. Ook waren de belanghebbende partijen het eens over de noodzaak van een
flexibel noodresponsmechanisme. Over het algemeen werd gedeeld beheer, met een
overgang naar meerjarige programmering, beschouwd als de meest geschikte beheersvorm
voor uitgaven op het gebied van binnenlandse zaken. Niet-gouvernementele
organisaties waren echter van mening dat ook direct beheer moet worden
gehandhaafd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het recht van de Unie om op te treden, is
gebaseerd op artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
dat bepaalt dat: „[d]e Unie […] haar burgers een ruimte [biedt] van vrijheid,
veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen
gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot
controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding
van criminaliteit.” Het optreden van de Unie is gerechtvaardigd op
grond van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 67 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hierna „het Verdrag”
genoemd, waarin wordt bepaald op welke wijze de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht tot stand komt. De verordening vindt een meervoudige
rechtsgrondslag in titel V van het Verdrag betreffende de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht (artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2, VWEU).
Deze artikelen vormen verenigbare rechtsgrondslagen in het licht van de juridische
bijzonderheden die op de besluitvorming krachtens deze titel van toepassing
zijn. Vanwege de verschillende regels voor de
stemming binnen de Raad die het gevolg zijn van de variabele configuratie op
grond van Protocol nr. 19 (betreffende het Schengenacquis), Protocol nr. 21
(betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van
de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht) en Protocol nr. 22 (betreffende de
positie van Denemarken, onder meer met betrekking tot titel V van het derde
deel van het Verdrag) is het juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne
veiligheid op te richten met één enkel alomvattend wetgevingsvoorstel, ondanks
de samenhang van de te verwezenlijken beleidsdoelstellingen. Het Fonds voor interne veiligheid wordt daarom
opgericht als een alomvattend financieringskader dat bestaat uit twee
afzonderlijke rechtshandelingen waarbij de verschillende onderdelen van het
Fonds worden opgezet en de doelstellingen, subsidiabele acties en budgetten van
elk onderdeel worden vastgesteld: ·
een verordening tot instelling, als onderdeel van
het Fonds, van de component inzake financiële steun voor politiële
samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer; ·
een verordening tot instelling, als onderdeel van
het Fonds, van de component inzake grensbeheer en het gemeenschappelijk
visumbeleid. Binnen het alomvattende kader van het Fonds
voor interne veiligheid moet deze verordening financiële steun bieden voor
politiële samenwerking, uitwisseling van en toegang tot informatie, voorkoming
van criminaliteit en de strijd tegen grensoverschrijdende alsmede zware en
georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme, bescherming van mensen en
kritieke infrastructuur tegen veiligheidsgerelateerde incidenten en het doeltreffende
beheer van veiligheidsgerelateerde risico's en crises, waarbij het gemeenschappelijke
beleid van de Unie (strategieën, programma's en actieplannen), wetgeving,
praktische samenwerking en dreigings- en risicobeoordelingen in acht worden
genomen. Dientengevolge moeten de beide programma's die thans in financiële
steun voor dit beleidsgebied voorzien (ISEC en CIPS) met ingang van 1 januari 2014
worden ingetrokken, waarbij een overgangsregeling van toepassing is. Voor het
CIPS-programma (Besluit 2007/124/EG, Euratom van de Raad) is dit niet mogelijk
binnen het kader van deze verordening, maar is daarvoor vanwege de
verschillende regels voor de stemming op grond van de dubbele rechtsgrondslag
van het programma (EG/Euratom) een afzonderlijke rechtshandeling vereist. Over het geheel genomen heeft optreden van de
Unie op dit gebied een duidelijke meerwaarde ten opzichte van dat van de
afzonderlijke lidstaten. De Europese Unie is beter in staat dan de lidstaten om
grensoverschrijdende situaties aan te pakken en een platform te bieden voor
gemeenschappelijke benaderingswijzen; de uit hoofde van deze verordening
verleende financiële steun draagt met name bij tot het versterken van het
nationale en Europese potentieel alsook tot grensoverschrijdende samenwerking
en coördinatie, eenvoudigere en beveiligde communicatie, netwerken, wederzijds
vertrouwen en de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Het wordt
echter volledig erkend dat maatregelen op het toepasselijke niveau dienen te
worden genomen en dat het optreden van Unie niet verder mag gaan dan nodig is. Zoals
in de begrotingsevaluatie is onderstreept, moet „de EU-begroting […] worden
gebruikt om collectieve voorzieningen en maatregelen te financieren waar de
lidstaten en de regio's dat zelf niet of niet met beter resultaat kunnen”[6]. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Voor het Fonds voor interne veiligheid wordt
in het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader
voor de periode 2014-2020 een bedrag uitgetrokken van 4,648 miljard euro
(in huidige prijzen). Binnen dit totaalbedrag is voor de tenuitvoerlegging van
deze specifieke verordening ter indicatie 1,128 miljard euro beschikbaar. Ter
indicatie dient 50% van dit bedrag (564 miljoen euro) voor nationale
programma's van lidstaten te worden gebruikt, terwijl de overige 50% (564
miljoen euro) centraal moet worden beheerd voor de financiering van EU-acties,
noodmaatregelen en technische bijstand. miljard
euro Fonds voor interne veiligheid inclusief nieuwe IT-systemen || || 4,648 – Instrument voor politiële samenwerking || || 1,128 – Instrument voor de buitengrenzen || || 3,520 5. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL ·
Duidelijk accent op strategische prioriteiten Om te verzekeren dat een toereikend en
aantoonbaar effect kan worden bereikt, wordt in deze verordening voorgesteld om
de financiële steun van de Unie voor de periode 2014-2020 te concentreren op
vijf strategische kernprioriteiten (zoals vastgelegd in de
interneveiligheidsstrategie van de Unie). –
voorkoming en bestrijding van grensoverschrijdende,
zware en georganiseerde criminaliteit; –
verbetering van de internetveiligheid voor burgers
en bedrijfsleven; –
voorkoming van terrorisme en aanpak van
radicalisering en werving; –
verbetering van capaciteiten om de kritieke
infrastructuur in alle economische sectoren te beschermen; en –
vergroting van de veerkracht van Europa bij crises
en rampen. Met deze strategische prioriteiten, die
gedetailleerder zijn omschreven in de bijlage bij deze verordening, moet door
de lidstaten rekening worden gehouden bij de opstelling van hun nationale
meerjarenprogramma's. Zij kunnen te allen tijde in een vereenvoudigde procedure
door middel van een gedelegeerde handeling worden gewijzigd wanneer zich nieuwe
risico's of dreigingen voordoen. Als extra stimulans kan bovendien het
EU-medefinancieringspercentage voor nationale maatregelen ter uitvoering van
elk van deze strategische prioriteiten van de Unie overeenkomstig de
horizontale verordening worden verhoogd tot 90% in plaats van 75%. Bij de concrete maatregelen die door deze
verordening worden ondersteund, gaat het hoofdzakelijk om maatregelen die de
operationele capaciteiten van de lidstaten versterken, zoals gezamenlijke
grensoverschrijdende operaties, uitwisseling van beste praktijken, het testen
en valideren van nieuwe methodes en technologieën (om de kloof met door de Unie
gefinancierd veiligheidsonderzoek te dichten), de aanschaf van technische
uitrusting en infrastructuren, opleiding en uitwisseling van personeel,
analytische activiteiten zoals risico- en dreigingsbeoordelingen alsook
netwerken. Teneinde op het gebied van binnenlandse zaken
doeltreffender gebruik te maken van de competenties en de deskundigheid van de
betrokken EU-agentschappen, is de Commissie ook van plan de door het Financieel
Reglement[7]
geboden mogelijkheid te benutten om met de uit hoofde van deze verordening
beschikbare middelen deze agentschappen te belasten met de uitvoering van
specifieke taken, in het kader van hun opdracht en in aanvulling op hun
werkprogramma's. Voor de onder dit instrument vallende taken gaat het met name
om de Europese Politiedienst (Europol), bijvoorbeeld wat betreft het opzetten
van gezamenlijke onderzoeksteams of een Prüm-helpdeskfunctie, en de Europese
Politieacademie (EPA), bijvoorbeeld wat betreft de ontwikkeling en uitvoering
van Europese opleidingen, gemeenschappelijke thematische onderwijsprogramma's
en modules, onder meer voor personeel van rechtshandhavingsautoriteiten uit in
aanmerking komende derde landen. ·
Verdeling van de beschikbare middelen Het totaalbedrag voor dit instrument voor de
periode 2014-2020 bestaat uit twee delen: het Uniebudget (1,128 miljard in
huidige prijzen) en de – nog niet bekende – bijdragen van de landen die
betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis
(Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Liechtenstein), die aan dit instrument zullen
deelnemen. Van de lidstaten zal Denemarken niet deelnemen aan deze verordening
en kunnen Ierland en het Verenigd Koninkrijk ervoor kiezen deel te nemen, overeenkomstig
hun respectieve protocollen Het totaalbedrag van 1,128 miljard euro is
gelijkelijk verdeeld (50/50 verhouding): de lidstaten zullen een indicatief
bedrag van 564 miljoen euro (in huidige prijzen) ontvangen voor hun nationale
programma’s (gedeeld beheer) en voor EU-acties, noodhulp en technische
bijstand; de Commissie zal hetzelfde indicatieve bedrag besteden onder direct
en indirect beheer. De voor de toewijzing van de beschikbare middelen
aan de lidstaten gekozen criteria houden verband met de voornaamste zaken die de
lidstaten moeten beschermen: hun bevolking, hun grondgebied, passagiers en
lading die via hun lucht- en zeehavens worden afgehandeld en de overeenkomstig
de wetgeving van de Unie als Europese kritieke infrastructuur aangewezen
infrastructuur. Aangezien er in dit verband ook rekening is gehouden met de
verschillende financiële draagkracht van de lidstaten, is hun bruto nationaal
product (omgekeerd evenredig) toegevoegd als een vijfde toewijzingscriterium. ·
Noodhulp en -acties in of met betrekking tot
derde landen In deze verordening en in de horizontale
verordening zijn specifieke bepalingen opgenomen die de Unie in staat stellen
om snel effectieve maatregelen te nemen in geval van een incident in verband
met de veiligheid of een nieuwe dreiging die een aanzienlijk negatief effect
heeft of kan hebben op de veiligheid van personen in een of meer lidstaten
(noodsituatie). Het is altijd de Commissie die een beslissing neemt over
dergelijke noodhulp, maar deze hulp kan ook worden voorgesteld door de
lidstaten, agentschappen van de Unie, internationale organisaties of het bij
artikel 71 opgerichte comité (COSI), vertegenwoordigd door de lidstaat die het
voorzitterschap van de Raad bekleedt. Noodhulp is niet beperkt tot de Unie en
kan ook maatregelen omvatten in of met betrekking tot derde landen. In het algemeen legt de lijst van de krachtens
deze verordening subsidiabele acties in of met betrekking tot derde landen de
nadruk op operationele maatregelen op korte termijn die een direct gevolg hebben
voor de interne veiligheid van de Unie, zoals gezamenlijke grensoverschrijdende
operaties, de aanschaf van technische uitrusting, uitwisselings- en
opleidingsmaatregelen, dreigings- en risicobeoordelingen alsook financiële
steun voor bewustmakings- en voorlichtingsactiviteiten. Acties in derde landen
worden in hoofdzaak door de Commissie uitgevoerd onder direct of indirect
beheer overeenkomstig het Financieel Reglement. Dergelijke acties mogen niet
rechtstreeks op ontwikkeling gericht zijn en dienen, waar relevant, een
aanvulling te vormen op de financiële steun die via de EU-instrumenten voor
externe steun wordt verleend; deze laatste blijven de belangrijkste
financieringsbron om derde landen te helpen hun relevante capaciteiten op te
bouwen. Bij de uitvoering van dergelijke acties wordt gestreefd naar volledige samenhang
met de beginselen en de algemene doelstellingen van het externe optreden en het
buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie.
De complementariteit wordt verzekerd door intensievere coördinatie met de
Europese Dienst voor extern optreden en de betrokken diensten van de Commissie. 2011/0368 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds
voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87,
lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[8], Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[9], Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s[10], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het doel van de Unie om een
hoog niveau van veiligheid binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
te verzekeren (artikel 67, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie) moet onder meer worden bereikt door maatregelen ter voorkoming
en bestrijding van criminaliteit alsmede door maatregelen inzake coördinatie en
samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en met
relevante derde landen. (2) Om dit doel te bereiken
moeten op het niveau van de Unie krachtigere maatregelen worden genomen om
mensen en goederen te beschermen tegen de toenemend grensoverschrijdende
dreigingen en om de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitgevoerde
werkzaamheden te ondersteunen. Onder andere
terrorisme en georganiseerde misdaad, drugshandel, corruptie,
computercriminaliteit en de handel in mensen en wapens zullen de interne
veiligheid van de Unie op de proef blijven stellen. (3) De
interneveiligheidsstrategie voor de Europese Unie, die door de Raad in februari
2010 werd goedgekeurd[11],
biedt een gezamenlijke agenda om deze gemeenschappelijke veiligheidsproblemen
aan te pakken. De mededeling van de Commissie van november 2010 "De
EU-interneveiligheidsstrategie in actie"[12]
zet de beginselen en richtsnoeren van de strategie om in concrete acties door
vijf strategische doelstellingen vast te stellen: het ontwrichten van internationale
criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en het aanpakken van
radicalisering en werving, het verbeteren van de internetveiligheid voor
burgers en bedrijfsleven, het verbeteren van de veiligheid door grensbeheer en
het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen. (4) Solidariteit tussen de
lidstaten, duidelijkheid over de taakverdeling, eerbiediging van de
grondrechten en de rechtsstaat alsook een sterke nadruk op het mondiale
perspectief en de nauwe band met externe veiligheid moeten de leidende
kernbeginselen zijn voor de tenuitvoerlegging van de
interneveiligheidsstrategie. (5) Om de uitvoering van de
interneveiligheidsstrategie te bevorderen en te verzekeren dat zij in de
praktijk operationeel wordt, moeten de lidstaten voldoende financiële steun van
de Unie krijgen door het opzetten van een Fonds voor interne veiligheid. (6) Vanwege de juridische
bijzonderheden waarvan bij titel V van het Verdrag sprake is, is het niet
mogelijk om het Fonds voor interne veiligheid als één enkel financieringsinstrument
op te richten. (7) Het Fonds moet derhalve
worden opgericht als een alomvattend kader voor financiële steun van de EU op
het gebied van interne veiligheid, dat het bij deze verordening vastgestelde instrument
omvat, alsook het instrument dat wordt vastgesteld bij Verordening (EU) nr.
XXX/2012 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid,
van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa[13]. Het alomvattende kader moet
worden aangevuld door Verordening (EU) nr. XXX/2012 tot vaststelling van de
algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel en migratie en het instrument
voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding
van criminaliteit, en crisisbeheer[14].
(8) De totale middelen voor deze
verordening en voor Verordening (EU) nr. XXX/2012 tot vaststelling, als
onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor
financiële steun voor de buitengrenzen en visa, moeten gezamenlijk voor de
volledige looptijd van het Fonds de financiële middelen vormen die
overeenkomstig punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord voor de
begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt moeten vormen in de loop
van de jaarlijkse begrotingsprocedure. (9) Binnen het alomvattende
financiële kader van het Fonds voor interne veiligheid moet deze verordening
financiële steun bieden voor politiële samenwerking, uitwisseling van en
toegang tot informatie, voorkoming van criminaliteit, de strijd tegen
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme, de
bescherming van mensen en kritieke infrastructuur tegen veiligheidsgerelateerde
incidenten en het doeltreffende beheer van veiligheidsgerelateerde risico's en
crises, waarbij het gemeenschappelijke beleid (strategieën, programma's en
actieplannen), wetgeving en praktische samenwerking in acht worden genomen. (10) De financiële bijstand op deze
gebieden moet met name steun bieden aan acties ter bevordering van gezamenlijke
grensoverschrijdende operaties, toegang tot en uitwisseling van informatie,
uitwisseling van beste praktijken, eenvoudigere en beveiligde communicatie en
coördinatie, opleiding en uitwisseling van personeel, activiteiten inzake
analyse, toezicht en evaluatie, uitgebreide risico- en dreigingsbeoordelingen,
activiteiten op het gebied van bewustmaking, het testen en valideren van nieuwe
technologie, forensisch wetenschappelijk onderzoek en de aanschaf van
technische interoperabele apparatuur. (11) De uit het Fonds gesteunde acties
in of met betrekking tot derde landen dienen te worden genomen in synergie en
samenhang met andere acties buiten de Unie die door de geografische en
thematische instrumenten van de Unie voor externe bijstand worden ondersteund.
Bij de uitvoering van dergelijke acties dient met name te worden gestreefd naar
volledige samenhang met de beginselen en de algemene doelstellingen van het
externe optreden en het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land
of de regio in kwestie. Deze acties mogen niet strekken tot ondersteuning van
rechtstreeks op ontwikkeling gerichte acties en dienen waar nodig de financiële
bijstand uit de instrumenten voor externe hulp aan te vullen. Er wordt ook
gestreefd naar samenhang met het humanitair beleid van de Unie, met name bij de
uitvoering van noodmaatregelen. (12) Dit instrument dient te worden
uitgevoerd met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die zijn
verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. (13) Om een uniforme uitvoering van
het Fonds voor interne veiligheid te waarborgen, moet het aan dit financieringsinstrument
toegewezen deel van de begroting van de Unie onder gedeeld beheer worden
uitgevoerd, met uitzondering van acties die voor de Unie van bijzonder belang
zijn (EU-acties), noodhulp en technische bijstand, die onder direct en indirect
beheer worden uitgevoerd. (14) De
middelen die aan de lidstaten worden toegewezen voor de uitvoering via hun
nationale programma's moeten worden verdeeld op grond van duidelijke en objectieve
criteria met betrekking tot de door de lidstaten te beschermen collectieve
voorzieningen en de financiële draagkracht van de lidstaten om een hoog niveau
van interne veiligheid te garanderen, zoals de omvang van hun bevolking en hun
grondgebied, het aantal passagiers en de hoeveelheid lading die via hun
internationale lucht- en zeehavens worden afgehandeld, het aantal als Europese
kritieke infrastructuur aangewezen infrastructuren en hun bruto nationaal
product. (15) Om de solidariteit en het
delen van verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijke beleid en de
gemeenschappelijke strategieën en programma's van de Unie te versterken, moeten
de lidstaten worden aangemoedigd om het deel van de totale middelen dat voor de
nationale programma's beschikbaar is, aan te wenden voor het realiseren van de
in de bijlage bij deze verordening genoemde strategische prioriteiten van de
Unie. De bijdrage van de Unie aan de totale subsidiabele kosten van projecten
ter realisering van deze prioriteiten moet overeenkomstig Verordening (EU) nr.
XXX/2012 [horizontale verordening] worden verhoogd tot 90%. (16) Het plafond voor de middelen
waarover de Unie kan blijven beschikken, moet gelijk zijn aan de middelen die
aan de lidstaten worden toegewezen voor de uitvoering van hun nationale
programma's. Dit zal ervoor zorgen dat de Unie in staat is om in een bepaald
begrotingsjaar acties te ondersteunen die van bijzonder belang voor de Unie
zijn, zoals studies, het testen en valideren van nieuwe technologieën, grensoverschrijdende
projecten, netwerken en de uitwisseling van beste praktijken, het toezicht op
de uitvoering van relevante wetgeving en relevant beleid van de Unie en acties
in en met betrekking tot derde landen. De acties die worden ondersteund moeten
in overeenstemming zijn met de prioriteiten die zijn vastgesteld in de
relevante strategieën, programma's, actieplannen en risico- en
dreigingsbeoordelingen van de Unie. (17) Om de EU beter in staat te
stellen om onmiddellijk te reageren op veiligheidsgerelateerde incidenten of
nieuwe bedreigingen voor de Unie, moet het mogelijk zijn om noodhulp te bieden
met het bij Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale verordening] ingestelde
mechanisme om snel op noodsituaties te reageren. (18) Financiering uit de
EU-begroting dient te worden geconcentreerd op maatregelen waarbij de
tussenkomst van de Unie voor een meerwaarde kan zorgen ten opzichte van een
optreden van de lidstaten alleen. Omdat de Unie beter in staat is dan de
lidstaten om grensoverschrijdende situaties aan te pakken en een platform te
bieden voor een gemeenschappelijke benadering, moeten de maatregelen die uit
hoofde van deze verordening voor steun in aanmerking komen, met name bijdragen
tot het versterken van de capaciteiten op nationaal niveau en het niveau van de
Unie en van grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie, netwerken,
wederzijds vertrouwen en de uitwisseling van informatie en beste praktijken. (19) Teneinde de bepalingen van dit
instrument met betrekking tot de vaststelling van de strategische prioriteiten
van de Unie aan te vullen of te wijzigen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
handelingen vast te stellen, worden gedelegeerd aan de Commissie, die tijdens
haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg moet plegen, ook op
deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van
gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten
gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad
worden toegezonden. (20) Om te zorgen voor een
eenvormige, doeltreffende en tijdige uitvoering van de bepalingen van deze
verordening dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend.
Die bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU)
nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot
vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren. (21) Besluit 2007/125/JBZ van de
Raad van 12 februari 2007 tot vaststelling van het specifieke programma „Preventie
en de bestrijding van criminaliteit” voor de periode 2007-2013 als onderdeel
van het Algemene programma „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”[15] moet worden ingetrokken, volgens
de in deze verordening opgenomen overgangsbepalingen. (22) Daar de doelstellingen van
deze verordening, namelijk de versterking van de coördinatie en samenwerking
tussen de rechtshandhavingsautoriteiten, de voorkoming en bestrijding van
criminaliteit, de bescherming van mensen en kritieke infrastructuur tegen
veiligheidsgerelateerde incidenten en de vergroting van de capaciteit van de
lidstaten en de Unie om veiligheidsgerelateerde risico's en crises doeltreffend
te beheren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en
beter kunnen worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie, kan de Unie
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in
dat artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan wat nodig is om die doelstelling te bereiken. (23) Wat IJsland en Noorwegen
betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van het Schengenacquis die
binnen het bereik valt van de gebieden die worden genoemd in artikel 1, punt H,
van Besluit 1999/437/EG van 17 mei 1999 van de Raad inzake bepaalde
toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie met de Republiek
IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze
waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis[16]. (25) Wat Zwitserland betreft, vormt
deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in
de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en
de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij
de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die
binnen het bereik vallen van het gebied dat wordt genoemd in artikel 1, punt H,
van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van
Besluit 2008/146/EG van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese
Gemeenschap van de overeenkomst[17]. (26) Wat Liechtenstein betreft,
vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van het door de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein
ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom
Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse
Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling
van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied dat is genoemd in
artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen
in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/349/EG van de Raad
betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol[18]. (27) Overeenkomstig de
artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van
Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de
aanneming van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor noch van
toepassing op Denemarken. (28) Overeenkomstig artikel 3
van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland
ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt
Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is het niet
gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan/heeft Ierland meegedeeld
dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze
verordening]. (29) Overeenkomstig artikel 3
van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland
ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt
het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening en
is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan/heeft het Verenigd
Koninkrijk meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en
toepassing van deze verordening], HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Doel en toepassingsgebied 1. Bij
deze verordening wordt het instrument vastgesteld voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer (hierna „het instrument” genoemd), als onderdeel van het
Fonds voor interne veiligheid (hierna „het Fonds” genoemd). Tezamen met
Verordening (EU) nr. XXX/2012/EU tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds
voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de
buitengrenzen en visa, wordt bij deze verordening voor de periode van 1 januari
2014 tot en met 31 december 2020 het Fonds voor interne veiligheid opgericht. 2. Bij
deze verordening worden vastgesteld: a) de doelstellingen, subsidiabele acties en
strategische prioriteiten voor de krachtens het instrument te verlenen
financiële steun; b) het algemene kader voor de uitvoering van
subsidiabele acties; c) de middelen die tussen 1 januari 2014 en 31
december 2020 in het kader van het instrument beschikbaar worden gesteld en hun
verdeling. 3. Deze
verordening voorziet in de toepassing van de regels die zijn vastgesteld bij
Verordening (EU) nr. .../2012 [horizontale verordening]. 4. Het
instrument is niet van toepassing op aangelegenheden waarop krachtens
Verordening (EU) nr. XXX/2012[19]
het Justitieprogramma van toepassing is. Dit instrument kan echter acties
omvatten die ten doel hebben de samenwerking tussen gerechtelijke autoriteiten
en rechtshandhavingsautoriteiten te bevorderen. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: a) „politiële samenwerking”: de specifieke
maatregelen en vormen van samenwerking als omschreven in artikel 87 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; b) „uitwisseling van en toegang tot
informatie”: de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van
voor rechtshandhavingsautoriteiten relevante informatie met betrekking tot het
voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten, met name
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit; c) „voorkoming
van criminaliteit”: alle maatregelen die ten doel hebben criminaliteit en
gevoelens van onveiligheid onder de burgers terug te dringen of mede terug te
dringen als bedoeld in Besluit 2009/902/JBZ van de Raad van 30 november 2009
betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake
criminaliteitspreventie (ENCP)[20]; d) „georganiseerde misdaad”: een strafbare
gedraging van een gestructureerde groep van drie of meer personen die gedurende
een bepaalde tijd bestaat en in onderlinge overeenstemming handelt teneinde
direct of indirect een financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen; e) „terrorisme”: elk van de opzettelijke
gedragingen of strafbare feiten als omschreven in Kaderbesluit 2002/475/JBZ van
de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding[21], gewijzigd bij Kaderbesluit 2008/919/JBZ
van 28 november 2008[22]
. f) „risico- en crisisbeheer”: elke
maatregel met betrekking tot de beoordeling, de voorkoming, de paraatheid en de
beheersing van de gevolgen inzake terrorisme en andere veiligheidsgerelateerde
risico's; g) „preventie en paraatheid”: elke maatregel
die ten doel heeft risico's in verband met mogelijke terroristische aanslagen
of andere veiligheidsgerelateerde risico's te voorkomen en/of te beperken; h) „beheersing van de gevolgen”: de
effectieve coördinatie van maatregelen die worden genomen om te reageren op een
terroristische aanslag of ander veiligheidsgerelateerd incident en om de
gevolgen daarvan te beperken, zodat een effectieve coördinatie van acties op
nationaal en/of EU-niveau is gewaarborgd; i) „kritieke infrastructuur”: alle
materiële middelen, diensten, informatietechnologische voorzieningen, netwerken
en infrastructuurvoorzieningen waarvan de verstoring of vernietiging ernstige
gevolgen zou hebben voor kritieke maatschappelijke functies, waaronder de
bevoorradingsketen, de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de
economische welvaart of het maatschappelijk welzijn van personen, of voor het
functioneren van de Unie of haar lidstaten; j) „noodsituatie”: elk
veiligheidsgerelateerd incident dat of elke nieuwe dreiging die een aanzienlijk
negatief effect heeft of kan hebben op de veiligheid van personen in een of
meer lidstaten. Artikel 3 Doelstellingen 1. De algemene doelstelling van het
instrument bestaat in het bijdragen tot de verzekering van een hoog
veiligheidsniveau in de Europese Unie. 2. Binnen de in lid 1 vermelde algemene
doelstelling draagt het instrument – in overeenstemming met de in de relevante
strategieën, programma's en dreigings- en risicobeoordelingen van de Unie
vastgelegde prioriteiten – bij aan de volgende specifieke doelstellingen: a) voorkoming en bestrijding van
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme, en
versterking van de coördinatie en de samenwerking tussen de
rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en met betrokken derde landen; Of deze doelstelling is bereikt, wordt
beoordeeld aan de hand van indicatoren zoals, onder meer, het aantal
grensoverschrijdende gezamenlijke operaties en het aantal documenten inzake
beste praktijken en georganiseerde evenementen; b) de versterking van de capaciteit
van de lidstaten en de Unie om veiligheidsgerelateerde risico's en crises
doeltreffend te beheren, en de voorbereiding op en bescherming van mensen en
kritieke infrastructuur tegen terroristische aanslagen en andere
veiligheidsgerelateerde incidenten; Of deze doelstelling is bereikt, wordt
beoordeeld aan de hand van indicatoren zoals, onder meer, het aantal
instrumenten dat is ingevoerd en/of verder uitgewerkt om de bescherming van
kritieke infrastructuur door de lidstaten in alle sectoren van de economie te
bevorderen en het aantal dreigings- en risicobeoordelingen dat op het niveau
van de Unie is opgesteld. 3. Om deze doelstellingen te bereiken,
draagt het instrument bij tot de volgende operationele doelstellingen door het
bevorderen en ontwikkelen van: a) maatregelen (methodes, instrumenten,
structuren) die het vermogen versterken van de lidstaten om
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme, te
voorkomen en te bestrijden, met name door middel van publiek-private
partnerschappen, uitwisseling van informatie en beste praktijken, toegang tot
gegevens, interoperabele technologieën, vergelijkende statistieken, toegepaste
criminologie, publieksvoorlichting en bewustmaking; b) administratieve en operationele
coördinatie, samenwerking, wederzijds begrip en uitwisseling van informatie
tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten, andere nationale
autoriteiten, relevante instanties van de Unie en, in voorkomend geval, met
derde landen; c) opleidingsprogramma's
ter uitvoering van het Europees beleid inzake opleidingen, onder meer door
middel van specifieke uitwisselingsprogramma's van de Unie op het gebied van
rechtshandhaving, teneinde een echte Europese cultuur op het gebied van
justitie en rechtshandhaving tot stand te brengen; d) maatregelen en beste praktijken voor de
bescherming en ondersteuning van getuigen en slachtoffers van criminaliteit; e) maatregelen ter versterking van de
administratieve en operationele capaciteit van de lidstaten om kritieke
infrastructuur in alle sectoren van het economisch leven te beschermen, onder
meer door middel van publiek-private partnerschappen en verbeterde coördinatie,
samenwerking en uitwisseling en verspreiding van knowhow en ervaring binnen de
Unie en met betrokken derde landen; f) beveiligde verbindingen en effectieve
coördinatie tussen de actoren op het gebied van bestaande sectorspecifieke
vroegtijdige waarschuwing en samenwerking bij crises op het niveau van de Unie
en op nationaal niveau, waaronder situatiecentra, teneinde de snelle opstelling
van uitgebreide en accurate overzichten in crisissituaties mogelijk te maken,
responsmaatregelen te coördineren en openbare, vertrouwelijke en geheime
informatie te delen; g) maatregelen (methodes, instrumenten, structuren)
die het administratieve en operationele vermogen van de lidstaten en de Unie
versterken om uitgebreide risico- en dreigingsbeoordelingen te ontwikkelen
teneinde de Unie in staat te stellen op basis van gemeenschappelijke en
gedeelde inschattingen van crisissituaties een geïntegreerde aanpak te
ontwikkelen en het wederzijds begrip inzake de verschillend gedefinieerde
dreigingsniveaus van lidstaten en partnerlanden te vergroten. 4. Het instrument draagt ook bij aan
de financiering van technische bijstand op initiatief van de lidstaten en de
Commissie. Artikel 4 Subsidiabele acties 1. In het kader van de in artikel 3
bepaalde doelstellingen en in het licht van de goedgekeurde conclusies van de
beleidsdialoog waarin artikel 13 van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale
verordening] voorziet, ondersteunt dit instrument acties in de lidstaten, en
met name de volgende acties: a) acties ter verbetering van de politiële
samenwerking en coördinatie tussen rechtshandhavingsautoriteiten, waaronder
gezamenlijke onderzoeksteams en alle andere vormen van grensoverschrijdende
gezamenlijke operaties, de toegang tot en uitwisseling van informatie en
interoperable technologieën; b) netwerken, wederzijds vertrouwen en
begrip en wederzijds van elkaar leren, de vaststelling, uitwisseling en
verspreiding van knowhow, ervaring en goede praktijken, delen van informatie,
gedeeld inzicht in situaties en prognoses, noodplanning en interoperabiliteit; c) activiteiten op het gebied van analyse,
toezicht en evaluatie, waaronder studies en dreigings-, risico- en
effectbeoordelingen; d) activiteiten op het gebied van
bewustmaking, verspreiding en communicatie; e) aanschaf en/of verdere modernisering van
technische uitrusting, beveiligde faciliteiten, infrastructuur, bijbehorende
gebouwen en systemen, met name ICT-systemen en hun componenten, onder meer ten
behoeve van de Europese samenwerking inzake computercriminaliteit, met name met
het Europees Centrum voor de bestrijding van computercriminaliteit; f) uitwisseling, training en opleiding van
personeel en deskundigen van bevoegde autoriteiten, waaronder taalonderwijs en
gezamenlijke oefeningen of programma's; g) maatregelen op het gebied van het
inzetten, overdragen, testen en valideren van nieuwe methodes of technologie,
waaronder proefprojecten en maatregelen inzake de follow-up van door de Unie
gefinancierde projecten inzake veiligheidsonderzoek. 2. Binnen de in artikel 3 bedoelde
doelstellingen biedt het instrument ook ondersteuning voor acties in of met
betrekking tot derde landen, en met name de volgende acties: a) acties ter verbetering van de politiële
samenwerking en coördinatie tussen rechtshandhavingsautoriteiten, waaronder
gezamenlijke onderzoeksteams en alle andere vormen van grensoverschrijdende
gezamenlijke operaties, de toegang tot en uitwisseling van informatie en
interoperabele technologieën; b) netwerken, wederzijds vertrouwen en
begrip en wederzijds van elkaar leren, de vaststelling, uitwisseling en
verspreiding van knowhow, ervaring en goede praktijken, delen van informatie,
gedeeld inzicht in situaties en prognoses, noodplanning en interoperabiliteit; c) aanschaf en/of verdere modernisering van
technische uitrusting, waaronder ICT-systemen en hun componenten; d) uitwisseling, training en opleiding van
personeel en deskundigen van de bevoegde autoriteiten, waaronder taalonderwijs; e) activiteiten op het gebied van
bewustmaking, verspreiding en communicatie; f) dreigings-, risico- en
effectbeoordelingen; g) studies en proefprojecten. Artikel 5 Totale middelen en tenuitvoerlegging 1. Voor de tenuitvoerlegging van deze
verordening is in totaal 1,128 miljard euro beschikbaar. 2. De jaarlijkse kredieten worden door
de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financieel kader toegestaan. 3. De totale middelen worden aangewend
via: a) nationale programma's, overeenkomstig
artikel 6; b) EU-acties, overeenkomstig artikel 7; c) technische bijstand, overeenkomstig
artikel 8; d) noodhulp, overeenkomstig artikel 9. 4. Het krachtens het instrument
toegewezen budget wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer, overeenkomstig artikel
55, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [nieuw Financieel
Reglement][23],
met uitzondering van de in artikel 7 bedoelde EU-acties, de in artikel 8, lid 1,
bedoelde technische bijstand en de in artikel 9 bedoelde noodhulp. 5. De totale middelen zullen
indicatief als volgt worden aangewend: a) 564 miljoen euro voor de nationale
programma's van de lidstaten; b) 564 miljoen euro voor EU-acties,
noodhulp en technische bijstand op initiatief van de Commissie. 6. Tezamen met de totale middelen die
zijn vastgesteld voor Verordening (EU) nr. XXX/2012/EU tot vaststelling, als
onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor
financiële steun voor de buitengrenzen en visa, vormen de totale middelen die
op grond van lid 1 voor deze verordening beschikbaar zijn, de voor het Fonds
voor interne veiligheid beschikbare middelen; deze middelen vormen in het kader
van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste
referentiepunt in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen
het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de
begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[24]. 7. De landen die betrokken zijn bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis nemen
overeenkomstig deze verordening deel aan het Fonds. 8. Er worden regelingen vastgesteld
inzake de financiële bijdragen van deze landen aan het instrument en de extra
voorschriften voor deze deelname, waarbij ook de bescherming van de financiële
belangen van de Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer worden
gewaarborgd. De financiële bijdragen van deze landen worden
gevoegd bij de in lid 1 vermelde totale middelen die uit de begroting van de
Unie beschikbaar worden gesteld. Artikel 6 Nationale programma's 1. Het nationale programma dat in het
kader van het instrument moet worden opgesteld en het programma dat moet worden
opgesteld in het kader van Verordening (EU) nr. XXX/2012 tot vaststelling, als
onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor
financiële steun voor de buitengrenzen en visa, zullen door de lidstaten
tezamen worden voorbereid en aan de Commissie worden voorgesteld als één enkel
nationaal programma voor het Fonds, overeenkomstig artikel 14 van Verordening
(EU) nr. XXX/2012 [horizontale verordening]. 2. In de door de Commissie ingevolge
artikel 14 van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale verordening] te
beoordelen en goed te keuren nationale programma's zullen de lidstaten de
nadruk leggen op projecten voor het realiseren van de in de bijlage bij deze
verordening vermelde strategische prioriteiten van de Unie. 3. De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot wijziging
van de in lid 2 bedoelde bijlage door wijziging, toevoeging of schrapping van
strategische prioriteiten van de Unie. Artikel 7 EU-acties 1. Op initiatief van de Commissie kan
het instrument worden gebruikt voor het financieren van grensoverschrijdende
acties of acties die voor de Unie van bijzonder belang zijn (“EU-acties”) met
betrekking tot de in artikel 3 vermelde algemene, specifieke en operationele
doelstellingen. 2. Om voor financiering in aanmerking
te komen, moeten de EU-acties in overeenstemming zijn met de prioriteiten die
zijn vastgesteld in de relevante strategieën, programma's en dreigings- en
risicobeoordelingen van de Unie, en met name bijdragen tot: a) voorbereidende, administratieve en
technische ondersteuning en ondersteuning bij toezicht, de ontwikkeling van een
evaluatiemechanisme dat is vereist voor de uitvoering van het beleid inzake
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer; b) grensoverschrijdende projecten waarbij
twee of meer lidstaten of ten minste één lidstaat en één derde land zijn
betrokken; c) activiteiten op het gebied van analyse,
toezicht en evaluatie, waaronder dreigings-, risico- en effectbeoordelingen en
projecten inzake het toezicht op de tenuitvoerlegging van het Unierecht en de
beleidsdoelstellingen van de Unie in de lidstaten; d) projecten ter bevordering van netwerken,
wederzijds vertrouwen en begrip en wederzijdse leerprocessen, de vaststelling
en verspreiding van goede praktijken en innovatieve benaderingen op het niveau
van de Unie en opleidings- en uitwisselingsprogramma's; e) projecten ter ondersteuning van de
ontwikkeling van methodologische, met name statistische, hulpmiddelen en
methoden en gemeenschappelijke indicatoren; f) de aanschaf en/of verdere modernisering
van technische uitrusting, beveiligde faciliteiten, infrastructuur, bijbehorende
gebouwen en systemen, met name ICT-systemen en hun componenten op het niveau
van de Unie, onder meer ten behoeve van de Europese samenwerking inzake
computercriminaliteit, met name met het Europees Centrum voor de bestrijding
van computercriminaliteit; g) projecten ter vergroting van de
bekendheid van het beleid en de doelstellingen van de Unie bij belanghebbenden
en het grote publiek, met inbegrip van institutionele communicatie over de
politieke prioriteiten van de Unie; h) bijzonder innovatieve projecten waarbij
nieuwe methoden worden ontwikkeld en/of nieuwe technologieën worden ingezet die
ook toepasbaar kunnen zijn in andere lidstaten, in het bijzonder projecten voor
het testen en valideren van de resultaten van door de Unie gefinancierde
projecten inzake veiligheidsonderzoek; i) studies en proefprojecten; j) acties in of met betrekking tot derde
landen, als bedoeld in artikel 4, lid 2. 3. EU-acties worden uitgevoerd
overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale
verordening]. Artikel 8 Technische bijstand 1. Op initiatief van en/of namens de
Commissie kan in het kader van het instrument jaarlijks tot 800 000 euro ten
behoeve van technische bijstand worden bijgedragen aan het Fonds voor interne
veiligheid, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. XXX/2012
[horizontale verordening]. 2. Op initiatief van een lidstaat kan
in het kader van het instrument tot 5% van het totale bedrag dat aan de
lidstaat is toegewezen, worden bijgedragen ten behoeve van technische bijstand
in het kader van het nationale programma, overeenkomstig artikel 20 van
Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale verordening]. Artikel 9 Noodhulp 1. In het kader van dit instrument
wordt financiële bijstand verleend om in geval van een noodsituatie als gedefinieerd
in artikel 2, onder j), in dringende en specifieke behoeften te voorzien. 2. Noodhulp wordt uitgevoerd
overeenkomstig het mechanisme dat is ingesteld bij artikel 8 van Verordening
(EU) nr. XXX/2012 [horizontale verordening]. Artikel 10 Middelen voor subsidiabele acties in
de lidstaten 1. Een richtbedrag van 564 miljoen
euro wordt als volgt toegewezen aan de lidstaten: a) 30% naar rato
van de omvang van hun totale bevolking; b) 10% naar rato van de omvang van hun
grondgebied; c) 10% naar rato van het aantal passagiers
en het aantal tonnen lading dat via hun internationale lucht- en zeehavens
wordt afgehandeld; d) 10% naar rato van het aantal krachtens
Richtlijn 2008/114/EG als Europese kritieke infrastructuur aangewezen
infrastructuren; e) 40% omgekeerd evenredig met hun bruto
nationaal product (koopkrachtstandaard per inwoner). 2. Als referentiecijfers voor de in
lid 1 bedoelde gegevens gelden de meest recente statistieken die de Commissie
(Eurostat) heeft opgesteld op basis van door de lidstaten overeenkomstig het
Unierecht verstrekte gegevens alsmede de door de lidstaten overeenkomstig
Richtlijn 2008/114/EG aan de Commissie verstrekte gegevens. De referentiedatum
is 30 juni 2013. Artikel 11 Uitoefening
van de delegatie 1. De bevoegdheid tot vaststelling van
gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit
artikel gestelde voorwaarden. 2. De in deze verordening bedoelde
bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie geldt met ingang van [datum van
inwerkingtreding van deze verordening] voor zeven jaar. De
bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde
duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden vóór
afloop van iedere termijn zich tegen een dergelijke verlenging verzet. 3. De in deze verordening bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie
van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt in
werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het
laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde
handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens deze verordening
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt slechts in werking indien noch het
Europees Parlement, noch de Raad binnen een periode van twee maanden na de
kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad tegen de
handeling bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de
Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft medegedeeld
voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Deze termijn wordt
op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 12 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door
het gemeenschappelijk comité “Asiel, migratie en veiligheid”, dat is opgericht
bij artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale
verordening]. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van
toepassing. Artikel 13 Toepasselijkheid
van Verordening (EU) nr. XXX/2012 Op dit
instrument zijn de bepalingen van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [horizontale
verordening] van toepassing. Artikel 14 Intrekking Besluit 2007/125/JBZ van de Raad wordt met
ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. Artikel 15 Overgangsbepalingen 1. Deze
verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip
van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van de betrokken projecten tot de
afsluiting ervan of van de financiële bijstand die door de Commissie is
goedgekeurd op grond van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad of andere wetgeving
die op 31 december 2013 op die bijstand van toepassing is. 2. Wanneer
zij besluiten neemt over medefinanciering uit hoofde van het instrument, neemt
de Commissie de maatregelen in aanmerking die vóór [datum van bekendmaking
in het Publicatieblad] op grond van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad
zijn genomen en die financiële gevolgen hebben tijdens de door die
medefinanciering bestreken periode. 3. De voor
medefinanciering vastgelegde bedragen die door de Commissie tussen 1 januari 2011
en 31 december 2013 zijn goedgekeurd en waarvoor de voor afsluiting van de
operaties vereiste documenten op de uiterste datum voor indiening van het
eindverslag nog niet bij de Commissie zijn ingediend, worden door de Commissie
uiterlijk op 31 december 2017 ambtshalve vrijgemaakt en geven aanleiding tot
terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen. Bedragen die
verband houden met operaties die zijn geschorst wegens een gerechtelijke
procedure of administratief beroep met opschortend effect, worden bij de
berekening van de ambtshalve vrij te maken bedragen buiten beschouwing gelaten. 4. De
lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2015 bij de Commissie een
evaluatieverslag in over de resultaten en het effect van de acties die
krachtens Besluit 2007/125/JBZ van de Raad voor de periode 2011-2013 zijn
medegefinancierd. 5. De Commissie
dient uiterlijk op 31 december 2015 bij het Europees Parlement en de Raad een
verslag in over de behaalde resultaten en over de kwalitatieve en kwantitatieve
aspecten van de uitvoering van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad voor de periode
2011-2013. Artikel 16 Evaluatie Uiterlijk op 30 juni 2020 bezien
het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, deze
verordening opnieuw. Artikel 17 Inwerkingtreding
en toepassing Deze verordening treedt in werking op de […] dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE Lijst
van strategische prioriteiten van de Unie (artikel 6, lid 2) ·
Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde misdaad, met name de handel
in verdovende middelen, mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen, en
projecten ter opsporing en ontmanteling van criminele netwerken, bescherming
van de economie tegen criminele infiltratie en vermindering van financiële
prikkels door de inbeslagname, bevriezing en confiscatie van criminele
vermogensbestanddelen. ·
Maatregelen om de internetveiligheid voor
burgers en bedrijfsleven te verbeteren, met name projecten voor de opbouw
van de capaciteit op het gebied van de rechtshandhaving en de rechterlijke
macht, projecten die zorgen voor samenwerking met de industrie om burgers te emanciperen
en te beschermen, en projecten ter verbetering van de capaciteit om te reageren
op cyberaanvallen. ·
Maatregelen ter voorkoming van terrorisme en het
aanpakken van radicalisering en werving, met name projecten die
gemeenschappen in staat stellen om een lokale benadering en een lokaal
preventiebeleid te ontwikkelen, projecten die het de bevoegde autoriteiten
mogelijk maken om terroristen af te snijden van financiering en materiaal en
hun verrichtingen te volgen, projecten die het vervoer van passagiers en lading
beschermen en projecten die de beveiliging van explosieven en CBRN-materiaal
verhogen. ·
Maatregelen ter verhoging van het administratieve
en operationele vermogen van de lidstaten om kritieke infrastructuur in
alle economische sectoren te beschermen, met inbegrip van de sectoren waarop
Richtlijn 2008/114/EG van toepassing is, met name projecten ter bevordering van
publiek-private partnerschappen met het oog op het opbouwen van vertrouwen en het
faciliteren van samenwerking, coördinatie, noodplanning en de uitwisseling en
verspreiding van informatie en goede praktijken onder publieke en private
actoren. ·
Maatregelen ter vergroting van de veerkracht van
Europa bij crises en rampen, met name projecten ter bevordering van de
ontwikkeling van een samenhangend beleid van de Unie inzake risicobeheer,
waarbij dreigings- en risicobeoordelingen en besluitvorming aan elkaar
gekoppeld worden, alsook projecten ter ondersteuning van een doeltreffende en
gecoördineerde reactie op crises, waarbij bestaande (sectorspecifieke)
capaciteiten, deskundigheid en situatiecentra (waaronder die op het gebied van
gezondheid, civiele bescherming en terrorisme) aan elkaar gekoppeld worden. FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake bewaking en verslaglegging 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderd(e)el(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarig financieel kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Mededeling
"De totstandbrenging van een open en veilig Europa: de begroting voor
binnenlandse zaken 2014‑2020"; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds
voor asiel en migratie en inzake het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling van het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling, in het kader van het Fonds voor interne
veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en
visa.
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[25]
Momenteel
Rubriek 3, Titel 18 – Binnenlandse zaken Toekomstige
meerjarige financiële vooruitzichten: Rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) –
"Interne veiligheid" Aard van het voorstel /initiatief þ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie (financiering
van binnenlandse zaken in de periode 2014‑2020) ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[26] ¨ Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie
1.3.
Doelstellingen
1.3.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Het einddoel
van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is de totstandbrenging van
een ruimte zonder binnengrenzen, waarin EU‑burgers en onderdanen van
derde landen kunnen binnenkomen, reizen, wonen en werken, om nieuwe ideeën,
kapitaal, kennis en innovatie te brengen of tekorten op de nationale
arbeidsmarkten aan te vullen, terwijl zij erop kunnen vertrouwen dat hun
rechten volledig worden geëerbiedigd en hun veiligheid gegarandeerd is. Om dit
doel te bereiken, is samenwerking met landen buiten de EU en internationale
organisaties van cruciaal belang. Het groeiende
belang van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is bevestigd in het
programma van Stockhom en in het bijbehorende actieplan. De uitvoering van dit
actieplan is een strategische prioriteit van de Unie. Het betreft terreinen als
migratie (legale migratie en integratie, asiel, onregelmatige migratie en
terugkeer), veiligheid (voorkoming en bestrijding van terrorisme en
georganiseerde criminaliteit, politiële samenwerking) en het beheer van de
buitengrenzen (waaronder het visumbeleid), alsook de externe dimensie van dit
beleid. Door het Verdrag van Lissabon kan de Unie meer ambitie aan de dag
leggen bij de aanpak van de concrete problemen die burgers ondervinden op het
gebied van vrijheid, veiligheid en recht. De prioriteiten van het beleid op het
gebied van binnenlandse zaken, en dan vooral de integratie van onderdanen van
derde landen, moeten ook worden gezien in het licht van de zeven
vlaggenschipinitiatieven die in de strategie Europa 2020 zijn voorgesteld. Die
initiatieven moeten de EU helpen om uit de huidige financiële en economische
crisis te raken en slimme, duurzame en inclusieve groei te realiseren. Het Fonds voor
interne veiligheid zal zorgen voor de financiële bijstand die nodig is om de
doelstellingen van de Unie op het gebied van binnenlandse zaken in concrete
resultaten om te zetten.
1.3.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
FONDS
VOOR INTERNE VEILIGHEID Instrument
voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding
van criminaliteit, en crisisbeheer Overeenkomstig
de prioriteiten die in de betrokken strategieën, programma's, dreigings- en
risicobeoordelingen van de Unie zijn vastgesteld, zal het instrument bijdragen
tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen: a) voorkoming
en bestrijding van grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit,
waaronder terrorisme, en versterking van de coördinatie en de samenwerking
tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en met betrokken derde
landen; b) versterking
van de capaciteit van de lidstaten en de Unie om veiligheidsgerelateerde
risico's en crises doeltreffend te beheren, en voorbereiding op en bescherming
van mensen en kritieke infrastructuur tegen terreuraanvallen en andere
veiligheidsgerelateerde incidenten. Betrokken
ABB-activiteiten: 18.05 Instrument
voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa Overeenkomstig
de prioriteiten die in de betrokken strategieën, programma's, dreigings- en
risicobeoordelingen van de EU zijn vastgesteld, zal het instrument bijdragen
tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen: a) ondersteunen
van een gemeenschappelijk visumbeleid om legitieme reizen te vergemakkelijken,
te garanderen dat onderdanen van derde landen gelijk worden behandeld en
onregelmatige migratie tegen te gaan; b) ondersteunen
van het grensbeheer, om ervoor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed
mogelijk worden beschermd en anderzijds de overschrijdingen van de
buitengrenzen vlot verlopen overeenkomstig het Schengenacquis. Betrokken
ABB-activiteit: 18.02 (wat het Buitengrenzenfonds
betreft).
1.3.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg
Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. De gevolgen
van het voorstel voor de begunstigden/doelgroepen zijn nader beschreven in
punt 4.1.2 van de effectbeoordeling. De
vereenvoudiging die op alle niveaus van het financieringsproces en in alle
beheersvormen wordt ingevoerd, zal over de hele linie een merkbaar gunstig
effect hebben op de processen voor het beheer van de financiële steun. Politiële
samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer De
belangrijkste begunstigden van de financiële steun zijn de lidstaten en hun
rechtshandhavingsautoriteiten of andere autoriteiten die gespecialiseerd zijn
in de bescherming van kritieke infrastructuur en crisisbeheer, maar het kan ook
gaan om internationale en niet‑gouvernementele organisaties (bv. op het
gebied van voorkoming van criminaliteit, bestrijding van radicalisering en
bestrijding van smokkel). De doelgroep van de wijzigingen is de hele
bevolking. De
belangrijkste verwezenlijkingen zullen bestaan uit 1) versterking van de
administratieve en operationele capaciteit van de lidstaten om
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit, waaronder
terrorisme, op te sporen en met succes te vervolgen, zodat de
veiligheidsgerelateerde dreigingen die daarvan uitgaan, worden beperkt, en 2)
grotere Europese veerkracht bij crises en rampen, dankzij enerzijds een meer
samenhangend EU‑beleid inzake risicobeheer waarin dreigings- en
risicobeoordelingen op de besluitvorming van invloed zijn, en anderzijds een
meer doeltreffende en gecoördineerde EU‑respons op crises waarbij de
bestaande capaciteiten en deskundigheid aan elkaar worden gekoppeld. Een andere
belangrijke verwezenlijking zal bestaan in de verbetering van de capaciteit van
de lidstaten om terreuraanslagen en andere veiligheidsgerelateerde dreigingen
te voorkomen en de mensen en de kritieke infrastructuur voor te bereiden en te
beschermen. Buitengrenzen
en visa De
belangrijkste begunstigden van de financiële steun voor grenzen en visa zijn de
diensten die het EU‑acquis, de Schengengrenscode en de Visumcode in de
lidstaten ten uitvoer leggen: grenswachters, politie en consulaire diensten. De
doelgroep van de wijzigingen zijn de reizigers, dat wil zeggen alle personen
die de buitengrenzen overschrijden om de EU binnen te komen. De resultaten
zullen onder meer bestaan in de versterking van de capaciteit van deze diensten
om 1) de grenzen te bewaken en binnen het kader van het Europees
bewakingssysteem (Eurosur) met de andere rechtshandhavingsdiensten contact te
onderhouden; 2) de migratiestromen in de consulaire posten (visumaanvragen) te
beheren en 3) de passagiersstromen aan de grensovergangen te verwerken, waarbij
enerzijds in samenwerking met andere rechtshandhavingsdiensten een hoog en
eenvormig beschermingsniveau wordt gegarandeerd en anderzijds de
grensoverschrijdingen vlot verlopen overeenkomstig het acquis en de beginselen
van respectvolle behandeling en waardigheid. Een belangrijk specifiek resultaat
zal bestaan in de oprichting van twee nieuwe IT‑systemen van de EU in
verband met het grensoverschrijdende verkeer van onderdanen van derde landen
(een EU‑inreis/uitreissysteem en een EU‑programma voor
geregistreerde reizigers).
1.3.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Omdat er voor
de vaststelling van de nationale programma's een beleidsdialoog moet worden
gevoerd, is het in deze fase niet mogelijk om de definitieve reeks indicatoren
te bepalen die zullen worden gebruikt om te meten of de bovenvermelde
specifieke doelstellingen zijn bereikt. Toch kan al het volgende worden
vermeld: - op het
gebied van politiële samenwerking en de voorkoming en bestrijding van
criminaliteit zouden de indicatoren onder meer kunnen bestaan in het aantal
grensoverschrijdende gezamenlijke operaties en het aantal documenten in verband
met beste praktijken en georganiseerde evenementen. De indicatoren voor crisisbeheer
en de bescherming van kritieke infrastructuur zouden kunnen bestaan in het
aantal instrumenten dat de lidstaten hebben ingevoerd en/of verder hebben
uitgewerkt om de bescherming van kritieke infrastructuur in alle sectoren van
de economie te bevorderen en het aantal dreigings- en risicobeoordelingen dat
op het niveau van de Unie is opgesteld; - op het
gebied van grenzen en visa zouden de indicatoren kunnen bestaan in het
aantal consulaire posten dat is uitgerust, beveiligd en/of verbeterd om
visumaanvragen doeltreffend te kunnen behandelen en visumaanvragers een goede
dienstverlening te kunnen aanbieden, de ontwikkeling van apparatuur voor grenscontrole
en het aantal onregelmatige onderdanen van derde landen dat aan de
buitengrenzen wordt opgepakt in verhouding tot het risico van het betrokken
deel van de buitengrens. De effectindicatoren zullen meten in hoeverre de
grensbeveiliging, de capaciteit voor de afgifte van visa en de capaciteit om
veilig en snel het verkeer van reizigers die de grenzen overschrijden, te
behandelen, zijn versterkt.
1.4.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.4.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Ook in de
periode 2014‑2020 wachten de EU belangrijke uitdagingen op het
gebied van binnenlandse zaken. De
totstandbrenging van een veilige en beveiligde omgeving is noodzakelijk en
bevorderlijk voor de economische, culturele en sociale groei van de EU. De EU
heeft daarin een sleutelrol te vervullen, of het nu gaat om het aanpakken van
de bedreigingen die uitgaan van ernstige en georganiseerde criminaliteit,
computercriminaliteit en terrorisme, het verzekeren van het beheer van de
buitengrenzen van de EU of het garanderen van een snelle reactie op crises die
zich voordoen als gevolg van door de mens veroorzaakte rampen of natuurrampen.
In deze tijd van mondialisering, waarin de bedreigingen toenemen en steeds meer
een grensoverschrijdende dimensie hebben, kan geen lidstaat op eigen kracht
doeltreffend reageren. Er is een samenhangend en alomvattend Europees antwoord
nodig om te verzekeren dat de rechtshandhavingsautoriteiten doeltreffend kunnen
optreden over grenzen en jurisdicties heen. Om deze doelen
te bereiken, is samenwerking met landen buiten de EU en internationale
organisaties van cruciaal belang. Bij de recente gebeurtenissen in Noord‑Afrika
is gebleken hoe belangrijk het is dat de EU een alomvattende en gecoördineerde
aanpak heeft inzake migratie, grenzen en veiligheid. De externe dimensie van
het EU‑beleid op het gebied van binnenlandse zaken wordt steeds
belangrijker en moet derhalve worden versterkt, in volledige samenhang met het
externe beleid van de Unie.
1.4.2.
Meerwaarde van de deelname van de EU
Het beheer van
de migratiestromen en de bedreigingen voor de veiligheid zijn problemen die de
lidstaten niet op eigen kracht kunnen oplossen. Op deze gebieden kan een beroep
op de EU‑begroting een duidelijke meerwaarde opleveren. Sommige
lidstaten hebben door hun specifieke geografische ligging en de lengte van de
buitengrens van de Unie die zij moeten beheren, een zware last te dragen. De
afschaffing van de controles aan de binnengrenzen moet gepaard gaan met
gemeenschappelijke maatregelen om de buitengrenzen van de Unie doeltreffend te
controleren en te bewaken. Het beginsel van solidariteit en eerlijke verdeling
van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten vormt de hoeksteen van het
gemeenschappelijke beleid inzake asiel, immigratie en buitengrenzen. De EU‑begroting
stelt de middelen ter beschikking die nodig zijn om de financiële gevolgen van
dit beginsel te dragen. Zware en georganiseerde criminaliteit, terrorisme en
andere veiligheidsgerelateerde dreigingen zijn in toenemende mate van
grensoverschrijdende aard. Grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie
tussen rechtshandhavingsautoriteiten zijn van wezenlijk belang om deze
misdrijven met succes te voorkomen en te bestrijden, bijvoorbeeld door middel
van de uitwisseling van informatie, gezamenlijke onderzoeken, interoperabele
technologieën en gemeenschappelijke dreigings- en risicobeoordelingen. Om de
migratiestromen te kanaliseren, de buitengrenzen van de EU te beheren en de
veiligheid van de EU te garanderen, moeten de lidstaten over aanzienlijke middelen
en capaciteiten beschikken. Als de operationele samenwerking beter wordt
gecoördineerd en bijvoorbeeld de middelen voor opleiding en apparatuur worden
gebundeld, kunnen er schaalvoordelen en synergieën tot stand worden gebracht.
Dat zorgt op zijn beurt voor een efficiënter gebruik van de overheidsmiddelen,
solidariteit, wederzijds vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid voor
gemeenschappelijk EU‑beleid. Dit is vooral relevant op het gebied van de
veiligheid, omdat daar financiële steun voor alle vormen van
grensoverschrijdende gezamenlijke operaties van wezenlijk belang is om
samenwerking tussen politie, douane, grenswachters en justitie te stimuleren. Wat de externe
dimensie van binnenlandse zaken betreft, is het duidelijk dat als er op EU‑niveau
maatregelen worden goedgekeurd en middelen worden gebundeld, de EU er veel
beter toe in staat zal zijn om derde landen te overtuigen mee te werken aan
migratie- en veiligheidsgerelateerde maatregelen waarbij in de eerste plaats de
EU en de lidstaten belang hebben. Het recht van
de EU om op het gebied van binnenlandse zaken op te treden, vloeit voort uit
titel V "Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht" van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name
artikel 77, lid 2, artikel 78, lid 2, artikel 79,
leden 2 en 4, artikel 84 en artikel 87, lid 2, van het
VWEU. De samenwerking met derde landen en internationale organisaties is in
artikel 212, lid 3, van het VWEU geregeld. De voorstellen eerbiedigen
het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het grootste deel van de financiering
overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer en met eerbiediging van de
institutionele bevoegdheden van de lidstaten ten uitvoer zal worden gelegd.
1.4.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Hoewel
algemeen wordt aangenomen dat de huidige financieringsinstrumenten op het
gebied van binnenlandse zaken hun doelstellingen bereiken en goed werken,
blijkt uit de conclusies van de tussentijdse evaluatie en de raadpleging van belanghebbenden
dat er behoefte bestaat aan het volgende: – De toekomstige instrumenten op het gebied van binnenlandse zaken moeten
worden vereenvoudigd en gestroomlijnd. Het aantal
financiële programma's moet tot twee worden beperkt via de oprichting van een Fonds
voor asiel en migratie en een Fonds voor interne veiligheid. Hierdoor zal de EU
haar instrumenten strategischer kunnen inzetten, zodat zij beter op de
politieke prioriteiten en behoeften van de EU zijn afgestemd. – De rol van de EU als mondiale speler moet worden versterkt. In de toekomstige fondsen moet een component externe dimensie worden
opgenomen, zodat de EU sterker staat in verband met de externe dimensie van
haar beleid op het gebied van binnenlandse zaken. – Gedeeld beheer moet, waar mogelijk, de voorkeur krijgen boven
gecentraliseerd beheer. Op die manier worden onnodige
bureaucratische hindernissen weggenomen. – Het gedeeld beheer moet een meer resultaatgerichte aanpak krijgen. De overgang op meerjarige programmering met een beleidsdialoog op
hoger niveau zal ervoor zorgen dat de nationale programma's van de lidstaten
volledig op de beleidsdoelstellingen en –prioriteiten van de EU zijn afgestemd
en gericht zijn op het bereiken van resultaten. – Het gecentraliseerd beheer moet worden verbeterd, zodat er een reeks
instrumenten voorhanden is voor beleidsgestuurde activiteiten. Daartoe behoren steun voor grensoverschrijdende acties, in het
bijzonder innovatieve acties en acties in of met betrekking tot derde landen
(externe dimensie), alsook noodmaatregelen, studies en evenementen. – Er moet een gemeenschappelijk regelgevend kader worden vastgesteld met een reeks gemeenschappelijke regels inzake programmering,
verslaglegging, financieel beheer en controles, dat zoveel mogelijk lijkt op
dat van de andere EU‑fondsen die onder gedeeld beheer worden beheerd,
zodat alle betrokkenen de regels beter begrijpen en een zo groot mogelijke
samenhang wordt gegarandeerd. – In noodsituaties moet een snel en doeltreffend antwoord mogelijk zijn. Daartoe moeten de fondsen zo worden ontworpen dat de EU passend kan
reageren in snel veranderende omstandigheden. – De rol van de agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken moet
worden versterkt, zodat praktische samenwerking tussen
de lidstaten wordt aangemoedigd. De agentschappen moeten met de
tenuitvoerlegging van specifieke acties worden belast, terwijl er
tegelijkertijd passende politieke controle op de activiteiten van de
agentschappen wordt uitgeoefend. Nadere
informatie zijn te vinden in de effectbeoordeling en in de toelichtingen bij de
verschillende verordeningen.
1.4.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Een reeks
andere EU‑instrumenten zal steun bieden voor activiteiten die een
aanvulling vormen op de activiteiten die door het Fonds voor interne veiligheid
zullen worden gefinancierd. De
scheidingslijn tussen het Fonds voor interne veiligheid en het financieel
instrument voor civiele bescherming blijft bestaan (zie artikel 3 van
het huidige programma "Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's:
preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen"): natuurrampen en
onopzettelijke door de mens veroorzaakte rampen vallen onder civiele
bescherming (ongevallen), terwijl opzettelijke door de mens veroorzaakte rampen
relevant zijn voor de veiligheid en derhalve onder het Fonds voor interne
veiligheid zullen vallen. Terreuraanslagen
of andere veiligheidsgerelateerde incidenten zullen buiten het
toepassingsgebied van het EU‑Solidariteitsfonds blijven vallen. In
welke mate lidstaten die het doelwit van een terreuraanslag zijn of het
slachtoffer van een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp, op grond
van artikel 222 van het VWEU (solidariteitsclausule) steun kunnen krijgen,
is niet duidelijk, aangezien hiervoor formele uitvoeringsvoorschriften moeten
worden aangenomen, waarvoor momenteel zelfs nog geen voorstel is ingediend. De
spoedfinanciering in geval van een grote terreuraanslag of andere voor de
veiligheid relevante incidenten zal daarom met middelen uit het Fonds voor
interne veiligheid worden ondersteund. De kloof
tussen het veiligheidsonderzoek in het kader van het programma
Horizon 2020 en de praktische toepassing van de resultaten van
dergelijk onderzoek zal worden gedicht. Het Fonds voor interne veiligheid zal
voorzien in specifieke doelstellingen en subsidiabele acties, waardoor het
mogelijk wordt het testen en het valideren van wetenschappelijke
onderzoeksresultaten ("prototypes") te financieren, zodat deze in de
praktijk seriematig kunnen worden toegepast ("precommerciële overheidsopdracht"). Het
toekomstige Justitieprogramma zal nauw samenhangen met en een aanvulling
vormen op het Fonds voor interne veiligheid, en met name de component
strafrecht. Het zwaartepunt van dat programma ligt echter bij justitiële
samenwerking, harmonisatie van procedures en wederzijdse erkenning, waardoor in
de praktijk zich niet veel overlappingen zullen voordoen. De componenten
van de externe dimensie van het Fonds voor interne veiligheid zullen het
mogelijk maken acties in of met betrekking tot derde landen te ondersteunen,
die in de eerste plaats op de belangen en doelstellingen van de EU zijn
afgestemd, een direct effect op de EU en haar lidstaten hebben en voor
continuïteit zorgen met op het grondgebied van de EU uitgevoerde activiteiten.
Deze financiering zal worden ontworpen en uitgevoerd in samenhang met het
externe optreden en het buitenlands beleid van de EU. De middelen uit het Fonds
zijn niet bedoeld voor de ondersteuning van acties die op ontwikkeling zijn
gericht en zullen, waar mogelijk, een aanvulling vormen op de financiële
bijstand die via de instrumenten voor externe steun wordt verleend. In dit
verband zal de opvolger van het thematische programma migratie en asiel en
het stabiliteitsinstrument van bijzonder belang zijn voor het gebied van
binnenlandse zaken. Terwijl de instrumenten voor externe steun de
ontwikkelingsbehoeften van de begunstigde landen dan wel de algemene politieke
belangen van de EU bij strategische partners ondersteunen, zullen de fondsen op
het gebied van binnenlandse zaken specifieke acties in derde landen steunen,
die de doelstellingen inzake interne veiligheid van de EU dienen. Zij zullen
derhalve een specifieke leemte opvullen en er mede voor zorgen dat de EU over
een volledig instrumentarium beschikt.
1.5.
Duur en financiële gevolgen
þ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
þ Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020 –
þ Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2023 ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.6.
Beheersvorm(en)[27]
þ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie þ Indirect gecentraliseerd beheer door
delegatie van uitvoeringstaken aan: –
þ uitvoerende agentschappen –
þ door de Gemeenschappen opgerichte organen[28] –
þ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader
van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd
en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van
artikel 49 van het Financieel Reglement þ Gedeeld beheer met de lidstaten þ Gedecentraliseerd beheer met derde landen þ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties
(geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". Opmerkingen: De voorstellen
zullen voornamelijk onder gedeeld beheer met meerjarige nationale programma's
worden uitgevoerd. De in het kader
van de nationale programma's te bereiken doelstellingen zullen worden aangevuld
met "acties van de Unie" en een mechanisme waarmee snel op
noodsituaties kan worden gereageerd. De acties van de Unie zullen voornamelijk
de vorm aannemen van subsidies en aanbestedingen onder direct gecentraliseerd
beheer en acties in of met betrekking tot derde landen omvatten. Alles zal in
het werk worden gesteld om versnippering te voorkomen: de middelen zullen op
het bereiken van een beperkt aantal EU‑doelstellingen worden
geconcentreerd en de deskundigheid van de belangrijkste betrokkenen zal worden
benut, waar mogelijk op basis van partnerschaps- en kaderovereenkomsten. Technische
bijstand op initiatief van de Commissie zal onder direct gecentraliseerd beheer
worden uitgevoerd. Op grond van
de Schengenassociatieovereenkomsten zullen de landen die bij de toepassing,
uitvoering en ontwikkeling van het Schengenacquis zijn betrokken, ook deelnemen
aan de twee instrumenten van het Fonds voor interne veiligheid die een ontwikkeling
van het Schengenacquis vormen (het instrument voor grenzen en visa en dat voor
politiële samenwerking), alsof zij lidstaten waren. Deze landen zullen aan de
instrumenten deelnemen overeenkomstig de bepalingen van de verordening, hun
eigen meerjarige nationale programma's uitvoeren en de mogelijkheid hebben om
onder de acties van de Unie om financiering te verzoeken enz. Net als bij het
Buitengrenzenfonds zullen er specifieke afspraken worden gemaakt met
aanvullende regels voor hun deelname (regels die voortvloeien uit het
Financieel Reglement, de uitvoeringsvoorschriften daarvan en de Verdragen, met
inbegrip van de controlebevoegdheid van de Rekenkamer). Omdat deze landen naar
rato van hun bbp aan de EU‑begroting voor de twee instrumenten zullen bijdragen,
zal er in de afspraken ook worden vastgelegd welke bijdragen zij gelet op het
delen van de verantwoordelijkheid inzake Schengen‑governance moeten
betalen, ongeacht hoeveel middelen hun in het kader van de instrumenten worden
toegewezen. Momenteel zijn de geassocieerde staten Noorwegen, IJsland,
Zwitserland en Liechtenstein.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake toezicht en verslaglegging
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Voor het
gedeeld beheer wordt een samenhangend en doeltreffend
kader voor verslaglegging, toezicht en evaluatie voorgesteld. Voor elk
nationaal programma dienen de lidstaten een toezichtcomité op te richten,
waaraan de Commissie mag deelnemen. De lidstaten
zullen jaarlijks verslag moeten uitbrengen over de uitvoering van het meerjarig
programma. Deze verslagen zijn een eerste vereiste voor de jaarlijkse
betalingen. Voorts zullen de lidstaten in 2017 voor de tussentijdse
evaluatie aanvullende informatie moeten verstrekken over de vooruitgang die bij
het verwezenlijken van de doelstellingen is geboekt. In 2019 zal dit
opnieuw gebeuren, zodat waar nodig in het laatste begrotingsjaar (2020)
aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Om ervoor te
zorgen dat er zich op het gebied van binnenlandse zaken een cultuur van
evaluatie ontwikkelt, zullen de fondsen een gemeenschappelijk kader voor
toezicht en evaluatie hebben, met ruime beleidsgerelateerde indicatoren die de
resultaatgerichte aanpak van de fondsen onderstrepen alsook de belangrijke rol
die zij kunnen spelen in de beleidsmix waarmee de doelstelling, namelijk de
totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, moet worden
verwezenlijkt. Deze indicatoren hebben betrekking op het mogelijke effect van
de fondsen: de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur van grensbeveiliging,
politiële samenwerking en crisisbeheer, doeltreffend beheer van migratiestromen
in de EU, eerlijke en gelijke behandeling van onderdanen van derde landen,
solidariteit en samenwerking tussen de lidstaten bij het aanpakken van
problemen op het gebied van migratie en interne veiligheid en een
gemeenschappelijke aanpak van de EU van migratie en veiligheid ten opzichte van
derde landen. Om ervoor te
zorgen dat de beginselen inzake evaluatie correct worden toegepast en er
rekening wordt gehouden met de ervaringen die de lidstaten in de praktijk met
de evaluatie van de huidige EU‑financiering op het gebied van
binnenlandse zaken hebben opgedaan, zullen de Commissie en de lidstaten
samenwerken om het gemeenschappelijke kader voor toezicht en evaluatie te ontwikkelen,
onder meer door de vaststelling van modellen en gemeenschappelijke indicatoren
voor output en resultaat. Alle
maatregelen zullen bij de aanvang van de programmeringsperiode worden
vastgesteld, zodat de lidstaten hun systemen voor verslaglegging en evaluatie
kunnen ontwikkelen op basis van de overeengekomen beginselen en eisen. Om de
administratieve lasten te verminderen en synergieën tussen de verslaglegging en
de evaluatie tot stand te brengen, zal de informatie die in de
evaluatieverslagen moet worden verstrekt, steunen en een aanvulling vormen op
de informatie die de lidstaten in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de
nationale programma's moeten verstrekken. Voorts zal de
Commissie in 2018 een verslag indienen over de tussentijdse evaluatie van
de nationale programma's. Algemeen zal de Commissie uiterlijk op 30 juni 2018 een tussentijds
verslag van de uitvoering van de fondsen indienen en uiterlijk op
30 juni 2024 een evaluatieverslag achteraf, waarin de volledige
tenuitvoerlegging (dat wil zeggen niet alleen de nationale programma's onder
gedeeld beheer) aan bod komt.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
DG HOME heeft
niet te kampen met een groot foutenrisico in zijn uitgavenprogramma's. Dit
wordt bevestigd door het feit dat er in de jaarverslagen van de Rekenkamer
telkens opnieuw geen belangrijke bevindingen staan alsook door het feit dat er
de voorbije jaren in de jaarlijkse activiteitenverslagen van DG HOME (en het
vroegere DG JLS) geen restfoutenpercentage boven de 2% werd vastgesteld. In het
gedeeld beheer kunnen de algemene risico's in verband
met de uitvoering van de huidige programma's in drie categorieën worden
ingedeeld: – ondoeltreffend of onvoldoende gericht gebruik van middelen; – fouten als gevolg van het feit dat de regels complex zijn en de
beheers- en controlesystemen zwakke punten vertonen; – ondoeltreffend gebruik van administratieve middelen (eisen die niet in
verhouding staan). In verband met
het systeem van de vier fondsen onder het algemene programma "Solidariteit
en beheer van migratiestromen" moet er op de volgende specifieke punten
worden gewezen: – het systeem van jaarprogramma's zorgt ervoor dat de eindbetalingen op
gezette tijden plaatsvinden op basis van gecertificeerde en gecontroleerde
uitgaven. De subsidiabiliteitsperiode van de jaarprogramma's is echter
losgekoppeld van het EU‑begrotingsjaar, waardoor de keten van
betrouwbaarheidsverklaringen ondanks een zeer uitgebreid systeem niet in alle
opzichten tevredenstellend is; – de Commissie stelt gedetailleerde subsidiabiliteitsregels vast.
Hierdoor wordt in beginsel de homogeniteit van de gefinancierde uitgaven
gegarandeerd. Deze procedure brengt echter ook een onnodige werklast voor de
nationale instanties en de Commissie mee en verhoogt het risico dat
begunstigden en/of lidstaten door verkeerde interpretaties van de EU‑regels
fouten begaan; – de huidige beheers- en controlesystemen lijken erg op de systemen die
voor de structuurfondsen worden toegepast. Er zijn echter kleine verschillen,
met name in de keten van verantwoordelijkheden tussen de
certificeringsinstanties en de auditinstanties. Dit schept verwarring in de
lidstaten, met name wanneer de instanties met beide types fondsen werken. Het
verhoogt ook het risico van fouten en vereist intensiever toezicht. Deze elementen
zullen met dit voorstel grondig worden gewijzigd: – de beheers- en controlesystemen zullen de algemene eisen overnemen die
voor de GSK‑fondsen zijn vastgesteld en zullen volledig voldoen aan de
nieuwe eisen van het nieuwe Financieel Reglement: de drie instanties zullen
worden vervangen door twee instanties (verantwoordelijke instantie en
auditinstantie), waarvan de rollen duidelijk worden vastgelegd teneinde de
betrouwbaarheid te vergroten; – door de meerjarige programmering en de jaarlijkse goedkeuring op basis
van de betalingen door de verantwoordelijke instantie zullen de
subsidiabiliteitsperioden in overeenstemming worden gebracht met de
jaarrekeningen van de Commissie, zonder dat de administratieve lasten groter
worden ten opzichte van het huidige systeem; – in het kader van de controles op het eerste niveau verricht de
verantwoordelijke instantie controles ter plaatse, die haar beheersverklaring
ondersteunen; – verduidelijking en vereenvoudiging van de subsidiabiliteitsregels en
harmonisatie daarvan met de andere instrumenten waarmee de EU financiële steun
verstrekt, zullen ervoor zorgen dat de begunstigden die bijstand uit
verschillende bronnen ontvangen, minder fouten maken. Deze
subsidiabiliteitsregels zullen op nationaal niveau worden vastgesteld, met
uitzondering van enkele basisbeginselen, en lijken op de regels die voor de
GSK-fondsen worden gebruikt; – het gebruik van vereenvoudigde kostenopties wordt aangemoedigd, vooral
voor kleine subsidies. In het
gecentraliseerd beheer zijn de voornaamste risico's de
volgende: – het risico dat de ontvangen projecten niet goed afgestemd zijn op de
politieke prioriteiten van DG HOME; – het risico dat de geselecteerde projecten van slechte kwaliteit zijn en
het project technisch niet goed wordt uitgevoerd, waardoor het effect van de
programma's wordt verkleind, als gevolg van gebrekkige selectieprocedures,
gebrek aan deskundigheid of ontoereikend toezicht; – het risico dat de toegekende middelen ondoeltreffend of ondoelmatig
worden gebruikt, zowel bij subsidies (doordat de terugbetaling van de
werkelijke subsidiabele kosten complex is en de mogelijkheden om de
subsidiabele kosten op papier te controleren beperkt zijn) als bij
aanbestedingen (doordat er maar weinig dienstverrichters met de nodige
gespecialiseerde kennis zijn waardoor het amper mogelijk is om offertes met
elkaar te vergelijken); – het risico dat (vooral) kleinere organisaties niet in staat zijn om de
uitgaven daadwerkelijk te controleren en de transparantie van de uitgevoerde
operaties te garanderen; – het risico dat de reputatie van de Commissie in gevaar komt als fraude
of criminele activiteiten worden ontdekt. Omdat er zoveel heterogene
contractanten en begunstigden zijn, die vaak een eerder kleine
organisatiestructuur hebben en elk hun eigen controlesysteem toepassen, kan er
slechts gedeeltelijke betrouwbaarheid worden verkregen op grond van de
internecontrolesystemen van derden. De meeste van
deze risico's zullen waarschijnlijk kunnen worden verminderd, als de
voorstellen doelgerichter worden en er gebruik wordt gemaakt van de
vereenvoudigingen die in het nieuwe Financieel Reglement zijn opgenomen.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
Gedeeld
beheer Op het
niveau van de lidstaten bouwt de voorgestelde
structuur van de beheers- en controlesystemen voort op het bestel van de periode 2007‑2013,
en worden de meeste functies uit de lopende periode gehandhaafd, zoals de
administratieve verificaties en de verificaties ter plaatse, de audits van de
beheers- en controlesystemen en de projectaudits. De volgorde van deze functies
wordt niettemin veranderd om de controles ter plaatse duidelijk tot de
verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke instantie te doen behoren als
integrerend onderdeel van de voorbereiding van de jaarlijkse goedkeuring van de
rekeningen. Om de
verantwoordingsplicht aan te scherpen, zullen de verantwoordelijke instanties
worden geaccrediteerd door een met het lopend toezicht op verantwoordelijke
instanties belaste nationale accreditatie‑instantie. Doordat er minder
betrokken instanties zijn, namelijk niet langer een certificeringsinstantie, en
minder fondsen, zullen de administratieve lasten waarschijnlijk verminderen en
zal het niet alleen mogelijk worden om sterkere administratieve capaciteit op
te bouwen, maar ook om de verantwoordelijkheden duidelijker af te bakenen. Tot dusver is
er geen betrouwbare raming voorhanden van de kosten van de controles van de
fondsen die op het gebied van binnenlandse zaken onder gedeeld beheer worden
beheerd. Alleen voor het EFRO en het Cohesiefonds is er een raming voorhanden
en daarin worden de kosten van de controletaken (op nationaal niveau, zonder de
kosten van de Commissie) geraamd op ongeveer 2% van de totale financiering in
de periode 2007‑2013. Die controlekosten kunnen als volgt worden
onderverdeeld: 1% voor nationale coördinatie en voorbereiding van de
programma's, 82% voor het beheer van de programma's, 4% voor certificering en
13% voor audits. De volgende
voorstellen zullen de controlekosten doen toenemen: – de oprichting en werking van een accreditatie‑instantie en in het
algemeen de verandering van het systeem; – de indiening van een beheersverklaring bij de jaarrekening; – de controles ter plaatse die door de verantwoordelijke instantie moeten
worden verricht; – het feit dat de auditinstantie aanvullende auditwerkzaamheden moet verrichten
met het oog op de audit van de beheersverklaring. Er zijn echter
ook voorstellen die de controlekosten zullen verminderen: – de certificeringsinstantie wordt afgeschaft. Hoewel hun taken
gedeeltelijk aan de verantwoordelijke instantie worden overgedragen, zullen de
lidstaten de kosten in verband met certificering aanzienlijk kunnen beperken
doordat er een grotere administratieve efficiëntie wordt bereikt, er minder
behoefte aan coördinatie bestaat en de omvang van de audits wordt beperkt; – de door de auditinstantie te verrichten controles zullen meer bestaan
in het overdoen (van een steekproef) van de administratieve controles op het
eerste niveau en de controles ter plaatse die door de verantwoordelijke
instantie zijn verricht. Hierdoor zal de contradictoire dialoog worden versneld
en zullen alle nodige controles kunnen worden verricht voordat de jaarrekening
wordt ingediend; – het gebruik van vereenvoudigde kosten zal op alle niveaus leiden tot
een vermindering van de administratieve kosten en lasten voor instanties en
begunstigden; – door de jaarlijkse afsluiting en de verkorting van de termijn voor
conformiteitsgoedkeuring tot 36 maanden zullen de overheidsinstanties en
de begunstigden documenten minder lang hoeven te bewaren voor mogelijke
controles; – de opening van elektronische communicatiekanalen tussen de Commissie en
de lidstaten zal verplicht zijn. Daarnaast
dragen de in punt 2.2.1 genoemde vereenvoudigingen ook bij tot een
vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden, zodat zij niet
alleen het foutenrisico maar tegelijk ook de administratieve lasten beperken. Daarom wordt
algemeen verwacht dat deze voorstellen tot een herverdeling van de
controlekosten zullen leiden en niet zozeer tot een verhoging of een verlaging.
Er wordt echter van uitgegaan dat deze herverdeling van de kosten (over de
functies en, als gevolg van de evenredige controleregelingen, ook over de
lidstaten en de programma's) tot een doeltreffendere beperking van de risico's
en een betere en snellere keten van betrouwbaarheidsverklaringen zal leiden. Op het
niveau van de Commissie zullen de kosten van beheer en
controles van het gedeeld beheer in de eerste helft van de
programmeringsperiode waarschijnlijk niet verminderen. Dit komt in de eerste
plaats doordat het bedrag en de beleidsterreinen onder gedeeld beheer zullen
toenemen ten opzichte van de huidige periode. Omdat de hoeveelheid middelen
gelijk blijft, zal er efficiënter moeten worden gewerkt. Daarnaast zullen er in
de eerste jaren veel belangrijke taken tegelijkertijd moeten worden verricht:
de afsluiting van de programma's 2007‑2013 (de laatste
afsluitingsverslagen moeten uiterlijk op 31 maart 2016 worden
ingediend), beleidsdialogen en goedkeuring van de meerjarige nationale
programma's 2014‑2020, de invoering van het nieuwe systeem voor de
goedkeuring van de rekeningen. In de tweede helft van de periode zullen de
mogelijke beschikbare middelen worden gebruikt om de evaluatie en het toezicht
te verbeteren. Gecentraliseerd
beheer Voor het
gecentraliseerd beheer zal de Commissie haar huidige controlesysteem blijven
toepassen, dat uit de volgende elementen bestaat: toezicht op de operaties door
de beleidsdirectoraten, controles vooraf door de eenheid begroting en controle,
het intern comité aanbestedingen, controles achteraf voor subsidies of de
audits van de interne auditcapaciteit en/of de interne auditdienst. Voor de
controles achteraf wordt een "opsporingsstrategie" toegepast om
zoveel mogelijk anomalieën vast te stellen en onterechte betalingen terug te
vorderen. Op basis van deze strategie worden de audits verricht op een
steekproef van projecten die bijna volledig op basis van een risicoanalyse is
geselecteerd. Dankzij deze
combinatie van controles vooraf en achteraf alsook de controles van documenten
en de audits ter plaatse beliep het kwantificeerbare gemiddelde
restfoutenpercentage de voorbije jaren minder dan 2%. Het
internecontrolesysteem in DG HOME wordt derhalve toereikend geacht, ook qua
kosten, om de doelstelling van een laag foutenpercentage te bereiken. DG HOME zal
binnen dat kader echter blijven nagaan hoe het beheer kan worden verbeterd en
verdere vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd. Alle vereenvoudigde opties
die door het nieuwe Financieel Reglement worden geboden, zullen zoveel mogelijk
worden gebruikt, omdat ervan wordt uitgegaan dat zij bijdragen tot een
vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden en
tegelijkertijd het foutenrisico en de administratieve lasten voor de Commissie
doen afnemen. Nieuwe
elementen De voorstellen
voorzien in nieuwe elementen voor EU‑financiering op het gebied van
binnenlandse zaken, bijvoorbeeld een betere benutting van de deskundigheid die
in de EU‑agentschappen aanwezig is, de ontwikkeling van de externe
dimensie en de versterking van de noodmechanismen.
DG HOME zal hiervoor moeten beschikken over nieuwe beheers- en
controlemethoden.
De voor deze nieuwe elementen bestemde bedragen zijn nog niet vastgesteld, maar
het is niet waarschijnlijk dat het om een substantieel deel van de totale
begroting voor binnenlandse zaken gaat. Het is echter erg belangrijk dat zo
vroeg mogelijk in de periode en met volledige eerbiediging van de beginselen
van goed financieel beheer wordt voorzien in interne middelen en werkregelingen
om deze nieuwe taken uit te voeren. Uit de
bovenstaande analyse blijkt duidelijk dat ondanks alle ingevoerde
vereenvoudigingen, meer personele middelen nodig zijn om de verhoogde begroting
van DG HOME uit te voeren.
Hiervoor zal een beroep worden gedaan op de personeelsleden van het DG die
reeds met het beheer van de actie zijn belast en/of binnen het DG zijn
heringedeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de
jaarlijkse toewijzing — met inachtneming van de budgettaire beperkingen — aan
het beherende DG kunnen worden toegewezen.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. DG HOME zal
niet alleen alle voorgeschreven controlemechanismen toepassen, maar ook een
fraudebestrijdingsstrategie opstellen die aansluit bij de nieuwe
fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, die op 24 juni 2011
werd goedgekeurd. Op die manier zal DG HOME er onder meer voor zorgen dat zijn
interne controles ter bestrijding van fraude volledig in overeenstemming zijn
met de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie en dat met zijn aanpak kan
worden vastgesteld welke punten fraudegevoelig zijn en hoe daarop moet worden
gereageerd. Zo nodig zullen er netwerkgroepen en passende IT‑instrumenten
worden ingevoerd om de fraudegevallen in verband met de fondsen te analyseren. Voor het
gedeeld beheer wordt in de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie
duidelijk bepaald dat de Commissievoorstellen voor de verordeningen 2014‑2020
de lidstaten moeten verplichten tot het nemen van fraudebestrijdingsmaatregelen
die doeltreffend zijn en in verhouding staan tot de vastgestelde
frauderisico's. In dit voorstel wordt in artikel 5 duidelijk van de
lidstaten gevraagd om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren
en daarover bij de Commissie verslag uit te brengen. Nadere bijzonderheden over
deze verplichtingen zullen deel uitmaken van de gedetailleerde regels inzake de
taken van de verantwoordelijke instantie waarin artikel 24, lid 5,
onder c), voorzien. Daarnaast is
in artikel 41 duidelijk bepaald dat de middelen die voortkomen uit
financiële correcties op basis van bevindingen van de Commissie of de
Rekenkamer, opnieuw moeten worden gebruikt.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en
betrokken begrotingsonderd(e)el(en) voor uitgaven
· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Aantal || GK[29] || van EVA-landen[30] || van kandidaat-lidstaten[31] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || || GK || NEE || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Aantal Rubriek 3 || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || 18 01 04 bb – Fonds voor interne veiligheid – Politie & misdaad – Technische bijstand || NGK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 02 bb – Fonds voor interne veiligheid – Politie & misdaad || GK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 01 04 cc – Fonds voor interne veiligheid – Grenzen & visa – Technische bijstand || NGK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 02 cc – Fonds voor interne veiligheid – Grenzen & visa || GK || NEE || NEE || JA || NEE Bijdragen van derde landen betreffen beide
onderdelen van het Fonds voor interne veiligheid. Over de criteria en de methode om deze
bijdragen te berekenen moet tussen de EU en de geassocieerde staten worden
onderhandeld in een afzonderlijke procedure. Als er wordt uitgegaan van de
percentages die momenteel in het kader van het Buitengrenzenfonds worden
toegepast, zouden de geassocieerde staten ongeveer 210 miljoen euro
moeten bijdragen voor het onderdeel grenzen en visa en ongeveer
50 miljoen euro voor het onderdeel politiële samenwerking.
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarig financieel kader || Nummer 3 || Veiligheid en burgerschap DG HOME || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Na 2020 || TOTAAL Beleidskredieten (lopende prijzen) || || || || || || || || || 18 02 bb Fonds voor interne veiligheid – Politie en misdaad || Vastleggingen || (1a) || 135,076 || 143,047 || 151,283 || 159,791 || 168,578 || 177,653 || 187,022 || || 1 122,450 Betalingen || (2a) || 15,714 || 43,881 || 71,419 || 111,709 || 147,854 || 156,248 || 164,918 || 410,707 || 1 122,450 18 02 cc Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa || Vastleggingen || (1a) || 422,310 || 447,186 || 472,886 || 499,435 || 526,856 || 555,173 || 584,412 || - || 3 508,258 Betalingen || (2a) || 59,999 || 120,794 || 223,204 || 350,813 || 461,098 || 487,256 || 514,275 || 1 290,818 || 3 508,258 Uit de financiële middelen van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[32] || || || || || || || || || 18 01 04 bb Fonds voor interne veiligheid – Politie en misdaad || || || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,000 || 0,800 || 0,800 || || 5,600 18 01 04 cc Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa || || || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || || 11,900 TOTAAL kredieten voor DG HOME || Vastleggingen || =1+1a +3 || 559,886 || 592,733 || 626,669 || 661,726 || 697,934 || 735,326 || 773,934 || || 4 648,208 Betalingen || =2+2a +3 || 78,213 || 167,174 || 297,123 || 465,023 || 611,452 || 646,004 || 681,693 || 1 701,525 || 4 648,208 Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven" Aangezien er bij
de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne
veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog met elke
lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in verband met
het beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de momenteel
beheerde programma's) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de
administratieve uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie
en het Fonds voor interne veiligheid. Daarom stemmen de
cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden gegeven overeen met de totale
administratieve uitgaven die nodig worden geacht voor het beheer van beide
fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van kredieten. miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Na 2020 || TOTAAL DG: HOME || Personele middelen || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || || 145,887 Andere administratieve uitgaven || 0,156 || 0,159 || 0,162 || 0,165 || 0,168 || 0,172 || 0,175 || || 1,157 TOTAAL DG HOME || Kredieten || 20,997 || 21,000 || 21,003 || 21,006 || 21,009 || 21,013 || 21,016 || || 147,044 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 20,997 || 21,000 || 21,003 || 21,006 || 21,009 || 21,013 || 21,016 || || 147,044 miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financieel kader || Vastleggingen || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || Betalingen || || || || || || || || ||
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
þ Voor het voorstel zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader
wordt beschreven:
Het beleid op het gebied van binnenlandse zaken wordt voornamelijk onder
gedeeld beheer uitgevoerd. De strategische prioriteiten worden op EU‑niveau
vastgesteld, maar het eigenlijke dagelijkse beheer behoort tot de taken van de
verantwoordelijke instanties op nationaal niveau. In het kader van de nationale
programma's zullen de Commissie en de verantwoordelijke instanties
gemeenschappelijke outputindicatoren en doelstellingen afspreken, die door de Commissie
worden goedgekeurd. Het is derhalve moeilijk om streefdoelen voor de output op
te geven voordat de programma's zijn opgesteld en na overleg in 2013/2014
zijn goedgekeurd.
Voor het gecentraliseerd beheer kan DG HOME evenmin een uitputtende lijst opgeven
van alle output die de financiële bijdrage van de fondsen moet opleveren, noch
van de gemiddelde kosten en aantallen, wat in dit deel wordt gevraagd. Er zijn
momenteel geen statistische instrumenten om een zinvolle berekening van de
gemiddelde kosten mee op te stellen op basis van de huidige programma's en een
dergelijke precieze vastlegging zou ook indruisen tegen het beginsel dat het
toekomstige programma voldoende flexibel moet zijn om in de periode 2014‑2020
op veranderende politieke prioriteiten te kunnen inspelen. Dit is zeker het
geval voor noodhulp en voor acties in of met betrekking tot derde landen. Vastleggingskredieten, miljoen EUR (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || …invullen: zoveel jaren als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL || OUTPUT Soort output[33] || Gem. kosten van de output || Aantalantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aa n t a l o u t p u t s || Kosten || A a n t a l o u t p u t s || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totaal kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[34] || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || || ||
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
þ Voor het voorstel zijn administratieve kredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Aangezien er bij
de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne
veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog met elke
lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in verband met
het beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de momenteel
beheerde programma's) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de
administratieve uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie
en het Fonds voor interne veiligheid. Daarom stemmen de
cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden gegeven overeen met de totale
administratieve uitgaven die nodig worden geacht voor het beheer van beide
fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van kredieten. in miljoen EUR (tot
op 3 decimalen) HOME RUBRIEK 5 van het meerjarige financieel kader[35] || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Personele middelen HOME || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 145,887 Andere administratieve uitgaven || 0,156 || 0,159 || 0,162 || 0,165 || 0,168 || 0,172 || 0,175 || 1,157 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 20,997 || 21,000 || 21,003 || 21,006 || 21,009 || 21,013 || 21,016 || 147,044 Buiten RUBRIEK 5[36] van het meerjarig financieel kader[37] || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Personele middelen HOME || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 4,480 Andere administratieve uitgaven || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 13,020 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 17,500 TOTAAL || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t.
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
þ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: de cijfers voor het jaar n zijn die van 2011. Aangezien er bij
de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne
veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog met elke
lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in verband met
het beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de momenteel
beheerde programma's) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de
administratieve uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie
en het Fonds voor interne veiligheid. Daarom stemmen de
cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden gegeven overeen met de totale
administratieve uitgaven die nodig worden geacht voor het beheer van beide
fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van kredieten. Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) HOME || || 18 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 || XX 01 01 02 (delegaties) || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 || 18 01 05 01 (Onderzoek onder contract) || || || || || || || || 10 01 05 01 (Eigen onderzoek) || || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: FTE)[38] || || 18 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || XX 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 18 01 04 bb[39] || - zetel[40] || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || - in de delegaties || * || * || * || * || * || * || * || 18 01 04[41] cc || - zetel[42] || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 || - in de delegaties || * || * || * || * || * || * || * || XX 01 05 02 (CA, INT, SNE – Onderzoek onder contract) || || || || || || || || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE – Eigen onderzoek) || || || || || || || || Overige 13 01 04 02) || || || || || || || || TOTAAL || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. Hiervoor zal een beroep worden gedaan op de
personeelsleden van het DG die reeds met het beheer van de actie zijn belast
en/of binnen het DG zijn heringedeeld, eventueel aangevuld met middelen die in
het kader van de jaarlijkse toewijzing - met inachtneming van de budgettaire
beperkingen - aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Bij de toewijzing
van taken aan een uitvoerend agentschap zullen de bedragen en toerekeningen
worden aangepast. Beschrijving van de
uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen in de zetel || De uit te voeren taken zijn alle taken die nodig zijn voor het beheer van een financieel programma, zoals: - input leveren voor het begrotingsproces; - voeren van een beleidsdialoog met de lidstaten; - voorbereiden van jaarlijkse werkprogramma's/financieringsbesluiten, opstellen van jaarlijkse prioriteiten, goedkeuren van nationale programma's; - beheren van nationale programma's, oproepen tot het indienen van voorstellen en oproepen tot het indienen van offertes, en van de daaropvolgende selectieprocedures; - communiceren met belanghebbenden (potentiële/huidige begunstigden, lidstaten, enz.); - opstellen van richtsnoeren voor lidstaten; - beheren van projecten, zowel operationeel als financieel; - verrichten van controles, zoals hierboven beschreven (verificaties vooraf, aanbestedingscomité, audits achteraf, interne audit, goedkeuring van rekeningen); - boekhouding voeren; - ontwikkelen en beheren van IT‑instrumenten voor het beheer van subsidies en nationale programma's; - toezien op en verslag uitbrengen over het bereiken van doelstellingen, onder meer in de jaarlijkse activiteitenverslagen en de verslagen van de gesubdelegeerd ordonnateurs). Extern personeel || De taken zijn dezelfde als die van ambtenaren en tijdelijke functionarissen, met uitzondering van die taken die niet door extern personeel kunnen worden verricht. Personeel in delegaties || Om de ontwikkeling van de uitvoering van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken, en dan vooral de externe dimensie daarvan, te volgen, zullen de EU‑delegaties moeten kunnen beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van binnenlandse zaken. Het kan gaan om personeel van de Europese Commissie en/of de Europese Dienst voor extern optreden.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarig
financieel kader
–
þ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het volgende
meerjarig financieel kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[43]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
þ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, samen met de
Europese financiering. Het bedrag kan niet precies worden vastgesteld. De
verordening stelt de maximale medefinancieringspercentages vast volgens de
soorten acties: Kredieten miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || TOTAAL medegefinancierde kredieten || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen ||
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
þ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[44] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … zoveel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel ….. || || || || || || || || Voor de diverse ontvangsten
die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1. [2] COM(2010) 673 definitief. [3] COM(2011) 500 definitief. [4] COM(2011) 318 definitief van 16 juni 2011. Mededeling
over de tussentijdse evaluatie van het kaderprogramma „Veiligheid en
bescherming van de vrijheden” (2007-2013). [5] De documenten over de raadpleging en het verslag over de
resultaten zijn te vinden op de website van DG Binnenlandse zaken:
http://ec.europa.eu/home-affairs/news/consulting_public/consulting_0020_nl.htm
[6] "Evaluatie van de EU-begroting", COM(2010) 700
van 19.10.2010. [7] Voorstel van de Commissie – Verordening tot vaststelling
van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie
(COM(2010) 815 definitief van 22.12.2010). Dit voorstel vormt een formele
intrekking door de Commissie van de eerdere wetgevingsvoorstellen COM(2010) 71
definitief en COM(2010) 260 definitief. [8] PB C … [9] PB C … [10] PB C … [11] Document 7120/10 van de Raad. [12] COM(2010) 673 definitief. [13] PB L …. [14] PB L …. [15] PB L 58 van 24.2.2007, blz. 7. [16] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31. [17] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1. [18] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1. [19] PB L … [20] PB L 321 van 8.12.2009, blz. 44. [21] PB L 64 van 22.6.2002, blz. 3. [22] PB L 330 van 9.12.2008, blz. 21. [23] PB L …. [24] COM(2011) 403 definitief. [25] ABM: activiteitsgestuurd beheer – ABB: activiteitsgestuurde begroting. [26] In de zin van artikel 49,
lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement. [27] Nadere gegevens over de
beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op
BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [28] In de zin van artikel 185
van het Financieel Reglement. [29] GK = gesplitste kredieten / NGK =
niet-gesplitste kredieten. [30] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [31] Kandidaat-lidstaten en indien van
toepassing potentiële kandidaat-lidstaten uit de westelijke Balkan. [32] Technische en/of administratieve
bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of
acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden,
eigen onderzoek. [33] Outputs zijn producten en te
verstrekken diensten (bv.: aantal gefinancierde
studentenuitwisselingen, aantal kilometer aangelegde wegen, enz.). [34] Zoals beschreven in punt 1.4.2.
"Specifieke doelstelling(en)…". [35] Totale begroting, op basis van de
definitieve toewijzing voor personele middelen, waaronder ambtenaren en externe
personeelsleden, van 2011. [36] Technische en/of administratieve
bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of
acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden,
eigen onderzoek. [37] Extern personeel betaald uit
vroegere "BA"-onderdelen, op basis van de definitieve toewijzing voor
personele middelen voor 2011, inclusief extern personeel in de zetel en in de
delegaties. [38] CA = arbeidscontractant; INT = uitzendkracht ("intérimaire");
JED = jonge deskundige in delegaties ("jeune
expert en délégation"); LA =
plaatselijk functionaris; END = gedetacheerd
nationaal deskundige. [39] Onder het maximum voor extern
personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [40] Vooral voor de structuurfondsen,
het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees
Visserijfonds (EVF). [41] Onder het maximum voor extern
personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [42] Vooral voor de
structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF). [43] Zie de punten 19 en 24 van het
Interinstitutioneel Akkoord. [44] Wat de traditionele eigen
middelen betreft (douanerechten, suikerheffingen) zijn de aangegeven bedragen
nettobedragen, dat wil zeggen de brutobedragen na aftrek van 25%
invorderingskosten.