52011PC0609

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie /* COM/2011/0609 definitief - 2011/0270 (COD) */


{SEC(2011)1130 final}

{SEC(2011)1131 final}

TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

· Algemene context

De Europese samenleving wordt geconfronteerd met verschillende uitdagingen als gevolg van de toegenomen wereldwijde concurrentie, snelle technologische ontwikkelingen, demografische trends en klimaatverandering. De recente economische en financiële crisis, die alle landen en regio's van de EU heeft getroffen, heeft de situatie nog verergerd. Op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid heeft de Unie nog steeds te maken met complexe problemen, zoals:

– hoge werkloosheid, met name onder laagopgeleiden, jongeren, oudere werknemers, migranten en mensen met een handicap;

– toenemende versnippering op de arbeidsmarkt, waarin meer flexibele werkpatronen en andere uitdagingen in opkomst zijn die een impact hebben op de arbeidszekerheid en de arbeidsvoorwaarden;

– een krimpende beroepsbevolking en toenemende druk op de socialezekerheidsstelsels als gevolg van demografische veranderingen;

– problemen met het combineren van werk en zorg en met het vinden van een goede balans tussen werk en privéleven, die de persoonlijke ontwikkeling en het gezinsleven in de weg staan;

– een onaanvaardbaar groot aantal mensen die onder de armoedegrens en in sociale uitsluiting leven.

De crisis heeft ook aan het licht gebracht dat de economieën van de EU-27 nauw met elkaar verbonden zijn en dat er spill-overeffecten tussen de landen zijn, waarbij hervormingen, of het ontbreken daarvan, in het ene land gevolgen hebben voor de prestaties van de andere. Dit betekent dat gecoördineerde actie op het niveau van de Unie doeltreffender is om deze uitdagingen het hoofd te bieden dan afzonderlijke acties van de lidstaten. Om kosteneffectief te zijn, moeten de hervormingen zo veel mogelijk op bewijsmateriaal gebaseerd zijn. De betrokkenheid van beleidsmakers en andere belanghebbenden bij een collectief leerproces en bij de ontwikkeling en het uitproberen van nieuwe benaderingen zal waarschijnlijk leiden tot een grotere acceptatie van, betrokkenheid bij en inzet voor de Europa 2020-strategie. In dit verband kunnen sociale innovatie, en met name sociale experimenten, een krachtig hulpmiddel zijn om de hervormingen en beleidsaanpassingen die nodig zijn om Europa 2020 vorm te geven, in goede banen te leiden.

De ontwikkeling en de verspreiding van een bredere benadering van sociale innovatie in de Unie worden belemmerd door een aantal factoren, zoals:

– gebrek aan kennis over de behoeften en capaciteiten van maatschappelijke organisaties, sociale ondernemingen en sociale ondernemers en overheidsorganisaties;

– versnippering van de maatregelen en middelen, gebrek aan transparantie en zichtbaarheid, beperkte financiële steun en onvoldoende technische vaardigheden die organisaties kunnen helpen sociale innovaties te ontwikkelen en te implementeren;

– geringe betrokkenheid van burgers en bedrijven;

– geringe verspreiding, weinig schaalvergroting van goede praktijken;

– ontoereikende methoden voor de effectbeoordeling van acties en beleid.

Hoewel het aanpakken van sociaaleconomische problemen hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten en regio's is en besluiten zo dicht mogelijk bij de burger moeten worden genomen, is ook een rol voor de Unie weggelegd. Zij kan de behoefte aan specifieke hervormingen op de agenda zetten, aangeven welke belemmeringen verandering in de weg staan en hoe deze kunnen worden weggenomen, erop toezien dat de bestaande wetgeving op het niveau van de Unie wordt nageleefd, stimuleren dat goede werkwijzen en wederzijdse leerprocessen worden gedeeld, en sociale innovatie en Europese benaderingen ondersteunen.

· Motivering van het voorstel

Het programma voor sociale verandering en innovatie van de Europese Unie is gebaseerd op drie bestaande instrumenten:

– het Progress-programma, vastgesteld bij Besluit nr. 1672/2006/EG;

– Eures;

– de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting, vastgesteld bij Besluit nr. 283/2010/EU.

Het Progress-programma

Binnen de grenzen van haar bevoegdheden heeft de Unie op het gebied van werkgelegenheids- en sociaal beleid vooral als taak te zorgen voor collectieve actie en een doeltreffende coördinatie van het beleid tussen de lidstaten. Het kader is vastgelegd in het Verdrag (VEU), waarin de twee belangrijkste soorten maatregelen worden bepaald, namelijk coördinatie (goedkeuring van maatregelen gericht op de bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten) en wetgeving (vaststelling van minimumeisen middels richtlijnen)

Uit eerdere ervaring met het stimuleren van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken is gebleken dat een aantal factoren het succes van gecoördineerde beleidsmaatregelen beïnvloedt, waaronder een consistente conceptualisering van de belangrijkste factoren en hun onderlinge afhankelijkheid (bv. hoe armoede onder werkenden kan worden verklaard, hoe ongelijkheden op gezondheidsvlak kunnen worden aangepakt), gemeenschappelijke terminologie en meetmethoden met het oog op monitoring en benchmarking), vergelijkbare gegevens, en convergentie of synergieën tussen doelstellingen, waarden en belangen van verschillende belanghebbenden.

Het Progress-programma heeft vanaf het begin bijgedragen tot doeltreffende beleidsmaatregelen. Het versterkte beleidskader van de nieuwe Europa 2020-strategie betekent dat er een nog grotere behoefte is aan wetenschappelijk gefundeerde beleidsvorming, zodat het beleid en de wetgeving van de Unie de sociaaleconomische uitdagingen het hoofd kunnen bieden. De opvolger van het Progress-programma zal de Commissie bijstaan in de uitvoering van haar taken:

– het verzamelen van gegevens en bewijzen over relevante beleidsontwikkelingen;

– de monitoring van en de rapportage over de voortgang die de lidstaten boeken ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteiten en doelstellingen van de Unie;

– het waarborgen van een doeltreffende en uniforme toepassing van de wetgeving van de Unie;

– de modernisering van de wetgeving van de Unie inzake arbeidsvoorwaarden volgens de beginselen van slimme regelgeving.

Eures

Het vrije verkeer van werknemers, een van de vier vrijheden die in het Verdrag zijn verankerd, draagt bij tot de economische ontwikkeling en sociale samenhang in de Unie. De geografische mobiliteit in de Unie wordt echter beperkt door een aantal obstakels, variërend van juridische en administratieve belemmeringen, huisvestingskosten, overdraagbaarheid van pensioenen en taalbarrières tot onduidelijkheid in vacatures en ondersteuning bij het koppelen van werkzoekenden aan vacatures. Eures heeft als doel de transparantie op de arbeidsmarkt te verbeteren door vacatures te publiceren op het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit en ondersteuning te bieden voor diensten voor informatievoorziening, advisering en begeleiding op nationaal en grensoverschrijdend niveau.

Tegelijkertijd is de rol van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) veranderd als gevolg van de recente economische crisis en de noodzaak van meer op de behoeften toegesneden dienstverlening. De ODA's moeten mogelijkheden voor een leven lang leren bieden door een breed dienstenaanbod te leveren (zoals beoordeling van vaardigheden, opleiding, loopbaanbegeleiding, koppeling van banen aan profielen, advisering van cliënten), en in te spelen op de behoeften van degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. Daarnaast is het de taak van Eures nieuwe werkmethoden bij particuliere diensten voor arbeidsvoorziening te bevorderen.

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit

Een van de mogelijkheden voor werklozen om aan werk te komen, is zelfstandige te worden. Het creëren van werkgelegenheid door de oprichting en consolidatie van nieuwe bedrijven speelt een centrale rol in de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020: een aanzienlijk aantal nieuwe banen in de Unie wordt bij startende ondernemingen gecreëerd en bijna 85% van deze banen in micro-ondernemingen. De Unie heeft haar volledige potentieel in dit opzicht echter nog lang niet verwezenlijkt. Een van de belangrijkste obstakels voor het starten van een onderneming is de toegang tot financiering, en met name microkredieten, en dit probleem is door de recente economische crisis nog verergerd. De Europese microfinancieringssector is nog niet volwassen. Om te kunnen groeien, moeten de microfinancieringsinstellingen in de Unie passende financieringsmodellen uitwerken en handhaven. Daarom is er een sterke behoefte aan versterking van de institutionele capaciteitsopbouw (met name van niet-bancaire microfinancieringsinstellingen) om de aanloopkosten en de financiering van leningen aan risicogroepen te dekken.

Het programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie streeft naar meer samenhang in het EU-optreden op werkgelegenheids- en sociaal gebied door de ervaringen met het Progress-programma, Eures en de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit te bundelen en daarop voort te bouwen. Daarnaast maakt het programma het mogelijk de uitvoering te vereenvoudigen door middel van gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot onder meer gemeenschappelijke algemene doelstellingen, een gemeenschappelijke typologie van maatregelen en rationalisering van de verslaglegging en evaluatie. Tegelijkertijd voorziet het programma in een beperkt aantal specifieke bepalingen die van toepassing zijn op de drie pijlers (Progress, Eures en Microfinanciering en sociaal ondernemerschap) om rekening te houden met de wettelijke vereisten (waaronder de voorschriften inzake comitéprocedures die alleen gelden voor de Progress-pijler, geografisch bereik en specifieke verslagleggings- en evaluatievereisten in het geval van de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap).

· Doel van het voorstel

Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:       

a)      stimuleren dat de belangrijkste Europese en nationale beleidsmakers en andere belanghebbende partijen zich nauwer betrokken voelen bij de doelstellingen van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden, om concrete en gecoördineerde acties op zowel het niveau van de Unie als op nationaal niveau te bewerkstelligen

b)      de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige socialezekerheidsstelsels en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen door goed bestuur, wederzijdse leerprocessen en sociale innovatie te stimuleren;

c)      de wetgeving van de Unie moderniseren volgens de beginselen voor slimme regelgeving en ervoor zorgen dat de wetgeving van de Unie ten aanzien van arbeidsvoorwaarden doeltreffend wordt toegepast;

d)      de geografische mobiliteit van werknemers verbeteren en de arbeidskansen vergroten door open en voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten in de Unie te creëren;

e)      de werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten.

De onderdelen gendergelijkheid en non-discriminatie van het Progress-programma zullen worden opgenomen in nieuwe instrumenten op het gebied van justitie. De mainstreaming van gendergelijkheid en non-discriminatie blijft echter in de doelstellingen van het Programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie opgenomen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

· Overleg met de belanghebbende partijen

Als onderdeel van de herziening van het huidige Progress-programma heeft de Commissie een raadpleging in twee fasen georganiseerd:

1. er is een werkgroep opgezet bestaande uit vertegenwoordigers van de belangrijkste belanghebbenden van het programma om de Commissie een aantal aanbevelingen te geven over de nieuwe opzet, doelstellingen, uitvoering en financiering van het instrument;

2. tussen 4 april en 27 mei 2011 vond een openbare onlineraadpleging plaats over een opvolger van het Progress-programma.

In 2011 hebben de Eures-werkgroep en de hoofden van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) specifieke discussies over de toekomst van Eures gevoerd.

Met betrekking tot microfinanciering heeft de Commissie de standpunten geïnventariseerd van het Europees Microfinancieringsnetwerk (EMN), dat de microfinancieringssector van de Unie, de beheersautoriteiten van het Europees Sociaal Fonds en het Europees Investeringsfonds (dat de Progress-microfinancieringsfaciliteit namens de Commissie uitvoert) en de Europese Investeringsbank vertegenwoordigt. Daarnaast is rekening gehouden met de uitkomsten van twee door de diensten van de Commissie georganiseerde workshops, waarin zowel microfinanciering als ondersteuning van sociale ondernemingen aan bod kwamen.

· Effectbeoordeling

Er is een gezamenlijke effectbeoordeling uitgevoerd van de financiële instrumenten die onder de verantwoordelijkheid van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie vallen, te weten het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Progress-programma, Eures en de Progress-microfinancieringsfaciliteit[1]. Voor de effectbeoordeling werden drie opties overwogen:

– optie 1: geen beleidswijziging: bij deze optie zouden het Progress-programma, Eures en de Progress-microfinancieringsfaciliteit als afzonderlijke instrumenten naast het Europees Sociaal Fonds blijven voortbestaan.

– optie 2: een nieuw geïntegreerd programma voor sociale verandering en innovatie: het nieuwe programma bestaat uit drie afzonderlijke, maar complementaire pijlers: Progress, Eures en Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

– optie 3: één instrument voor werkgelegenheid en sociale zaken: een dergelijk instrument zou een gedeeld beheersonderdeel (het Europees Sociaal Fonds) en een direct beheersonderdeel omvatten.

Uit de effectbeoordeling is naar voren gekomen dat optie 2 de voorkeur heeft, omdat deze de meeste voordelen zou hebben met betrekking tot doelmatigheid, kritische massa, coherentie en doeltreffendheid, maar geen politieke en institutionele risico's met zich meebrengt.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 46, onder d), artikel 149, artikel 153, lid 2, onder a), en artikel 175, derde alinea, van het Verdrag.

· Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen

Aangezien de doelstellingen van het voorgestelde programma voor sociale verandering en innovatie onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor de uitvoering van het programma in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 bedragen 958,19 miljoen euro (in huidige prijzen).

2011/0270 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 46, onder d), artikel 149, artikel 153, lid 2, onder a), en artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio′s[3],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020"[4], waarin wordt aanbevolen de financieringsinstrumenten van de Unie te rationaliseren en te vereenvoudigen en scherper de nadruk te leggen op de meer waarde van de Unie en op de effecten en resultaten, wordt bij deze verordening een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie (hierna "het programma" genoemd) opgericht om de voortzetting en ontwikkeling te garanderen van activiteiten die worden uitgevoerd uit hoofde van Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress[5], Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie[6], en Beschikking 2003/8/EG van de Commissie van 23 december 2002 tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad voor wat betreft het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk[7] en Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting[8] (hierna "de Faciliteit" genoemd).

(2) De Europese Raad keurde op 17 juni 2010 het voorstel van de Commissie "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" goed, waarin vijf kerndoelen zijn vastgelegd (waarvan drie te maken hebben met werkgelegenheid, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en onderwijs) en zeven vlaggenschipinitiatieven. Dit biedt dus een samenhangend beleidskader voor de komende tien jaar. In zijn conclusies roept de Europese Raad ertoe op dat alle instrumenten en beleidsmaatregelen van de EU worden ingezet om de gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken en verzoekt hij de lidstaten beter gecoördineerde maatregelen te treffen.

(3) Overeenkomstig artikel 148, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad op 21 oktober 2010 richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid goedgekeurd, die samen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie die overeenkomstig artikel 121 van het Verdrag zijn goedgekeurd, de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020 vormen. Het programma moet bijdragen aan de toepassing van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020, en met name de richtsnoeren 7, 8 en 10, en tegelijkertijd de uitvoering van de vlaggenschipinitiatieven ondersteunen, waarbij speciale aandacht uitgaat naar het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting, een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen en Jeugd in beweging.

(4) Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting en de Innovatie-Unie zijn vlaggenschipinitiatieven die sociale innovatie erkennen als krachtig hulpmiddel om de sociale uitdagingen het hoofd te bieden die het gevolg zijn van de vergrijzing, armoede, werkloosheid, nieuwe arbeidspatronen en levensstijlen, en de verwachtingen van de burgers ten aanzien van sociale rechtvaardigheid, onderwijs en gezondheidszorg. Het programma moet actie ondersteunen om sociale innovatie te stimuleren op beleidsgebieden die binnen zijn reikwijdte vallen in de publieke, particuliere en derde sector, waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de rol van de regionale en lokale autoriteiten. Het moet onder andere helpen innovatieve oplossingen en werkwijzen door middel van sociale experimenten te inventariseren, te beoordelen en op grotere schaal toe te passen om de lidstaten te helpen hun arbeidsmarkten en socialezekerheidsbeleid doeltreffender te hervormen. Het moet ook als katalysator fungeren voor grensoverschrijdende samenwerking en netwerken tussen actoren uit de publieke, particuliere en derde sector en hen meer betrekken bij de uitwerking en uitvoering van nieuwe benaderingen om te beantwoorden aan dringende sociale behoeften en uitdagingen.

(5) In lijn met de Europa 2020-strategie moet het programma streven naar een samenhangende aanpak om de werkgelegenheid te stimuleren en sociale uitsluiting en armoede te bestrijden. De uitvoering moet worden gerationaliseerd en vereenvoudigd, met name door middel van een aantal gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot onder andere algemene doelstellingen, typologie van de maatregelen en monitoring- en evaluatieregelingen. Het programma moet zich tevens richten op grote projecten met een duidelijke meerwaarde voor de EU, om een kritische massa te bereiken en de administratieve last voor de begunstigden en de Commissie te beperken. Daarnaast kan meer gebruik worden gemaakt van vereenvoudigde kostenopties (financiering op basis van vaste bedragen en vaste tarieven), met name bij de uitvoering van mobiliteitsregelingen. Het programma moet een centraal loket worden voor verstrekkers van microfinanciering, voor het verlenen van microfinanciering, capaciteitsopbouw en technische ondersteuning. Tot slot moet het programma de nodige budgettaire flexibiliteit bieden door een reserve aan te leggen die op jaarbasis moet worden toegewezen om te beantwoorden aan de beleidsprioriteiten.

(6) De Unie moet zichzelf uitrusten met een gedegen analytische basis om beleidsvorming op werkgelegenheids- en sociaal gebied te ondersteunen. Een dergelijke wetenschappelijke basis biedt een meerwaarde ten opzichte van nationale actie doordat deze een Europees karakter heeft en vergelijkbaarheid van de verzamelde gegevens mogelijk maakt, zodat een volledig beeld van de situatie op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden in de gehele Unie ontstaat en een goede evaluatie kan plaatsvinden van de doelmatigheid en doeltreffendheid van programma's en beleid.

(7) De Unie bevindt zich in een unieke positie om een Europees platform voor beleidsuitwisseling en wederzijdse leerprocessen tussen de lidstaten op werkgelegenheids- en sociaal gebied te bieden. Kennis van beleid uit andere landen en de resultaten daarvan verbreedt de opties die beleidsmakers ter beschikking staan, leidt tot nieuwe beleidsontwikkelingen en stimuleert nationale hervormingen.

(8) Een van de centrale kenmerken van het sociaal beleid van de Unie is ervoor te zorgen dat minimumnormen worden vastgesteld en dat de arbeidsvoorwaarden in de Unie voortdurend worden verbeterd. De Unie speelt een belangrijke rol doordat zij ervoor zorgt dat het wettelijk kader volgens de beginselen van slimmere regelgeving wordt aangepast aan de nieuwe arbeidspatronen en de nieuwe gezondheids- en veiligheidsrisico's en doordat zij maatregelen neemt om de naleving van de EU-regelgeving voor de bescherming van de rechten van werknemers te verbeteren.

(9) Maatschappelijke organisaties die op verschillende niveaus actief zijn, kunnen een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma door deel te nemen aan het beleidsvormingsproces en bij te dragen aan sociale innovatie.

(10) De Unie is vastbesloten de sociale dimensie van de globalisering te versterken door behoorlijk werk en arbeidsnormen te bevorderen, hetzij direct ten aanzien van derde landen hetzij indirect door middel van samenwerking met internationale organisaties. Daarom is het zaak goede betrekkingen te ontwikkelen met derde landen die niet aan het programma deelnemen, zodat de doelstellingen van het programma kunnen worden bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele relevante overeenkomsten tussen deze landen en de Unie. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat vertegenwoordigers van deze derde landen evenementen van wederzijds belang bijwonen (zoals conferenties, workshops en seminars) in de landen die aan het programma deelnemen. Daarnaast moet de samenwerking met internationale organisaties worden versterkt, met name de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met als doel bij de uitvoering van het programma rekening te houden met de rol van deze organisaties.

(11) Overeenkomstig de artikelen 45 en 46 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn in Verordening (EU) nr. 492/2011 bepalingen vastgelegd om het vrije verkeer van werknemers te verwezenlijken door een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie tot stand te brengen. Eures moet een betere werking van de arbeidsmarkten bevorderen door grensoverschrijdende geografische mobiliteit van werknemers gemakkelijker te maken, de transparantie van de arbeidsmarkt te vergroten, te zorgen voor compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk, en activiteiten op het gebied van werving, advisering en begeleiding op nationaal en grensoverschrijdend niveau te ondersteunen, hetgeen bijdraagt tot de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

(12) De reikwijdte van Eures moet worden uitgebreid tot de ontwikkeling en ondersteuning van gerichte mobiliteitsregelingen op het niveau van de Unie, zodat vacatures kunnen worden vervuld waar de arbeidsmarkt tekortkomingen vertoont. Overeenkomstig artikel 47 van het Verdrag moet de regeling de mobiliteit onder jeugdige werknemers begunstigen.

(13) In de Europa 2020-strategie, en met name in richtsnoer 7, worden zelfstandige arbeid en ondernemerschap als cruciaal voor slimme, duurzame en inclusieve groei betiteld[9].

(14) Een van de grootste belemmeringen om een bedrijf te starten is gebrek aan toegang tot krediet, met name voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. De Unie en de lidstaten moeten op dit punt meer doen om het aanbod aan microfinanciering te vergroten en tegemoet te komen aan de vraag van degenen die hieraan het meest behoefte hebben, met name werkloze en kwetsbare mensen die een micro-onderneming willen starten of uitbouwen, eventueel als zelfstandige, maar geen toegang tot krediet hebben. Als eerste stap hebben het Europees Parlement en de Raad in 2010 de Faciliteit opgezet.

(15) Om microfinanciering toegankelijker te maken op de jonge microfinancieringsmarkt van de EU moet de institutionele capaciteit van de verstrekkers, met name niet-bancaire microfinancieringsinstellingen, worden uitgebreid, zoals is vastgelegd in de mededeling van de Commissie "Een Europees initiatief voor de ontwikkeling van microkrediet ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid"[10].

(16) Sociale ondernemingen zijn een hoeksteen van de pluralistische sociale markteconomie van Europa. Zij kunnen de motor achter sociale verandering zijn door innovatieve oplossingen aan te dragen en leveren daarom een waardevolle bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het programma moet de toegang tot financiering van sociale ondernemingen verbeteren en zo bijdragen tot het initiatief voor een sociaal ondernemerschap van de Commissie[11].

(17) Om voort te bouwen op de ervaring van internationale financiële instellingen, met name de Europese Investeringsbank Groep, moeten maatregelen met betrekking tot microfinanciering en sociaal ondernemerschap indirect door de Commissie worden uitgevoerd door taken in verband met de uitvoering van de begroting overeenkomstig het Financieel Reglement aan financiële instellingen toe te vertrouwen. Gebruikmaking van de middelen van de EU betekent dat de hefboomwerking van internationale financiële instellingen en andere investeerders wordt gebundeld, benaderingen worden gelijkgeschakeld en zo de toegang tot financiering voor micro-ondernemingen, waaronder zelfstandigen en sociale ondernemingen, beter wordt. Zo helpt de bijdrage van de Unie de opkomende sector van de sociale ondernemingen en de microfinancieringsmarkt in de Unie zich te ontwikkelen en stimuleert deze grensoverschrijdende activiteiten.

(18) Uit hoofde van de artikelen 8 en 10 van het Verdrag moet het programma de mainstreaming van gendergelijkheids- en non-discriminatiedoelstellingen bij elk optreden ondersteunen. Er moet regelmatig monitoring en evaluatie plaatsvinden om te beoordelen hoe in de activiteiten van het programma wordt omgegaan met kwesties inzake gendergelijkheid en non-discriminatie.

(19) Uit hoofde van artikel 9 van het Verdrag moet het programma ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de vereisten in verband met de bevordering van de werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Unie.

(20) Om de communicatie met het grote publiek efficiënter te maken en te zorgen voor een sterkere synergie tussen de communicatieactiviteiten op initiatief van de Commissie, dragen de middelen die uit hoofde van de verordening worden toegewezen aan informatie- en communicatieactiviteiten ook bij aan de communicatie van de politieke prioriteiten van de Europese Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

(21) Aangezien de doelstellingen van deze verordening vanwege hun omvang en effecten niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22) Deze verordening stelt voor de gehele duur van het programma een totaalbedrag vast dat in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van {…} tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

(23) De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, sancties.

(24) Aan de Commissie moeten uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om te waarborgen dat uniforme voorwaarden gelden voor de uitvoering van acties in het kader van de Eures-pijler en de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap van het programma.

(25) De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot acties die in het kader van de Progress-pijler van het programma worden uitgevoerd, moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[12],

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Titel I Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1 Voorwerp van de verordening

1. Bij deze verordening wordt een Programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie (hierna "het programma" genoemd) vastgesteld, met als doel bij te dragen tot de uitvoering van de Europa 2020-strategie en de kerndoelen en de geïntegreerde richtsnoeren daarvan door financiële ondersteuning te verlenen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie met betrekking tot de bevordering van de werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en de verbetering van de arbeidsvoorwaarden.

2. Het programma loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)           "Sociale onderneming": een onderneming die als primaire doelstelling heeft een sociale impact te bewerkstelligen in plaats van winst te maken voor de eigenaren en belanghebbenden. Zij is actief op de markt door op ondernemende en innovatieve wijze goederen en diensten te produceren en gebruikt overschotten vooral voor sociale doeleinden. Zij wordt op controleerbare en transparante wijze bestuurd, met name door de werknemers, afnemers en belanghebbenden bij haar bedrijfsactiviteiten te betrekken.

b)           "Microkrediet": een lening van ten hoogste 25 000 euro.

c)           "Micro-onderneming": een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen euro niet overschrijdt, overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[13].

d)           "Microfinanciering": garanties, tegengaranties, microkredieten, aandelenkapitaal en quasi-aandelenkapitaal die aan personen en micro-ondernemingen worden verstrekt.

Artikel 3 Structuur van het programma

1. Het programma bestaat uit de volgende drie complementaire pijlers:

a)      de Progress-pijler, die de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie ondersteunt en bevordert wetenschappelijk gefundeerde beleidsvorming en innovatie, in samenwerking met de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbende partijen;

b)      de Eures-pijler, die activiteiten van het Eures-netwerk zal ondersteunen, d.w.z. de door de EER-lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat aangewezen gespecialiseerde diensten, samen met andere belanghebbende partijen, om informatie-uitwisseling en -verspreiding en andere samenwerkingsvormen te ontwikkelen om de geografische mobiliteit van werknemers te stimuleren;

c)      de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap, die de toegang tot financiering voor ondernemers zal vergemakkelijken, met name voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, en sociale ondernemingen.

2. De in de artikelen 1 tot en met 14 vastgelegde gemeenschappelijke bepalingen zijn van toepassing op alle in de punten a), b) en c), van lid 1 bedoelde pijlers, en op elk van die pijlers zijn tevens specifieke artikelen van toepassing.

Artikel 4 Algemene doelstellingen van het programma

1. Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

a)      stimuleren dat de belangrijkste Europese en nationale beleidsmakers en andere belanghebbende partijen zich nauwer betrokken voelen bij de doelstellingen van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden, om concrete en gecoördineerde acties op zowel het niveau van de Unie als op nationaal niveau te bewerkstelligen

(b)     de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige socialezekerheidsstelsels en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen door goed bestuur, wederzijdse leerprocessen en sociale innovatie te stimuleren;

c)      de wetgeving van de Unie moderniseren volgens de beginselen voor slimme regelgeving en ervoor zorgen dat de wetgeving van de Unie ten aanzien van arbeidsvoorwaarden doeltreffend wordt toegepast

d)      de geografische mobiliteit van werknemers verbeteren en de arbeidskansen vergroten door open en voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten in de Unie te creëren;

e)      de werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten.

2. Bij de verwezenlijking van deze doelstellingen streeft het programma ernaar:

a)      de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden;

b)      ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de vereisten in verband met de bevordering van de werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de EU.

Artikel 5 Begroting

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 bedragen 958,19 miljoen euro[14].

2. De volgende indicatieve percentages worden als volgt toegewezen aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde pijlers:

a)      60% aan de Progress-pijler, waarvan ten minste 17% wordt toegewezen voor de bevordering van sociale experimenten als methode voor het toetsen en evalueren van innovatieve oplossingen om deze op grotere schaal toe te passen;

b)      15% aan de Eures-pijler;

c)      20% aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

De resterende 5% wordt aan de hand van de beleidsprioriteiten jaarlijks onder de pijlers verdeeld.

3. De Commissie kan gebruikmaken van de in lid 1 bedoelde middelen om technische en/of administratieve bijstand te financieren, met name met betrekking tot audits, uitbesteding van vertalingen, vergaderingen van deskundigen en informatie- en communicatieactiviteiten ten behoeve van de Commissie en de begunstigden.

4. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de plafonds die in het meerjarig financieel kader zijn vastgelegd.

Artikel 6 Soorten acties

Uit hoofde van het programma kunnen de volgende soorten acties worden gefinancierd:

1. Analytische activiteiten:

a)      verzamelen van gegevens en statistieken, alsmede ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden, indelingen, indicatoren en benchmarks;

b)      enquêtes, studies, analysen en verslagen, onder andere via de financiering van netwerken van deskundigen;

c)      evaluaties en effectbeoordelingen;

d)      monitoring en beoordeling van de omzetting en de toepassing van de wetgeving van de Unie;

e)      voorbereiding en uitvoering van sociale experimenten als methode voor het toetsen en evalueren van innovatieve oplossingen om deze op grotere schaal toe te passen;

f)       verspreiding van de resultaten van deze analytische activiteiten.

2. Activiteiten in verband met wederzijdse leerprocessen, bewustmaking en verspreiding:

a)      uitwisseling en verspreiding van goede praktijken, innovatieve benaderingen en ervaringen, intercollegiale toetsingen, benchmarking en wederzijds leren op Europees niveau;

b)      organisatie van evenementen, conferenties en seminars van het voorzitterschap van de Raad;

c)      opleiding van juristen, beleidsmedewerkers en Eures-adviseurs;

d)      opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal;

e)      informatie- en communicatieactiviteiten;

f)       ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen voor de uitwisseling en verspreiding van informatie over het beleid en de wetgeving van de Unie alsmede informatie over de arbeidsmarkt.

3. Steun voor de belangrijkste actoren met betrekking tot:

a)      de exploitatiekosten van belangrijke netwerken op het niveau van de Unie waarvan de activiteiten verband houden met en bijdragen tot de doelstellingen van de Progress-pijler;

b)      capaciteitsopbouw van nationale overheden en door de lidstaten en microkredietverstrekkers aangewezen gespecialiseerde diensten die verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van de geografische mobiliteit;

c)      organisatie van werkgroepen van nationale ambtenaren om de tenuitvoerlegging van het EU-recht te controleren;

d)      totstandbrenging van netwerken en samenwerking tussen gespecialiseerde instanties, nationale, regionale en lokale autoriteiten, alsmede diensten voor de arbeidsvoorziening op Europees Unie;

e)      financiering van waarnemingsposten op Europees niveau;

f)       uitwisseling van personeel tussen nationale overheden.

4. Acties om de individuele mobiliteit in de EU te vergroten, met name de ontwikkeling van een meertalig digitaal platform voor het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk, en gerichte mobiliteitsregelingen om vacatures te vervullen waar de arbeidsmarkt tekortkomingen vertoont en/of bepaalde groepen werknemers zoals jongeren te helpen.

5. Steun voor microfinanciering en sociale ondernemingen, met name met behulp van de financiële instrumenten die zijn vastgelegd in Titel VIII van Deel I van Verordening XXX/2012 [Nieuw Financieel Reglement] tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie, en subsidies.

Artikel 7 Gezamenlijke actie

Acties die in aanmerking komen voor steun in het kader van het programma, kunnen samen met andere instrumenten van de Unie worden uitgevoerd, mits deze acties beantwoorden aan de doelstellingen van zowel het programma als de andere betrokken instrumenten.

Artikel 8 Samenhang en complementariteit

1. De Commissie zorgt er, in samenwerking met de lidstaten, voor dat de activiteiten in het kader van het programma consistent zijn met en een aanvulling vormen op andere acties van de Unie, met name in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en op gebieden zoals sociale dialoog, justitie en grondrechten, onderwijs, beroepsopleiding en jeugdbeleid, onderzoek en innovatie, ondernemerschap, gezondheid, uitbreiding en buitenlandse betrekkingen, en algemeen economisch beleid.

2. De door het programma ondersteunde activiteiten voldoen aan de wetgeving van de Unie en van de lidstaten, waaronder staatssteunregels.

Artikel 9 Samenwerking met comités

De Commissie brengt relaties tot stand met de comités die zich bezighouden met het beleid, de instrumenten en de acties die relevant zijn voor het programma, om ervoor te zorgen dat deze regelmatig op passende wijze op de hoogte worden gehouden over de voortgang van de uitvoering van het programma.

Artikel 10 Verspreiding van resultaten en communicatie

1. De resultaten van de in het kader van het programma uitgevoerde acties worden op passende wijze gecommuniceerd en verspreid om te zorgen voor een maximale impact, duurzaamheid en meerwaarde voor de Unie.

2. De communicatieactiviteiten dragen ook bij aan de communicatie van de politieke prioriteiten van de Europese Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

Artikel 11 Financiële bepalingen

1. De Commissie beheert het programma in overeenstemming met XXXX/2012 [Nieuw Financieel Reglement] tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie ("het Financieel Reglement")[15].

2. Financiering op basis van vaste bedragen en schalen van eenheidskosten en financiering op basis van vaste tarieven kunnen worden gebruikt voor steun aan programmadeelnemers, met name voor de in artikel 6, lid 4, bedoelde mobiliteitsregelingen.

Artikel 12 Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. De Commissie neemt passende preventieve maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Unie bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties met behulp van doeltreffende controles worden beschermd tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, en indien onregelmatigheden worden opgespoord, door middel van de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en zo nodig doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig artikel 325 van het Verdrag, Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen[16] en het Financieel Reglement.

2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben het recht om op basis van documenten of ter plaatse auditcontroles uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten alsmede derden die middelen van de Unie hebben ontvangen. OLAF is gemachtigd om overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[17] controles en verificaties ter plaatse uit te voeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of –besluit of een overeenkomst betreffende financiering door de Unie.

3. Onverminderd de leden 1 en 2 verlenen besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van deze verordening de Commissie, met inbegrip van OLAF, en de Rekenkamer uitdrukkelijk het recht om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren

Artikel 13 Monitoring

Met het oog op een regelmatige monitoring van het programma en eventuele aanpassingen van het beleid en de financieringsprioriteiten, stelt de Commissie tweejaarlijkse monitoringverslagen op en zendt zij deze aan het Europees Parlement en de Raad. Deze verslagen beschrijven de resultaten van het programma en de mate waarin overwegingen inzake gendergelijkheid en non-discriminatie, waaronder toegankelijkheidskwesties, in de activiteiten aan de orde zijn gesteld.

Artikel 14 Evaluatie

1. Uiterlijk eind 2017 zal een tussentijdse evaluatie van het programma plaatsvinden om de vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen te meten, met als doel te bepalen of de middelen doelmatig zijn gebruikt en de meerwaarde van het programma voor de Unie te beoordelen.

2. Uiterlijk twee jaar na afloop van het programma voert de Commissie een evaluatie achteraf uit waarin de effecten en de meerwaarde voor de Unie worden gemeten en zendt zij een verslag van deze evaluatie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio.

Titel II Specifieke bepalingen

Hoofdstuk I Progress-pijler

Artikel 15 Specifieke doelstellingen

Naast de in artikel 4 beschreven algemene doelstellingen heeft de Progress-pijler de volgende specifieke doelstellingen:

a)           hoogwaardige vergelijkbare analytische kennis ontwikkelen en verspreiden om ervoor te zorgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie zijn gebaseerd op gedegen feiten en zijn afgestemd op de behoeften, uitdagingen en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten en de andere deelnemende landen;

b)           doeltreffende en inclusieve informatie-uitwisseling, wederzijds leren en dialoog bevorderen over het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie op Europees, nationaal en internationaal niveau om de lidstaten en de andere deelnemende landen te helpen bij de ontwikkeling van beleid en de uitvoering van de wetgeving van de Unie;

c)           beleidsmakers voorzien van financiële ondersteuning om hervormingen van het sociaal en arbeidsmarktbeleid te toetsen, de capaciteit van de belangrijkste actoren voor het ontwikkelen en uitvoeren van sociale experimenten vergroten, en de relevante kennis en deskundigheid toegankelijk maken;

d)           Europese en nationale organisaties voorzien van financiële ondersteuning om deze beter in staat te stellen om de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie te ontwikkelen, te stimuleren en te ondersteunen

Artikel 16 Deelname

1. De Progress-pijler staat open voor deelname van de volgende landen:

a)      de lidstaten;

b)      de EVA- en EER-landen, overeenkomstig de EER-Overeenkomst;

c)      de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en de algemene voorwaarden die in de met deze landen gesloten kaderovereenkomsten voor hun deelname aan programma's van de Unie zijn vastgesteld.

2. Deelname aan de Progress-pijler staat open voor alle openbare en/of particuliere organisaties, actoren en instellingen, en met name:

a)      nationale, regionale en lokale autoriteiten;

b)      diensten voor arbeidsvoorziening;

c)      in de EU-wetgeving bedoelde gespecialiseerde instanties,

d)      de sociale partners;

e)      niet-gouvernementele organisaties, met name die welke op het niveau van de Unie zijn georganiseerd;

f)       instellingen voor hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen;

g)      deskundigen op het gebied van evaluatie en effectbeoordeling;

h)      de nationale bureaus voor de statistiek;

i)       de media.

3. De Commissie kan samenwerken met internationale organisaties, met name de Raad van Europa, de OESO, de ILO en de Wereldbank.

4. De Commissie kan samenwerken met derde landen die niet deelnemen aan het programma. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat vertegenwoordigers van deze derde landen evenementen van wederzijds belang bijwonen (zoals conferenties, workshops en seminars) in de landen die aan het programma deelnemen.

Artikel 17 Aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden

1. Voor de uitvoering van de Progress-pijler vereiste maatregelen met betrekking tot het volgende worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure:

a)      de meerjarige werkplannen waarin het beleid op middellange termijn en de financieringsprioriteiten zijn vastgelegd;

b)      de jaarlijkse werkplannen, met inbegrip van de selectiecriteria van de begunstigden naar aanleiding van oproepen tot het indienen van voorstellen.

2. Alle overige voor de uitvoering van de Progress-pijler noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde adviesprocedure.

Artikel 18 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 19 Overgangsmaatregelen

Voor acties die vóór 1 januari 2014 van start gaan op basis van Besluit nr. 1672/2006/EG (de in artikel 3 bedoelde pijlers 1, 2 en 3) blijft dat besluit van toepassing. Met betrekking tot die acties wordt het in artikel 13 van dat besluit bedoelde comité vervangen door het in artikel 18 van deze verordening bedoelde comité.

Hoofdstuk II Eures-pijler

Artikel 20 Specifieke doelstellingen

Naast de in artikel 4 beschreven algemene doelstellingen heeft de Eures-pijler de volgende specifieke doelstellingen:

a)           ervoor zorgen dat aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie transparant zijn voor werkzoekenden en werkgevers; dit wordt bereikt door deze uit te wisselen en te verspreiden op transnationaal, interregionaal en grensoverschrijdend niveau door middel van standaard-interoperabiliteitsformulieren;

b)           diensten voor de werving en plaatsing van werknemers ontwikkelen door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau; dit heeft betrekking op alle fasen van de bemiddeling, van de voorbereiding voor de werving tot steun na plaatsing, met als doel werkzoekenden te helpen zich succesvol te integreren op de arbeidsmarkt; deze diensten omvatten gerichte mobiliteitsregelingen om vacatures te vervullen waar de arbeidsmarkt tekortkomingen vertoont en/of om bepaalde groepen werknemers zoals jongeren te helpen.

Artikel 21 Deelname

1. De Eures-pijler staat open voor deelname van de volgende landen:

a)      de lidstaten;

b)      de EVA- en EER-landen overeenkomstig de EER-Overeenkomst en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen[18].

2. Deelname aan de Eures-pijler staat open voor alle door een lidstaat of de Commissie aangewezen openbare en/of particuliere organisaties, actoren en instellingen die voldoen aan de voorwaarden voor deelname aan het Eures-netwerk, zoals vastgelegd in Beschikking 2003/8/EG[19]. Het betreft hierbij onder andere de volgende organisaties:

a)      nationale, regionale en lokale autoriteiten;

b)      diensten voor arbeidsvoorziening;

c)      organisaties van sociale partners en andere belanghebbende partijen.

Hoofdstuk III Pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap

Artikel 22 Specifieke doelstellingen

Naast de in artikel 4 beschreven algemene doelstellingen heeft de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap de volgende specifieke doelstellingen:

1.         De toegang tot en beschikbaarheid van microfinanciering verbeteren voor:

a)      personen die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen of die moeilijk toegang krijgen tot of kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt, alsook personen die met sociale uitsluiting worden bedreigd of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming wensen op te richten of uit te breiden;

b)      micro-ondernemingen, met name die waar de in punt a) bedoelde personen in dienst zijn;

2.         De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen;

3.         De ontwikkeling van sociale ondernemingen ondersteunen, met name door de toegang tot financiering te verbeteren.

Artikel 23 Deelname

1. Deelname aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap staat open voor alle openbare en particuliere organen die op nationaal, regionaal of lokaal niveau gevestigd zijn in de in artikel 16, lid 1, bedoelde landen en in die landen:

a)      microfinanciering voor personen en micro-ondernemingen verstrekken;

b)      financiering voor sociale ondernemingen verstrekken.

2. Om te zorgen dat de uiteindelijke begunstigden worden bereikt en dat er concurrerende en levensvatbare micro-ondernemingen worden opgezet, werken de in lid 1, onder a), bedoelde openbare en particuliere organen die activiteiten uitvoeren nauw samen met organisaties die de belangen behartigen van de uiteindelijke begunstigden van het microkrediet en met organisaties, met name die welke door het ESF worden ondersteund, die begeleidings- en trainingsprogramma's verzorgen voor deze uiteindelijke begunstigden.

3. De openbare en particuliere organen die de in lid 1, onder a), bedoelde activiteiten uitvoeren, houden zich aan hoge normen met betrekking tot bestuur, beheer en consumentenbescherming volgens de principes van de Europese gedragscode voor microkredietverstrekkers en streven ernaar te voorkomen dat personen en ondernemingen zich te diep in de schulden steken.

Artikel 24 Financiële bijdrage

Behalve in het geval van gemeenschappelijke acties dekken de aan de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap toegewezen financiële middelen de volledige kosten van de acties die met behulp van financiële instrumenten zijn uitgevoerd, met inbegrip van de betalingsverplichtingen jegens financiële intermediairs, zoals verliezen op garanties, de beheerskosten van de internationale financiële instellingen die de EU-middelen beheren, alsook alle andere in aanmerking komende kosten.

Artikel 25 Beheer

1. Voor de uitvoering van de in artikel 6, lid 5, bedoelde instrumenten en subsidies kan de Commissie overeenkomsten sluiten met de entiteiten die worden genoemd in artikel 55, lid 1), onder b), iii) en iv), van Verordening XXX/2012 [Nieuw Financieel Reglement 2012] tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie, en met name met de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds. Deze overeenkomsten bevatten gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering van de aan die financiële instellingen toevertrouwde taken, met inbegrip van bepalingen die de noodzaak specificeren om te zorgen voor additionaliteit en coördinatie met bestaande financiële instrumenten van de Unie en de lidstaten en de middelen op evenwichtige wijze te verdelen tussen de lidstaten en de andere deelnemende landen. Financiële instrumenten, zoals risicodelingsinstrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten, kunnen worden verschaft middels investeringen in een speciaal investeringsvehikel.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde overeenkomsten bevatten een verplichting voor de internationale financiële instellingen om de middelen en opbrengsten, met inbegrip van dividenden en vergoedingen, voor een periode van tien jaar vanaf de begindatum van het programma, te herinvesteren in acties zoals bedoeld in artikel 6, lid 5.

3. Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van het [Financieel Reglement] worden de inkomsten en betalingen die worden gegenereerd door één financieel instrument, aan dat financiële instrument toegewezen. Voor financiële instrumenten die al in het vorige meerjarig financieel kader zijn opgezet, worden de inkomsten en betalingen die worden gegenereerd door activiteiten die in de vorige periode zijn gestart, toegewezen aan het financiële instrument in de lopende periode.

4. Bij het verstrijken van de overeenkomsten met de internationale financiële instellingen of na afloop van de investeringsperiode van het gespecialiseerde investeringsvehikel, komen de aan de Unie verschuldigde opbrengsten en saldo ten goede aan de algemene begroting van de Unie.

5. De internationale financiële instellingen en, indien van toepassing, de fondsbeheerders sluiten schriftelijke overeenkomsten met de in artikel 23 bedoelde openbare en particuliere verstrekkers. In deze overeenkomsten worden de verplichtingen van de openbare en particuliere verstrekkers vastgelegd om de middelen te gebruiken die uit hoofde van de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap overeenkomstig de in artikel 22 beschreven doelstellingen beschikbaar worden gesteld en om informatie te verstrekken die nodig is voor het opstellen van de in artikel 26 bedoelde jaarverslagen.

Artikel 26 Uitvoeringsverslagen

1. De internationale financiële instellingen en, indien van toepassing, de fondsbeheerders bezorgen de Commissie jaarlijkse uitvoeringsverslagen met een beschrijving van de ondersteunde activiteiten uit het oogpunt van financiële uitvoering, de verdeling van de middelen over en toegankelijkheid ervan voor sectoren en begunstigden, goedgekeurde of afgewezen aanvragen en door de betrokken openbare en particuliere organen gesloten overeenkomsten, gefinancierde maatregelen en de resultaten, waaronder de sociale effecten, het creëren van werkgelegenheid en de duurzaamheid van de ondernemingen waaraan steun is verleend.

2. De informatie die in deze jaarlijkse uitvoeringsverslagen wordt verstrekt, wordt opgenomen in de in artikel 13 bedoelde tweejaarlijkse monitoringverslagen. In deze monitoringverslagen worden de in artikel 8, lid 2, van Besluit nr. 283/2010/EU bedoelde jaarverslagen opgenomen.

Artikel 27 Evaluatie

1. De in artikel 14, lid 2, bedoelde eindevaluatie omvat de eindevaluatie als bedoeld in artikel 9 van Besluit nr. 283/2010/EU.

2. De Commissie voert uiterlijk één jaar na het verstrijken van de overeenkomsten met de internationale financiële instellingen een specifieke eindevaluatie uit van de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

Artikel 28 Wijzigingen

Besluit nr. 283/2010/EU wordt als volgt gewijzigd:

a)           Artikel 5, lid 4, wordt vervangen door:

"4. Bij de afloop van de Faciliteit wordt het aan de Unie verschuldigde saldo beschikbaar gemaakt voor microfinanciering en steun voor sociale ondernemingen overeenkomstig Verordening nr. XX/201X/."

b)           In artikel 8 worden de leden 3 en 4 geschrapt.

Artikel 29

Deze verordening treedt in werking op de […] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel /initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake de monitoring en de verslagen

              2.2.    Beheer- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL /INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderd(e)el(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening betreffende een Programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[20]

Momenteel: Werkgelegenheid en sociale zaken, communautair werkgelegenheidsbeleid/ instrumenten van het communautaire werkgelegenheidsbeleid Progress (04 04 01), Eures (04 03 04), EPMF (04 04 15)

Toekomstige meerjarige financiële vooruitzichten: Rubriek 1 (agenda voor sociale ontwikkeling)

1.3. Aard van het voorstel /initiatief

þHet voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het programma heeft als doel bij te dragen tot de uitvoering van de Europa 2020-strategie, de kerndoelen daarvan (met betrekking tot armoede, werkgelegenheid en onderwijs) en de geïntegreerde richtsnoeren (met name 7, 8 en 10) door financiële steun te verlenen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie, namelijk de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede en verbetering van de arbeidsvoorwaarden.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstellingen:

1. hoogwaardige vergelijkbare analytische kennis ontwikkelen en verspreiden om ervoor te zorgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie gebaseerd zijn op gedegen feiten en zijn afgestemd op de behoeften, uitdagingen en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten en andere deelnemende landen;

2. doeltreffende en inclusieve informatie-uitwisseling, wederzijds leren en dialoog bevorderen over het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie op Europees, nationaal en internationaal niveau om de lidstaten en de andere deelnemende landen te helpen bij de ontwikkeling van beleid en de uitvoering van de wetgeving van de Unie;

3. beleidsmakers voorzien van financiële ondersteuning om hervormingen van het sociaal en arbeidsmarktbeleid te toetsen, de capaciteit van de belangrijkste actoren voor de ontwikkeling en uitvoering van sociale experimenten vergroten, en de relevante kennis en deskundigheid toegankelijk maken;

4. Europese en nationale organisaties voorzien van financiële ondersteuning om hen beter in staat te stellen om de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie te ontwikkelen, stimuleren en ondersteunen

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en):

04 04 01 en 04 01 04 10

Specifieke doelstellingen:

1. ervoor zorgen dat aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie transparant zijn voor werkzoekenden en werkgevers; dit wordt bereikt door deze uit te wisselen en te verspreiden op transnationaal, interregionaal en grensoverschrijdend niveau door middel van standaard interoperabiliteitsformulieren;

2. diensten voor de werving en plaatsing van werknemers door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau ontwikkelen; dit heeft betrekking op alle fasen van de bemiddeling, van de voorbereiding voor de werving tot steun na plaatsing, met als doel werkzoekenden te helpen zich succesvol te integreren op de arbeidsmarkt; deze diensten omvatten gerichte mobiliteitsregelingen om vacatures te vervullen waar de arbeidsmarkt tekortkomingen vertoont en/of bepaalde groepen werknemers zoals jongeren te helpen.

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en):

04 03 04 en 04 01 04 04

Specifieke doelstellingen:

1.         De toegang tot en beschikbaarheid van microfinanciering verbeteren voor:

a)      personen die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen of die moeilijk toegang krijgen tot of kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt, alsook personen die met sociale uitsluiting worden bedreigd of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming wensen op te richten of uit te breiden;

b)      micro-ondernemingen, met name die waar de in punt a) bedoelde personen in dienst zijn;

2.         De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen;

3.         De ontwikkeling van sociale ondernemingen ondersteunen, met name door de toegang tot financiering te verbeteren.

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en):

04 04 15 en 04 01 04 11

Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Het uiteindelijke doel van het programma is een positieve verandering in de sociaaleconomische situatie te bewerkstelligen, zoals meer werkgelegenheid, minder armoede, meer sociale inclusie en betere arbeidsvoorwaarden. Het accent zal liggen op bijdragen aan de doelstelling van inclusieve groei van Europa 2020 en de daarmee samenhangende kerndoelen, door middel van steun met een grote meerwaarde voor de belangrijkste acties in de vlaggenschipinitiatieven "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen", " het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting" en "Jeugd in beweging".

Het programma zal echter slechts zeer beperkte controle hebben over daadwerkelijke veranderingen in de sociaaleconomische situatie. Het doel en de rol van de opvolger is middels de ontwikkeling, coördinatie en uitvoering van een modern, doeltreffend en innovatief werkgelegenheids- en sociaal beleid van de Unie het eerdergenoemde uiteindelijke doel te bereiken door:

– het beleidsvormingsproces van de Unie op wetgevingsgebied te steunen volgens de beginselen van slimmere regelgeving, ten aanzien van sterkere beleidscoördinatie/economisch bestuur;

– het accent te leggen op de transnationale dimensie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de Unie, die door de lidstaten samen moet worden versterkt;

– collectieve en elkaar versterkende maatregelen van de lidstaten te ondersteunen om de samenwerking binnen de Unie te consolideren en wederzijdse leerprocessen en sociale innovaties te stimuleren;

– diensten te ontwikkelen voor de werving en plaatsing van werknemers (met name jongeren) door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk en daarbij de geografische mobiliteit van werknemers aan te moedigen;

– de toegang tot financiering van ondernemers, met name degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, en voor sociale ondernemingen te verbeteren.

1.4.3. Resultaat- en effectindicatoren

Een resultaatgerichte beheersaanpak van het huidige Progress-programma en een jaarlijkse monitoring van de prestaties bleken een succesvolle manier om aan te tonen wat het programma had bereikt en om de verantwoordingsplicht van de Unie te vergroten. Voortbouwend op deze ervaring heeft het nieuwe programma een duidelijke interventielogica (waar specifieke SMART-doelstellingen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen) en een aantal bijbehorende effect- en resultaatindicatoren. Hierbij moet wordt eraan herinnerd dat de activiteiten in verband met de Progress-pijler als doel hebben bij te dragen tot de strategische doelstellingen van de Europa 2020-strategie; de verstrekking van goederen of diensten valt hier dus niet onder; in plaats daarvan hebben Progress-gerelateerde activiteiten een indirecte impact op de ontwikkeling van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de EU, aangezien een betere beleidsvorming leidt tot betere sociaaleconomische resultaten. Aangezien de Progress-pijler voornamelijk beleidsgericht is, is het lastig indicatoren vast te stellen; hetzelfde geldt voor kwantitatieve doelstellingen op een meer geaggregeerd niveau (in dit geval wordt de meting vooral gebaseerd op vervangende indicatoren).

Daarom is het zeer moeilijk de vier specifieke doelstellingen van Progress daadwerkelijk "meetbaar" en tegelijkertijd specifiek, acceptabel, realistisch en tijdgebonden te maken (bij afloop van het programma). Evenementen over wederzijdse leerprocessen kunnen bijvoorbeeld niet worden gekwantificeerd, omdat hun aantal en onderwerp afhangt van de belangstelling en bereidheid van de lidstaten om deze te organiseren en eraan deel te nemen; ook de hoeveelheid kennis is afhankelijk van de beleidsbehoeften. Daarom wordt voorgesteld subjectieve variabelen te gebruiken, zoals de tevredenheid en kennis van belanghebbenden, enquêtes over de perceptie van de rol van de EU in het werkgelegenheids- en sociaal beleid, evenals beoogd en daadwerkelijk gebruik van de resultaten van Progress. Om vergelijkbare redenen is het niet in alle gevallen mogelijk specifieke doelstellingen op de middellange termijn vast te stellen. Niettemin blijft de aanpak overeenstemmen met resultaatgericht beheer, waarbij effectieve doelstellingen dicht bij het niveau van de activiteit zelf worden bepaald.

Zie punt 2.1.2 voor een lijst van de indicatoren.

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het programma streeft ernaar de Commissie, de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden te steunen bij het opstellen, coördineren en uitvoeren van doeltreffende beleidshervormingen, die erop gericht zijn de volgende uitdagingen op de lange termijn het hoofd te bieden:

– hoge werkloosheid, met name onder laagopgeleiden, oudere werknemers, migranten en mensen met een handicap;

– toenemende versnippering op de arbeidsmarkt, waarin meer flexibele werkpatronen en andere uitdagingen in opkomst zijn die een impact hebben op de arbeidszekerheid en de arbeidsvoorwaarden;

– een krimpende beroepsbevolking en toenemende druk op de socialezekerheidsstelsels als gevolg van demografische veranderingen (vergrijzing);

– een onaanvaardbaar groot aantal mensen die onder de armoedegrens en in sociale uitsluiting leven.

Op korte termijn streeft het programma ernaar de volgende problemen/behoeften aan te pakken:

– de behoefte aan gedegen, vergelijkbare en toegankelijke gegevens, statistieken en indicatoren op EU-niveau, om ervoor te zorgen dat het beleid en de wetgeving op werkgelegenheids- en sociaal gebied zijn afgestemd op de behoeften, uitdagingen en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten;

– de behoefte aan wederzijdse leerprocessen op EU-niveau om het begrip van en de eigen verantwoordelijkheid voor de doelstellingen en het beleid van de EU onder beleidsmakers en belanghebbenden te vergroten;

– de behoefte aan voldoende financiële steun om beleidsmakers te helpen innovatieve oplossingen te toetsen, te evalueren en op grotere schaal toe te passen;

– de beperkte geografische mobiliteit in Europa en het gebrek aan steun voor de ondersteuning bij het koppelen van werkzoekenden aan vacatures;

– gebrekkige toegang tot financiering en microkrediet voor sociale ondernemingen en werklozen, mensen die hun baan dreigen te verliezen en mensen uit een achterstandsgroep, zoals jongeren, ouderen of migranten.

1.5.2. Meerwaarde van de deelname van de EU

De EU bevindt zich in een unieke positie om een Europees platform voor beleidsuitwisseling en wederzijdse leerprocessen te bieden op werkgelegenheids- en sociaal gebied tussen de lidstaten (met inbegrip van de EER-landen en de kandidaat-lidstaten). Kennis van beleid uit andere landen vergroot de opties die beleidsmakers ter beschikking staan, leidt tot innovatieve beleidsontwikkelingen en stimuleert nationale hervormingen.

De EU-actie biedt een meerwaarde aan de acties op nationaal niveau door een Europese dimensie te leveren aan het verzamelen en vergelijken van bewijzen, de ontwikkeling van statistische hulpmiddelen en methoden en van gemeenschappelijke indicatoren om een volledig beeld te scheppen van de werkgelegenheids- en sociale situatie. Dergelijke bewijzen op Europees niveau zijn een vereiste voor een gedegen analyse van de belangrijkste uitdagingen waarmee elke lidstaat op sociaal en werkgelegenheidsgebied te maken heeft. Het is essentieel voor de monitoring van de voortgang ten opzichte van de doelstellingen van Europa 2020 en voor het opstellen van de landenspecifieke aanbevelingen die vereist zijn uit hoofde van het Europees Semester.

De noodzaak van een betere toepassing van de EU-wetgeving is erkend als prioriteit in de agenda voor slimmere wetgeving. Om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren en ervoor te zorgen dat overal in de EU een gelijk niveau van wettelijke bescherming bestaat op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk en arbeidsrecht, kan modernisering van de wetgeving het best op EU-niveau plaatsvinden. De EU is ook het best geplaatst om maatregelen te financieren om de naleving van de EU-regelgeving te verbeteren en de toepassing van de EU-wetgeving in alle lidstaten onder de loep te nemen.

De ontwikkeling van de capaciteit van belangrijke Europese netwerken van maatschappelijke organisaties, zodat zij de doelstellingen van het sociaal beleid van de EU kunnen ondersteunen en uitvoeren, kan het best op EU-niveau worden aangepakt.

Dankzij het nieuwe programma, en met name de Eures-pijler, zullen de lidstaten profiteren van meer mobiliteit op de arbeidsmarkt in de EU, hetgeen het makkelijker maakt knelpuntvacatures of moeilijk te vervullen vacatures te vervullen en dus de economische activiteit stimuleert en bijdraagt aan de economische groei. Meer mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt is ook essentieel voor de voltooiing van een ruimte zonder binnengrenzen en voor een sterkere economische en sociale samenhang en een actief Europees burgerschap. De EU-instellingen, en met name de Commissie, die over de nodige administratieve middelen, deskundigheid en capaciteit beschikt om een transnationaal netwerk zoals Eures te coördineren, moeten daarom maatregelen om de geografische arbeidsmobiliteit te stimuleren ondersteunen en faciliteren. De Commissie kan ook een meerwaarde voor het Eures-netwerk bieden door beleid te ontwikkelen om de resterende belemmeringen voor het vrije verkeer weg te nemen, de uitwisseling van goede werkwijzen te vergemakkelijken en te zorgen voor wederzijdse leerprocessen tussen leden van het Eures-netwerk.

Vergroting van de beschikbaarheid van microkrediet kan het best op Europees niveau worden bewerkstelligd: ten eerste kan de Commissie, in samenwerking met het Europees Investeringsfonds, nu voortbouwen op de ervaring met de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit en andere initiatieven op EU-niveau op het gebied van microfinanciering. Microfinancieringsinstellingen in alle lidstaten kunnen nu van deze deskundigheid gebruikmaken zonder dat hun nationale, regionale of lokale autoriteiten hun middelen moeten gebruiken om vergelijkbare systemen in het leven te roepen.

Actie op EU-niveau kan de weg vrijmaken voor een sterker nationaal en regionaal optreden in de toekomst en moet daarom ook capaciteitsontwikkeling en de inzet van intermediairs en multiplicatoren om een uitgebreid vangnet te creëren, omvatten.

Als de financiële middelen op Europees niveau worden gebundeld, zal het bovendien gemakkelijker zijn aanvullende financiering aan te trekken van andere investeerders, zoals de Europese Investeringsbank, dat in het geval van Progress-microfinanciering hetzelfde bedrag bijdroeg als de EU, namelijk 100 miljoen euro. Dit geldt ook voor een Europees aandelenfonds voor investeringen in sociale ondernemingen, dat naar verwachting meer investeringen van derden zal aantrekken.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij de tussentijdse evaluatie van het Progress-programma (2007-2013) werd geconcludeerd dat de doelstellingen ervan zeer relevant zijn voor de strategische doelstellingen van de Commissie, zoals uiteengezet in de Lissabonstrategie en de Europa 2020-strategie. De belangrijkste soorten activiteiten van het programma (analytische activiteiten en wederzijdse leerprocessen, ondersteuning van de belangrijkste actoren) dragen doeltreffend bij tot de verwezenlijking van deze doelstellingen. De jaarlijkse cyclus van planning, uitvoering en monitoring en de evaluatie van de activiteiten wordt over het algemeen geschikt geacht; wel wordt aanbevolen een meerjarige planning te maken om, naast de jaarlijkse financieringsprioriteiten, strategische beleidsdoelstellingen voor de lange termijn vast te stellen.

Een evaluatie achteraf van het Eures-netwerk (2006-2008) laat zien dat Eures in vergelijking met andere EU-netwerken zich veel sterker richt op arbeidsmogelijkheden en tevens het enige netwerk is dat gericht is op het bieden van specifieke diensten voor het op elkaar afstemmen van de vraag naar en het aanbod van arbeidsplaatsen. Het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit wordt gewaardeerd door werkzoekenden, baanwisselaars en werkgevers, die duidelijke voordelen zien in de mogelijkheid om vacatures in heel Europa in te zien of te plaatsen.

Aangezien de EU pas in de tweede helft van 2010 begon steun voor microfinanciering te verlenen, moet nog een onafhankelijke evaluatie plaatsvinden. Te oordelen naar de feedback van de belanghebbenden (het Europees Microfinancieringsnetwerk (EMN), dat de Europese microfinancieringssector vertegenwoordigt) voldoet het microfinancieringsinstrument op EU-niveau aan hun verwachtingen. Het stimuleert de oprichting van nationale of regionale steunregelingen; realiseert schaalvoordelen en/of minimaliseert het risico van faillissement op terreinen waarop een afzonderlijke lidstaat niet de nodige kritische massa kan leveren; en levert een hogere hefboomwerking op dan kleinschalige nationale regelingen.

1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De Commissie zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat de activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd, consistent zijn met, complementair zijn aan en geen overlapping vormen met andere acties van de Unie, met name van het Europees Sociaal Fonds, en op gebieden zoals sociale dialoog, justitie en grondrechten, onderwijs, beroepsopleiding en jeugdbeleid, onderzoek en innovatie, ondernemerschap, gezondheid, uitbreiding en buitenlandse betrekkingen, en algemeen economisch beleid.

1.6. Duur en financiële gevolgen

þ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– þ  Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– þ  Financiële gevolgen van 2014 tot en met 2020.

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7. Beheersvorm(en)

þ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Gemeenschappen opgerichte organen

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met de lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

þ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties

Gecentraliseerd direct beheer (artikel 53 bis van het Financieel Reglement) is van toepassing op alle activiteiten in het kader van het Progress- en de Eures-pijler. Activiteiten in het kader van de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap worden uitgevoerd in gezamenlijk beheer (er zullen overeenkomsten worden ondertekend tussen de Commissie en internationale financiële instellingen zoals het EIB en het EIF).

2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake de monitoring en de verslaglegging 2.1.1. Monitoring- en evaluatieregelingen

Het programma zal tweejaarlijks worden gemonitord om aan de hand van duidelijke indicatoren te beoordelen welke vorderingen zijn gemaakt ten opzichte van de algemene en specifieke doelstellingen en eventuele aanpassingen van de beleids- en financieringsprioriteiten door te voeren. De monitoring zal ook een manier zijn om te beoordelen hoe gendergelijkheids- en non-discriminatiekwesties in de programma-activiteiten zijn aangepakt. Waar van toepassing, moeten de indicatoren worden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en handicap.

Er zullen een tussentijdse evaluatie en een evaluatie achteraf van het programma plaatsvinden. De tussentijdse evaluatie is bedoeld om de vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen van het programma te meten, waarbij wordt bepaald of de middelen doelmatig zijn gebruikt en de Europese meerwaarde van het programma wordt beoordeeld. Het tussentijdse evaluatieverslag moet eind 2017 worden ingediend, zodat dit kan worden gebruikt bij de voorbereidingen voor de opvolger van het programma. Bij de eindevaluatie zal bovendien de impact van het programma worden bekeken. Het verslag van de evaluatie achteraf wordt uiterlijk eind 2022 ingediend.

Aangezien de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap een langere looptijd heeft (de investeringen lopen tot tien jaar na de start van het instrument), zal uiterlijk één jaar na het einde van de overeenkomsten tussen de Commissie en het Europees Investeringsfonds een specifieke eindevaluatie voor deze pijler plaatsvinden.

2.1.2. Indicatoren voor de resultaten

Algemene doelstellingen

Indicatoren || Huidige situatie || Langetermijndoelstellingen

Stimuleren dat de belangrijkste EU- en nationale beleidsmakers en andere belanghebbende partijen zich nauwer betrokken voelen bij de doelstellingen van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden, om concrete en gecoördineerde acties op zowel het niveau van de Unie als op nationaal niveau te bewerkstelligen

Actieve deelname van belanghebbenden op EU- en nationaal niveau aan debatten over gemeenschappelijke uitdagingen en het ondernemen van concrete actie om die het hoofd te bieden || Er is geen uniforme methode om de mate van betrokkenheid van belanghebbenden bij het beleidsdebat te meten. Recent is uit evaluaties[21] gebleken dat de deelname van de belanghebbenden uiteenloopt naargelang de beleidskwestie en tussen de lidstaten. Uit het laatste jaarlijkse voortgangsverslag over Progress blijkt dat de autoriteiten (op EU-, nationaal, regionaal of lokaal niveau) meestal nauwere banden met elkaar hebben dan met de sociale partners en de ngo's. || Even actieve deelname van alle belanghebbenden op EU-niveau en in alle lidstaten

Aanvaarding van de desbetreffende landenspecifieke aanbevelingen || De indicator is gebaseerd op de landenspecifieke aanbevelingen die voor het eerst in juni 2011 zijn geformuleerd. Uit de beoordeling van de vorige NAP's en de inhoud van de vorige landen­specifieke geïntegreerde aanbevelingen door de Commissie blijkt dat het beleid of de strategie in driekwart van de lidstaten voldoet aan de EU-doelstellingen. || Alle lidstaten aanvaarden de landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en arbeidsvoorwaarden (zoals bevestigd door de strategieën en beleidsmaatregelen die worden beschreven in de latere nationale hervormingsprogramma's)

de ontwikkeling van passende, toegankelijke en doelmatige socialezekerheidsstelsels en arbeidsmarkten ondersteunen en beleidshervormingen aanmoedigen door goed bestuur, wederzijds leren en sociale innovatie te stimuleren

Mate van toepassing van de resultaten van sociale innovatie bij de ontwikkeling en uitvoering van een actief arbeidsmarkt- en socialezekerheidsbeleid || Ondersteuning van sociale innovatie is een nieuw gebied. Het ontbreekt aan een meer systematische aanpak om optimaal gebruik te maken van de resultaten van sociale innovatie in het actieve arbeidsmarkt- en socialezekerheidsbeleid. || Elke lidstaat beschrijft in zijn nationale hervormingsprogramma minstens één voorbeeld van geplande of daadwerkelijk toegepaste resultaten van sociale innovatie bij de ontwikkeling en uitvoering van een actief arbeidsmarkt- en socialezekerheidsbeleid

Bewustmaking van sociale innovatie || Zie hierboven. || Zie hierboven.

De wetgeving van de Unie moderniseren volgens de beginselen voor slimme regelgeving en ervoor zorgen dat de wetgeving van de Unie ten aanzien van arbeidsvoorwaarden doeltreffend wordt toegepast

Aandeel van: a) totale wetgeving (richtlijnen) die volledig is herzien  b) resulterend aantal inhoudelijke voorstellen om bestaande wetgeving te herzien (in te trekken, samen te voegen) of nieuwe wetgeving te ontwikkelen || a) Eén richtlijn (de Arbeidstijdenrichtlijn) wordt momenteel herzien. b) n.v.t. || a) 100% van de richtlijnen inzake arbeidsvoorwaarden worden tegen het einde van het programma uitgebreid herzien. b) Waar van toepassing neemt de Commissie actie om bestaande wetgeving te wijzigen, te verduidelijken of te vereenvoudigen of nieuwe wetgeving in te voeren, indien een effectbeoordeling daartoe aanleiding geeft, en waar van toepassing na raadpleging van de Europese sociale partners.

Naleving van de EU-wetgeving in de lidstaten (omzettingspercentage en fragmentatiefactor) || In 2010 was het omzettingspercentage 98,3% voor richtlijnen inzake arbeids­recht en 100% voor richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid op het werk; de fragmentatiefactor bedroeg respectievelijk 5% en 0%. Uit een historische analyse blijkt dat deze percentages verslechteren na de invoering van nieuwe wetgeving. Gezien de mogelijke actie van de Commissie om de bestaande wetgeving te wijzigen, te verduidelijken of te vereenvoudigen, is het belangrijk het hoge omzettingspercentage en de lage fragmentatiefactor te handhaven. || Omzettingspercentage van 100% en dienovereenkomstig lage fragmentatiefactor van 0%

Actieve tenuitvoerlegging en handhaving || Thans wordt de actieve tenuitvoerlegging en handhaving kwalitatief beoordeeld (door middel van evaluaties en netwerken van onafhankelijke deskundigen) en varieert deze per richtlijn en per land. || 100% van de richtlijnen inzake arbeidsvoorwaarden worden in bijna alle lidstaten actief ten uitvoer gelegd en gehandhaafd (kwalitatieve beoordeling)

De geografische mobiliteit van werknemers verbeteren en de arbeidskansen vergroten door open en voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten in de Unie te creëren

Effect van geografische mobiliteit op het bbp van de lidstaten || Er worden eerste pogingen gedaan om de impact op specifieke landen (nl. het VK en Ierland) te modelleren en te beoordelen, maar deze hebben geen betrekking op de gehele Unie. In het verslag Werkgelegenheid in Europa van 2008 werd geschat dat mobiliteitsstromen uit de EU-8 tegen 2007 0,4% extra hebben bijgedragen aan het Ierse bbp en 0,3% aan het bbp van het VK. || De impact van de geografische mobiliteit op het bbp van de lidstaten wordt voor de gehele Unie beoordeeld en is positief. De langetermijnschatting is dat deze tegen 2015 1,7% extra zal bijdragen aan het bbp in Ierland en 0,6% in het VK in vergelijking met de situatie voor de uitbreiding.

Effect van geografische mobiliteit op de vermindering van onvervulde/knelpunt­vacatures || Er worden eerste pogingen gedaan om de impact op specifieke landen te modelleren en te beoordelen, maar deze hebben geen betrekking op de gehele Unie. || De impact van de geografische mobiliteit op de vermindering van onvervulde/knelpuntvacatures wordt voor de gehele Unie beoordeeld en is positief.

Verschil in deelname aan het arbeidsproces en participatiegraad van mobiele werknemers tussen het gastland en het land van oorsprong || Mobiele werknemers in de zin van mobiliteit binnen de EU hebben vaak een hogere participatiegraad dan niet-mobiele werknemers. || Er zal informatie beschikbaar worden gesteld van de Arbeidskrachtenenquête van Eurostat en andere statistieken.

De werkgelegenheid en sociale inclusie stimuleren door de beschikbaarheid en toegankelijkheid van microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen te verbeteren en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen te vergroten

Aantal gestarte of geconsolideerde ondernemingen die EU-steun hebben ontvangen || 0 || 51 000 (waaronder 1 000 sociale ondernemingen)

Aantal gecreëerde of behouden banen middels de oprichting of ontwikkeling van ondernemingen || Volgens een evaluatie van het CIP-programma werden per verstrekte microlening 1,2 miljoen banen gecreëerd. ||

Profiel van personen (zo mogelijk met vermelding van leeftijd, geslacht, minderheid, handicap en werkgelegenheidsstatus) die met EU-microfinanciering een onderneming hebben opgericht of uitgebouwd || Niet beschikbaar || 50% van de begunstigden zijn werklozen of mensen uit een achterstandsgroep

Specifieke doelstellingen

Indicatoren || Laatst bekende resultaten || Doelstelling op middellange termijn

1. Hoogwaardige vergelijkbare analytische kennis ontwikkelen en verspreiden om ervoor te zorgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie gebaseerd zijn op gedegen feiten en zijn afgestemd op de behoeften, uitdagingen en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten en andere deelnemende landen

Tevredenheid van de belanghebbenden met en opgegeven gebruik van door het programma gegenereerde kennis || Diverse belanghebbenden (Commissie, Europees Parlement, nationale overheden, uitvoerende organen, sociale partners, ngo's enz.) gebruiken de kennis die wordt gegenereerd door het huidige Progress-programma. Uit de jaarlijkse enquête van het programma van 2010 blijkt dat degenen die op de hoogte zijn van de opgebouwde kennis (ongeveer 50%) deze nuttig vinden (ongeveer 85% van de respondenten) en deze (willen) gebruiken. || Ervoor zorgen dat meer belanghebbenden op de hoogte zijn van de door het programma opgebouwde kennis (meer bekendheid van de belangrijkste resultaten: 75% van de respondenten), en de hoge mate van tevredenheid behouden (85% of meer van de respondenten)

Aandeel van beleidsinitiatieven van DG EMPL die steunen op de door het programma gegenereerde kennis || Niet beschikbaar. || De beleidsinitiatieven op werk­gelegenheids- en sociaal gebied en de maatregelen op het gebied van wetgeving inzake arbeidsvoor­waarden van de EU is voor 100% gebaseerd op de door het programma opgebouwde kennis

Aandeel van de maatregelen[22] gewijd aan de ontwikkeling van nieuwe (nog niet bestaande) kennis (ideeën, concepten, benaderingen, modellen, toekomstgerichte analyse) || Er is geen exacte schatting, maar het aandeel van de begroting dat bestemd is voor het opbouwen van genoemde kennis ligt rond 10-20%. Dit aandeel zal naar verwachting groeien, vooral gezien de nadruk die op sociale innovatie wordt gelegd. || Ten minste 25% van de begroting is gewijd aan de ontwikkeling van nieuwe (nog niet bestaande) kennis (ideeën, concepten, benaderingen, modellen, toekomstgerichte analyse)

2. Doeltreffende en inclusieve informatie-uitwisseling, wederzijds leren en dialoog bevorderen over het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie op Europees, nationaal en internationaal niveau om de lidstaten en de andere deelnemende landen te helpen bij de ontwikkeling van beleid en de uitvoering van de wetgeving van de Unie

Het opgegeven voordeel van een beter begrip van het beleid en de doel­stellingen van de EU (waaronder relevante mainstreaming van gendergelijkheid, non-discriminatie en toegankelijkheid) || Ongeveer 89% van de respondenten van de jaarlijkse enquête stellen dat zij een beter begrip van de EU-beleidsdoelstellingen hebben gekregen door deel te nemen aan door Progress gefinancierde evenementen. || 9 van de 10 belanghebbenden stellen dat zij een beter begrip van de EU-beleidsdoelstellingen hebben gekregen door deel te nemen aan door het programma gefinancierde evenementen.

De mate waarin wederzijdse leerprocessen/informatie-uitwisseling inclusief zijn en voldoen aan de minimumnormen voor raadpleging || Uit de vervolgenquête van 2010 blijkt dat de door Progress gefinancierde evenementen over wederzijds leren hoog worden gewaardeerd vanwege de duidelijkheid van de besproken onderwerpen en de betrokken­heid van de desbetreffende besluitvormers (4 van de 5 respondenten geven een positieve mening), maar iets minder positief wat de betrokkenheid van andere belanghebbenden (sociale partners, ngo's enz.) betreft. || 4 van de 5 belanghebbenden vindt dat evenementen over wederzijds leren/informatie-uitwisseling inclusief zijn en volledig voldoen aan alle normen voor raadpleging.

Het opgegeven (beoogde/reële) gebruik van informatie voor de beleidsvorming/belangen­behartiging door de betrokken deelnemers, maar ook andere besluitvormers en belanghebbenden || Uit de evaluatie achteraf van door Progress gefinancierde evenementen in 2010 bleek dat rond twee derde van de deelnemers de informatie wilde gebruiken of daadwerkelijk gebruikte voor beleidsvorming of belangen­behartiging. De belangrijkste uitdaging (vooral in geval van evenementen over wederzijds leren) is echter te stimuleren dat de verworven informatie wordt gedeeld met andere relevante besluitvormers en belang­hebbenden (die niet hebben deelgenomen). || - 3 van de 4 betrokken deelnemers geven aan dat zij de verworven informatie (willen) gebruiken. - verbeterde informatie-uitwisseling met andere (niet-deelnemende) besluitvormers en belanghebbenden

3. Beleidsmakers voorzien van financiële ondersteuning om hervormingen van het sociaal en arbeids­marktbeleid te toetsen, de capaciteit van de belangrijkste actoren voor de ontwikkeling en uitvoering van sociale experimenten vergroten, en de relevante kennis en deskundigheid toegankelijk maken

Het opgegeven (beoogde/reële) gebruik van informatie voor beleidsvorming/belangen­behartiging door de betrokken deelnemers, maar ook andere besluit­vormers en belanghebbenden || Ondersteuning van sociale innovatie is een nieuw gebied, er is dus geen uitgangssituatie. || Doordat dit een nieuwe aanpak is, kan worden verwacht dat tot twee derde van de betrokken deelnemers aangeeft dat zij de verworven informatie (willen) gebruiken voor beleidsvorming/belangenbehartiging en/of nieuwe sociale experimenten.

De aanwezigheid van passende voorwaarden (financiële middelen, toegankelijkheid tot relevante kennis en deskundigheid) voor het opzetten en uitvoeren van sociale experimenten op het gebied van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de EU: voldoende capaciteit van de belangrijkste actoren || Ondersteuning van sociale innovatie is een nieuw gebied, er is dus geen uitgangssituatie. || Alle belangrijke voorwaarden (financiële middelen, toegankelijkheid tot relevante kennis en deskundigheid, capaciteit van de belangrijkste actoren) voor het opzetten en uitvoeren van sociale experimenten op het gebied van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de EU worden (bv. door evaluatie) als voldoende beoordeeld.

4. Europese en nationale organisaties voorzien van financiële ondersteuning om hen beter in staat te stellen om de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie te ontwikkelen, stimuleren en ondersteunen

Sterkere organisaties en netwerken die worden erkend als bruikbare bron van informatie voor beleidsmakers en besluitvormers van de EU en de lidstaten en andere belanghebbenden || Er is geen overkoepelende uitgangssituatie voor alle soorten organisaties en netwerken waarvoor steun uit hoofde van het nieuwe programma wordt gepland. Momenteel (2011) is alleen bekend dat bijna 9 van de 10 belanghebbenden in het algemeen en ongeveer 3 van de 4 besluitvormers, in het bijzonder ambtenaren, de belangrijkste EU-netwerken en ngo's met de beste prestaties als een nuttige bron van informatie zien. || De organisaties en netwerken die de meeste steun ontvangen, worden erkend door 3 van de 4 ondervraagde besluitvormers en andere belanghebbenden als nuttige bron van informatie over het beleid van de EU en de lidstaten.

De opgegeven verandering in capaciteit[23] voor de verdere ontwikkeling, bevordering en ondersteuning van de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en ‑wetgeving van de EU door de deelnemers (individuen of organisaties) die betrokken zijn bij de ondersteunde capaciteitsopbouwmaat­regelen || Er is geen overkoepelende uitgangssituatie voor dit soort zelfevaluatie door de deelnemers (individuen of organisaties) die betrokken zijn bij de ondersteunde capaciteitsopbouwmaatregelen De eerste resultaten van vergelijkbare prestatiemetingen die door de belangrijkste door Progress gefinancierde EU-netwerken en ngo's met de beste prestaties zijn geïntroduceerd, laten een positieve verandering zien, met name met betrekking tot de verwerving van specifieke kennis die relevant is voor beleidsvorming en belangenbehartiging, maar met de verbetering van de interne organisatie is iets minder succes geboekt. || 3 van de 4 deelnemers die betrokken zijn bij de ondersteunde capaciteitsopbouwmaatregelen geven aan dat zij beter in staat zijn de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en -wetgeving van de EU verder te ontwikkelen, te bevorderen en te ondersteunen.

5. Ervoor zorgen dat aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie transparant zijn voor werkzoekenden en werkgevers

Totaal aantal vacatures en cv's op het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit; momenteel staan er meer dan 1 miljoen vacatures en 600 000 cv's op het Eures-portaal || Momenteel bevat het Eures-portaal 1 000 000 vacatures en 600 000 cv's. || Het aantal vacatures zal naar verwachting met 3% per jaar toenemen.

Aantal wervingen/ plaatsingen en werk­aanbiedingen via het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit || Momenteel geraamd op 150 000 plaatsingen per jaar. || De diensten die verantwoordelijk zijn voor Eures, hebben opdracht gegeven voor een studie over de evaluatie van de prestatie­metingssystemen van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening en aanbevelingen over indicatoren voor geografische mobiliteit, met als doel indicatoren voor Eures 2020 vast te stellen.

6. Diensten voor de werving en plaatsing van werknemers ontwikkelen door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau

Aantal transnationale plaatsingen gefaciliteerd door Eures. Het aantal plaatsingen met 3% per jaar verhogen (thans naar schatting 150 000 plaatsingen per jaar) || De Commissie is pas onlangs begonnen met de voorbereidende actie voor de eerste gerichte mobiliteitsregeling "Je eerste Eures-baan". Geraamd wordt dat deze zal bijdragen tot de plaatsing van 2 000 tot 3 000 jonge werknemers. || Zie hierboven.

7. De toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering verbeteren

Aantal door intermediairs verstrekte microleningen aan eindbegunstigden met EU-steun (50 000 microleningen verstrekt tegen het einde van de totale investeringsperiode) || 0 || 50 000 microleningen verstrekt tegen het einde van de totale investeringsperiode

Omvang van verstrekte microleningen in euro's (een totale omvang van bijna 450 miljoen euro, als gevolg van een hefboom­werking van 5 maal de bijdrage van de Unie van 87 miljoen euro) || Niet beschikbaar || Een totale omvang van 500 miljoen euro (hetgeen overeenkomt met een hefboomwerking van 5x de bijdrage van de Unie)

Profiel van eind­begunstigden (leeftijd, geslacht, minderheid, werkgelegen­heidsstatus enz.) die met EU-steun een microlening hebben gekregen (50% van de begunstigden zijn werklozen of mensen uit een achterstandsgroep) || Niet beschikbaar || 50% van de begunstigden zijn werklozen of mensen uit een achterstandsgroep

8. De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen

Aantal microkredietver­strekkers die financiering voor capaciteitsopbouw hebben gekregen (50 microkredietverstrekkers ondersteund tegen het eind van de steunperiode) || Niet beschikbaar || 50 microkredietverstrekkers ondersteund tegen het einde van de totale investeringsperiode

Niveau van de institutionele capaciteit met betrekking tot financiering, personele middelen, operationeel beheer alsmede systemen en infrastructuur (hogere capaciteit van de sector in vergelijking met 2009) || In 2009 waren de geconstateerde zwakke punten in de capaciteitsopbouw problemen om de aanloop- en operationele kosten te dekken, onderontwikkelde systemen voor prestatiemeting en analyse, middelmatige capaciteiten met betrekking tot het beheer van personele middelen en een onvermogen tot netwerking en samenwerking van niet-bancaire microkredietverstrekkers[24]. || Een hogere capaciteit van de sector in vergelijking met 2009.

9. De ontwikkeling van lokale gemeenschappen ondersteunen

Aantal sociale ondernemingen die steun uit hoofde van het initiatief hebben ontvangen (1 000 ondersteunde sociale ondernemingen) || 0 || 900 sociale ondernemingen ondersteund tegen het einde van de totale investeringsperiode

Omvang van de aan sociale ondernemingen verstrekte investeringen (270 miljoen euro, resulterend in een hefboomwerking van 3x) || 0 || 270 miljoen, hetgeen overeenkomt met een hefboomwerking van 3 maal de EU-bijdrage

2.2. Beheer- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

In het Progress-programma omvat gecentraliseerd direct beheer a) de toewijzing van een groot aantal contracten en subsidies voor specifieke activiteiten (tevens relevant voor de Eures-pijler), b) de uitbetaling van een groot aantal exploitatiesubsidies aan niet-gouvernementele organisaties; c) samenwerking met internationale organisaties (tevens relevant voor de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap die in gezamenlijk beheer wordt uitgevoerd). Het grootste risico heeft te maken met het vermogen van vooral kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te beheersen en de transparantie van de uitgevoerde operaties te garanderen.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Gezien de aard van het programma zal het effectieve beheer van de kredieten gebaseerd zijn op een systeem van cumulatieve controles, dat stoelt op de interne controlenormen, de controle van de transacties binnen DG EMPL en de controle van de transacties in de lidstaten.

Het financiële circuit dat is opgezet om de begroting uit te voeren, zal gebaseerd zijn op model 1 (d.w.z. gedecentraliseerd op het niveau van de operationele eenheden met aanvullende verificatie door middel van steekproeven). Deze organisatie respecteert het vier-ogen-principe in volledige overeenstemming met het Financieel Reglement.

De transacties worden dubbel gecontroleerd: 100% van de transacties door de financieel controlebeambte (eerste niveau vooraf) en aanvullende documentaire controles vooraf door een aanvullend controlebeambte (tweede niveau vooraf), die ernaar zal streven 10% tot 20% van alle transacties te controleren, die ten minste 50% van de begroting uitmaken. Bij wijze van uitzondering zullen, wanneer de gesubdelegeerd ordonnateur niet de garantie krijgt dat de onderliggende operaties regelmatig zijn, controles ter plaatse worden uitgevoerd voordat de eindbetaling plaatsvindt. Deze controles ter plaatse worden uitgevoerd door externe auditors.

Ook achteraf zullen audits ter plaatse worden uitgevoerd voor een steekproef van de transacties. De selectie van deze transacties is gebaseerd op een combinatie van een risicobeoordeling en een willekeurige selectie.

Daarnaast zal de huidige boekhoudkundige cel boekhoudcontroles achteraf uitvoeren.

Voor zover het de internationale organisaties betreft, zullen deze verplicht zijn inzake boekhouding, interne controle en overheidsopdrachten normen toe te passen die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen. Daarnaast zullen de individuele overeenkomsten die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisaties worden gesloten, gedetailleerde bepalingen bevatten inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken. Deze staan ook in voor de passende bekendmaking achteraf van de begunstigden van de begrotingsmiddelen.

2.2.3. Kosten van controles

Er is een raming gemaakt van de kosten van de controles (die betrekking hebben op de activiteiten die direct of indirect verband houden met de verificatie van de rechten van de begunstigde/contractant alsmede de regelmatigheid van de uitgaven). De gegevens over de kosten zijn verzameld door het personeel te ondervragen over de voltijdequivalenten die zich bezighouden met controles.

Resultaat van de berekening per kalenderjaar

Documentaire controles en controles ter plaatse vooraf: 5 616 200 euro (0,6% van de middelen – 958,19 miljoen euro)

Controles ter plaatse achteraf: 531 000 euro (0,05% van de middelen – 958,19 miljoen euro)

Totale kosten van de controles per kalenderjaar 6 147 200 euro (0,64% van de middelen – 958,19 miljoen euro)

2.2.4. Voordelen van controles

De jaarlijkse kosten van het voorgestelde niveau van controles vertegenwoordigt ongeveer 5% van de jaarlijkse begroting van de operationele uitgaven (in vastleggingen – d.w.z. 6 147 200 euro/123 627 000 euro voor het eerste jaar, zoals aangegeven in tabel 3.2.1.). Dit wordt gerechtvaardigd door het hoge aantal te controleren transacties (zie resultaten in punt 3.2.2). Op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken houdt direct beheer en gezamenlijk beheer in dat een groot aantal contracten en subsidies voor acties, en de uitbetaling van een groot aantal exploitatiesubsidies aan niet-gouvernementele organisaties, verenigingen en vakbonden worden opgedragen. Het risico in verband met deze activiteiten heeft betrekking op het vermogen van vooral kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te beheersen.

Vorig jaar hebben aanvullende controlebeambten 21,8% van alle transacties gecontroleerd, hetgeen 84,6% van de totale begroting vertegenwoordigde (59,4% voor uitgaven onder direct beheer). Het aantal fouten daalde als gevolg hiervan van 95 in 2009 tot 67 in 2010, oftewel een foutenpercentage van 8,6% van het aantal financiële transacties. De meeste fouten waren van formele aard en hadden geen gevolgen voor de garantie van de wettigheid en de regelmatigheid van de betrokken transacties.

Externe auditors controleerden in 2010 20,78% van de begroting ter plaatse. Het foutenpercentage lag onder het materialiteitsniveau (1,08%).

2.2.5. Inschatting van het risico dat de toepasselijke regels niet worden nageleefd

In 2010 bedroeg het foutenpercentage van de controles vooraf van de transacties 8,6% van het totale aantal transacties. Zoals in het jaarlijkse activiteitenverslag van DG EMPL van vorig jaar is vermeld, had geen van de geconstateerde fouten gevolgen voor de garantie van de wettigheid en de regelmatigheid van de betrokken transacties.

Het foutenpercentage voor de audits ter plaatse onder direct beheer was 1,08%. Dit percentage werd aanvaardbaar geacht, aangezien het onder het materialiteitsniveau van 2% ligt.

De voorgestelde veranderingen voor het programma zullen geen gevolgen hebben voor de wijze waarop de kredieten thans worden beheerd. Het huidige controlesysteem bleek in staat fouten en/of onregelmatigheden te voorkomen en/of op te sporen, en waar van toepassing deze te corrigeren. Naar verwachting zullen de historische foutenpercentages dan ook gelijk blijven.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Europese Unie worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen[25] en artikel 53 bis van het Financieel Reglement.

De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om audits te verrichten, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Unie hebben ontvangen. OLAF is bevoegd controles en verificaties ter plaatse uit te voeren bij de marktdeelnemers die direct of indirect bij dergelijke financiering betrokken zijn, overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996[26], om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een overeenkomst betreffende financiering door de Unie.

Onverminderd de vorige alinea's verlenen besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening, de Commissie, met inbegrip van OLAF, en de Rekenkamer uitdrukkelijk het recht om dergelijke audits, controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL /INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderd(e)el(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Aantal [Beschrijving………………………...…….] || GK/NGK ([27]) || van EVA-landen[28] || van kandidaat-lidstaten[29] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

1a || 04 03 04 XX Eures - –operationele uitgaven || GK || JA || JA || NEE || NEE

1a || 04 04 01 XX Progress - –operationele uitgaven || GK || JA || JA || NEE || NEE

1a || 04 04 15 XX EPMF - –operationele uitgaven || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

1a || 04 01 04 04 Eures (Europese diensten voor arbeidsvoorziening) Uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || NEE || NEE || NEE

1a || 04 01 04 10 Progress-programma Uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || JA || NEE || NEE

1a || 04 01 04 11 Europees microfinancieringsinstrument — Uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort Soort uitgave || Bijdrage

Aantal [Rubriek……………………………………..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

1 || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – Progress-pijler – operationele uitgaven || GK || JA || JA || NEE || NEE

1 || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – Eures-pijler – operationele uitgaven || GK || JA || NEE || NEE || NEE

1 || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap – operationele uitgaven || GK || JA || JA || NEE || NEE

1a || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – Progress-pijler Uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || JA || NEE || NEE

1a || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – Eures-pijler Uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || NEE || NEE || NEE

1a || [XX.YY.YY.YY] Europees Programma voor sociale verandering en innovatie – pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap – uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || JA || NEE || NEE

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Aantal || RUBRIEK 1: Slimme en inclusieve groei

DG: <EMPL> || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || 2022 || 2023 || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || || || ||

Progress-pijler || Vastleggingen || 1) || 74,176 || 75,858 || 77,413 || 78,618 || 80,297 || 82,098 || 85,694 || || || || 554,154

Betalingen || 2) || 23,617 || 46,581 || 50,306 || 70,130 || 68,425 || 69,129 || 71,773 || 61,677 || 52,866 || 39,650 || 554,154

Eures-pijler || Vastleggingen || 1a) || 18,544 || 18,964 || 19,353 || 19,654 || 20,075 || 20,524 || 21,424 || || || || 138,538

Betalingen || 2a) || 14,703 || 15,033 || 15,333 || 15,573 || 15,903 || 16,209 || 16,984 || 14,400 || 14,400 || || 138,538

Microfinancieringspijler || Vastleggingen || 1a) || 24,726 || 25,286 || 25,804 || 26,206 || 26,766 || 27,366 || 28,564 || || || || 184,718

Betalingen || 2a) || 24,726 || 25,286 || 25,804 || 26,206 || 26,766 || 27,366 || 28,564 || || || || 184,718

Reserve || 6,181 || 6,322 || 6,451 || 6,551 || 6,692 || 6,842 || 7,141 || || || || 46,180

|| || || || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG <EMPL> || Vastleggingen || =1+1a +3 || 123,627 || 126,430 || 129,021 || 131,029 || 133,831 || 136,829 || 142,823 || || || || 923,590

Betalingen || =2+2a +3 || 69,227 || 93,222 || 97,894 || 118,460 || 117,786 || 119,546 || 124,462 || 76,077 || 67,266 || 39,650 || 923,590

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || 4) || 123,627 || 126,430 || 129,021 || 131,029 || 133,831 || 136,829 || 142,823 || || || || 923,590

Betalingen || 5) || 69,227 || 93,222 || 97,894 || 118,460 || 117,786 || 119,546 || 124,462 || 76,077 || 67,266 || 39,650 || 923,590

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || 6) || 4,400 || 4,600 || 5,000 || 5,000 || 5,200 || 5,200 || 5,200 || || || || 34,600

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 128,027 || 131,030 || 134,021 || 136,029 || 139,030 || 142,029 || 148,024 || || || || 958,190

Betalingen || =5+ 6 || 73,627 || 97,822 || 102,894 || 123,460 || 122,986 || 124,746 || 129,662 || 76,077 || 67,266 || 39,650 || 958,190

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || 4) || || || || || || || || || || ||

Betalingen || 5) || || || || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || 6) || || || || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarig financieel kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || || || ||

Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || || || ||

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

DG: <EMPL.> ||

Ÿ Personeel || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 102,2

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 9,94

TOTAAL DG <EMPL.> || Kredieten || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 112,14

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 112,14

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || 2022 || 2023 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 144,047 || 147,05 || 150,041 || 152,049 || 155,05 || 158,049 || 164,044 || || || || 1,070.33

Betalingen || 89,647 || 133,844 || 118,91 || 139,483 || 139,007 || 140,767 || 145,679 || 76,077 || 67,266 || 39,650 || 1,070.33

3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Ver­meld doelstel­lingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[30] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1: Hoogwaardige vergelijkbare analytische kennis ontwikkelen en verspreiden om ervoor te zorgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie gebaseerd zijn op gedegen feiten en zijn afgestemd op de behoeften, uitdagingen en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten en andere deelnemende landen

Monitoring en beoorde­ling van de uitvoering en impact van EU-wet­geving en -beleid op het gebied van werkgelegen­heid,arbeids­voorwaarden en sociaal beleid, onder andere door middel van relevante netwerken van des­kundigen || Data ware­house, land en netwerk van juridische deskun­digen || 0,20 || 14 || 2,698 || 14 || 2,708 || 14 || 2,718 || 14 || 2,968 || 14 || 2,739 || 14 || 3,049 || 14 || 3,191 || 98 || 20,071

Onderzoek en analyse met betrekking tot de beleids­gebieden werk­gelegenheid, arbeids­voorwaarden en sociaal beleid om te informeren over de beleids­agenda op EU- en internatio­naal niveau en deze vorm te geven, onder andere door middel van samenwer­king met inter­nationale organisaties || (Pros­pectieve) studies, samen­werking met intern. org. || 0,34 || 14 || 4,338 || 14 || 4,67 || 14 || 4,495 || 14 || 4,842 || 14 || 4,749 || 14 || 5,267 || 14 || 5,585 || 98 || 33,946

Ontwikke­ling en verspreiding van gemeen­schappelijke methoden, indicaties en benchmarks met betrekking tot werkgele­genheids- en sociaal beleid || Europees Mobili­teitslab. Samen­werking met CEDE­FOP, nieuwe indicato­ren, gezamen­lijke projecten met JRC || 0,79 || 5 || 3,87 || 5 || 3,886 || 5 || 3,691 || 5 || 3,918 || 5 || 3,936 || 5 || 4,102 || 5 || 4,4 || 35 || 27,803

Verzame­ling, ontwikke­ling en verspreiding van gegevens en statistieken, met name in samen­werking met ESTAT, enquêtes || Europese standaard­classifi­catie van beroepen (ESCO), Europese vacature­monitor, Euroba­rometers, speciale modules van LFS, arbeids­krachten­enquête, databank over arbeids­markt­beleid || 0,5 || 10 || 7,112 || 10 || 7,115 || 10 || 6,94 || 10 || 7,187 || 10 || 7,124 || 10 || 7,262 || 10 || 7,301 || 70 || 50,041

Effectbeoordelingen en evaluaties die de Commissie informeren over de beleidsvormingsprocessen, waaronder evaluaties van het programma || Verslagen over voor­bereidende studies voor effect­beoorde­lingen || 0,32 || 6 || 1,747 || 5 || 1,549 || 7 || 2,847 || 5 || 1,785 || 7 || 2,915 || 5 || 1.,946 || 7 || 2,376 || 42 || 15,165

Jaarlijkse monitoring van het programma || Jaarlijkse monitoring­verslagen || 0,3 || 0 || 0 || 1 || 0,3 || 0 || 0 || 1 || 0,3 || 0 || || 1 || 0,3 || 0 || 0 || 3 || 0,9

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || 49 || 19,765 || 49 || 20,228 || 50 || 20,691 || 49 || 21 || 50 || 21,463 || 49 || 21,926 || 50 || 22,853 || 346 || 147,926

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2: Doeltreffende en inclusieve informatie-uitwisseling, wederzijds leren en dialoog bevorderen over het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie op Europees, nationaal en internationaal niveau om de lidstaten en de andere deelnemende landen te helpen bij de ontwikkeling van beleid en de uitvoering van de wetgeving van de Unie

Inter­collegiale toetsingen, wederzijdse leerproces­sen & uit­wisseling van goede praktijken op de des­betreffende beleids­terreinen || Dialoog tussen overheids­diensten voor arbeids­bemidde­ling, inter­collegiale toetsingen, seminars over weder­zijdse leer­processen || 0,19 || 30 || 5,71 || 29 || 5,545 || 31 || 6,062 || 31 || 6,1 || 31 || 6,076 || 31 || 6,093 || 32 || 6,471 || 215 || 42,057

Ontwikke­ling en onderhoud van informatie­systemen voor de uitwisseling en versprei­ding van informatie over EU-beleid en ‑wetgeving op de des­betreffende gebieden. || Gezamen­lijke projecten met de OESO, ILO, Wereld­bank, EUROMOD; EU-vaardig­heden­panorama, webtool van evaluatie van de prestatie­metings­systemen van de openbare diensten voor arbeids­voor­ziening || 0,93 || 6 || 5,15 || 6 || 5,343 || 6 || 5,248 || 6 || 5,514 || 6 || 5,713 || 6 || 6,114 || 6 || 6,143 || 42 || 39,225

Opleiding en wederzijdse leer­processen voor juristen en beleids­mede­werkers || Seminars || 0,1 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 8 || 0,8 || 56 || 5,6

Informatie- en communi­catiecam­pagnes op EU- en nationaal niveau || Evene­menten, audio­visueel en promotie­materiaal || 0,49 || 4 || 1,9 || 4 || 1,914 || 4 || 1,928 || 4 || 1,943 || 4 || 2,069 || 4 || 1,973 || 4 || 1,988 || 28 || 13,715

Uitwisseling van personeel tussen nationale overheden || Uitwisse­ling van CHFA-inspec­teurs, bezoeken, verslagen || 0,06 || 16 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 0,06 || 0,9 || 112 || 6,3

Financiering van waarne­mingsposten op Europees niveau || European Employ­ment Ob­servatory (Europese waarne­mingspost voor de werkgelegenheid) || 0,29 || 5 || 1,32 || 5 || 1,344 || 5 || 1,368 || 5 || 1,393 || 5 || 1,419 || 5 || 1,445 || 5 || 1,471 || 35 || 9,76

Handlei­dingen, verslagen en educatief materiaal || Gidsen voor goede praktijken en andere educatieve publicaties || 0,16 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 5 || 0,8 || 35 || 5,6

Netwerk­activiteiten tussen gespecia­liseerde instanties op Europees niveau || Netwerk van hoofden van de openbare diensten voor arbeids­voor­ziening, andere bijeen­komsten || 0,23 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 6 || 1,39 || 42 || 9,73

Internatio­nale con­ferenties om de externe dimensie van het werk­gelegen­heids- en sociaal beleid te bevorderen || Interna­tionale confe­renties || 0,7 || 14 || 0,9 || 14 || 0,912 || 14 || 0,924 || 14 || 0,937 || 14 || 0,949 || 14 || 0,962 || 14 || 1,336 || 98 || 6,92

Conferen­ties, seminars, rondetafels enz. over EU-wetgevings- en beleids­kwesties op het gebied van werkgele­genheid, arbeids­voorwaarden en sociaal beleid || Evene­menten op Europees niveau, conferen­ties van het voor­zitter­schap, seminars ter onder­steuning van de OCM || 0,16 || 18 || 2,906 || 19 || 3,24 || 20 || 3,041 || 20 || 3,082 || 21 || 3,216 || 22 || 3,447 || 23 || 3,85 || 143 ||

Valorisatie en versprei­ding van de resultaten van het programma || Publica­ties, IT-middelen || 0,17 || 3 || 0,45 || 3 || 0,5 || 4 || 0,57 || 3 || 0,56 || 3 || 0,55 || 3 || 0,54 || 3 || 0,48 || 22 || 3,65

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || 115 || 22,226 || 115 || 22,688 || 119 || 23,031 || 118 || 23,419 || 119 || 23,882 || 120 || 24,464 || 122 || 25,629 || 828 || 165,339

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 3: Beleidsmakers voorzien van financiële ondersteuning om hervormingen van het sociaal en arbeidsmarktbeleid te toetsen, de capaciteit van de belangrijkste actoren voor de ontwikkeling en uitvoering van sociale experimenten vergroten, en de relevante kennis en deskundigheid toegankelijk maken

Financiële steun­projecten voor sociale experimen­ten || Subsidies || 1,17 || 9 || 9,8 || 9 || 9,8 || 9 || 10,7 || 9 || 11,2 || 10 || 11,7 || 10 || 12 || 10 || 12,2 || 66 || 77,4

Capaciteits­opbouw­activiteiten || Onder­zoek, methodo­logische ontwik­kelingen analyse, opleidings­activitei­ten, onder andere door middel van netwerken van des­kundigen, praktijk­gemeen­schap, digitale platforms || 0,14 || 10 || 1,65 || 12 || 1,8 || 10 || 1,3 || 10 || 1,4 || 10 || 1,2 || 8 || 0,986 || 8 || 1,098 || 68 || 9,434

Bewust­makings­activiteiten || Confe­renties, work­shops, intercol­legiale toetsingen uitwisse­ling van goede praktijken, commu­nicatie || 0,15 || 10 || 1,609 || 12 || 1,765 || 14 || 1,671 || 10 || 1,275 || 10 || 1,281 || 10 || 1,5 || 10 || 1,8 || 76 || 10,901

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || 29 || 13,059 || 33 || 13,365 || 33 || 13,671 || 29 || 13,875 || 30 || 14,181 || 28 || 14,486 || 28 || 15,098 || 210 || 97,735

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 4: Europese en nationale organisaties voorzien van financiële ondersteuning om hen beter in staat te stellen om de uitvoering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid en de wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden van de Unie te ontwikkelen, stimuleren en ondersteunen

Steun voor de belang­rijkste net­werken op EU-niveau waarvan de activiteiten verband houden met de uitvoering van de doelstel­lingen van het programma (partner­schaps­kaderover­eenkomsten) || Subsidies (exploi­tatiekos­ten van net­werken) || 0,71 || 14 || 9 || 14 || 9,3 || 14 || 9,5 || 14 || 9,8 || 14 || 10 || 14 || 10,249 || 14 || 11 || 98 || 68,849

Steun voor overheids­instanties, maatschap­pelijke organisaties en andere relevante actoren (bv. diensten voor arbeids­voorziening) naar aan­leiding van oproepen tot het indienen van voorstellen || Subsidies voor projecten || 0,6 || 16 || 8,927 || 16 || 9,051 || 16 || 9,276 || 16 || 9,249 || 16 || 9,472 || 16 || 9,645 || 16 || 9,775 || 112 || 65,395

Capaciteits­opbouw van micro­krediet­verstrekkers || Uitwis­seling van goede praktijken, opleiding, consul­tancy en beoorde­ling || 0,06 || 20 || 1,2 || 20 || 1,224 || 20 || 1,248 || 20 || 1,273 || 20 || 1,299 || 20 || 1,325 || 20 || 1,341 || 140 || 8,91

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4 || 50 || 19,127 || 50 || 19,575 || 50 || 20,024 || 50 || 20,322 || 50 || 20,771 || 50 || 21,219 || 50 || 22,116 || 350 || 143,154

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 5: Ervoor zorgen dat aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie transparant zijn voor werkzoekenden en werkgevers

Ontwikke­ling van de Eures-website en helpdesk en het portaal voor beroeps­mobiliteit. || Databank van cv's en vacatures van het portaal voor beroeps­mobiliteit || 1,5 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 4 || 6,000 || 28 || 42

Onder­steuning van de diensten voor arbeids­voorziening met het oog op de ontwikkeling van open en voor iedereen toe­gankelijke Europese arbeids­markten door middel van opleiding en netwerken van Eures, informatie- en commu­nicatieacti­viteiten en organisatie van de Banendagen || Opleidin­gen, coördina­tieverga­deringen, vergaderin­gen van de werkgroep Opleidin­gen, verga­deringen van werk­groepen, commu­nicatie­campagnes, bijdrage aan de organisatie van banen­beurzen || 1,4 || 3 || 3,019 || 3 || 3,439 || 3 || 3,829 || 3 || 4,129 || 3 || 4,549 || 3 || 4,999 || 3 || 5,899 || 21 || 29,863

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || 7 || 9,019 || 7 || 9,439 || 7 || 9,829 || 7 || 10,129 || 7 || 10,549 || 7 || 10,999 || 7 || 11,899 || 49 || 71,863

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 6: Diensten voor de werving en plaatsing van werknemers ontwikkelen door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau

Plaatsing van werk­nemers door het tot elkaar brengen en de compen­satie van aanbiedin­gen van en aanvragen om werk op Europees niveau, waaronder acties om jongeren aan een baan te helpen || Aantal jonge werknemers die in een andere EU-lidstaat dan hun lidstaat van verblijf zijn geplaatst || 3175 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 3000 || 9,525 || 21000 || 66,675

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 6 || 66,675

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 7: De toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering verbeteren

Micro­leningen || Omvang van verstrekte micro­leningen (mln. euro) || 0,002 || 5657 || 11,314 || 5837 || 11,674 || 5972 || 11,944 || 6015 || 12,030 || 6074 || 12,148 || 6134 || 12,268 || 6269 || 12,538 || 41958 || 83,916

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 7 || 83,916

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 8: De institutionele capaciteit van microkredietverstrekkers opbouwen

Financiering voor capaciteits­opbouw door middel van subsidies, leningen en kapitaalinvesteringen || Aantal onder­steunde micro­krediet­verstrekkers || 0,203 || 4 || 0,812 || 5 || 1,015 || 5 || 1,015 || 6 || 1,218 || 7 || 1,421 || 7 || 1,421 || 8 || 1,62 || 42 || 8,522

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 8 || 8,522

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 9: De ontwikkeling van lokale gemeenschappen ondersteunen

Leningen, aandelen­kapitaal voor sociale onderne­mingen || Aantal sociale onderne­mingen dat leningen/ aandelen-kapitaal heeft verkregen || 0,12 || 105 || 12,600 || 105 || 12,600 || 107 || 12,840 || 108 || 12,960 || 110 || 13,200 || 114 || 13,680 || 120 || 14,400 || 769 || 92,28

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 9 || 92,28

TOTALE KOSTEN (Beleidskredieten, zonder toewijzing van de 5% reserve) || || 97,682 || || 99,881 || || 101,879 || || 103,478 || || 105,677 || || 108,062 || || 112,825 || || 877,41

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personeel || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 14,6 || 102,2

Andere administratieve uitgaven || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 1,42 || 9,94

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financieel kader || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 16,02 || 112,14

Buiten RUBRIEK 5[31] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personeel || || || || || || || ||

Andere uitgaven administratieve uitgaven || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 24,969

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 3,567 || 24,969

TOTAAL || 19,587 || 19,587 || 19,587 || 19,587 || 19,587 || 19,587 || 19,587 || 137,109.

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming uitgedrukt in voltijdequivalenten zonder decimalen

|| || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| 04 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 109 || 109 || 109 || 109 || 109 || 109 || 109

|| XX 01 01 02 (delegaties) || || || || ||

|| XX 01 05 01 (onderzoek onder contract) || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[32] ||

|| 04 01 02 01 (CA, INT, SNE van de totale financiële middelen) || 11 || 11 || 11 || 11 || 11 || 11 || 11

|| XX 01 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || || || || ||

|| XX 01 04 jj[33] || - zetel[34] || || || || ||

|| - in delegaties || || || || ||

|| XX 01 05 02 (AC, INT, GND - indirect onderzoek) || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, INT, END - direct onderzoek) || || || || ||

|| Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || ||

|| TOTAAL || 120 || 120 || 120 || 120 || 120 || 120 || 120

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele en administratieve middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijk personeel ||

Extern personeel ||

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– þ  het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[35].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totale

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– þ  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

¨         voor de eigen middelen

¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[36]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zo veel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

-

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

-

[1]               Referentie invoegen.

[2]               PB C van , blz..

[3]               PB C van , blz..

[4]               COM(2011) 500.

[5]               PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1.

[6]               PB L 141 van 27.05.2011, blz. 1.

[7]               PB L 5 van 10.1.2003, blz. 16.

[8]               PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1.

[9]               Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 (richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid) (PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46).

[10]             COM(2007) 708 van 13.11.2007.

[11]             COM(2011) XXX.

[12]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[13]             PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

[14]             In huidige prijzen.

[15]             PB L XXX, XX.XX.2012, blz. XX.

[16]             PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

[17]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[18]             PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6.

[19]             PB L 5 van 10.1.2009, blz. 16.

[20]             ABM: activiteitsgestuurd beheer (activity-based management); ABB: opstelling van de begroting naar activiteit (activity-based budgeting).

[21]             Evaluation of the Social OMC, 2011; Study on Stakeholders’ Involvement in the Implementation of the Social OMC, 2010.

[22]             Te meten als het geraamde aandeel in de begroting dat wordt toegewezen aan het genereren van genoemd type kennis.

[23]             Onder capaciteit wordt verstaan: kennis die relevant is voor beleidsvorming en belangenbehartiging; vaardigheden en het vermogen om hiervoor actief en doeltreffend op te komen; (in geval van een organisatie) een betere interne organisatie (waaronder betere strategische planning en prestatiemanagement).

[24]             Evers and Jung / EMN, EIF Market studies on micro lending in the European Union: capacity building and policy recommendations, maart 2009. Volgens de studie omvat institutionele capaciteit visie en strategie, financiering, personele middelen, operationeel beheer en systemen en infrastructuur.

[25]             PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

[26]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[27]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[28]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie

[29]             Kandidaat-lidstaten en, waar van toepassing, potentiële kandidaat-lidstaten.

[30]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijvoorbeeld aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).

[31]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

[32]             AC = arbeidscontractant; INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); LA = plaatselijk functionaris (Local Agent); END = gedetacheerde nationale deskundige;

[33]             Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).

[34]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[35]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[36]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.