52011PC0630

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft /* COM/2011/0630 definitief - 2011/0286 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar voorstel inzake het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020[1] zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) uiteen. Op basis daarvan komt zij met een reeks verordeningen tot vaststelling van het wetgevingskader voor het GLB voor de periode 2014‑2020, en met een beoordeling van de effecten van alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van het beleid.

De huidige hervormingsvoorstellen zijn gebaseerd op de mededeling over het GLB tot 2020[2]. Daarin geeft Commissie aan welke globale beleidsopties een antwoord moeten bieden op de uitdagingen waarmee de landbouw en de plattelandsgebieden zullen worden geconfronteerd, en moeten leiden tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB, namelijk 1) een rendabele voedselproductie, 2) een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, en 3) een evenwichtige territoriale ontwikkeling. Zowel tijdens de interinstitutionele besprekingen[3] als gedurende het overleg met de belanghebbende partijen in het kader van de effectbeoordeling bleek een breed draagvlak te bestaan voor de leidraden in de mededeling die richting moeten geven aan de hervorming.

Gedurende het proces bleken alle partijen het erover eens te zijn dat het efficiënte gebruik van de hulpbronnen moet worden bevorderd om, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, en bleken zij tevens de mening te delen dat hiervoor moet worden uitgegaan van de bestaande structurering van het GLB rond twee pijlers die aan de hand van op elkaar aansluitende instrumenten dezelfde doelstellingen nastreven. De eerste pijler omvat enerzijds de rechtstreekse betalingen en de marktmaatregelen die de landbouwers in de EU moeten verzekeren van een jaarlijks basisbedrag ter ondersteuning van hun inkomen, en anderzijds de steun bij specifieke marktverstoringen. De tweede pijler heeft betrekking op maatregelen voor plattelandsontwikkeling in het kader waarvan de lidstaten met inachtneming van een gemeenschappelijk kader meerjarenprogramma's opstellen en cofinancieren[4].

De opeenvolgende hervormingen van het GLB hebben ertoe geleid dat de producenten van inkomenssteun worden voorzien en de landbouw tegelijkertijd marktgerichter is geworden, dat de milieuvereisten beter in het beleid zijn geïntegreerd en dat meer steun wordt verleend voor plattelandsontwikkeling als geïntegreerd beleidsinstrument voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden in de hele EU. Naar aanleiding van hetzelfde hervormingsproces gaan echter steeds meer stemmen op voor een betere verdeling van de steun over en binnen de lidstaten en voor doelgerichtere maatregelen om milieuproblemen aan te pakken en om beter op te treden tegen de toegenomen marktvolatiliteit.

De hervormingen uit het verleden hadden vooral tot doel te reageren op endogene problemen gaande van enorme overschotten tot voedselveiligheidscrises, en hebben hun nut voor de EU, zowel op intern als op internationaal niveau, zeker bewezen. Dit neemt echter niet weg dat het merendeel van de uitdagingen die zich nu voordoen, wordt veroorzaakt door factoren die buiten de landbouw liggen en dus een breder opgezette beleidsaanpak vergen.

Het inkomen van landbouwers zal naar verwachting onder druk blijven staan in verband met het toenemende aantal risico's, de afnemende productiviteit en de krappere marges als gevolg van de duurder wordende productiemiddelen. Daarom is het noodzakelijk de inkomenssteun te handhaven en de instrumenten te verbeteren om de risico's beter te kunnen beheren en het hoofd te kunnen bieden aan crisissituaties. Het is voor de levensmiddelensector en de mondiale voedselzekerheid van vitaal belang dat de landbouwsector stevig op zijn poten staat.

Tegelijkertijd wordt van de landbouwsector en van de plattelandsgebieden verwacht dat zij zich harder inspannen om de in de Europa 2020‑agenda ingebedde ambitieuze klimaat‑ en energiedoelstellingen en biodiversiteitstrategie waar te maken. De landbouwers – samen met de bosbouwers de voornaamste grondbeheerders – zullen steun nodig hebben bij het invoeren en in stand houden van landbouwsystemen en ‑praktijken die met name bijdragen tot de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van milieu en klimaat. Marktprijzen alleen volstaan namelijk niet om hen ertoe aan te zetten dergelijke collectieve goederen te leveren. Om de inclusieve groei en cohesie te bevorderen, is het tevens van essentieel belang de diverse mogelijkheden die inherent zijn aan de plattelandsgebieden, optimaal te benutten.

Het toekomstige GLB wordt dus geen beleid dat uitsluitend is afgestemd op een klein, weliswaar wezenlijk, segment van de economie van de Unie, maar wél een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid en het ecologische en territoriale evenwicht. Precies hierin ligt de toegevoegde waarde van een echt gemeenschappelijk EU‑beleid. Met een dergelijk beleid worden de beperkte begrotingsmiddelen immers zo efficiënt mogelijk gebruikt wanneer het erop aankomt in de hele EU een duurzame landbouw te handhaven, grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken, de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bij de beleidstenuitvoerlegging in te bouwen om tegemoet te komen aan lokale behoeften.

Overeenkomstig het raamwerk in het voorstel voor een meerjarig financieel kader moet het GLB zijn tweepijlerstructuur behouden, met dien verstande dat de nominale begroting voor elke pijler op het niveau van 2013 blijft en duidelijk de nadruk wordt gelegd op de verwezenlijking van de essentiële EU‑prioriteiten. De toewijzing van 30 % van de rechtstreekse betalingen voor verplichte maatregelen ten bate van klimaat en milieu, moet de duurzame productie stimuleren. De betalingsniveaus moeten geleidelijk naar elkaar toegroeien en de betalingen aan grote begunstigden moeten progressief worden afgetopt. Plattelandsontwikkeling moet samen met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd, worden opgenomen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat sterker op resultaten is gericht en slechts in werking treedt wanneer vooraf aan duidelijkere en verbeterde voorwaarden is voldaan. Tot slot moet de GLB‑financiering voor marktmaatregelen worden versterkt met twee instrumenten die buiten het meerjarig financieel kader vallen: 1) een noodreserve voor crisissituaties, en 2) een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering met een ruimere werkingssfeer.

De voornaamste componenten van het wetgevingskader van het GLB voor de periode 2014‑2020 zijn vastgesteld in de volgende verordeningen:

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (verordening rechtstreekse betalingen);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale‑GMO‑verordening");

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (verordening plattelandsontwikkeling);

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (horizontale verordening);

– Voorstel voor een verordening van de Raad houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

– Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

De verordening plattelandsontwikkeling is gebaseerd op het op 6 oktober 2011 door de Commissie ingediende voorstel tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor alle fondsen die onder een gemeenschappelijk strategisch kader vallen[5]. Bovendien zal een verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Unie worden voorgesteld; de financiering voor deze regeling wordt van nu af aan onder een andere post van het meerjarig financieel kader ondergebracht.

Voorts wordt momenteel in het licht van de bezwaren van het Hof van Justitie van de Europese Unie gewerkt aan nieuwe voorschriften voor het bekendmaken van informatie over begunstigden. Met name wordt nagegaan hoe het recht van de begunstigden op bescherming van hun persoonsgegevens het best kan worden verzoend met het beginsel van de transparantie.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Op basis van een evaluatie van het huidige beleidskader en een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften, wordt in de effectbeoordeling de impact van drie alternatieve scenario's beoordeeld en vergeleken. Dit is het resultaat van een lang proces dat in april 2010 van start is gegaan onder leiding van een uit vertegenwoordigers van verschillende diensten samengestelde groep die uitvoerige kwantitatieve en kwalitatieve analyses heeft onderzocht en onder meer een basissituatie heeft samengesteld in de vorm van middellangetermijnprojecties voor de landbouwmarkten en de landbouwinkomens tot 2020, en een modellering heeft opgesteld van de impact van de verschillende beleidsscenario's op de economische variabelen van de sector.

De drie scenario's die in de effectbeoordeling zijn uitgewerkt, worden hieronder toegelicht. 1) Een aanpassingsscenario: het huidige beleidskader wordt voortgezet, met weliswaar een aantal correcties van de voornaamste tekortkomingen, zoals de verdeling van de rechtstreekse betalingen. 2) Een integratiescenario: het beleid wordt ingrijpend gewijzigd door de rechtstreekse betalingen doelgerichter en "groener" te maken, door het plattelandsontwikkelingsbeleid strategischer toe te passen en beter te coördineren met andere beleidsgebieden van de EU en door de rechtsgrondslag te verruimen met het oog op meer samenwerking tussen de producenten. 3) Een heroriënteringsscenario: het beleid wordt uitsluitend op het milieu gericht en de rechtstreekse betalingen worden geleidelijk uitgefaseerd aangezien ervan wordt uitgegaan dat de productiecapaciteit ook zonder steun op peil blijft en dat de sociaaleconomische behoeften van de plattelandsgebieden in het kader van andere beleidsgebieden kunnen worden ingevuld.

De drie scenario's zijn opgesteld tegen de achtergrond van de economische crisis en de druk op de overheidsfinanciën (waarop de EU heeft gereageerd met de Europa 2020‑strategie en het voorstel voor het meerjarig financieel kader) en kennen elk een ander gewicht toe aan de drie beleidsdoelstellingen van het toekomstige GLB, dat tot doel heeft een concurrerende en duurzame landbouw in vitale plattelandsgebieden tot stand te brengen. Met het oog op een betere afstemming op de Europa 2020‑strategie, met name wat het efficiënte gebruik van hulpbronnen betreft, wordt het van steeds essentiëler belang de productiviteit van de landbouw te verbeteren via onderzoek, kennisoverdracht en het stimuleren van samenwerking en innovatie (onder meer in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie voor de productiviteit en duurzaamheid van de landbouw). Hoewel het GLB het handelsverstorende beleidskader inmiddels achter zich heeft gelaten, wordt verwacht dat de landbouwsector in de EU verder onder druk zal komen staan van de liberalisering, met name in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha en de vrijhandelsovereenkomst met de Mercosur.

Bij het opstellen van de drie beleidsscenario's is rekening gehouden met de voorkeuren die naar voren zijn gekomen tijdens het overleg in het kader van de effectbeoordeling. De belanghebbende partijen konden van 23.11.2010 tot 25.1.2011 hun bijdragen indienen en op 12.1.2011 is een bijeenkomst van een adviescomité gehouden. De voornaamste punten worden hieronder samengevat[6].

– De belanghebbende partijen zijn het er grotendeels over eens dat een sterk, op twee pijlers gebaseerd GLB nodig is om de uitdagingen (voedselzekerheid, duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en territoriale ontwikkeling) aan te gaan.

– De meeste respondenten vinden dat het GLB een rol moet spelen bij het stabiliseren van markten en prijzen.

– De belanghebbende partijen hebben uiteenlopende meningen over de gerichtheid van de steun (met name de herverdeling van de rechtstreekse betalingen en de plafonnering van de betalingen).

– Men is het erover eens dat beide pijlers in belangrijke mate kunnen bijdragen tot het intensiveren van klimaatgerelateerde maatregelen en van de milieuprestatie ten bate van de samenleving in de EU. Het brede publiek pleit ervoor dat de betalingen in het kader van de eerste pijler doelgerichter worden gebruikt; veel landbouwers vinden dat dat nu al gebeurt.

– De respondenten willen dat alle delen van de EU, ook de probleemgebieden, delen in de toekomstige groei en ontwikkeling.

– Een groot aantal respondenten legt de nadruk op de integratie van het GLB en andere beleidsgebieden, zoals milieu, gezondheid, handel en ontwikkeling.

– Het GLB kan in overeenstemming met de Europa 2020‑strategie worden gebracht aan de hand van innovatie, ontwikkeling van concurrerende ondernemingen en de levering van collectieve goederen aan de EU‑burger.

De vergelijking van de drie alternatieve beleidsscenario's in het kader van de effectbeoordeling heeft de volgende resultaten opgeleverd.

Het heroriënteringsscenario zou leiden tot een versnelde structurele aanpassing in de landbouwsector dankzij een verschuiving van de productie naar de meest kostenefficiënte gebieden en rendabele sectoren. Met dit scenario zouden aanzienlijk meer financiële middelen naar milieu gaan, maar zou de sector aan de andere kant worden blootgesteld aan grotere risico's omdat er maar beperkte ruimte bestaat voor interventie op de markt. Bovendien zou zowel de samenleving als het milieu zware klappen krijgen, aangezien de minst concurrerende gebieden hun inkomens en natuurlijke omgeving danig achteruit zouden zien gaan omdat het hefboomeffect van de combinatie rechtstreekse betalingen ‑ randvoorwaarden verloren zou gaan.

Aan de andere kant van het spectrum zou het aanpassingsscenario de beste kansen op continuïteit van het beleid bieden, plus de mogelijkheid om weliswaar beperkte, maar tastbare verbeteringen in te voeren op het gebied van concurrentievermogen en milieuprestatie. Er bestaan echter ernstige twijfels over de vraag of dit scenario een adequaat antwoord kan bieden op de belangrijke klimaat‑ en milieuproblemen van de toekomst die mee zullen bepalen of de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn kan worden gewaarborgd.

Met het integratiescenario – en de daarmee gepaard gaande doelgerichtere en "groenere" rechtstreekse betalingen – worden nieuwe paden ingeslagen. Volgens de analyse is "vergroening" tegen een redelijke kostprijs voor de landbouwers een haalbare kaart. Nadeel is evenwel dat dit onvermijdelijk een grotere administratieve belasting met zich zal brengen. Ook is het mogelijk de plattelandsontwikkeling een nieuw elan te geven op voorwaarde dat de lidstaten en de regio's de nieuwe mogelijkheden efficiënt benutten en het gemeenschappelijk strategisch kader (met daarin ook de andere EU‑fondsen) de synergie met de eerste pijler niet tenietdoet en de kenmerkende sterke punten van de plattelandsontwikkeling niet verzwakt. Als men erin slaagt het juiste evenwicht te bereiken, zou langetermijnduurzaamheid van de landbouw en de plattelandsgebieden het meest gebaat zijn bij dit scenario.

Op basis van het voorgaande wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat het integratiescenario er op de meest evenwichtige manier in slaagt het GLB geleidelijk af te stemmen op de strategische doelstellingen van de EU. Hetzelfde evenwicht is trouwens terug te vinden bij de tenuitvoerlegging van de verschillende componenten in de wetgevingsvoorstellen. Eveneens van essentieel belang is dat een evaluatiekader wordt ontwikkeld om de prestatie van het GLB te meten aan de hand van een gemeenschappelijke reeks aan beleidsdoelstellingen gekoppelde indicatoren.

Vereenvoudiging was een belangrijke bekommernis in het hele proces en moet op diverse manieren haar beslag krijgen, bijvoorbeeld bij het stroomlijnen van de randvoorwaarden en van de marktinstrumenten en bij het ontwerpen van de regeling voor kleine landbouwers. Bovendien moet het "vergroenen" van de rechtstreekse betalingen zo worden vormgegeven dat de administratieve belasting, onder meer op het gebied van controlekosten, tot een minimum wordt beperkt.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Voorgesteld wordt de bestaande tweepijlerstructuur van het GLB te handhaven, met verplichte algemeen toepasselijke jaarlijkse maatregelen onder de eerste pijler, aangevuld met optionele, beter op de specifieke nationale en de regionale kenmerken toegesneden maatregelen in het kader van de meerjarige programmeringsaanpak onder de tweede pijler. Met de nieuwe vormgeving van de rechtstreekse betalingen wordt beoogd de synergieën met de tweede pijler beter te benutten en de tweede pijler onder te brengen in een gemeenschappelijk strategisch kader dat een betere coördinatie mogelijk maakt met andere EU‑fondsen die gedeeld worden beheerd.

Op deze basis wordt de bestaande structuur van de vier basisrechtsinstrumenten behouden, weliswaar met dien verstande dat de werkingssfeer van de financieringsverordening wordt uitgebreid om de gemeenschappelijke bepalingen te bundelen in wat nu de horizontale verordening wordt genoemd.

De voorstellen zijn in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het GLB is een echt gemeenschappelijk beleid. De bevoegdheid ervoor wordt gedeeld tussen de EU en de lidstaten. Het beleid wordt op EU‑niveau aangestuurd met als doel een duurzame en diverse landbouw in de hele EU te handhaven en in het kader daarvan belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen. Gezien het belang van de toekomstige uitdagingen (voedselzekerheid, milieu en territoriaal evenwicht) blijft het GLB een beleid dat van strategisch belang is, wil men ervoor zorgen dat de beleidsuitdagingen op de meest doeltreffende manier worden benaderd en de begrotingsmiddelen op de meest efficiënte manier worden gebruikt. Bovendien wordt voorgesteld de bestaande onderverdeling van de instrumenten in twee pijlers te behouden. Dit biedt de lidstaten meer ruimte voor het vinden van op hun specifieke lokale omstandigheden toegesneden oplossingen en voor het cofinancieren van de tweede pijler. Het nieuwe Europees Partnerschap voor innovatie en de toolkit voor risicobeheer worden eveneens onder de tweede pijler ondergebracht. Tegelijkertijd wordt het beleid beter afgestemd op de Europa 2020‑strategie (inclusief een gemeenschappelijk kader waaronder ook de andere EU‑fondsen zullen vallen) en wordt een aantal verbeteringen en vereenvoudigingen ingevoerd. Tot slot blijkt uit de in het kader van de effectbeoordeling verrichte analyse duidelijk dat niet‑optreden kosten met zich zou brengen in de vorm van negatieve economische, ecologische en sociale gevolgen.

Aangezien de Verordening rechtstreekse betalingen pas van toepassing is met ingang van 1 januari 2014, worden bij de onderhavige verordening de nettomaxima van de rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld door de invoering van een aanpassingsmechanisme dat vergelijkbaar is met de modulatie; aldus wordt gezorgd voor continuïteit in de hoogte van de betalingen en wordt rekening gehouden met de geleidelijke integratie van de nieuwe lidstaten.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Krachtens het voorstel inzake het meerjarig financieel kader zou landbouw – per slot van rekening een gemeenschappelijk beleid van strategisch belang – zoals voorheen een aanzienlijk deel van de EU‑begroting toegewezen krijgen. Dit komt erop neer dat voor de verwezenlijking van de kerndoelstellingen van het landbouwbeleid in de periode 2014‑2020 317,2 miljard euro wordt uitgetrokken voor de eerste pijler en 101,2 miljard euro voor de tweede pijler (cijfers uitgedrukt in lopende prijzen).

Bovenop de hierboven genoemde financiële middelen voor de eerste en de tweede pijler wordt nog een extra bedrag van 17,1 miljard euro geoormerkt voor onderzoek en innovatie (5,1 miljard euro), voedselveiligheid (2,5 miljard euro), voedselverstrekking voor de meest hulpbehoevenden in het kader van andere posten van het meerjarig financieel kader (2,8 miljard euro), een nieuwe reserve voor crises in de landbouwsector (3,9 miljard euro) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (maximaal 2,8 miljard euro). Dit alles samen brengt de totale begroting voor het GLB in de periode 2014‑2020 op 435,6 miljard euro.

Wat de verdeling van de steun over de lidstaten betreft, wordt voorgesteld dat indien lidstaten op het gebied van rechtstreekse betalingen minder dan 90 % van het EU‑gemiddelde ontvangen, het verschil tusen het niveau van hun rechtstreekse betalingen en dat niveau van 90 % met een derde wordt verkleind. De nationale maxima in de verordening over de rechtstreekse betalingen worden op die grondslag berekend.

De steun voor plattelandsontwikkeling wordt met inachtneming van de huidige verdeling verdeeld aan de hand van objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen. Minder ontwikkelde regio's moeten, zoals nu ook het geval is, kunnen profiteren van hogere cofinancieringsniveaus die tevens zullen worden toegepast op maatregelen inzake, onder meer, kennisoverdracht, producentengroeperingen, samenwerking en Leader.

Er is een mogelijkheid tot flexibiliteit ingevoerd wat de overdracht tussen de pijlers betreft (tot 5 % van de rechtstreekse betalingen). Dit houdt in dat lidstaten die hun plattelandsontwikkelingsbeleid willen versterken, overdrachten van de eerste naar de tweede pijler kunnen doen en dat lidstaten met een percentage rechtstreekse betalingen onder 90 % van het EU‑gemiddelde overdrachten kunnen doen van de tweede naar de eerste pijler.

In het financieel memorandum dat bij de voorstellen is gevoegd, wordt nader ingegaan op de financiële gevolgen van de voorstellen inzake de hervorming van het GLB.

2011/0286 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie[7],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[9],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De bij Verordening (EU) nr. van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[10] [nieuwe GLB-verordening] ingestelde steunregelingen moeten van toepassing zijn vanaf 1 januari 2014. Dit betekent dat Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003[11] de basis moet blijven vormen om inkomenssteun voor landbouwers te verlenen in het kalenderjaar 2013.

(2) Bij Verordening (EG) nr. 73/2009 is een systeem van verplichte geleidelijke verlaging van de rechtstreekse betalingen ("modulatie") ingevoerd, met inbegrip van een tot en met het kalenderjaar 2012 toe te passen vrijstelling van rechtstreekse betalingen tot 5 000 euro. Bijgevolg zijn de totale nettobedragen van de rechtstreekse betalingen ("nettomaxima") die in een lidstaat mogen worden verleend na toepassing van de modulatie, vastgesteld tot en met het kalenderjaar 2012. Om het bedrag van de rechtstreekse betalingen in het kalenderjaar 2013 te handhaven op een niveau dat, terdege rekening houdend met de geleidelijke invoering ervan in de nieuwe lidstaten, vergelijkbaar is met dat van 2012, is het passend een aanpassingsmechanisme voor 2013 in te voeren met een effect dat equivalent is aan dat van de modulatie en de nettomaxima. Vanwege de specifieke kenmerken van de steun uit hoofde van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de ultraperifere gebieden mag een dergelijk aanpassingsmechanisme niet worden toegepast op de landbouwers in die regio's.

(3) Met het oog op de soepele werking van de rechtstreekse betalingen in het kalenderjaar 2013 is het noodzakelijk de voor het kalenderjaar 2012 vastgestelde nettomaxima tot en met 2013 te handhaven en ze zo nodig aan te passen, met name wat betreft de uit de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen in de nieuwe lidstaten voortvloeiende verhogingen en de stopzetting van de vrijwillige modulatie waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 378/2007 van de Raad van 27 maart 2007 houdende voorschriften voor een vrijwillige modulatie van de rechtstreekse betalingen waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers voorziet[12].

(4) Overeenkomstig het mechanisme voor geleidelijke integratie waarin is voorzien in de Toetredingsakte van 2005 blijft het niveau van de rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië onder het geldende niveau van de rechtstreekse betalingen in de andere lidstaten in 2013 na toepassing van de aanpassing van de betalingen aan landbouwers in de overgangsperiode. Het aanpassingsmechanisme mag daarom niet van toepassing zijn op landbouwers in Bulgarije en Roemenië.

(5) De in de artikelen 134, 135 en 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde financiële overdrachten aan het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling hebben betrekking op de meerjarige financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013. Het kalenderjaar 2013 komt echter overeen met het begrotingsjaar 2014 dat onder het volgende meerjarig financieel kader valt waarbij de voor de programmering van plattelandsontwikkeling beschikbare bedragen definitief worden vastgesteld. Bijgevolg moeten zulke financiële overdrachten worden afgeschaft.

(6) Verordening (EG) nr. 73/2009 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

(a)     lid 1 wordt vervangen door:

"1.     Onverminderd artikel 11 mogen de totale nettobedragen van de rechtstreekse betalingen die na toepassing van de artikelen 7 en 10 van de onderhavige verordening en artikel 1 van Verordening (EG) nr. 378/2007 in een bepaalde lidstaat en in een bepaald kalenderjaar vóór 2013, of na toepassing van artikel 10 bis van de onderhavige verordening in het kalenderjaar 2013, mogen worden toegekend, met uitzondering van de rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 247/2006 en Verordening (EG) nr. 1405/2006, niet hoger liggen dan de in bijlage IV bij de onderhavige verordening vastgestelde maxima. Zo nodig passen de lidstaten een lineaire verlaging toe op de bedragen aan rechtstreekse betalingen waarvoor de verlaging bedoeld in de artikelen 7 en 10 van de onderhavige verordening en artikel 1 van Verordening (EG) nr. 378/2007 met betrekking tot een kalenderjaar vóór 2013 of in artikel 10 bis van de onderhavige verordening met betrekking tot het kalenderjaar 2013 geldt, om ervoor te zorgen dat de in bijlage IV bij de onderhavige verordening vastgestelde maxima in acht worden genomen."

(b)     lid 2, onder d), wordt geschrapt.

(2) Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Aanpassing van de rechtstreekse betalingen in 2013

1.      Elk in het kalenderjaar 2013 aan een landbouwer te verlenen bedrag van rechtstreekse betalingen dat 5 000 euro overschrijdt, wordt met 10 % verlaagd.

2.      Het in lid 1 vastgestelde verlagingspercentage wordt met 4 percentpunten verhoogd voor bedragen van meer dan 300 000 euro.

3.      De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op rechtstreekse betalingen aan landbouwers in Bulgarije en Roemenië, in de Franse overzeese departementen, op de Azoren en Madeira, op de Canarische Eilanden en op de eilanden in de Egeïsche Zee.

4.      In afwijking van lid 1 wordt de in dat lid bedoelde verlaging vastgesteld op 0 % voor de andere nieuwe lidstaten dan Bulgarije en Roemenië."

(3) Aan artikel 11, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In het begrotingsjaar 2014 wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing bepaald met inachtneming van de in de eerste alinea bedoelde ramingen voor de financiering van de maatregelen die onder bijlage I, rubriek 2, bij het Interinstitutioneel Akkoord vallen vóór de aanpassing van de rechtstreekse betalingen waarin is voorzien in artikel 10 bis, maar zonder rekening te houden met de marge van 300 000 000 euro."

(4) Aan artikel 11 bis wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3.      Om te zorgen voor een optimale uitvoering van de aanpassing van de rechtstreekse betalingen in 2013 en van de financiële discipline, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen regels vaststellen inzake de grondslag voor de berekening van de verlagingen die de lidstaten vanwege de aanpassing van de betalingen in 2013 en de financiële discipline overeenkomstig de artikelen 10 bis en 11 op de landbouwers moeten toepassen."

(5) De artikelen 134, 135 en 136 worden geschrapt.

(6) Aan bijlage IV wordt de volgende kolom toegevoegd:

"2013

569

903

964,3

5 372,2

101,2

1 255,5

2 344,5

5 055,2

7 853,1

4 128,3

53,5

146,4

379,8

34,7

1 313,1

5,5

830,6

715,7

3 043,4

566,6

144,3

385,6

539,2

717,5

3 650"

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de [zevende] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009, wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft;

-        Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten;

-        Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft.

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[13]

Beleidsterrein Titel 05 van Rubriek 2

1.3. Aard van het voorstel/initiatief (Wetgevingskader voor het GLB na 2013)

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[14]

x Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

x Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Om het efficiënte gebruik van hulpbronnen te bevorderen en zodoende, overeenkomstig de Europa 2020‑strategie, te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei van de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU, zijn voor het GLB de volgende doelstellingen vastgelegd:

- Rendabele voedselproductie

- Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;

- Evenwichtige territoriale ontwikkeling.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen voor Beleidsterrein 05:

Specifieke doelstelling nr. 1:

Het leveren van collectieve goederen in de milieusector

Specifieke doelstelling nr. 2:

Het compenseren van problemen bij de productie in gebieden met natuurlijke beperkingen

Specifieke doelstelling nr. 3:

Het nemen van maatregelen voor matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering

Specifieke doelstelling nr. 4:

Het beheren van de EU-begroting (GLB) met inachtneming van hoge normen inzake financieel beheer

Specifieke doelstelling voor ABB 05 02 – Interventiemaatregelen op de landbouwmarkten:

Specifieke doelstelling nr. 5:

Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen

Specifieke doelstelling voor ABB 05 03 – Rechtstreekse steun:

Specifieke doelstelling nr. 6:

Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken

Specifieke doelstellingen voor ABB 05 04 – Plattelandsontwikkeling:

Specifieke doelstelling nr. 7

Groene groei stimuleren door innovatie

Specifieke doelstelling nr. 8:

De werkgelegenheid op het platteland stimuleren en het sociale weefsel van de plattelandsgebieden in stand houden

Specifieke doelstelling nr. 9

De plattelandseconomie verbeteren en diversificatie stimuleren

Specifieke doelstelling nr. 10

Gunstige voorwaarden scheppen voor de structurele diversiteit van de landbouwsystemen

1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

In dit stadium kunnen nog geen kwantitatieve streefdoelen voor de impactindicatoren worden vastgelegd. Hoewel het beleid wel sturend kan werken, zouden de gemeten economische, ecologische en sociale resultaten uiteindelijk ook afhangen van de impact van diverse externe factoren en het recente verleden heeft geleerd dat deze factoren significant en onvoorspelbaar zijn. Ondertussen wordt de analyse voortgezet om klaar te zijn voor de periode na 2013.

Met betrekking tot de rechtstreekse betalingen krijgen de lidstaten de mogelijkheid om tot op zekere hoogte zelf te beslissen over de tenuitvoerlegging van bepaalde elementen van de regelingen voor de rechtstreekse betalingen.

Met betrekking tot de plattelandsontwikkeling zullen de te verwachten resultaten en effecten afhangen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's die de lidstaten bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun programma's streefdoelen op te nemen.

1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

De voorstellen voorzien in de opstelling van een gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader om de prestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te meten. Dat kader omvat alle instrumenten op het gebied van monitoring en evaluatie van GLB-maatregelen, met name rechtstreekse betalingen, marktmaatregelen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de toepassing van de randvoorwaarden.

De impact van deze GLB-maatregelen wordt beoordeeld in het licht van de volgende doelstellingen:

a)       rendabele voedselproductie, met de klemtoon op landbouwinkomen, productiviteit van de landbouw en prijsstabiliteit;

b)       duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, met de klemtoon op uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit, bodem en water;

c)       evenwichtige territoriale ontwikkeling, met de klemtoon op werkgelegenheid op het platteland, groei en armoede in plattelandsgebieden.

De Commissie bepaalt, middels uitvoeringshandelingen, de voor deze doelstellingen en gebieden specifieke indicatoren.

Voor plattelandsontwikkeling wordt bovendien een omvattender gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem voorgesteld. Dat systeem heeft ten doel a) de voortgang en de verwezenlijkingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van het plattelandsontwikkelingsbeleid te evalueren, b)            bij te dragen tot gerichtere steun voor plattelandsontwikkeling, en c) een gemeenschappelijk leerproces op het gebied van monitoring en evaluatie te stimuleren. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, een lijst vast van aan de beleidsprioriteiten gekoppelde gemeenschappelijke indicatoren.

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Deze voorstellen zijn erop gericht te zorgen voor het wetgevingskader voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013, met het oog op het bereiken van de meerjarige strategische doelstellingen van het GLB die rechtstreeks zijn gebaseerd op de Europa 2020-strategie voor het Europese platteland, en op de naleving van de ter zake relevante voorschriften van het Verdrag.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het toekomstige GLB zal niet alleen een beleid zijn dat is afgestemd op een klein, maar essentieel deel van de EU-economie, maar ook een beleid van strategisch belang voor de voedselzekerheid, het milieu en het territoriale evenwicht. Zo wordt het GLB een werkelijk gemeenschappelijk beleid dat optimaal gebruik maakt van de beperkte begrotingsmiddelen om in de hele EU een duurzame landbouw in stand te houden, belangrijke grensoverschrijdende problemen zoals de klimaatverandering aan te pakken en de solidariteit tussen de lidstaten te versterken.

Het GLB is een werkelijk Europees beleid, zoals ook reeds in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020"[15] is gezegd. In plaats van in alle 27 een eigen landbouwbeleid te voeren en een eigen landbouwbegroting op te stellen, brengen de lidstaten hun middelen samen in een enkel Europees beleid met een enkele Europese begroting. Dit houdt uiteraard in dat het GLB een aanzienlijk deel uitmaakt van de begroting van de EU. Toch is deze aanpak efficiënter en economischer dan een ongecoördineerde nationale aanpak.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Op basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.

1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (ELFPO, EFRO, ESF, Cohesiefonds en EFMV) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, het doelmatig besteden van de EU-middelen en het in praktijk brengen van vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het vooruitzicht gestelde partnerschapsovereenkomsten, die ook betrekking zullen hebben op deze fondsen.

Met het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld, worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet in prioriteiten voor zowel het ELFPO als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMV, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen.

Het gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie.

Voor het GLB resulteert een en ander bovendien in aanzienlijke synergieën en vereenvoudigingen dankzij de harmonisering en het op elkaar afstemmen van de beheers‑ en controlevoorschriften voor de eerste (ELGF) en de tweede (ELFPO) pijler van het GLB. De sterke band tussen het ELGF en het ELFPO moet worden behouden en de in de lidstaten bestaande structuren moeten worden verstevigd.

1.6. Duur en financiële gevolgen

x Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordeningen betreffende de regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkeling en overgangsverordeningen)

– x   Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– x   Financiële gevolgen voor de periode die wordt bestreken door het volgende meerjarig financieel kader. Voor plattelandsontwikkeling, gevolgen voor de betalingen tot en met 2023

x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur (voor de ontwerpverordening inzake de integrale GMO en de horizontale verordening)

– Uitvoering vanaf 2014.

1.7. Beheersvorm(en)[16]

x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[17]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

X Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen

Geen ingrijpende wijziging ten opzichte van de huidige situatie, d.w.z. de uitgaven die verband houden met de wetgevingsvoorstellen inzake de hervorming van het GLB worden grotendeels beheerd in de vorm van gedeeld beheer met de lidstaten. Een zeer gering deel zal evenwel nog steeds onder direct gecentraliseerd beheer door de Commissie vallen.

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

In het kader van de monitoring en evaluatie van het GLB zal de Commissie om de 4 jaar verslag uitbrengen bij het Europees Parlement en de Raad; het eerste verslag moet uiterlijk eind 2017 worden ingediend.

Ter aanvulling worden specifieke voorschriften voor alle sectoren van het GLB vastgesteld, onder meer inzake uitgebreide rapportage‑ en meldingsvoorschriften die worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen.

Voor de plattelandsontwikkeling wordt eveneens voorzien in monitoringregels op programmaniveau, die worden afgestemd op de andere fondsen en vergezeld gaan van evaluaties voor, tijdens en na de uitvoering van het programma.

2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

Het GLB telt meer dan zeven miljoen begunstigden, die steun ontvangen in het kader van een van de vele verschillende steunregelingen, voor elk waarvan gedetailleerde en soms ingewikkelde subsidiabiliteitscriteria gelden.

Het foutenpercentage in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is voortdurend gedaald. Het huidige foutenpercentage van 2% bevestigt de positieve perceptie van de ontwikkelingen in de voorbije jaren. Er wordt naar gestreefd in dezelfde richting verder te gaan en het foutenpercentage tot onder de 2% terug te dringen.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, heeft ten doel de huidige bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde regeling te handhaven en te versterken. Het voorstel voorziet in een bindende administratieve structuur op het niveau van de lidstaten, georganiseerd rond geaccrediteerde betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles bij de uiteindelijke begunstigden overeenkomstig de in punt 2.3 opgenomen principes. Het hoofd van elk betaalorgaan moet jaarlijks een borgingsverklaring indienen die betrekking heeft op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen, de goede werking van de internecontrolesystemen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties. Een onafhankelijk auditorgaan moet advies uitbrengen over deze drie elementen.

De Commissie zal de landbouwuitgaven blijven controleren middels een op risicoanalyse gebaseerde aanpak om te garanderen dat de controles worden gericht op de gebieden met het grootste risico. Wanneer uit deze controles blijkt dat bij de uitgaven de regels van de Unie zijn overtreden, zal zij de betrokken bedragen aan EU-financiering onttrekken in het kader van de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen.

Bijlage 8 van de effectbeoordeling bij deze wetgevingsvoorstellen bevat een gedetailleerde analyse van de aan deze controles verbonden kosten.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Het wetgevingspakket, en met name het voorstel voor een verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voorziet in de handhaving en versterking van de huidige gedetailleerde regelingen inzake controle en sancties door de betaalorganen, met gemeenschappelijke basiselementen en op de specifieke kenmerken van elke steunregeling toegesneden speciale voorschriften. De regelingen voorzien meestal in uitputtende administratieve controles van alle steunaanvragen, kruiscontroles met andere databanken voor zover dit passend wordt geacht, en aan de betaling voorafgaande controles ter plaatse van een minimum aantal transacties naargelang van het aan de betrokken regeling verbonden risico. Als bij deze controles ter plaatse een groot aantal onregelmatigheden wordt geconstateerd, moeten aanvullende controles worden verricht. Veruit het belangrijkste systeem in dit verband is het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), dat in het begrotingsjaar 2010 is toegepast voor ongeveer 80% van alle uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO. De Commissie zal worden gemachtigd om, voor lidstaten met goed werkende controlesystemen en lage foutenpercentages, toe te staan dat het aantal controles ter plaatse wordt verlaagd.

In het pakket is voorts bepaald dat de lidstaten onregelmatigheden en fraude moeten voorkomen, opsporen en corrigeren, doeltreffende, ontradende en proportionele straffen moeten opleggen zoals vastgesteld in de uniale of nationale wetgeving, en onregelmatige betalingen met interest moeten terugvorderen. Het bevat ook een automatisch vereffeningsmechanisme voor onregelmatige betalingen, waarin is bepaald dat, wanneer de terugvordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het terugbetalingsverzoek of binnen acht jaar ingeval van een rechtsprocedure, de niet-geïnde bedragen ten laste vallen van de betrokken lidstaat. Dit mechanisme zal voor de lidstaten een sterke stimulans zijn om onregelmatige betalingen zo snel mogelijk terug te vorderen.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

De in dit financieel memorandum aangegeven bedragen zijn uitgedrukt in huidige prijzen en betreffen vastleggingen.

Naast de in de onderstaande tabellen opgenomen wijzigingen die voortvloeien uit de wetgevingsvoorstellen, bevatten die voorstellen ook andere wijzigingen die geen financiële gevolgen hebben.

In dit stadium kan niet worden uitgesloten dat, in om het even welk jaar in de periode 2014‑2020, financiële discipline moet worden toegepast. Dat hangt evenwel niet af van de hervormingsvoorstellen als zodanig, maar van andere factoren zoals de uitvoering van rechtstreekse steun of toekomstige ontwikkelingen op de landbouwmarkten.

Voor de rechtstreekse steunbedragen liggen de in het voorstel betreffende de overgang vervatte verlengde nettomaxima voor 2014 (kalenderjaar 2013) hoger dan de in de onderstaande tabellen aangegeven bedragen voor rechtstreekse steun. Deze verlenging heeft ten doel de continuïteit van de bestaande wetgeving te garanderen in een scenario waarbij alle andere elementen ongewijzigd blijven, onverminderd de eventuele noodzaak om het mechanisme van de financiële discipline toe te passen.

De hervormingsvoorstellen bevatten bepalingen op grond waarvan de lidstaten enige flexibiliteit wordt geboden bij de toewijzing van de rechtstreekse steun, respectievelijk plattelandsontwikkeling. Indien lidstaten besluiten gebruik te maken van die flexibiliteit, dan heeft dat financiële gevolgen binnen de bestaande financiële bedragen, die in dit stadium niet kunnen worden gekwantificeerd.

Dit financieel memorandum houdt geen rekening met het eventuele gebruik van de crisisreserve. Er zij op gewezen dat voor de bedragen van de marktgerelateerde uitgaven is uitgegaan van een situatie zonder openbare‑interventieaankopen en andere crisismaatregelen in om het even welke sector.

3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Tabel 1: Bedragen voor het GLB, inclusief aanvullende bedragen waarin is voorzien in de MFK-voorstellen en in de voorstellen voor de hervorming van het GLB

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || ||

Binnen het MFK || || || || || || || || || ||

Rubriek 2 || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (2) (3) (4) || 44 939 || 45 304 || 44 830 || 45 054 || 45 299 || 45 519 || 45 508 || 45 497 || 45 485 || 317 193

Geraamde bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 672 || 4 704

P1 Rechtstreekse steun en marktgerelateerde uitgaven (met bestemmingsontvangsten) || 45 611 || 45 976 || 45 502 || 45 726 || 45 971 || 46 191 || 46 180 || 46 169 || 46 157 || 321 897

P2 Plattelandsontwikkeling (4) || 14 817 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 14 451 || 101 157

Totaal || 60 428 || 60 428 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

Rubriek 1 || || || || || || || || || ||

CB Landbouwonderzoek en -innovatie || n.v.t. || n.v.t. || 682 || 696 || 710 || 724 || 738 || 753 || 768 || 5 072

Meest hulpbehoevenden || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

Totaal || n.v.t. || n.v.t. || 1 061 || 1 082 || 1 104 || 1 126 || 1 149 || 1 172 || 1 195 || 7 889

Rubriek 3 || || || || || || || || || ||

Voedselveiligheid || n.v.t. || n.v.t. || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 350 || 2 450

|| || || || || || || || || ||

Buiten het MFK || || || || || || || || || ||

Reserve voor crisissen in de landbouwsector || n.v.t. || n.v.t. || 531 || 541 || 552 || 563 || 574 || 586 || 598 || 3 945

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) || || || || || || || || || ||

Waarvan maximaal beschikbaar voor landbouw (5) || n.v.t. || n.v.t. || 379 || 387 || 394 || 402 || 410 || 418 || 427 || 2 818

|| || || || || || || || || ||

TOTAAL || || || || || || || || || ||

TOTAAL voorstellen Commissie (MFK + buiten het MFK) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 62 274 || 62 537 || 62 823 || 63 084 || 63 114 || 63 146 || 63 177 || 440 156

TOTAAL voorstellen MFK (d.i. uitgezonderd reserve en EFG) + bestemmingsontvangsten || 60 428 || 60 428 || 61 364 || 61 609 || 61 877 || 62 119 || 62 130 || 62 141 || 62 153 || 433 393

Opmerkingen:

(1)           Met inachtneming van reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervallen eind 2013.

(2)           De bedragen hebben betrekking op het voorgestelde jaarlijkse maximum voor de eerste pijler. Opgemerkt zij evenwel dat wordt voorgesteld negatieve uitgaven van de boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen (momenteel onder begrotingspost 05 07 07 06) over te hevelen naar de bestemmingsontvangsten (onder post 67 03). Voor details, zie de tabel geraamde ontvangsten op de onderstaande bladzijde.

(3)           De cijfers voor 2013 zijn inclusief de bedragen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen en die voor marktmaatregelen in de visserijsector.

(4)           De bedragen in de bovenstaande tabel zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500 definitief van 29 juni 2011). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de hiernavolgende tabellen zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(5)           Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500 definitief) komt een totaalbedrag tot 2,5 miljard EUR in prijzen van 2011 beschikbaar voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering om aanvullende steun te verlenen aan landbouwers die te lijden hebben van de effecten van de globalisering. In de bovenstaande tabel is de uitsplitsing per jaar in huidige prijzen slechts indicatief. In het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (COM(2011) 403 definitief van 29 juni 2011) is voor het EFG een algemeen maximumbedrag van 429 miljoen EUR per jaar (in prijzen van 2011) vastgesteld.       

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

Tabel 2: Geraamde ontvangsten en uitgaven voor Beleidsterrein 05 van Rubriek 2

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 2014-2020

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 123 || 123 || || || || || || 246

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 187

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 864 || 864 || 741 || 741 || 741 || 741 || 741 || 5 433

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || 2 622 || 2 641 || 2 670 || 2 699 || 2 722 || 2 710 || 2 699 || 18 764

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 43 081 || 43 297 || 43 488 || 43 454 || 43 454 || 43 454 || 303 105

05 03 Rechtstreekse steun (na plafonnering) || 42 170 || 42 535 || 42 876 || 42 917 || 43 125 || 43 303 || 43 269 || 43 269 || 43 269 || 302 027

|| || || || || || || || || ||

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 14 455 || 101 185

05 04 - Plattelandsontwikkeling (na plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 14 455 || 14 619 || 14 627 || 14 640 || 14 641 || 14 641 || 14 641 || 102 263

|| || || || || || || || || ||

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Totaal || 60 229 || 60 229 || 59 953 || 60 177 || 60 423 || 60 642 || 60 631 || 60 620 || 60 608 || 423 054

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || 59 212 || 59 436 || 59 682 || 59 901 || 59 890 || 59 879 || 59 867 || 417 867

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen wetgevingsaanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaan de ramingen ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 3: Berekening van de financiële gevolgen, per begrotingshoofdstuk, van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft ontvangsten en GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

Begrotingsjaar || 2013 || 2013 aange­past || || Totaal 2014‑2020

|| || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 ||

ONTVANGSTEN || || || || || || || || || ||

123 – Productieheffing suiker (eigen middelen) || 123 || 123 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

|| || || || || || || || || ||

67 03 - Bestemmingsontvangsten || 672 || 672 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

waarvan: ex 05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || 0 || 0 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 795 || 795 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

UITGAVEN || || || || || || || || || ||

05 02 - Markten (1) || 3 311 || 3 311 || -689 || -670 || -641 || -612 || -589 || -601 || -612 || -4 413

05 03 Rechtstreekse steun (vóór plafonnering) (2) || 42 170 || 42 535 || -460 || -492 || -534 || -577 || -617 || -617 || -617 || -3 913

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen naar plattelandsontwikkeling || || || 0 || -164 || -172 || -185 || -186 || -186 || -186 || -1 078

05 04 - Plattelandsontwikkeling (vóór plafonnering) || 14 817 || 14 451 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 28

05 03 – Rechtstreekse steun - Geraamde opbrengst van de plafonnering, over te dragen van de rechtstreekse steun || || || 0 || 164 || 172 || 185 || 186 || 186 || 186 || 1 078

05 07 01 06 – Boekhoudkundige goedkeuring || -69 || -69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 69 || 483

Totaal || 60 229 || 60 229 || -1 076 || -1 089 || -1 102 || -1 115 || -1 133 || -1 144 || -1 156 || -7 815

NETTOBEGROTING na bestemmingsontvangsten || || || -1 145 || -1 158 || -1 171 || -1 184 || -1 202 || -1 213 || -1 225 || -8 298

Opmerkingen:

(1)           Voor 2013 betreft het een voorlopige raming op basis van de ontwerpbegroting 2012, met inachtneming van de reeds overeengekomen juridische aanpassingen (bijv. wijnmaximum, afschaffing premie voor aardappelzetmeel, gedroogde diervoeders) en van enkele verwachte ontwikkelingen. Voor alle jaren gaat de raming ervan uit dat er geen behoefte is aan aanvullende financiering van steunmaatregelen in verband met verstoringen van de markt of crisissituaties.

(2)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

Tabel 4: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de marktgerelateerde GLB‑uitgaven

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechtsgrondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Uitzonderingsmaatregelen gestroomlijnde en verruimde werkingssfeer rechtsgrondslag || || art. 154, 155, 156 || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing interventie voor durumtarwe en sorgho || || ex art. 10 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Voedselprogramma's voor de meest hulpbehoevenden || (2) || ex art. 27 van Ver. 1234/2007 || 500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -500,0 || -3 500,0

Particuliere opslag (vlasvezels) || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Steun voor katoen - Herstructurering || (3) || ex art. 5 van Ver. 637/2008 || 10,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -4,0 || -28,0

Aanloopsteun voor producentengroeperingen G&F || || ex. art. 117 || 30,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || -15,0 || -15,0 || -30,0 || -30,0 || -90,0

Schoolfruitregeling || || art. 21 || 90,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 60,0 || 420,0

Afschaffing PO hop || || ex. art. 111 || 2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -2,3 || -15,9

Facultatieve particuliere opslag mageremelkpoeder || || art. 16 || n.v.t. || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm

Afschaffing steun voor gebruik ondermelk/MMP voor voederdoeleinden/verwerking tot caseïne en gebruik caseïne || || ex. art. 101, 102 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

Facultatieve particuliere opslag boter || (4) || art. 16 || 14,0 || [-1,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-14,0] || [-85,0]

Afschaffing heffing verkoopbevordering melk || || ex. art. 309 || pm || - || - || - || - || - || - || - || -

TOTAAL 05 02 || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen (5) || || || || -446,3 || -446,3 || -446,3 || -461,3 || -461,3 || -476,3 || -476,3 || -3 213,9

Opmerkingen:

(1)           De behoeften voor 2013 zijn geraamd op basis van de ontwerpbegroting van de Commissie 2012, behalve voor a) de sector groenten en fruit waarvoor de behoeften zijn gebaseerd op het financieel memorandum voor de respectieve hervormingen en b) reeds overeengekomen wetgevingswijzigingen.

(2)           Het bedrag voor 2013 komt overeen met voorstel COM(2010) 486 van de Commissie. Vanaf 2014 wordt de maatregel gefinancierd onder Rubriek 1.

(3)           De beschikbare middelen voor het programma voor herstructurering van de katoensector in Griekenland (4 miljoen EUR/jaar) worden vanaf 2014 overgedragen naar plattelandsontwikkeling. De beschikbare middelen voor Spanje (6,1 miljoen EUR/jaar) gaan vanaf 2018 naar de bedrijfstoeslagregeling (reeds besloten).

(4)           Geraamde gevolgen in geval van niet‑toepassing van de maatregel.

(5)           Verwacht wordt dat, bovenop de uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 02 en 05 03, de rechtstreekse uitgaven in het kader van de hoofdstukken 05 01, 05 07 en 05 08 zullen worden gefinancierd uit de bestemmingsontvangsten van het ELGF. 

Tabel 5: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || 2013 (1) || 2013 Aangepast (2) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

|| || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse steun || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 341,0 || 381,1 || 589,6 || 768,0 || 733,2 || 733,2 || 733,2 || 4 279,3

- Reeds goedgekeurde wijzigingen: || || || || || || || || || || || ||

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 875,0 || 1 133,9 || 1 392,8 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 1 651,6 || 10 008,1

Herstructurering katoen || || || || || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 6,1 || 6,1 || 6,1 || 18,4

Gezondheids­controle || || || || || -64,3 || -64,3 || -64,3 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -90,0 || -552,8

Vorige hervormingen || || || || || -9,9 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -32,4 || -204,2

|| || || || || || || || || || || ||

- Wijzigingen in verband met nieuwe voorstellen GLB-hervorming || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

waarvan: plafonnering || || || || || 0,0 || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

|| || || || || || || || || || || ||

TOTAAL 05 03 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || -459,8 || -656,1 || -706,5 || -761,3 || -802,2 || -802,2 || -802,2 || -4 990,3

TOTAAL UITGAVEN || || || 42 169,9 || 42 535,4 || 42 876,4 || 42 916,5 || 43 125,0 || 43 303,4 || 43 268,7 || 43 268,7 || 43 268,7 || 302 027,3

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           Met inachtneming van reeds goedgekeurde wetgevingswijzigingen, d.w.z. vrijwillige modulatie voor het VK en artikel 136 "niet‑uitgegeven bedragen" vervalt eind 2013.

Tabel 6: Componenten van rechtstreekse steun

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Bijlage II || || || || || 42 407,2 || 42 623,4 || 42 814,2 || 42 780,3 || 42 780,3 || 42 780,3 || 256 185,7

Betaling voor landbouwpraktijken die gunstig zijn voor klimaat en milieu (30%) || || || || || 12 866,5 || 12 855,3 || 12 844,3 || 12 834,1 || 12 834,1 || 12 834,1 || 77 068,4

Maximum dat kan worden toegewezen aan betalingen aan jonge landbouwers (2%) || || || || || 857,8 || 857,0 || 856,3 || 855,6 || 855,6 || 855,6 || 5 137,9

Basistoeslagregeling, toeslag voor gebieden met natuurlijke handicaps, facultatieve gekoppelde steun || || || || || 28 682,9 || 28 911,1 || 29 113,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 29 090,6 || 173 979,4

Maximum dat van bovenstaande lijnen kan worden weggenomen voor de financiering van de regeling kleine landbouwers (10%) || || || || || 4 288,8 || 4 285,1 || 4 281,4 || 4 278,0 || 4 278,0 || 4 278,0 || 25 689,3

In bijlage II opgenomen wijnoverdrachten[18] || || || || || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 159,9 || 959,1

Plafonnering || || || || || -164,1 || -172,1 || -184,7 || -185,6 || -185,6 || -185,6 || -1 077,7

Katoen || || || || || 256,0 || 256,3 || 256,5 || 256,6 || 256,6 || 256,6 || 1 538,6

POSEI/Kleine eilanden in de Egeïsche Zee || || || || || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 417,4 || 2 504,4

Tabel 7: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft de overgangsmaatregelen voor het verlenen van rechtstreekse steun in 2014

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Geraamde behoeften || Wijzigingen t.o.v. 2013

|| || || 2013 (1) || 2013 aangepast || 2014 (2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 541,9

Geleidelijke integratie EU-12 || || || || || 616,1

Gezondheidscontrole || || || || || -64,3

Vorige hervormingen || || || || || -9,9

TOTAAL 05 03 || || || || ||

TOTAAL UITGAVEN || || || 40 165,0 || 40 530,5 || 41 072,4

Opmerkingen:

(1)           Het bedrag voor 2013 is inclusief een raming voor het rooien van wijnstokken 2012.

(2)           De verlengde nettomaxima zijn inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

Tabel 8: Berekening van de financiële gevolgen van de voorstellen voor de hervorming van het GLB wat betreft plattelandsontwikkeling

In miljoenen EUR (huidige prijzen)

BEGROTINGSJAAR || || Rechts­grondslag || Toewijzing voor plattelandsontwikke­ling || Wijzigingen t.o.v. 2013 ||

|| || || 2013 || 2013 Aange­past (1) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal 2014‑2020

Programma’s voor plattelandsontwikkeling || || || 14 788,9 || 14 423,4 || || || || || || || ||

Steun voor katoen - Herstructurering || (2) || || || || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 4,0 || 28,0

Resultaat plafonnering rechtstreekse steun || || || || || || 164,1 || 172,1 || 184,7 || 185,6 || 185,6 || 185,6 || 1 077,7

Voor PO beschikbare middelen exclusief technische ondersteuning || (3) || || || || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -8,5 || -59,4

Technische ondersteuning || (3) || || 27,6 || 27,6 || 8,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 29,4

Prijs voor plaatselijke innovatieve samenwerkingsprojecten || (4) || || n.v.t. || n.v.t. || 0,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 5,0 || 30,0

TOTAAL 05 04 || || || || || || || || || || || ||

Nettogevolgen van hervormingsvoorstellen || || || || || 4,0 || 168,1 || 176,1 || 188,7 || 189,6 || 189,6 || 189,6 || 1 105,7

TOTAAL UITGAVEN (vóór plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 14 455,1 || 101 185,5

TOTAAL UITGAVEN (na plafonnering) || || || 14 816,6 || 14 451,1 || 14 455,1 || 14 619,2 || 14 627,2 || 14 639,8 || 14 640,7 || 14 640,7 || 14 640,7 || 102 263,2

Opmerkingen:

(1)           Aanpassingen overeenkomstig bestaande wetgeving slechts van toepassing tot het einde van het begrotingsjaar 2013.

(2)           De bedragen in tabel 1 (deel 3.1) zijn in overeenstemming met die in de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500 definitief). Besloten moet evenwel nog worden of in het MFK rekening wordt gehouden met de voorgestelde overdracht, met ingang van 2014, van de middelen van één lidstaat voor het nationale herstructureringsprogramma voor katoen naar plattelandsontwikkeling; het betreft een aanpassing (4 miljoen EUR per jaar) van de bedragen voor respectievelijk het ELGF‑submaximum en de tweede pijler. In de bovenstaande tabel 8 zijn de bedragen overgedragen, ongeacht of dat ook zo is voor het MFK.

(3)           Het bedrag voor 2013 voor technische steun werd vastgesteld op basis van de oorspronkelijke middelen voor plattelandsontwikkeling (overdrachten van eerste pijler niet inbegrepen).

Technische steun voor 2014-2020 wordt vastgesteld op 0,25% van de totale middelen voor plattelandsontwikkeling.

(4)           Gedekt door het voor technische steun beschikbare bedrag.

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Opmerking:    Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het niveau van de huidige personele middelen en administratieve uitgaven.

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

DG: AGRI ||

Ÿ Personele middelen || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

TOTAAL DG AGRI || Kredieten || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar N[19] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || || || || || || || ||

Betalingen || || || || || || || ||

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output || Gem. kosten van de output || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kosten || Aantal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kos­ten || Aan­tal out­puts || Kosten || Aan­­­tal out­puts || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 5: Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en het aandeel ervan in de productiewaarde van de voedselketen verhogen || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Groenten en fruit: Afzet van producentenorganisaties[20] || Aandeel waarde van de via PO's afgezette productie in de waarde van de totale productie || || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 830,0 || || 5 810,0

- Wijn: nationale middelen – Herstructurering20 || Aantal hectaren || || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || 54 326 || 475,1 || || 3 326,0

- Wijn: Nationale middelen – Investeringen 20 || || || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || 1 147 || 178,9 || || 1 252,6

- Wijn: Nationale middelen – Distillatie bijproducten 20 || Hecto­liters || || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || 700 000 || 98,1 || || 686,4

- Wijn: Nationale middelen – Drikalcohol 20 || Aantal hectaren || || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || 32 754 || 14,2 || || 14,2

- Wijn: Nationale middelen – Gebruik van geconcentreerde most 20 || Hecto-liters || || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || 9 || 37,4 || || 261,8

- Wijn: Nationale middelen – Afzetbevorde­ring 20 || || || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 267,9 || || 1 875,3

- Andere || || || || 720,2 || || 739,6 || || 768,7 || || 797,7 || || 820,3 || || 808,8 || || 797,1 || || 5 452,3

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || || 2 621.8 || || 2 641,2 || || 2 670,3 || || 2 699,3 || || 2 721,9 || || 2 710,4 || || 2 698,7 || || 18 763,5

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 6: Bijdragen tot het landbouwinkomen en de variabiliteit ervan beperken || || || || || || || || || || || || || || || ||

Rechtstreekse inkomenssteun[21] || Aantal hectaren betaald (in miljoenen) || || 161,014 || 42 876,4 || 161,014 || 43 080,6 || 161,014 || 43 297,1 || 161,014 || 43 488,1 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 43 454,3 || 161,014 || 303 105,0

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 6 || || 42 876,4 || || 43 080,6 || || 43 297,1 || || 43 488,1 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 43 454,3 || || 303 105,0

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||

Opmerking: Voor de specifieke doelstellingen 1 tot en met 4 en 7 tot en met 10 moeten de outputs nog worden bepaald (zie deel 1.4.2 hierboven).

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen[22] || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 136,998 || 958,986

Andere administratieve uitgaven || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 9,704 || 67,928

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 146,702 || 1 026,914

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– x   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Opmerking: Verwacht wordt dat de wetgevingsvoorstellen geen gevolgen hebben voor de administratieve kredieten; het is namelijk de bedoeling dat het wetgevingskader ten uitvoer kan worden gelegd met het huidige niveau van de personele middelen en administratieve uitgaven. De cijfers voor de periode 2014-2020 zijn gebaseerd op de situatie voor 2011.

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034 || 1 034

XX 01 01 02 (delegaties) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[23] ||

XX 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78 || 78

XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties) || || || || || || ||

XX 01 04 jj || - zetel || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || ||

XX 01 05 02 (AC, INT, END – onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 02 (AC, INT, END - eigen onderzoek) || || || || || || ||

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || ||

TOTAAL[24] || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115 || 1 115

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– x   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met de VOORSTELLEN VOOR HET meerjarig financieel kader VOOR 2014-2020

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– x   Het voorstel/initiatief betreffende plattelandsontwikkeling (ELFPO) voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal

Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS

TOTAAL medegefinancierde kredieten[25] || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen || Nog te bepalen

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– x   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– x   voor de eigen middelen

– x   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[26]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

|| || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Zie de tabellen 2 en 3 in deel 3.2.1.

[1]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[2]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten", COM(2010) 672 definitief van 18.11.2010.

[3]               Zie met name de resolutie van het Europees Parlement van 23 juni 2011, 2011/2015(INI) en de conclusies van de voorzitterschap van 18.3.2011.

[4]               Het huidige wetgevingskader bestaat uit Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (rechtstreekse betalingen), Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (marktinstrumenten), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (plattelandsontwikkeling) en Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (financiering).

[5]               Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en tot vaststelling van algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, COM(2011) 615 van 6.10.2011.

[6]               Een overzicht van de 517 bijdragen is opgenomen in bijlage 9 van de effectbeoordeling.

[7]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[8]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[9]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[10]             PB C [...] van [...], blz. [...].

[11]             PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

[12]             PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1.

[13]             ABM: Activity-Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[14]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[15]             COM(2011) 500 definitief van 29 juni 2011.

[16]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[17]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[18]             Rechtstreekse steun voor de periode 2014-2020 is inclusief een raming van de wijnoverdrachten naar BTR op basis van door de lidstaten voor 2013 te nemen besluiten.

[19]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[20]             Op basis van uitvoering in het verleden en van ramingen in de ontwerpbegroting 2012. Voor de PO's in de sector groenten en fruit zijn de bedragen in overeenstemming met de hervorming van die sector en, zoals reeds is aangegeven in de activiteitenoverzichten van de ontwerpbegroting 2012, zullen de outputs pas eind 2011 bekend zijn.

[21]             Op basis van potentieel subsidiabele arealen voor 2009.

[22]             Op basis van gemiddelde kosten van 127 000 EUR voor posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen).

[23]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

[24]             Exclusief het subplafond in begrotingsonderdeel 05.010404.

[25]             Dit wordt toegelicht in de door de lidstaten in te dienen plattelandsontwikkelingsprogramma's.

[26]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.