Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG /* COM/2011/0594 definitief - 2011/0261 (CNS) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Inleiding: Achtergrond van de
financiële en economische crisis, beleidsdoelen en de noodzaak om de goede
werking van de interne markt te garanderen De recente mondiale economische en financiële
crisis heeft ernstige gevolgen gehad voor onze economieën en de openbare
financiën. De financiële sector heeft een belangrijke rol gespeeld in het
veroorzaken van de crisis, terwijl het gros van de regeringen en de Europese
burgers er het gelag voor heeft betaald. Er bestaat een brede consensus in
Europa en ook internationaal dat de financiële sector een billijkere bijdrage
moet leveren, gelet op de kosten om de crisis op te lossen en het feit dat de
sector momenteel onderbelast is. Verschillende EU-lidstaten hebben reeds
uiteenlopende maatregelen getroffen op het gebied van belastingheffing op de
financiële sector. De doelstelling van dit voorstel is om op dit gebied met een
gemeenschappelijke Europese benadering te komen die in overeenstemming is met
de interne markt. Dit voorstel is erop gericht om het EU- regelgevingskader
voor veiligere financiële diensten aan te vullen door buitensporig risicogedrag
in bepaalde segmenten van de financiële markten aan te pakken en te vermijden
dat praktijken uit het verleden zich herhalen. De Europese Commissie heeft het idee om een
belasting op financiële transacties (FTT) in te voeren reeds onderzocht in haar
mededeling van 7 oktober 2010 over belasting op de financiële sector[1]. In het licht van de door haar
verrichte analyse, mede als antwoord op de verschillende oproepen van de
Europese Raad[2],
het Europees Parlement[3]
en de Raad, is dit voorstel een eerste stap: –
om versnippering van de interne markt voor
financiële diensten te voorkomen, in het licht van het toenemende aantal ongecoördineerde
belastingmaatregelen dat door de lidstaten wordt getroffen; –
om ervoor te zorgen dat financiële instellingen een
billijke bijdrage leveren aan de kosten die de huidige crisis met zich
meebrengt en om eerlijke mededingingsvoorwaarden te creëren in fiscaal opzicht
in vergelijking met andere sectoren[4]; –
om passende maatregelen te nemen om transacties die
de efficiëntie van de financiële markten niet ten goede komen, te ontraden en
zo de regelgevingsmaatregelen die gericht zijn op het voorkomen van crises in
de toekomst, aan te vullen. Gezien de bijzonder hoge mobiliteit van de
meeste transacties die aan een belasting onderworpen kunnen worden, is het
belangrijk om mogelijke verstoringen als gevolg van eenzijdige
belastingmaatregelen van de lidstaten te vermijden. Alleen een optreden op
Europees niveau kan derhalve de versnippering van de financiële markten over
activiteiten en grenzen heen voorkomen en de gelijke behandeling van financiële
instellingen in de EU, en bijgevolg de goede werking van de interne markt,
garanderen. Daarom voorziet dit voorstel in de harmonisatie van de belastingen op
financiële transacties in de lidstaten, teneinde de vlotte werking van de
interne markt te garanderen. In overeenstemming met het voorstel van de
Commissie voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen
middelen van de Europese Unie van 29 juni 2011[5]
is dit voorstel ook gericht op het genereren van een nieuwe inkomstenstroom die
de nationale bijdragen aan de EU-begroting geleidelijk aan zal vervangen en zo
de last voor de nationale begrotingen zal verminderen. 1.2. De financiering van de
EU-begroting Het vraagstuk van belastingheffing op de financiële sector is ook aan
de orde gekomen in de mededeling van de Commissie over de evaluatie van de EU-begroting
van 19 oktober 2010[6]
waarin zij stelt dat "de Commissie van mening [is] dat de volgende – niet
exclusieve – bronnen in aanmerking kunnen worden genomen als eigen middelen om
de nationale bijdragen geleidelijk te vervangen en de last voor de nationale
begrotingen te verminderen: – een EU-belasting op de financiële sector."
In het latere voorstel voor een besluit van de Raad van 29 juni 2011
betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[7] wordt een FTT
voorgesteld als een nieuw eigen middel voor de EU-begroting. Dit voorstel zal
bijgevolg worden aangevuld met afzonderlijke voorstellen inzake eigen middelen
waarin de Commissie toelicht hoe de FTT volgens haar als bron voor de
EU-begroting zal dienen. 1.3. Regelgevingscontext De Europese Unie is volop bezig met de
uitvoering van een ambitieus programma voor de hervorming van de regelgeving in
de financiëledienstensector. Voor het einde van dit jaar zal de Commissie alle
noodzakelijke elementen hebben voorgesteld voor een fundamentele verbetering
van de wijze waarop de regulering van en het toezicht op de Europese financiële
markten functioneert. De hervorming van de financiële diensten in de EU is
opgebouwd rond vier strategische doelstellingen, namelijk het verbeteren van
het toezicht op de financiële sector; het versterken van de financiële
instellingen en, waar nodig, het creëren van een kader voor hun herstel; het
veiliger en transparanter maken van de financiële markten; en het verhogen van
de bescherming van de consumenten die gebruik maken van financiële diensten.
Verwacht wordt dat deze ingrijpende hervorming de financiëledienstensector
opnieuw ten dienste zal stellen van de reële economie, in het bijzonder om de
groei te financieren. Het FTT-voorstel is bedoeld als aanvulling op deze
regelgevingshervormingen. 1.4 Internationale context Dit voorstel levert ook een aanzienlijk
bijdrage aan het lopende internationale debat over belastingheffing op de
financiële sector en in het bijzonder aan de ontwikkeling van een FTT op
mondiaal niveau. Om de risico's zo sterk mogelijk te beperken, is een
gecoördineerde aanpak op internationaal niveau de beste keuze. Dit voorstel
toont aan hoe een doeltreffende FTT die aanzienlijke opbrengsten genereert, kan
worden opgezet en toegepast. Dat zou de weg moeten effenen voor een
gecoördineerde aanpak met de belangrijkste internationale partners. 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN 2.1. Externe raadpleging en
deskundigheid Dit voorstel werd opgesteld tegen de achtergrond
van talrijke externe bijdragen. Deze bijdragen namen de vorm aan van feedback
die ontvangen werd in de loop van een openbare raadpleging over
belastingheffing op de financiële sector, gericht overleg met de lidstaten,
deskundigen en belanghebbenden uit de financiële sector, en drie afzonderlijke
externe studies die werden uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling. De resultaten van het raadplegingsproces en de
externe input zijn meegenomen in de effectbeoordeling. 2.2. Effectbeoordeling In de effectbeoordeling die bij dit voorstel
gaat, worden de gevolgen van aanvullende belastingen op de financiële sector
geanalyseerd, in het kader van de doelstellingen om (1) een bijdrage van de
financiële sector aan de openbare financiën te verzekeren, (2) ongewenst gedrag
op de markt te beperken en zo de markten te stabiliseren en (3) verstoringen op
de interne markt te vermijden. In de effectbeoordeling zijn twee basisopties
geanalyseerd: een belasting op financiële transacties (FTT) en een belasting op
financiële activiteiten (FAT), alsmede diverse opties om deze belastingen op te
zetten. De conclusie luidde dat de voorkeur uitging naar een FTT. De FTT lijkt aanzienlijke belastingopbrengsten
uit de financiële sector te kunnen genereren, maar kan ook - net zoals de FAT –
een aantal negatieve effecten sorteren op het bbp en het transactievolume op de
markt. Om risico's van verplaatsing te beperken, is er een gecoördineerde
aanpak nodig, zowel op EU-niveau, om versnippering van de interne markt te
voorkomen, als op internationaal niveau, in overeenstemming met de ambities
voor samenwerking binnen de G-20. Om voorts rekening te houden met de risico's
die samenhangen met de reactie van de markt en het effect op de groei, is de
FTT opgezet met specifieke verzachtende maatregelen op het gebied van de
economische gevolgen, de belastingplicht, mogelijke ontwijkingsstrategieën en
risico's van verplaatsing: ·
een ruime definitie van het toepassingsgebied van
de belasting met betrekking tot producten, transacties, soorten handel,
financiële actoren en transacties die worden uitgevoerd binnen een financieel
concern; ·
de toepassing van het woonplaatsbeginsel – de
belasting wordt geheven in de lidstaat waar de financiële actoren gevestigd
zijn, onafhankelijk van de plaats waar de transactie plaatsvindt. De richtlijn
voorziet ook in belastingheffing in de EU in het geval waarin een financiële
instelling van buiten de EU betrokken is bij een financiële transactie met een
partij in de EU, en in het geval waarin een van de bijkantoren van een
dergelijke instelling in de EU betrokken is bij een financiële transactie; ·
de vaststelling van belastingtarieven op een
passend niveau, teneinde mogelijke gevolgen voor de kosten van kapitaal voor
niet-financiële beleggingsdoeleinden zoveel mogelijk te beperken; ·
de uitsluiting van transacties op primaire markten
uit het toepassingsgebied van de FTT, zowel voor effecten (aandelen,
obligaties) – om het bijeenbrengen van kapitaal door regeringen en bedrijven
niet te ondermijnen – als voor valuta's. De uitsluiting van primaire markten
sluit aan bij een sinds lang toegepaste Europese beleidspraktijk die eveneens
is vastgelegd in Richtlijn 2008/7/EG; ·
de afscherming van de leningactiviteiten van
particuliere huishoudens, ondernemingen of financiële instellingen en andere
courante financiële activiteiten, zoals hypotheekleningen of
betalingstransacties; ·
de uitsluiting van financiële transacties met
bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken
van het toepassingsgebied van de FTT, opdat de richtlijn geen invloed zou hebben op de herfinancieringsmogelijkheden
van financiële instellingen of de instrumenten van het monetair beleid. Gelet op de verzachtende maatregelen die zijn
meegenomen in de opzet van de FTT zoals die thans is voorgesteld, wordt
verwacht dat de negatieve impact op het bbp-niveau op de lange termijn beperkt
zal blijven tot circa 0,5 % ten opzichte van het referentiescenario. Uit de effectbeoordeling blijkt dat de FTT
gevolgen zal hebben voor het marktgedrag en de bedrijfsmodellen in de
financiële sector. De geautomatiseerde handel op financiële markten kan nadeel
ondervinden van een door belastingen veroorzaakte verhoging van de
transactiekosten, die de marginale winst kunnen uithollen. Dat zou met name het
geval zijn bij het bedrijfsmodel van de 'high-frequency trading', dat fysiek
nauw is verbonden met de handelsplatformen waarop financiële instellingen
talloze transacties uitvoeren in grote aantallen, maar met kleine marges. Die
zullen mogelijkerwijs vervangen moeten worden door algoritmes die transacties
in kleinere aantallen maar met grotere marges op gang brengen (vóór belasting). Uit de effectbeoordeling blijkt ook dat een
FTT een progressief herverdelingseffect zal hebben, dat wil zeggen dat de
impact ervan evenredig aan het inkomen zal toenemen, aangezien
hogere-inkomensgroepen meer profijt halen uit de diensten die de financiële
sector levert. Dat geldt met name voor een FTT die beperkt wordt tot
transacties met financiële instrumenten zoals obligaties en aandelen en daarvan
afgeleide producten. Particuliere huishoudens en ondernemingen uit de
mkb-sector die niet actief beleggen op financiële markten, zullen nauwelijks
nadeel ondervinden van dit voorstel, dankzij de afschermende maatregelen die in
de opzet van de FTT zijn meegenomen. De geografische distributie van de
belastingopbrengsten is afhankelijk van de wijze waarop de belasting technisch
wordt opgezet. Overeenkomstig deze richtlijn zal de geografische spreiding
afhankelijk zijn van de plaats waar de financiële instellingen die bij de
financiële transacties betrokken zijn, gevestigd zijn, en niet van de plaats
waar de financiële instrumenten worden verhandeld. Dit zal waarschijnlijk
leiden tot een lagere concentratie van de belastingopbrengsten, in het
bijzonder wanneer financiële instellingen optreden op een handelsplatform in
naam van financiële instellingen die in een andere lidstaat gevestigd zijn. De richtlijn garandeert ook dat er via
gedelegeerde handelingen op het niveau van de lidstaten en van de Unie gerichte
maatregelen worden getroffen om belastingontduiking, -ontwijking en ‑misbruik
te voorkomen. Een evaluatieclausule zal het mogelijk maken om de gevolgen van
de FTT voor de goede werking van de interne markt, de financiële markten en de
reële economie na drie jaar toepassing te analyseren, rekening houdende met de
ontwikkelingen op het gebied van de belastingheffing op de financiële sector in
de internationale context. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag De toepasselijke rechtsgrondslag voor de
voorgestelde richtlijn is artikel 113 VWEU. Het voorstel is gericht op de
harmonisatie van de wetgeving inzake indirecte belastingen op financiële
transacties. Die harmonisatie is nodig om de goede werking van de interne markt
te garanderen en verstoring van de mededinging te voorkomen. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Een uniforme definitie op EU-niveau van de
belangrijkste kenmerken van een FTT is noodzakelijk om ongerechtvaardigde
verplaatsingen van transacties en marktdeelnemers en substitutie van financiële
instrumenten binnen de EU te voorkomen. Een uniforme definitie op EU-niveau is
met andere woorden noodzakelijk om de goede werking van de interne markt te
garanderen en verstoringen van de mededinging in de EU te voorkomen. Een uniforme definitie op EU-niveau zou ook
een cruciale rol kunnen spelen bij het verminderen van de bestaande
versnippering van de interne markt, met inbegrip van de verschillende producten
in de financiële sector die vaak als nauw verwant alternatief product gebruikt
worden. Als de FTT niet geharmoniseerd wordt, leidt dat tot fiscale arbitrage
en de kans dat dubbel wordt belast of heffing achterwege blijft. Dat verhindert
niet alleen dat financiële transacties tegen gelijke mededingingsvoorwaarden
plaatsvinden, het is ook nadelig voor de inkomsten van de lidstaten. Bovendien
brengt het extra nalevingskosten met zich mee voor de financiële sector,
veroorzaakt door de te grote verschillen tussen de belastingstelsels. Dat alles wordt ondersteund door empirische
bewijzen. Nationale belastingen op financiële transacties hebben er tot dusver
alleen toe geleid dat activiteiten en/of instellingen werden verplaatst, of zij
waren, net om dat te vermijden, zodanig opgezet dat ze alleen werden geheven op
belastinggrondslagen die relatief immobiel zijn, waardoor nauw verwante
alternatieve producten vaak niet belast werden. De harmonisatie van de
belangrijkste concepten en de coördinatie van de tenuitvoerlegging op EU-niveau
zijn dus absolute vereisten om met succes een belasting op financiële
transacties te kunnen heffen en verstoringen te voorkomen. De wenselijke aanpak
wordt ook door een dergelijk optreden van de EU bevorderd. Dit voorstel is daarom gericht op het opzetten
van een gemeenschappelijke structuur van de belasting en gemeenschappelijke
bepalingen inzake verschuldigdheid. Het voorstel laat de lidstaten zo voldoende
speelruimte met betrekking tot het bepalen van de belastingtarieven boven het
minimum en het vastleggen van verslagleggings- en rapportageverplichtingen, en
het voorkomen van belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik. Een gemeenschappelijk kader voor een FTT in de
EU is daarom in overeenstemming met het in artikel 5 VEU neergelegde
subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel. De doelstelling van dit voorstel
kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan derhalve, om
de goede werking van de interne markt te garanderen, beter door de Unie worden
verwezenlijkt. De voorgestelde harmonisatie, die de vorm van
een richtlijn en niet van een verordening heeft, gaat niet verder dan nodig is
om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken, in de eerste plaats het
garanderen van de goede werking van de interne markt. Zij voldoet dus aan het
evenredigheidsbeginsel. 3.3. Nadere uitleg van het
voorstel 3.3.1. Hoofdstuk I (Onderwerp,
toepassingsgebied en definities) In dit hoofdstuk wordt het noodzakelijke kader
voor de voorgestelde FTT in de EU omschreven. Deze FTT is erop gericht om
brutotransacties te belasten vóór verrekening (netting). De belasting heeft een breed
toepassingsgebied, omdat ze gericht is op transacties voor alle soorten
financiële instrumenten, aangezien deze vaak onderling inwisselbaar zijn. Het
toepassingsgebied behelst daarom instrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar
zijn, geldmarktinstrumenten (met uitzondering van betalingsinstrumenten),
rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging
(met inbegrip van icbe's en alternatieve beleggingsinstellingen[8]) en derivatenovereenkomsten.
Voorts is het toepassingsgebied van de belasting niet beperkt tot de handel op
georganiseerde markten, zoals gereglementeerde markten en multilaterale
handelsfaciliteiten, maar omvat het ook andere soorten handel zoals
over-the-counter-handel. Het toepassingsgebied is evenmin beperkt tot de
overdracht van eigendom, maar heeft veeleer betrekking op de verplichting die
wordt aangegaan, waarbij bekeken wordt of de betrokken financiële instelling
het risico dat een bepaald financieel instrument met zich meebrengt, al dan
niet op zich neemt ("aankoop en verkoop"). Wanneer een
derivatenovereenkomst aanleiding geeft tot een levering van financiële
instrumenten, zal er ook niet alleen een belasting worden geheven op de
belastbare derivatenovereenkomst, maar ook op de levering van de financiële
instrumenten, mits aan alle andere voorwaarden voor belasting is voldaan. Transacties met de Europese Centrale Bank en
de nationale centrale banken worden echter uitgesloten van het
toepassingsgebied om mogelijke negatieve gevolgen voor de
herfinancieringsmogelijkheden van financiële instellingen of voor het monetair
beleid in het algemeen te vermijden. Het relevante regelgevingskader op EU-niveau
biedt een duidelijke, volledige en aanvaarde reeks definities voor zowel de financiële
instrumenten waarvan de aankoop, verkoop en overdracht belast wordt, als voor
de sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten.[9]. Met de derivatenovereenkomsten
waarnaar hier verwezen wordt, worden specifiek derivaten voor
beleggingsdoeleinden bedoeld. Op basis van de gebruikte definities zijn
contante valutatransacties geen belastbare financiële transacties, terwijl
valutaderivatenovereenkomsten dat wel zijn. Derivatencontracten die betrekking
hebben op grondstoffen vallen ook onder het toepassingsgebied, fysieke
grondstoffentransacties niet. Financiële transacties kunnen ook bestaan uit
de aankoop/verkoop of overdracht van gestructureerde producten: verhandelbare
effecten of andere financiële instrumenten die aangeboden worden in het kader van
securitisatie. Zulke producten zijn vergelijkbaar met alle andere financiële
instrumenten en dienen daarom onder de term financieel instrument te vallen
zoals die in dit voorstel gebruikt wordt. Deze producten uitsluiten uit het
toepassingsgebied van de FTT zou mogelijkheden tot belastingontwijking doen
ontstaan. Deze categorie van producten omvat in het bijzonder notes, warrants
en certificaten, maar ook banksecuritisaties, die het met activa als hypotheken
of leningen samenhangende risico meestal op de markt overdragen, en
verzekeringssecuritisaties, waarbij andere risico's, zoals underwriting,
overgedragen worden. Het toepassingsgebied van de belasting is
echter in het bijzonder gericht op financiële transacties die uitgevoerd worden
door financiële instellingen die optreden als een partij bij een financiële
transactie, zij het voor eigen rekening of voor de rekening van derden dan wel
in naam van een partij bij de transactie. Deze benadering garandeert dat de FTT
volledig wordt toegepast. In de praktijk is een en ander meestal duidelijk uit
de respectieve vermeldingen in de te voeren administratie. De definitie van financiële instellingen is
een brede definitie. Zij behelst beleggingsondernemingen, georganiseerde
markten, kredietinstellingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen,
instellingen voor collectieve belegging en de beheerders daarvan,
pensioenfondsen en de beheerders daarvan, houdstermaatschappijen, ondernemingen
gespecialiseerd in financiële leasing en special purpose entities, en verwijst
waar mogelijk naar de definities uit de relevante EU-wetgeving die aangenomen
werd voor regelgevingsdoeleinden. Daarnaast moeten ook andere personen die op
significante basis bepaalde financiële activiteiten verrichten, als financiële
instellingen worden aangemerkt. De voorgestelde richtlijn voorziet in
bevoegdheidsdelegaties voor de vaststelling van nadere voorschriften. Centrale tegenpartijen (ctp's), centrale
effectenbewaarinstellingen (CSD's) en internationale centrale
effectenbewaarinstellingen (ICSD's) worden niet beschouwd als financiële
instellingen voor zover zij taken vervullen die op zichzelf niet als
handelsactiviteit beschouwd worden. Zij zijn ook van essentieel belang voor een
efficiëntere en transparantere werking van financiële markten. De territoriale toepassing van de voorgestelde
FTT en de heffingsbevoegdheid van de lidstaten worden vastgelegd op basis van
het woonplaatsbeginsel. Een financiële transactie is alleen belastbaar in de EU
als een van de partijen bij de transactie op het grondgebied van een lidstaat
gevestigd is. De belasting zal plaatsvinden in de lidstaat op wiens grondgebied
de financiële instelling is gevestigd, op voorwaarde dat die instelling partij
is bij de transactie en zij optreedt voor eigen rekening of voor rekening van
derden dan wel in naam van een partij bij de transactie. Wanneer de vestigingen van de verschillende
financiële instellingen, of zij nu partijen zijn bij de transactie of optreden
in naam van dergelijke partijen, zich op het grondgebied van verschillende
lidstaten bevinden, dan zullen die verschillende lidstaten bevoegd zijn om
belasting te heffen op de transactie naar het tarief dat zij in overeenstemming
met dit voorstel hebben vastgelegd. Als de betrokken vestigingen zich bevinden
op het grondgebied van een land dat geen lid is van de Europese Unie, is de
transactie niet onderworpen aan FTT in de EU, tenzij een van de partijen bij de
transactie in de EU gevestigd is. In dat geval zal de financiële instelling uit
het derde land ook als een in de EU gevestigde instelling beschouwd worden en
wordt de belasting over de transactie verschuldigd in de betrokken lidstaat.
Wanneer transacties worden uitgevoerd op handelslocaties buiten de EU, zal er
belasting over verschuldigd zijn als minstens een van de vestigingen die de
transactie uitvoert of erbij betrokken is, zich in de EU bevindt. Indien de persoon die gehouden is tot
voldoening van de belasting, kan aantonen dat er geen verband bestaat tussen
het economische belang van de transactie en het grondgebied van een lidstaat,
mag de financiële instelling echter niet geacht worden gevestigd te zijn in een
lidstaat. Ook wanneer financiële instrumenten waarvan de
aankoop en de verkoop belastbaar is, binnen de entiteiten van een groep worden
overgedragen, zal er belasting verschuldigd zijn, zelfs als het niet om een
aankoop of een verkoop gaat. Het voorgaande betekent dat veel financiële
activiteiten volgens de logica van de FTT, die bovenstaande doelstellingen
nastreeft, niet beschouwd worden als financiële transacties. Naast de reeds
beschreven uitsluiting van primaire markten zullen de meeste courante
financiële activiteiten die van belang zijn voor burgers en ondernemingen,
buiten het toepassingsgebied van de FTT blijven. Dat geldt voor het sluiten van
verzekeringsovereenkomsten, hypotheekleningen, consumentenkrediet,
betalingsdiensten enz. (hoewel het later verhandelen van die activiteiten via
gestructureerde producten wel binnen het toepassingsgebied valt). Ook
valutatransacties op contante markten vallen buiten het toepassingsgebied van
de FTT, hetgeen het vrij verkeer van kapitaal in stand houdt.
Derivatenovereenkomsten op basis van valutatransacties vallen echter wel onder
de FTT, aangezien zij op zichzelf geen valutatransacties zijn. 3.3.2. Hoofdstuk II
(Verschuldigdheid, maatstaf van heffing en tarieven) Het tijdstip waarop de belasting verschuldigd
is, is gedefinieerd als het tijdstip waarop de financiële transactie
plaatsvindt. Wordt de transactie later geannuleerd, dan blijft de belasting nog
altijd verschuldigd, behalve in het geval van fouten. Aangezien de aankoop/verkoop of overdracht van
bepaalde financiële instrumenten (met uitzondering van derivaten), enerzijds,
en de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van
derivatenovereenkomsten, anderzijds, verschillend van aard zijn en
verschillende kenmerken hebben, moeten zij gekoppeld worden aan verschillende
maatstaven van heffing. Voor de aankoop en verkoop van bepaalde
financiële instrumenten (met uitzondering van derivaten) zal gewoonlijk een
prijs of een andere tegenprestatie worden bepaald. Die moet logischerwijs
gedefinieerd worden als de maatstaf van heffing. Wanneer de tegenprestatie
lager is dan de marktprijs of bij transacties die plaatsvinden tussen
entiteiten van een groep en die niet onder de begrippen "aankoop" en
"verkoop" vallen, zijn er echter bijzondere voorschriften nodig om
verstoringen van de markt te voorkomen. In die gevallen zal de maatstaf van
heffing gelijk zijn aan de marktprijs die op zakelijke grondslag wordt bepaald
op het tijdstip dat de FTT verschuldigd wordt. Voor de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting
of wijziging van derivatenovereenkomsten zal de maatstaf van heffing van de FTT
gelijk zijn aan het notionele bedrag op het tijdstip dat de derivatenovereenkomst
wordt aangekocht/verkocht, overgedragen, gesloten of gewijzigd. Deze benadering
maakt het mogelijk om de FTT eenduidig en eenvoudig toe te passen op
derivatenovereenkomsten en tegelijkertijd de kosten voor naleving en
administratie te drukken. Deze benadering maakt het bovendien moeilijker om de
belastingdruk kunstmatig te verlagen door derivatenovereenkomsten op een
creatieve manier op te stellen, aangezien er geen fiscale stimulans zou zijn om
bijvoorbeeld een overeenkomst te sluiten die alleen betrekking heeft op prijs-
of waardeverschillen. Bovendien is de belasting op die manier verschuldigd op
het tijdstip van de aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van het
contract, in plaats van dat er belastingen op kasstromen worden geheven op
verschillende tijdstippen tijdens de looptijd van de overeenkomst. Het tarief
dat in dit geval gebruikt moet worden, moet relatief laag zijn om een adequate
belastingdruk vast te stellen. Er zijn mogelijk bijzondere bepalingen nodig
in de lidstaten om belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik te voorkomen
(zie ook deel 3.3.3). Bijvoorbeeld in gevallen waarin het notionele bedrag
kunstmatig verdeeld wordt: het notionele bedrag van een swap zou bijvoorbeeld
gedeeld kunnen worden door een willekeurig hoge factor en alle betalingen
zouden met dezelfde factor vermenigvuldigd kunnen worden. Dat zou niets
veranderen aan de kasstromen van het instrument, maar het zou de
belastinggrondslag op willekeurige manier verkleinen. Er zijn bijzondere bepalingen nodig om de
maatstaf van heffing te bepalen voor transacties waarvoor de maatstaf van
heffing of delen daarvan uitgedrukt worden in een andere valuta dan die van de
lidstaat die de belasting heft. De aankoop/verkoop of overdracht van bepaalde
financiële instrumenten met uitzondering van derivaten, enerzijds, en de
aankoop/verkoop, overdracht, sluiting of wijziging van derivatenovereenkomsten,
anderzijds, zijn verschillend van aard. Bovendien zal de markt waarschijnlijk
verschillend reageren op een belasting op financiële transacties die op deze
twee categorieën wordt geheven. Daarom, en om een zo evenredig mogelijke
belasting te garanderen, moet er een verschillend tarief gehanteerd worden voor
de twee categorieën. De tarieven moeten ook rekening houden met
verschillen in de methodes die gebruikt worden om de maatstaven van heffing te
bepalen. Algemeen genomen zijn de voorgestelde
minimumbelastingtarieven (waarboven speelruimte is voor nationaal beleid) op
een voldoende hoog niveau vastgelegd opdat de harmonisatiedoelstelling van deze
richtlijn verwezenlijkt kan worden. Tegelijkertijd liggen de voorgestelde
tarieven laag genoeg om het risico op verplaatsing zoveel mogelijk te beperken.
3.3.3. Hoofdstuk III (Betaling van
FTT, gerelateerde verplichtingen en voorkoming van ontduiking, ontwijking en
misbruik) In dit voorstel wordt het toepassingsgebied
van de FTT omschreven aan de hand van financiële transacties waarbij een
financiële instelling die op het grondgebied van de betrokken lidstaat
gevestigd is, partij is (voor eigen rekening of voor rekening van een derde)
dan wel van transacties waarbij de instelling optreedt in naam van een partij.
Financiële instellingen verrichten het overgrote deel van de transacties op
financiële markten, en de FTT moet voornamelijk worden gericht op de financiële
sector als zodanig en niet zozeer op de burgers. Daarom zouden deze
instellingen de belasting verschuldigd moeten worden aan de
belastingautoriteiten. De lidstaten moeten evenwel de mogelijkheid krijgen om
andere personen hoofdelijk aansprakelijk te maken voor de voldoening van de belasting,
met inbegrip van de gevallen waarin een partij bij een transactie haar
hoofdzetel buiten de Europese Unie heeft. Veel financiële transacties worden
elektronisch uitgevoerd. In die gevallen zou de FTT onmiddellijk voldaan moeten
worden op het tijdstip dat de belasting verschuldigd wordt. In andere gevallen
zou de FTT voldaan moeten worden binnen een termijn die lang genoeg is om de
manuele verwerking van de betaling mogelijk te maken, maar die tegelijkertijd
vermijdt dat de betrokken financiële instelling ongerechtvaardigde
kasstroomvoordelen kan genieten. Een termijn van drie werkdagen kan in die zin
als passend worden aangemerkt. De lidstaten moeten verplicht worden om de
nodige maatregelen te treffen om te garanderen dat de FTT correct en tijdig
geheven wordt en om belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik te voorkomen.
In die context dienen de lidstaten de
bestaande en toekomstige EU-wetgeving inzake financiële markten aan te wenden.
Die wetgeving bevat verplichtingen op het vlak van rapportage en het bijhouden
van gegevens met betrekking tot financiële transacties. Waar nodig moeten zij eveneens een beroep doen
op de beschikbare instrumenten voor administratieve samenwerking met betrekking
tot de heffing en de invordering van belastingen, in het bijzonder Richtlijn 2011/16/EU
van de Raad van 15 februari betreffende de administratieve samenwerking op het
gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG[10] (van toepassing vanaf 1
januari 2013), en Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010
betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen
die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen[11] (van toepassing vanaf 1
januari 2012). Er moet eveneens een beroep worden gedaan op andere relevante
instrumenten, wanneer die van toepassing zijn, zoals het Verdrag inzake
wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO en de Raad
van Europa[12]. De voorgestelde richtlijn voorziet in
bevoegdheidsdelegaties voor de vaststelling van nadere voorschriften. In combinatie met de aan de FTT ten grondslag
liggende conceptuele benadering (breed toepassingsgebied, woonplaatsbeginsel,
geen vrijstellingen) beperken de hierboven omschreven regels de mogelijkheden
voor belastingontduiking-, -ontwijking en –misbruik tot een minimum. 3.3.4. Hoofdstuk IV (Slotbepalingen) De harmonisatiedoelstelling van dit voorstel
betekent dat de lidstaten geen andere belastingen op financiële transacties
mogen handhaven of invoeren dan de FTT waarop dit voorstel voor een richtlijn
ziet, of de btw. Wat de btw betreft, moet het recht om voor belastingheffing te
kiezen overeenkomstig artikel 137, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG
van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van
belasting over de toegevoegde waarde[13]
van toepassing blijven. Andere belastingen, zoals belastingen op
verzekeringspremies enz., zijn natuurlijk anders van aard, net als
registratierechten voor financiële transacties, in zoverre zij een werkelijke
terugbetaling van de kosten of een tegenprestatie voor een geleverde dienst
behelzen. Het voorstel heeft dan ook geen gevolgen voor zulke belastingen en
vergoedingen. De bepalingen van Richtlijn 2008/7/EG van de
Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het
bijeenbrengen van kapitaal[14]
blijven in principe onverkort van toepassing. Dat betekent bijvoorbeeld dat er
voor de uitgifte – zoals vermeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2008/7/EG –
van deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van
deze stukken, obligaties – met inbegrip van staatsleningen – of andere
verhandelbare effecten die verband houden met leningen, geen FTT verschuldigd
is in de EU. Om mogelijke strijdigheden tussen de twee richtlijnen te
vermijden, dient evenwel te worden bepaald dat de voorgestelde richtlijn
voorrang heeft op de bepalingen van Richtlijn 2008/7/EG. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Volgens voorlopige ramingen zou de belasting,
afhankelijk van de reactie van de markt, jaarlijks voor de EU als geheel 57
miljard euro kunnen opbrengen. Het voorstel zou in wezen een nieuwe
inkomstenstroom op gang brengen voor de lidstaten en de EU-begroting – in
overeenstemming met het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het
stelsel van eigen middelen van de Europese Unie van 29 juni 2011. De inkomsten die voortvloeien uit de FTT in de
EU, kunnen geheel of gedeeltelijk gebruikt worden als eigen middel voor de
EU-begroting, ter vervanging van bestaande eigen middelen die uit de nationale
begrotingen betaald worden, wat de inspanningen van de lidstaten om hun
begroting te consolideren, zou kunnen ondersteunen. De
Commissie zal afzonderlijk de nodige aanvullende voorstellen indienen waarin
zij toelicht hoe de FTT volgens haar als bron voor de EU-begroting kan dienen. 2011/0261 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijk stelsel van
belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 113, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Parlement[15], Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[16],
Handelend volgens een bijzondere
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De recente financiële crisis heeft geleid tot
discussies op alle niveaus over een mogelijke aanvullende belasting op de
financiële sector en met name een belasting op financiële transacties (FTT).
Dit debat komt voort uit de wens om de financiële sector een bijdrage te laten
leveren aan het betalen van de kosten van de crisis en de sector in de toekomst
billijk te belasten in vergelijking met andere sectoren; al te risicovolle
activiteiten van financiële instellingen te ontmoedigen;
regelgevingsmaatregelen die ertoe strekken crises in de toekomst te vermijden,
te complementeren en extra inkomsten voor algemene begrotingen of specifieke
beleidsdoeleinden te genereren. (2)
Teneinde verstoringen wegens eenzijdige maatregelen
van lidstaten te voorkomen (hierbij kan worden gedacht aan het zeer mobiele
karakter van het merendeel van de betrokken financiële transacties) en aldus
een goede werking van de interne markt te garanderen, is het van belang dat de
basiskenmerken van een FTT in de lidstaten worden geharmoniseerd op EU-niveau.
Prikkels tot fiscale arbitrage in de Unie, allocatieverstoringen tussen de
financiële markten in de Unie en de kans dat dubbel wordt belast of heffing
achterwege blijft, moeten hierdoor worden vermeden. (3)
Met het oog op een goede werking van de interne
markt moet de FTT van toepassing zijn op de handel in een breed scala aan
financiële instrumenten, inclusief gestructureerde producten, zowel op
georganiseerde als over-the-counter-markten, alsook op de sluiting en wijziging
van alle soorten derivatencontracten. Om dezelfde reden moet de FTT van
toepassing zijn op een uitgebreide reeks financiële instellingen. (4)
De definitie van financiële instrumenten in bijlage
I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004
betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de
Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van
het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG
van de Raad (MiFID)[17]
behelst rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging. Dat
betekent dat aandelen en rechten van deelneming in instellingen voor
collectieve belegging in effecten (icbe’s) als gedefinieerd in artikel 1, lid 2,
van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009
tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende
bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)[18] en alternatieve
beleggingsinstellingen (abi's) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder a),
van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011
inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van
de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009
en (EU) nr. 1095/2010[19]
financiële instrumenten zijn. Daarom vormen de inschrijving op en terugkoop van
deze instrumenten transacties die aan de FTT moeten worden onderworpen. (5)
Teneinde de efficiënte en transparante werking van
financiële markten in stand te houden, dienen bepaalde entiteiten van de
subjectieve werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten, voor zover
zij taken uitoefenen die niet als een handelsactiviteit op zich worden
aangemerkt, maar veeleer handelsactiviteiten vergemakkelijken. Dit is ook het
geval wanneer zij financiële transacties aangaan om lidstaten financieel te
steunen. (6)
Transacties met nationale
centrale banken mogen, net zoals transacties met de Europese Centrale Bank,
niet aan de FTT worden onderworpen, teneinde negatieve gevolgen voor de
herfinancieringsmogelijkheden van financiële instellingen of het monetair
beleid in het algemeen te voorkomen. (7)
Met uitzondering van de
sluiting of wijziging van derivatencontracten moet het
merendeel van de handel op primaire markten en van de transacties die van
belang zijn voor burgers en ondernemingen, zoals het sluiten van
verzekeringscontracten, hypotheekleningen, consumentenkrediet of
betalingsdiensten, uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de FTT,
teneinde het bijeenbrengen van kapitaal door ondernemingen en regeringen niet
in gevaar te brengen en om de huishoudens niet te treffen. (8)
De verschuldigdheid van de belasting en de maatstaf
van heffing moeten worden geharmoniseerd om verstoringen in de interne markt te
voorkomen. (9)
Het tijdstip van verschuldigdheid mag niet onnodig
worden uitgesteld en dient samen te vallen met het tijdstip waarop de
financiële transactie plaatsvindt. (10)
Om in het geval van andere financiële transacties
dan die met betrekking tot derivatenovereenkomsten de maatstaf van heffing zo
gemakkelijk mogelijk te kunnen bepalen teneinde de kosten voor bedrijven en
belastingdiensten te beperken, moet normaal gezien worden verwezen naar de in
de context van de transactie verleende tegenprestatie. Indien geen
tegenprestatie is verleend of de verleende tegenprestatie lager is dan de
marktprijs, moet naar laatstgenoemde worden verwezen als zijnde een juiste
weerspiegeling van de waarde van de transactie. Eveneens ten behoeve van een
gemakkelijke berekening dient de notionele waarde te worden gebruikt wanneer
derivatenovereenkomsten worden gekocht/verkocht, overgedragen, gesloten of
gewijzigd. (11)
Met het oog op een gelijke behandeling moet binnen
elke categorie transacties één belastingtarief gelden, namelijk voor de handel
in andere financiële instrumenten dan derivaten enerzijds en voor het
kopen/verkopen, overdragen, sluiten en wijzigen van derivatenovereenkomsten
anderzijds. (12)
Om de belasting op de financiële sector zelf in
plaats van op de burgers te richten en omdat financiële instellingen het
merendeel van de transacties op financiële markten verrichten, moet de
belasting van toepassing zijn op die instellingen, ongeacht of zij in eigen
naam, in naam van derden, voor eigen rekening of voor rekening van derden
handelen. (13)
Vanwege het zeer mobiele karakter van financiële
transacties en om potentiële belastingontwijking te helpen tegengaan, moet de
FTT op basis van het woonplaatsbeginsel worden geheven. (14)
De minimumbelastingtarieven moeten worden
vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de harmonisatiedoelstelling van
deze richtlijn te kunnen verwezenlijken. Tegelijkertijd moeten deze tarieven
laag genoeg zijn om de risico's van verplaatsing te beperken. (15)
Om te garanderen dat de FTT correct en tijdig wordt
geheven, moeten de lidstaten de verplichting hebben de nodige maatregelen
daartoe te nemen. Om belastingontduiking, ‑ontwijking en -misbruik op
efficiënte wijze te voorkomen, moeten de lidstaten de verplichting hebben een
beroep te doen op de bestaande instrumenten inzake wederzijdse bijstand in
belastingzaken, wanneer dat nodig is, en gebruik te maken van de verplichtingen
inzake rapportage en het bijhouden van gegevens die volgens de relevante
wetgeving voor de financiële sector gelden. (16)
Met het oog op de vaststelling van nadere
voorschriften om te bepalen of bepaalde financiële activiteiten een aanzienlijk
deel van de activiteiten van een onderneming uitmaken, zodat de onderneming
beschouwd kan worden als een financiële instelling in de zin van deze
richtlijn, alsook van nadere voorschriften ter bescherming tegen
belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden gedelegeerd om handelingen vast te stellen in
overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie, zodat zij de hiervoor vereiste maatregelen kan opstellen. Het is
bijzonder belangrijk dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden
passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en
opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat
de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze aan de Raad worden toegezonden. (17)
Ter voorkoming van strijdigheden tussen deze
richtlijn en Richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende
de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal[20] moet die richtlijn
dienovereenkomstig worden gewijzigd. (18)
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk
de harmonisatie van de essentiële kenmerken van een FTT op het niveau van de
Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve
wegens de goede werking van de eengemaakte markt beter op het niveau van de
Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van
het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel
maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze
doelstelling te verwezenlijken, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Onderwerp, toepassingsgebied en definities Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied 1.
Bij deze richtlijn wordt het gemeenschappelijke
stelsel van belasting op financiële transacties (FTT) vastgesteld. 2.
Deze richtlijn is van toepassing op alle financiële
transacties, op voorwaarde dat ten minste één partij bij de transactie in een
lidstaat is gevestigd en dat een op het grondgebied van een lidstaat gevestigde
financiële instelling partij is bij de transactie, welke instelling voor eigen
rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij
bij de transactie. 3.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de
volgende entiteiten: (a)
de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit; (b)
behoudens het bepaalde in lid 4, onder c), een door
twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die ten
doel heeft middelen vrij te maken en financiële bijstand te verstrekken ten
gunste van haar leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige
financieringsproblemen; (c)
centrale tegenpartijen (ctp's) wanneer de functie
van een ctp wordt uitgeoefend; (d)
centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) en
internationale centrale effectenbewaarinstellingen (ICSD's) wanneer de functie
van een CSD of ICSD wordt uitgeoefend. Wanneer een entiteit niet belastingplichtig is
overeenkomstig de eerste alinea, wordt haar tegenpartij echter niet van de
verschuldigdheid uitgesloten. 4.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de
volgende transacties: (a)
transacties op de primaire markt als bedoeld in
artikel 5, onder c), van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie[21], uitgezonderd de uitgifte en
terugkoop van aandelen en rechten van deelneming in instellingen voor
collectieve belegging in effecten (icbe’s) als omschreven in artikel 1, lid 2,
van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad[22] en alternatieve
beleggingsinstellingen (abi's) als omschreven in artikel 4, lid 1, onder a),
van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad[23]; (b)
transacties met de Europese Unie, de Europese
Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank, de Europese
Investeringsbank en met door de Europese Unie of de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie opgerichte organen waarop het Protocol betreffende de voorrechten
en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing is, binnen de grenzen en
onder de voorwaarden van dat protocol en de overeenkomsten voor de
tenuitvoerlegging ervan of de zetelovereenkomsten, in zoverre dat niet leidt
tot verstoring van de mededinging; (c)
transacties met andere dan de onder b) bedoelde internationale
instellingen of organen, die als dusdanig door de overheid van het land waar
zij zijn gevestigd, zijn erkend, zulks binnen de grenzen en onder de
voorwaarden die zijn vastgesteld door de internationale verdragen tot
oprichting van deze organen of door de zetelovereenkomsten; (d)
transacties met de centrale banken van de
lidstaten. Artikel 2
Definities 1.
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de
volgende definities: (1)
"financiële transactie": (a)
de aankoop en verkoop van een financieel instrument
vóór verrekening (netting) en afwikkeling, inclusief retrocessie- en omgekeerde
retrocessieovereenkomsten en overeenkomsten inzake verstrekte en opgenomen
effectenleningen; (b)
de overdracht tussen entiteiten van een groep van
het recht te beschikken over een financieel instrument als eigenaar en
gelijkwaardige verrichtingen waarbij sprake is van overdracht van het met het
financiële instrument gepaard gaande risico, in gevallen die niet onder a)
vallen; (c)
het sluiten of wijzigen van derivatenovereenkomsten; (2)
"financiële instrumenten": financiële
instrumenten als omschreven in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG
van het Europees Parlement en de Raad[24],
alsmede gestructureerde producten; (3)
"derivatenovereenkomst": een financieel
instrument als omschreven onder de punten 4 tot en met 10 in deel C van bijlage
I bij Richtlijn 2004/39/EG; (4)
"retrocessieovereenkomst" en
"omgekeerde retrocessieovereenkomst": een overeenkomst als bedoeld in
artikel 3 van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad[25]; (5)
"overeenkomst inzake verstrekte
effectenlening" en "overeenkomst inzake opgenomen
effectenlening": een overeenkomst als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2006/49/EG; (6)
"gestructureerd product": verhandelbare
effecten of andere financiële instrumenten die worden aangeboden via
securitisatie in de zin van artikel 4, punt 36, van Richtlijn 2006/48/EG van
het Europees Parlement en de Raad[26]
of gelijkwaardige transacties met overdracht van andere risico's dan het
kredietrisico; (7)
"financiële instelling": (a)
een beleggingsonderneming als omschreven in artikel
4 van Richtlijn 2004/39/EG; (b)
een gereglementeerde markt als omschreven in
artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG en andere georganiseerde handelsplatforms; (c)
een kredietinstelling als omschreven in artikel 4
van Richtlijn 2006/48/EG; (d)
een verzekerings- en herverzekeringsonderneming als
omschreven in artikel 13 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement
en de Raad[27]; (e)
een instelling voor collectieve belegging in
effecten (icbe) als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 2009/65/EG en
een beheermaatschappij als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2009/65/EG; (f)
een pensioenfonds of een instelling voor
bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in artikel 6, onder a), van
Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad[28], een beleggingsbeheerder van
een dergelijk fonds of dergelijke instelling; (g)
een alternatieve beleggingsinstelling (abi) en een
beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder) als
omschreven in artikel 4 van Richtlijn 2011/61/EU; (h)
een special purpose entity voor
securitisatiedoeleinden als omschreven in artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG; (i)
een special purpose vehicle als omschreven in
artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG; (j)
andere ondernemingen die een of meer van de
volgende activiteiten uitoefenen, wanneer die activiteiten een aanzienlijk deel
van de totale activiteit van die onderneming uitmaken wat
het volume of de waarde van financiële transacties betreft: i) activiteiten
als bedoeld onder de punten 1, 2, 3 en 6 van bijlage I bij Richtlijn 2006/48/EG; ii) handel voor
eigen rekening of voor rekening van cliënten met betrekking tot financiële
instrumenten; iii) verwerving
van deelnemingen in ondernemingen; iv) deelneming
in of uitgifte van financiële instrumenten; v) dienstverlening
met betrekking tot activiteiten als bedoeld onder iv); (8)
"centrale tegenpartij" (ctp): een
juridische entiteit die zichzelf tussen tegenpartijen plaatst bij de contracten
die op een of meer financiële markten worden verhandeld, en daarbij de koper
wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper; (9)
"verrekening" (netting): in de zin van
artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad[29]; (10)
"notioneel bedrag": het onderliggende
nominale bedrag dat wordt gebruikt voor de berekening van voor een bepaalde
derivatenovereenkomst verrichte betalingen. 2.
De Commissie neemt, in overeenstemming met artikel 13,
gedelegeerde handelingen aan tot vaststelling van nadere voorschriften om te
bepalen of activiteiten als bedoeld in lid 1, punt 7, onder j), een aanzienlijk
deel van de totale activiteit van een onderneming uitmaken. Artikel 3
Vestigingsplaats 1.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een
financiële instelling geacht op het grondgebied van een lidstaat te zijn gevestigd
wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: (a)
de autoriteiten van die lidstaat hebben haar
vergunning verleend om als zodanig te handelen, voor wat betreft transacties
die onder die vergunning vallen; (b)
zij heeft haar statutaire zetel in die lidstaat; (c)
haar vaste adres of gebruikelijke verblijfplaats
bevindt zich in die lidstaat; (d)
zij heeft een bijkantoor in die lidstaat, voor wat
betreft transacties die worden verricht door dat bijkantoor; (e)
zij is, ongeacht of zij voor eigen rekening of voor
rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij de
transactie, partij bij een financiële transactie met een andere financiële
instelling die overeenkomstig punt a), b), c) of d) in die lidstaat is
gevestigd of met een partij die op het grondgebied van die lidstaat is
gevestigd en geen financiële instelling is. 2.
Wanneer aan meer dan een van de voorwaarden in de in
lid 1 genoemde lijst wordt voldaan, is de eerste voorwaarde waaraan wordt
voldaan in de lijst in dalende volgorde relevant voor de bepaling van de
lidstaat van vestiging. 3.
Niettegenstaande lid 1 wordt een financiële
instelling niet geacht te zijn gevestigd in de zin van dat lid indien de
persoon die gehouden is tot voldoening van de FTT, aantoont dat er geen verband
bestaat tussen het economische belang van de transactie en het grondgebied van
een lidstaat. 4.
Een persoon die geen financiële instelling is, wordt geacht in een lidstaat te zijn
gevestigd indien zijn statutaire zetel of, in het geval van een natuurlijke
persoon, zijn vaste adres of gebruikelijke verblijfplaats zich in die lidstaat bevindt of indien hij een bijkantoor in die
lidstaat heeft, voor wat betreft door dat bijkantoor verrichte financiële
transacties. Hoofdstuk II
Verschuldigdheid, maatstaf van heffing en tarieven Artikel 4
Verschuldigdheid van FTT 1.
De FTT wordt verschuldigd voor elke financiële
transactie op het tijdstip dat die plaatsvindt. 2.
Wordt een financiële transactie later geannuleerd
of gerectificeerd, dan laat dit de verschuldigdheid van de belasting onverlet, behalve
in geval van fouten. Artikel 5
Maatstaf van heffing van de FTT in het geval van andere financiële transacties
dan die met betrekking tot derivatenovereenkomsten 1.
Ter zake van andere dan de in artikel 2, lid 1,
punt 1, onder c), en, voor wat betreft derivatenovereenkomsten, de in artikel 2,
lid 1, punt 1, onder a) en b), bedoelde financiële transacties is de maatstaf
van heffing alles wat de tegenprestatie voor de overdracht uitmaakt die door de
tegenpartij of een derde is betaald of wordt verschuldigd. 2.
Niettegenstaande lid 1 is de maatstaf van heffing
in de in dat lid genoemde gevallen de marktprijs die is bepaald op het tijdstip
waarop de FTT verschuldigd wordt: (a) wanneer de tegenprestatie lager is dan de
marktprijs; (b) in de in artikel 2, lid 1, onder b),
bedoelde gevallen. 3.
Voor de toepassing van lid 2 wordt onder marktprijs
verstaan het volledige bedrag dat zou zijn betaald als tegenprestatie voor het
betrokken financiële instrument in een transactie op zakelijke grondslag. Artikel 6
Maatstaf van heffing in het geval van financiële transacties met betrekking tot
derivatenovereenkomsten Ter zake van de in artikel 2, lid 1, punt 1,
onder c), en, voor wat betreft derivatenovereenkomsten, de in artikel 2, lid 1,
punt 1, onder a) en b), bedoelde financiële transacties is de maatstaf van
heffing van de FTT het notionele bedrag van de derivatenovereenkomst op het
tijdstip van de financiële transactie. Wanneer meer dan één notioneel bedrag wordt
vastgesteld, wordt het hoogste bedrag gebruikt voor de bepaling van de maatstaf
van heffing. Artikel 7
Gemeenschappelijke bepalingen inzake de maatstaf van heffing Wanneer de overeenkomstig artikel 5 of artikel
6 relevante waarde voor de bepaling van de maatstaf van heffing volledig dan
wel gedeeltelijk wordt uitgedrukt in een andere valuta dan die van de
belastingheffende lidstaat, is de toepasselijke wisselkoers de laatst
genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de FTT verschuldigd wordt, op de
meest representatieve wisselmarkt van de betrokken lidstaat, of een wisselkoers
die met verwijzing naar die markt is bepaald overeenkomstig de door die
lidstaat voorgeschreven regels. Artikel 8
Toepassing, structuur en hoogte van de tarieven 1.
De lidstaten passen de FTT-tarieven toe die gelden
op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt. 2.
De tarieven worden door elke lidstaat als een
percentage van de maatstaf van heffing vastgesteld. Deze tarieven zijn niet lager dan: (a)
0,1 % voor de in artikel 5 bedoelde financiële
transacties; (b)
0,01 % voor de in artikel 6 bedoelde
financiële transacties. 3.
De lidstaten passen hetzelfde tarief toe op alle
financiële transacties die overeenkomstig lid 2, onder a) en b), onder
dezelfde categorie vallen. Hoofdstuk III
Betaling van FTT, gerelateerde verplichtingen en voorkoming van ontduiking,
ontwijking en misbruik Artikel 9
Tot voldoening van de FTT aan de belastingautoriteiten gehouden persoon 1.
Voor elke financiële transactie wordt de FTT
verschuldigd door elke financiële instelling die aan een of meer van de
volgende voorwaarden voldoet: (a)
zij is partij bij de transactie, voor eigen
rekening dan wel voor rekening van een derde; (b)
zij handelt in naam van een partij bij de
transactie; of (c)
de transactie is verricht namens haar. 2.
Wanneer een financiële instelling in naam of voor
rekening van een andere financiële instelling handelt, is alleen die andere
financiële instelling gehouden tot voldoening van de FTT. 3.
Elke partij bij een transactie, met inbegrip van
personen die niet als financiële instelling worden beschouwd, wordt hoofdelijk
aansprakelijk voor de betaling van de belasting die door een financiële
instelling verschuldigd wordt wegens die transactie, indien die financiële
instelling de belasting niet binnen de in artikel 10, lid 4, vastgestelde
termijn heeft voldaan. 4.
De lidstaten kunnen bepalen dat een andere persoon
dan de tot voldoening van de FTT gehouden personen als bedoeld in de leden 1, 2
en 3 van dit artikel hoofdelijk aansprakelijk wordt voor de voldoening van de
belasting. Artikel 10
Bepalingen inzake termijnen voor de betaling van de FTT, verplichtingen ter
verzekering van betaling en verificatie van de betaling 1.
De lidstaten stellen registratie-,
verslagleggings-, rapportage- en andere verplichtingen vast om te garanderen
dat aan de belastingautoriteiten verschuldigde FTT daadwerkelijk wordt betaald. 2.
De lidstaten nemen maatregelen nemen om ervoor te
zorgen dat elke tot voldoening van de FTT gehouden persoon een aangifte bij de
belastingautoriteiten indient, met opgave van alle vereiste gegevens voor het
berekenen van de FTT die gedurende een periode van één maand verschuldigd is
geworden, inclusief het totale bedrag van de naar elk tarief belaste
transacties. De FTT-aangifte dient uiterlijk op de tiende dag van de maand
volgend op de maand gedurende welke de FTT verschuldigd is geworden, te worden
ingediend. 3.
De lidstaten zien, wanneer financiële instellingen
niet zijn onderworpen aan artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG,
erop toe dat alle relevante gegevens over de door hen verrichte financiële
transacties gedurende ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde
autoriteit worden gehouden, ongeacht of deze transacties in eigen naam of in
naam van een derde, voor eigen rekening of voor rekening van een derde zijn
verricht. 4.
De lidstaten zien erop toe dat de verschuldigde FTT
aan de belastingautoriteiten wordt voldaan: (a)
op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd
wordt indien de transactie elektronisch wordt verricht; (b)
binnen drie werkdagen vanaf het tijdstip waarop de
belasting verschuldigd wordt in alle andere gevallen. 5.
De lidstaten zien erop toe dat de ter zake bevoegde
autoriteiten verifiëren of de belasting correct is voldaan. Artikel 11
Specifieke bepalingen inzake voorkoming van ontduiking, ontwijking en misbruik 1.
De lidstaten nemen maatregelen aan om
belastingontduiking, -ontwijking en ‑misbruik te voorkomen. 2.
De Commissie kan overeenkomstig artikel 13
gedelegeerde handelingen aannemen tot vaststelling van de krachtens lid 1 door
de lidstaten te nemen maatregelen. 3.
De lidstaten maken, wanneer nodig, gebruik van de
door de Unie vastgestelde bepalingen inzake administratieve samenwerking op het
gebied van de belastingen en met name de bepalingen van de Richtlijnen 2011/16/EU
en 2010/24/EU van de Raad. Zij maken tevens gebruik van reeds bestaande
verplichtingen inzake rapportage en het bijhouden van gegevens met betrekking
tot financiële transacties. Hoofdstuk IV
Slotbepalingen Artikel 12
Andere belastingen op financiële transacties De lidstaten mogen geen andere belastingen op
financiële transacties handhaven of invoeren dan de bij deze richtlijn
vastgestelde FTT of de belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad[30]. Artikel 13
Uitoefening van de delegatie 1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2.
De in artikel 2, lid 2, en artikel 11, lid 2,
genoemde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde
tijd met ingang van de in artikel 18 genoemde datum. 3.
De in artikel 2, lid 2, en artikel 11, lid 2,
bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden
ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin
genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde
gedelegeerde handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis. 5.
Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 11,
lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de
Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling
aan de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad vóór het
verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen
geen bezwaar zal uiten. Op initiatief van de Raad wordt deze termijn met twee
maanden verlengd. Artikel 14
Informatie aan het Europees Parlement De Commissie stelt het Europees Parlement in
kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke
bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de
bevoegdheidsdelegatie door de Raad. Artikel 15
Wijziging van Richtlijn 2008/7/EG Richtlijn 2008/7/EG wordt als volgt gewijzigd: (1) in artikel 6, lid 1, wordt punt a)
geschrapt; (2)
na artikel 6 wordt het volgende artikel ingevoegd: "Artikel 6
bis Verband met
Richtlijn …/…/EU Deze richtlijn laat het bepaalde in Richtlijn
…/…/EU[31]
van de Raad onverlet.". Artikel 16
Evaluatie Uiterlijk op 31 december 2016 en nadien om de
vijf jaar legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze
richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor. In dat verslag onderzoekt de Commissie minstens
de gevolgen van de FTT voor de goede werking van de interne markt, de
financiële markten en de reële economie en neemt zij de ontwikkelingen op het gebied van
de belastingheffing op de financiële sector in de internationale context in
aanmerking. Artikel 17
Omzetting 1. De lidstaten dienen uiterlijk
op 31 december 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast
te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de
Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter
weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 januari 2014. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2. De lidstaten delen de
Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die
zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 18
Inwerkingtreding Deze richtlijn
treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Artikel 19
Adressaten Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur
14 05 Belastingbeleid
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
Het voorstel betreft een nieuwe actie
1.4.
Doelstelling(en)
1.4.1.
De met het voorstel beoogde strategische
meerjarendoelstelling van de Commissie
Financiële stabiliteit
1.4.2.
Specifieke doelstellingen en betrokken
ABM/ABB-activiteit(en)
Specifieke doelstelling nr. 3 De ontwikkeling van nieuwe belastinginitiatieven en acties ter ondersteuning van de EU-beleidsdoelstellingen Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) Titel 14 Belastingen en douane-unie; ABB 05 Belastingbeleid
1.4.3.
Verwacht(e) resulta(a)t(en)
Versnippering van de interne markt voor financiële diensten voorkomen in het licht van het toenemende aantal ongecoördineerde belastingmaatregelen die door de lidstaten worden getroffen. Ervoor zorgen dat financiële instellingen een billijke bijdrage leveren aan de kosten die de recente crisis met zich meebrengt, en dat de sector evenredig wordt belast in vergelijking met andere sectoren. Passende ontmoedigingsmaatregelen voor al te risicovolle transacties vaststellen en regelgevende maatregelen die toekomstige crises moeten vermijden, complementeren.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Bijdragen aan de algemene doelstelling van stabiliteit in de EU in de nasleep van de financiële crisis
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
Alleen een optreden op Europees niveau kan een versnippering van de financiële markten over activiteiten en grenzen heen voorkomen en de gelijke behandeling van financiële instellingen in de EU, en uiteindelijk de goede werking van de interne markt, garanderen.
1.5.3.
Lessen getrokken uit soortgelijke ervaringen in het
verleden
Het invoeren van een nationale FTT op brede grondslag die de drie bovenstaande doelstellingen bereikt zonder ernstige verplaatsingseffecten, is nauwelijks mogelijk gebleken (voorbeeld van Zweden).
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Belastingen maken deel uit van het algemene afwikkelingskader. Bovendien heeft de Commissie voorgesteld om de opbrengsten van de FTT te gebruiken als toekomstige eigen middelen
1.6.
Duur en financiële gevolgen
Voorstel met een onbeperkte geldigheidsduur
1.7.
Beheersvorm(en)
Het voorstel heeft financiële gevolgen voor de
EU doordat het de administratieve kosten verhoogt. Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan: personen aan wie de uitvoering van specifieke
acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is
toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van
artikel 49 van het Financieel Reglement. Gedeeld beheer met
lidstaten Gedecentraliseerd beheer met derde landen Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke).
2.
Beheersmaatregelen
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
De lidstaten moeten passende maatregelen nemen opdat de FTT correct en tijdig wordt geheven; dit omvat controlemaatregelen. Het wordt aan de lidstaten overgelaten om te voorzien in passende maatregelen om de betaling van de belasting te garanderen en de correcte betaling ervan te verifiëren.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Geconstateerd(e) risico('s)
1. Vertragingen bij de omzetting van de richtlijn door de lidstaten 2. Risico van ontduiking, ontwijking en misbruik 3. Risico van verplaatsing
2.2.2.
Voorgenomen controlemiddel(en)
Artikel 11 van de richtlijn bevat de specifieke bepalingen inzake voorkoming van ontduiking, ontwijking en misbruik: gedelegeerde handelingen en administratieve samenwerking op het gebied van belastingaangelegenheden. Het risico van verplaatsing wordt aangepakt door de keuze van twee passende belastingtarieven en een brede definitie van de maatstaf van heffing.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande of geplande preventie- en
beschermingsmaatregelen.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonder(e)l(en) voor uitgaven
· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Omschrijving………….] || GK/NGK ([32]) || van EVA[33]-landen || van kandidaat-lidstaten[34] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || [XX.YY.YY.YY] || GK/ NGK || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Rubriek…………..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || [Rubriek ……………...…………………………………………….] DG: <…….> || || || Jaar N[35] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || || || || || || || Betalingen || (2) || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[36] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG <…….> || Vastleggingen || =1+1a +3 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Betalingen || =2+2a +3 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Betalingen || (5) || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor RUBRIEK <….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Betalingen || =5+ 6 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor
meerdere rubrieken: TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Betalingen || =5+ 6 || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Vanaf 2017 DG: TAXUD || Personele middelen || 0,254 || 0,762 || 0,762 || 0,762 || 0,762 Andere administratieve uitgaven || 0,040 || 0,036 || 0,036 || 0,036 || 0,036 TOTAAL DG TAXUD || || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798 in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Vanaf 2017 TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798 Betalingen || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
X Voor het
voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
X Voor het
voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader
wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Vanaf 2017 RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || Personele middelen || 0,254 || 0,762 || 0,762 || 0,762 || 0,762 Andere administratieve uitgaven || 0,040 || 0,036 || 0,036 || 0,036 || 0,036 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798 Buiten RUBRIEK 5[37] van het meerjarige financiële kader || || || || || Personele middelen || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. TOTAAL || 0,294 || 0,798 || 0,798 || 0,798 || 0,798
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
–
X Voor het voorstel/initiatief
zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Vanaf 2017 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || || || || 14 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,254 || 0,762 || 0,762 || 0,762 || 0,762 14 01 01 02 (delegaties) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. 14 01 05 01 (indirect onderzoek) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. 10 01 05 01 (direct onderzoek) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[38] || || || || || 14 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. 14 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. XX 01 04 jj [39] || - zetel[40] || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. - delegaties || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. XX 01 05 02 (AC, END, INT – indirect onderzoek) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. 10 01 05 02 (AC, END, INT –direct onderzoek) || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Andere begrotingsonderdelen (specificeer) || || || || || TOTAAL || 0,254 || 0,762 || 0,762 || 0,762 || 0,762 Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) 14 is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele middelen zullen worden
gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen
en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in
het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de
budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || De huidige personeelstoewijzing van DG TAXUD houdt geen rekening met een gemeenschappelijk FTT-stelsel en een interne herschikking zal vereist zijn. De voornaamste taken van de ambtenaren in kwestie zullen zijn: de technische details betreffende de praktische werking van de belasting uitwerken om het onderhandelingsproces te bevorderen, vervolgens toezicht houden op de tenuitvoerlegging, juridische interpretaties en werkdocumenten voorbereiden, bijdragen aan de gedelegeerde handelingen betreffende anti-ontwijkings/antimisbruikbepalingen, inbreukprocedures voorbereiden waar nodig, enz.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
–
X Het
voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.
3.2.5.
Bijdragen van derden aan de financiering
–
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden.
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
X Het
voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten. [1] COM(2010)
549 definitief
(http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0549:FIN:NL:PDF). [2] Op de Europese Raad van 11 maart 2011 zijn de staatshoofden
en regeringsleiders van de eurozone bovendien overeengekomen "dat de
invoering van een belasting op financiële transacties nadere verkenning
behoeft, zowel in de context van de eurozone en de EU als in internationaal
verband." De daaropvolgende Europese Raad van 24 en 25 maart 2011 verwees
opnieuw naar de eerdere conclusie dat de invoering van een mondiale belasting
op financiële transacties verder moet worden verkend en uitgewerkt. [3] Op 10 en 25 maart 2010 en 8 maart 2011 heeft het
Europees Parlement resoluties aangenomen waarin de Commissie werd opgeroepen om
een effectbeoordeling uit te voeren van een FTT, met een analyse van de voor-
en nadelen van een dergelijke belasting. Voorts diende zij te onderzoeken in
welke mate de verschillende FTT-opties kunnen bijdragen aan de EU-begroting en
gebruikt kunnen worden als innovatieve financieringsmechanismen ter
ondersteuning van de aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering in de
ontwikkelingslanden alsook ter financiering van de ontwikkelingssamenwerking. [4] De meeste financiële en verzekeringsdiensten zijn
vrijgesteld van btw. [5] COM(2011)
510 definitief
(http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0510:FIN:NL:PDF). [6] COM(2010)
700 definitief.
(http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0700:FIN:NL:PDF). [7] COM(2011)
510 definitief (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0510:FIN:NL:PDF). [8] Er wordt verwezen naar de definitie van financiële
instrumenten in bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten,
tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van
Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende
intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
Deze definitie behelst rechten van deelneming in instellingen voor collectieve
belegging. Bijgevolg zijn aandelen en rechten van deelneming in instellingen
voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als omschreven in artikel 1,
lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32) en
alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) als omschreven in artikel 4, lid 1,
onder a), van Richtlijn 2011/61/EU (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1) financiële
instrumenten. De inschrijving op en terugkoop van deze instrumenten worden dus
beschouwd als financiële transacties in de zin van dit voorstel. [9] Namelijk Richtlijn 2004/39/EG (zie vorige voetnoot). [10] PB
L 64 van 11.3.2011, blz. 1. [11] PB
L 84 van 31.3.2010, blz. 1. [12] http://www.oecdilibrary.org/docserver/download/fulltext/2311331e.pdf?expires=1309623132&id=id&accname=ocid194935&checksum=37A9732331E7939B3EE154BB7EC53C41 [13] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. [14] PB
L 46 van 21.2.2008, blz. 11. [15] PB C […] van […], blz. […]. [16] PB C […] van […], blz. […]. [17] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1–44. [18] PB L 302 van 17.11.2009,
blz. 32–96. [19] PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1-73. [20] PB L 46 van 21.2.2008, blz. 11. [21] PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1. [22] PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32. [23] PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1. [24] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. [25] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201. [26] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. [27] PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1. [28] PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10. [29] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45. [30] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1-118. [31] PB L […] van […], blz.[…]. [32] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste
kredieten. [33] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [34] Kandidaat-lidstaten en indien van toepassing
potentiële kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan. [35] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van
het voorstel/initiatief wordt begonnen. [36] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven
ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek. [37] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven
ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek. [38] AC = arbeidscontractant; INT = uitzendkracht; JED = jonge
deskundige in vertegenwoordiging; LA = plaatselijke functionaris; END =
gedetacheerd nationaal deskundige. [39] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [40] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).