Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden /* COM/2011/0560 definitief - 2011/0242 (COD) */
TOELICHTING ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Schengengovernance – versterking van de ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen Voor een beschrijving van de achtergrond van en de redenen voor de in dit voorstel opgenomen wijzingen alsmede een uitvoerige uitleg over de beoogde werking in de praktijk zij verwezen naar de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld " Schengen governance – versterking van de ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen ", die tegelijk met dit voorstel wordt goedgekeurd. Wijziging van de regelgeving Om te voorzien in het rechtskader dat nodig is om gehoor te geven aan het verzoek van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 om een mechanisme voor werkelijk kritieke situaties, dient de bij Verordening (EG) nr. 562/2006 ingestelde Schengengrenscode, die enerzijds de regels inzake het grenstoezicht aan de buitengrenzen bevat en anderzijds voorziet in de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en in de mogelijkheid om dit toezicht in een beperkt aantal gevallen opnieuw in te voeren, te worden gewijzigd. Aangezien het vrij verkeer van personen binnen de ruimte zonder binnengrenzen een van de belangrijkste verwezenlijkingen is van de Unie, die ten goede komt aan allen die in deze ruimte wonen, zou een besluit moeten worden genomen op het niveau van de Unie, indien aan dit vrije verkeer afbreuk zou kunnen worden gedaan door een unilateraal en wellicht ondoorzichtig nationaal besluit. Daarom dient, als algemene regel, de herinvoering van het toezicht aan de binnengrenzen te worden gebaseerd op een besluit dat door de Commissie als uitvoeringshandeling wordt voorgesteld en vastgesteld, nadat de lidstaten hun standpunten naar voren hebben gebracht in de onderzoeksprocedure van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[1]. In het besluit moet worden bepaald waar bij wijze van uitzondering grenstoezicht aan de binnengrenzen tijdelijk opnieuw mag worden ingevoerd voor verlengbare perioden van 30 dagen en met een maximum van zes maanden. Deze periode kan uitsluitend worden verlengd ingeval de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen voortvloeit uit een negatieve bevinding in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme in verband met het aanhoudend verzuim van een lidstaat om zijn deel van de buitengrens afdoende te beschermen. Het blijft de lidstaten echter vrijstaan om bij onvoorzienbare gebeurtenissen unilateraal over te gaan tot herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen, indien onmiddellijk optreden is geboden. Een dergelijk besluit wordt onmiddellijk van kracht en moet ter kennis worden gebracht van de Commissie, het Europees Parlement en de overige lidstaten. De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen is in zulke omstandigheden echter beperkt tot vijf dagen. In dergelijke gevallen kan de Commissie alle lidstaten raadplegen om de gepastheid van de maatregel te beoordelen. Het besluit van de lidstaat wordt door een dergelijke raadpleging niet opgeschort. De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen kan zo nodig worden verlengd, maar moet in dat geval worden gebaseerd op een besluit van de Commissie dat overeenkomstig de urgentieprocedure van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt als een uitvoeringshandeling vastgesteld. Bij een goed gecoördineerde respons van de EU kan rekening worden gehouden met alle Europese belangen, zowel voor situaties waarin een lidstaat te maken heeft met een bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid die vooral lokaal en van korte duur is, als voor situaties met grootschaliger en langduriger gevolgen. In beide gevallen is een gecoördineerde Europese respons gerechtvaardigd, omdat elk besluit tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen – zelfs voor een korte periode en een beperkt gebied – onherroepelijk persoonlijke en economische gevolgen heeft die ook merkbaar zijn buiten de lidstaat die het toezicht herinvoert. Een gecoördineerde Europese aanpak is nog belangrijker wanneer een deel van de buitengrens van de EU onverwacht onder zware druk komt te staan of wanneer een lidstaat gedurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en de omstandigheden op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Een besluit tot herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft directe gevolgen voor alle reizigers en de gemeenschappelijke belangen van alle lidstaten. De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient alleen als laatste redmiddel te worden ingezet, en alleen totdat andere maatregelen zijn genomen om de situatie aan de buitengrens te stabiliseren en ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke regels beter worden nageleefd. Dit kunnen maatregelen op Europees niveau zijn, in een geest van solidariteit, en/of op nationaal niveau. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING In haar mededeling over migratie[2] suggereerde de Commissie dat er een mechanisme zou kunnen worden ingesteld dat het mogelijk maakt op Europees niveau een besluit te nemen om te bepalen welke lidstaten bij wijze van uitzondering opnieuw grenstoezicht aan de interne grenzen kunnen uitvoeren en hoe lang. De mededeling bevatte ideeën over de mogelijkheid om een mechanisme in te stellen waarmee op uitzonderlijke omstandigheden kan worden gereageerd. Het ging onder meer om een op EU-niveau gecoördineerde tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, als laatste redmiddel. Deze ideeën vielen in goede aarde bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 mei 2011 en bij de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011, die pleitte voor de invoering van een mechanisme "om te kunnen reageren op buitengewone omstandigheden die een bedreiging vormen voor de Schengensamenwerking in haar algemeenheid, zonder dat het beginsel van vrij personenverkeer in gevaar wordt gebracht." 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrondslag van het onderhavig voorstel. Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), die was gebaseerd op de overeenkomstige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, namelijk artikel 62, punt 1, (binnengrenzen) en punt 2, onder a), (buitengrenzen). 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. 2011/0242 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, leden 1 en 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De totstandbrenging van een ruimte met vrij verkeer van personen over binnengrenzen is een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de Europese Unie. In een dergelijke ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen is in situaties die een bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de Europese Unie of van een of meer lidstaten gemeenschappelijk optreden noodzakelijk, onder andere door in uitzonderlijke omstandigheden toestemming te geven voor herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, zonder evenwel het beginsel van vrij personenverkeer in gevaar te brengen. Een gemeenschappelijke respons van de Unie is dan ook geboden, gelet op de gevolgen die dergelijke laatste redmiddelen kunnen hebben voor alle personen met het recht van vrij verkeer binnen deze ruimte zonder grenstoezicht aan de binnengrenzen. (2) Vrij verkeer binnen de ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen is een van de belangrijke verwezenlijkingen van de Unie. Aangezien tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen gevolgen heeft voor het vrij verkeer, dient een besluit hiertoe te worden genomen op het niveau van de Unie. Tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient uitsluitend te worden overgegaan bij wijze van laatste redmiddel, voor een strikt beperkte toepassing en tijdsduur, op basis van specifieke objectieve criteria en van een op het niveau van de Unie te maken beoordeling van de noodzaak. Ingeval de ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid onmiddellijk optreden vereist, dient een lidstaat over te kunnen gaan tot herinvoering van het grenstoezicht aan zijn binnengrenzen voor een periode van ten hoogste vijf dagen; voor een verlenging van deze periode is een besluit op het niveau van de Unie nodig. (3) Wanneer besluiten over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen worden genomen, dient te worden afgewogen of de maatregel noodzakelijk en evenredig is, gelet op de bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid naar aanleiding waarvan het verzoek om herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen is ingediend, en dienen alternatieve op nationaal en/of EU-niveau te treffen maatregelen te worden overwogen, alsmede de gevolgen daarvan voor het vrij verkeer binnen de ruimte zonder binnengrenzen. (4) De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen kan bij uitzondering nodig zijn bij een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau, met name na terroristische incidenten en bij dreiging van georganiseerde criminaliteit. (5) Er kan een probleem ontstaan wanneer grote groepen onderdanen van een derde land de buitengrens van een of meer lidstaten overschrijden. Dit zou kunnen leiden tot onverwachte, aanzienlijke secundaire bewegingen van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van een of meer andere lidstaten verblijven. Gelet op het aantal lidstaten dat onverwacht te maken krijgt met deze aanzienlijke secundaire bewegingen, alsook op de algehele gevolgen van deze toename voor de migratiesituatie in de Unie of in een individuele lidstaat, kan het noodzakelijk worden geacht om over te gaan tot tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, wanneer de omstandigheden op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging zouden vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Het overschrijden van de buitengrens door een groot aantal onderdanen van derde landen kan, in uitzonderlijke omstandigheden, de onmiddellijke herinvoering van bepaalde controles aan binnengrenzen rechtvaardigen, indien een dergelijke maatregel nodig is om de openbare orde en binnenlandse veiligheid op nationaal en EU-niveau voor een ernstige en acute dreiging te behoeden. (6) Met de tijdelijke herinvoering van bepaalde binnengrenscontroles zouden ook ernstige gebreken kunnen worden aangepakt die zijn vastgesteld in Schengenevaluaties overeenkomstig artikel 15 van de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis, wanneer de omstandigheden op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. (7) Voordat een besluit wordt genomen over de tijdelijke herinvoering van bepaalde controles aan binnengrenzen, dient eerst ten volle worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de onderliggende situatie aan te pakken, bijvoorbeeld door bijstand via EU-organen als Frontex of Europol en maatregelen voor technische en financiële ondersteuning op nationaal en/of EU-niveau. Bovendien dient een besluit over de herinvoering van het toezicht aan de binnengrenzen te worden gebaseerd op gestaafde informatie, die kan worden verstrekt door de lidstaten die om de herinvoering verzoeken of uit andere bronnen afkomstig kan zijn, zoals controlebezoeken. (8) Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend. Deze bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend volgens Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[3]. Volgens artikel 2, lid 2, onder b), punt iii), van die verordening is, behalve in spoedgevallen, de onderzoeksprocedure van toepassing. (9) De Commissie dient onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vast te stellen indien, in goed gemotiveerde gevallen die betrekking hebben op een acute bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau, dwingende redenen van urgentie hiertoe nopen. (10) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden na de aanneming van deze verordening te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten. (11) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, niet deelneemt[4]. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze verordening is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk. (12) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, niet deelneemt[5]. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze verordening is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in Ierland. (13) Wat Noorwegen en IJsland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[6]. (14) Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[7]. (15) Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[8]. (16) Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003. (17) Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005. (18) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, met inbegrip van de vrijheid van verkeer en van verblijf. Deze verordening moet worden uitgevoerd met inachtneming van die rechten en beginselen. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : Artikel 1 Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd: (1) De artikelen 23 tot en met 26 komen als volgt te luiden: " Artikel 23 Algemeen kader voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen 1. Als zich in de ruimte zonder grenstoezicht aan de binnengrenzen op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voordoet, kan het grenstoezicht aan de binnengrenzen bij wijze van uitzondering opnieuw worden ingevoerd aan alle of bepaalde delen van de binnengrenzen van een of meerdere lidstaten voor een beperkte periode van ten hoogste dertig dagen of voor de voorzienbare duur van de ernstige bedreiging als deze de periode van dertig dagen overschrijdt. De omvang en de duur van dit toezicht blijven beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om op de ernstige bedreiging te reageren. 2. Het grenstoezicht aan de binnengrenzen kan alleen opnieuw worden ingevoerd volgens de procedures van de artikelen 24, 25 en 26 van deze verordening. Telkens wanneer herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt overwogen, moet rekening worden gehouden met de criteria van artikel 23 bis. 3. Indien de ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau langer duurt dan de in lid 1 vastgestelde periode, kan, rekening houdend met de criteria van artikel 23 bis, het grenstoezicht aan de binnengrenzen op dezelfde gronden als die welke in lid 1 worden genoemd, en rekening houdend met eventuele nieuwe elementen, steeds gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen worden verlengd. 4. De totale periode gedurende welke het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt heringevoerd, mag, uitgaande van een eerste periode overeenkomstig lid 1 en verlengingen overeenkomstig lid 3, niet langer zijn dan zes maanden. Ingeval er aanhoudende ernstige gebreken met betrekking tot het toezicht aan de buitengrenzen of terugkeerprocedures worden vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis, kan de Commissie besluiten deze periode te verlengen. Artikel 23 bis Criteria voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen 1. Bij het besluiten over de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan beoordeelt de Commissie of de betrokken lidstaat in de gevallen bedoeld in artikel 25, lid 1, in hoeverre een dergelijke maatregel de bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau kan verhelpen, en of de maatregel evenredig is met die bedreiging. Deze beoordeling wordt uitgevoerd op basis van de gedetailleerde gegevens die door de betrokken lidstaat of lidstaten worden verstrekt en op basis van eventuele andere informatie, waaronder informatie verkregen krachtens lid 2. Daarbij wordt met name rekening gehouden met: 1. de geschatte impact van bedreigingen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau, onder meer na terroristische incidenten bij dreiging van georganiseerde criminaliteit; 2. de beschikbaarheid van technische of financiële ondersteunende maatregelen die zijn of kunnen worden getroffen op nationaal en/of Europees niveau, inclusief bijstand van EU-instanties als Frontex, het EASO of Europol, en de mate waarin de bedreiging met dergelijke maatregelen adequaat kan worden aangepakt; 3. de huidige en de verwachte toekomstige impact van ernstige gebreken met betrekking tot het toezicht aan de buitengrenzen of terugkeerprocedures die zijn vastgesteld in Schengenevaluaties overeenkomstig de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis; 4. de verwachte impact van de maatregel op het vrije verkeer binnen het gebied zonder toezicht aan de binnengrenzen. 2. Voordat zij een besluit neemt, kan de Commissie 5. de lidstaten, Frontex, Europol, Eurojust, het Bureau voor de grondrechten of een ander orgaan van de Unie om aanvullende gegevens verzoeken, 6. controlebezoeken uitvoeren, ondersteund door deskundigen uit de lidstaten en van Frontex, Europol en andere Europese organen, met het oog op het verkrijgen of verifiëren van gegevens die van belang zijn voor een besluit tot tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan binnengrenzen. Artikel 24 Procedure voor de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen 1. Wanneer een lidstaat van mening is dat herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen uit hoofde van 23, lid 1, geboden is, dient hij uiterlijk zes weken vóór de geplande herinvoering, of later, indien de omstandigheden die tot herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen nopen minder dan zes weken voor de geplande herinvoering bekend worden, een verzoek in bij de Commissie, en verstrekt hij de volgende informatie: 7. de redenen voor de voorgenomen herinvoering, waarbij alle relevante gegevens worden vermeld over de gebeurtenissen die een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op nationaal of EU-niveau inhouden; 8. het toepassingsgebied van de voorgestelde herinvoering, dat wil zeggen het deel of de delen van de binnengrenzen waaraan het grenstoezicht opnieuw wordt ingevoerd; 9. de namen van de aangewezen grensdoorlaatposten; 10. de datum en de duur van de voorgenomen herinvoering; 11. in voorkomend geval, de maatregelen die de andere lidstaten zouden moeten treffen. Een dergelijk verzoek kan ook worden ingediend door twee of meer lidstaten samen. 2. Tegelijk met het indienen van het verzoek wordt de in lid 1 bedoelde informatie ook voorgelegd aan de lidstaten en het Europees Parlement. 3. De Commissie besluit naar aanleiding van een uit hoofde van lid 1 ingediend verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, op basis van de gegevens bedoeld in de punten a) tot en met e) van dat lid, over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. De Commissie besluit over verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 5. Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie die betrekking hebben op situaties waarin de omstandigheden die tot verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen overeenkomstig lid 4 nopen, minder dan tien dagen voor de voorgenomen verlenging bekend worden, stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de procedure van artikel 33 bis, lid 3. Artikel 25 Specifieke procedure voor gevallen die onmiddellijk optreden vereisen 1. Wanneer een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in een lidstaat onmiddellijk optreden vereist, kan de betrokken lidstaat bij wijze van uitzondering onmiddellijk overgaan tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, voor een beperkte periode van ten hoogste vijf dagen. 2. De lidstaat die grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw invoert, stelt terzelfder tijd de andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis en deelt de in artikel 24, lid 1, bedoelde informatie alsmede de redenen voor de toepassing van deze procedure mee. De Commissie kan de andere lidstaten onmiddellijk na ontvangst van de kennisgeving raadplegen. 3. Indien de ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid langer duurt dat de in lid 1 vastgestelde periode, besluit de Commissie over een verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Aangezien na het verstrijken van de in lid 1 vastgestelde periode onmiddellijk optreden geboden is, hetgeen een dwingende reden van urgentie inhoudt, stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de procedure van artikel 33 bis, lid 3. Artikel 26 Specifieke procedure voor aanhoudende ernstige gebreken 1. Ingeval de Commissie constateert dat er aanhoudende ernstige gebreken met betrekking tot het toezicht aan de buitengrenzen of terugkeerprocedures worden vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis, en deze gebreken op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, kan het grenstoezicht aan de binnengrenzen worden heringevoerd voor een periode van ten hoogste zes maanden. Deze periode kan worden verlengd met nog eens een periode van ten hoogste zes maanden, indien de ernstige gebreken niet zijn verholpen. Een dergelijke verlenging is maximaal drie keer mogelijk. 2. De Commissie besluit over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 3. De Commissie besluit over de verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie die betrekking hebben op situaties waarin de omstandigheden die tot verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen overeenkomstig lid 3 nopen, minder dan tien dagen voor de voorgenomen verlenging bekend worden, stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de procedure van artikel 33 bis, lid 3." (2) Artikel 27 komt als volgt te luiden: " Artikel 27 Inlichten van de wetgevers De Commissie en de betrokken lidstaat of lidstaten stellen het Europees Parlement en de Raad zo snel mogelijk in kennis van redenen waardoor de artikelen 23 tot en met 26 van toepassing zouden kunnen worden." (3) De artikelen 29 en 30 komen als volgt te luiden: " Artikel 29 Verslag over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen Uiterlijk vier weken na de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient de lidstaat die het grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft toegepast bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, waarin met name wordt ingegaan op het beheer van de controles en de doeltreffendheid van de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Artikel 30 Inlichten van het publiek De Commissie stelt het publiek in kennis van een besluit tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en vermeldt met name de begin- en einddatum van een dergelijke maatregel, tenzij er dwingende veiligheidsredenen zijn om hiervan af te zien." (4) Een nieuw artikel 33 bis wordt toegevoegd: "Artikel 33 bis Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing." Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter [1] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [2] COM(2011) 248 van 4.5.2011. [3] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [4] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43. [5] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20. [6] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. [7] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52. [8] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.