52011PC0224

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof /* COM/2011/0224 def. - NLE 2011/0091 */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 20.4.2011

COM(2011) 224 definitief

2011/0091 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Gezamenlijke technologie-initiatieven (JTI's) worden in het zevende kaderprogramma (KP7)[1] op basis van artikel 187 VWEU (ex artikel 171 VEG) geïntroduceerd als een manier om publiek-private partnerschappen voor onderzoek op Europees niveau tot stand brengen. JTI's zijn een uitdrukking van de duidelijke intentie van de EU om de onderzoeksinspanningen te coördineren, de Europese Onderzoeksruimte te versterken en de Europese doelstellingen inzake concurrentievermogen te verwezenlijken.

De Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (GO FCH) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008. De drie leden, de Industriegroepering (IG), de Onderzoeksgroepering (OG) en de Europese Commissie, nemen gezamenlijk de financiering van de administratieve en de exploitatiekosten op zich.

Vanaf het begin werd als voorwaarde gesteld dat de industrie, om aan het initiatief te mogen deelnemen, een financiële bijdrage moest leveren van 50% in de lopende kosten (samen met de Commissie), en dat de bijdrage in natura van de industrie in de exploitatiekosten ten minste even hoog zou moeten zijn als de financiële bijdrage van de Commissie.

Sinds de oprichting heeft de GO FCH drie oproepen tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt: de eerste had betrekking op 28,1 miljoen euro, de tweede op 73,1 miljoen euro en de derde op 89,1 miljoen euro. Omdat de bijdrage van de industrie in de exploitatiekosten ten minste even hoog moet zijn als die van de Commissie, moet zij ook de bijdragen aan de andere deelnemende partijen dekken (met inbegrip van universiteiten, onderzoekscentra, overheidsinstanties, enz.) voor alle soorten activiteiten (met inbegrip van basisonderzoek).

Dit had voor de eerste twee oproepen tot het indienen van voorstellen voor de GO FCH tot gevolg dat de financieringsplafonds voor alle deelnemers systematisch moesten worden herzien en verlaagd. De matching-eis betekende dat de terugbetaling van de rechtstreekse kosten bij de eerste twee oproepen aanzienlijk werd verlaagd: voor grote industrieën ging de GO FCH bijdrage omlaag van 50% naar 33% en voor mkb-bedrijven en onderzoeksinstellingen van 75% naar 50%.

Deze financiering is beduidend lager dan in het KP7 (met inbegrip van het Europees initiatief voor groene auto’s voor elektrische auto’s met accu) en in het O&O-programma's voor brandstofcellen en waterstof buiten Europa. De geringe financiering en de gevolgen van de financiële en economische crisis voor de industrie die zich met deze toekomsttechnologie bezighoudt, heeft ertoe geleid dat de deelneming aan de werkzaamheden van de GO FCH minder groot is dan aanvankelijk werd verwacht. Wanneer het huidige beleid wordt voortgezet, zal deze belangstelling nog verder afnemen, zowel van de zijde van de industrie als van de onderzoeksgemeenschap.

Voorts worden openbare nationale en regionale instanties uitgenodigd een bijdrage te leveren aan projecten en wordt een dergelijke bijdrage in sommige gevallen ook verwacht. De huidige verordening houdt hier echter geen rekening mee. De nieuwe tekst stelt dat bij de berekening van de equivalentie met de EU-financiering niet alleen rekening moet worden gehouden met de eigen bijdrage van de industrie maar ook met die van de andere juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen.

Omdat de Commissie in geval van ontoereikende bijdragen eerst de situatie moet analyseren en vervolgens passende maatregelen moet nemen, wordt "de Commissie verlaagt" in artikel 12, lid 7, tweede alinea van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 521/2008 gewijzigd in "de Commissie kan…verlagen".

Bovendien zijn de Industrie- en Onderzoeksgroepering verplicht hun bijdrage in contanten aan de GO FCH-begroting voor de bedrijfskosten "vooraf … vóór de start van elk begrotingsjaar" te verstrekken. De financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de GO FCH, die werd opgesteld na de oprichting van de GO FCH, bepaalt dat de Commissie zelf haar bijdrage tijdens het boekjaar slechts in tranches mag voldoen. Het is dan ook niet meer dan billijk dat voor de twee groeperingen dezelfde voorwaarden gelden.

Momenteel wordt de hoogte van de financiering vastgesteld na elke evaluatie. Om de vereiste voorspelbaarheid voor de begunstigden te verhogen wordt de mogelijkheid ingevoerd om voor oproepen tot het indienen van voorstellen een minimumfinanciering vast te leggen.

Met dit voorstel wordt beoogd de bepalingen aan bovengenoemde voorwaarden aan te passen.

- Algemene context

Technologieën op het gebied van brandstofcellen en waterstof (FCH) zijn veelbelovende, energieopties voor de lange termijn, die in alle economische sectoren kunnen worden aangewend en tal van voordelen bieden voor de zekerheid van de energievoorziening, vervoer, milieu en een efficiënt gebruik van energie en hulpbronnen. Verwacht wordt dat deze technologieën een belangrijke rol gaan spelen bij de overgang van de EU naar een koolstofarme samenleving en het streven om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met meer dan 85% te verlagen.

FCH-technologieën bieden de eindgebruiker talloze toepassingen: (i) stationaire, bijv. om elektriciteit en/of warmte op te wekken, (ii) vervoer, bijv. om voertuigen, bussen en treinen van elektriciteit te voorzien, en (iii) draagbare, bijv. om laptops en mobiele telefoons te voeden. De afgelopen jaren heeft de FCH-industrie aanmerkelijke vooruitgang geboekt, zowel wat betreft de technologische ontwikkeling op al deze toepassingsgebieden, met name wat betreft het verbeteren van prestaties, als het verlagen van de kosten.

In deze sector - de meest zichtbare markt met het grootste potentieel om broeikasgassen terug te dringen - bleek uit een recente, diepgaande studie op basis van gegevens van de sector zelf, dat elektrische voertuigen die gebruik maken van brandstofcellen (FCEV) en elektrische voertuigen die op accu’s rijden (BEV’s) grote mogelijkheden bieden om de uitstoot van CO2 en plaatselijke emissies omlaag te brengen en dat beide haalbare en aanvullende alternatieven zijn voor traditionele voertuigen met verbrandingsmotoren tegen 2025 of eerder, mits de juiste belastingvrijstellingen en/of stimuli worden gehanteerd. De kosten voor distributie- en verkoopnetwerken voor waterstof worden in de studie de komende decennia geraamd op 5% van de totale kosten van FCEV’s (1 000-2 000 euro per voertuig). Dit komt overeen met de kosten voor het opzetten van een oplaadinfrastructuur voor BEV’s en plug-in hybride voertuigen (PHEV’s) en rechtvaardigt het opzetten van een specifieke infrastructuur voor waterstof.

Om optimaal te kunnen profiteren van FCH-technologieën, zijn voortdurende en stabiele steun van de overheid nodig evenals begeleidende beleidsmaatregelen om de resterende technologische, economische en institutionele obstakels die wijdverbreide commerciële invoering in de weg staan, te overwinnen. Ondanks de financiële crisis blijven de voornaamste concurrenten van de EU op dit gebied (de VS, Japan, Zuid-Korea en China) zich grootschalige inspanningen getroosten om deze obstakels uit de weg te ruimen met behulp van OTO-programma’s, beleidsmaatregelen en commercialiseringsprojecten.

Bestaande bepalingen op het gebied van het voorstel

Op grond van artikel 187 VWEU (ex artikel 171 VEG) zijn vier gemeenschappelijke ondernemingen opgericht: CLEAN SKY, IMI, ARTEMIS en ENIAC. De bepalingen voor elke gemeenschappelijke onderneming zijn aangepast aan de specifieke activiteiten.

Samenhang met ander beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Als één van de in januari 2007 in de mededeling "Een energiebeleid voor Europa"[2] gelanceerde initiatieven ontwikkelt de Europese Commissie momenteel een Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan)[3] om het verloop van de innovatie op het gebied van energietechnologie in de komende decennia te sturen, de verwachtingen inzake efficiënte en koolstofarme technologieën met inbegrip van brandstofcellen en waterstof in te lossen en tot een duurzamer energiesysteem te komen. Het Europees Parlement heeft in mei 2007 een schriftelijke verklaring[4] aangenomen waarin op de EU-instellingen een beroep wordt gedaan om de brandstofcel- en waterstoftechnologieën voor draagbare, stationaire en vervoerstoepassingen te ondersteunen door middel van een partnerschap met betrokken regio's, mkb-bedrijven en organisaties van het maatschappelijk middenveld.

De voorgestelde verordening is consistent met de communautaire beleidslijnen inzake onderzoek. Zij spoort ook met de hernieuwde Lissabon-strategie[5] en de Barcelona-doelstellingen voor de EU om tegen 2010 3% van haar BBP in onderzoek en ontwikkeling te investeren. Het zevende kaderprogramma (KP7) (2007-2013) speelt voor Europa een belangrijke rol bij de verwezenlijking van deze doelstellingen. De verordening is ook de uitdrukking van een consensus dat Europa zijn inspanningen moet verdubbelen om het rendement van zijn OTO&D-investeringen te verbeteren teneinde zichzelf toe te rusten als een competitieve en dynamische kenniseconomie.

Het voorgestelde initiatief is onderdeel van een brede ambitieuze EU-strategie die gericht is op het aanpakken van de innovatiekloof en onder meer het voorstel tot oprichting van een Europees Instituut voor Technologie omvat.

2. RESULTAAT VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van de betrokken partijen en gebruik van expertise |

NIET VAN TOEPASSING |

Effectbeoordeling NIET VAN TOEPASSING |

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het voorstel bestaat uit een verordening van de Raad tot wijziging van de Verordening van de Raad betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof.

Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |

Subsidiariteit en evenredigheid NIET VAN TOEPASSING |

Keuze van het instrument |

Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad. |

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen financiële gevolgen voor de begroting die aanvankelijk was vastgesteld voor deze verordening van de Raad. De voorgestelde wijzigingen zullen de mogelijkheden om de geplande begroting uiteindelijk door te voeren, verbeteren.

De EU-bijdrage, in totaal 470 miljoen EUR, is afkomstig van de volgende begrotingsonderdelen van het specifiek programma "Samenwerking" van KP7: Energie; nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; Vervoer (met inbegrip van luchtvaart); en Milieu (met inbegrip van klimaatverandering) bij DG RTD en Vervoer bij DG MOVE en Energie bij DG ENER.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

[…]

2011/0091 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 187 en 188,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[6],

Gezien het advies van het Europees economisch en Sociaal Comité[7],

Overwegende hetgeen volgt:

1. De Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof (GO FCH) werd op 30 mei 2008 opgericht door de oprichtende leden, de Industriegroepering en de Commissie.

2. De Onderzoeksgroepering werd op 14 juli 2008 lid van de GO FCH. Deze groepering draagt zowel financieel als in natura bij aan de doelstellingen van de GO FCH. Rekening houdend met de specifieke samenstelling van de GO FCH alsmede met de geldende voorschriften en de aard, doelstellingen en reikwijdte van haar activiteiten, moeten de leden van de Onderzoeksgroepering in dezelfde mate kunnen profiteren van de resultaten die worden bereikt als de leden van de Industriegroepering. Het is derhalve gerechtvaardigd de bijdrage in natura van zowel de Industrie- als de Onderzoeksgroepering mee te tellen bij het vaststellen van hun respectievelijke bijdrage.

3. Omdat de Onderzoeksgroepering lid werd van de Gemeenschappelijke Onderneming; moeten de bijdragen in natura van onderzoeksorganisaties (met inbegrip van universiteiten en onderzoekscentra) overeenkomen met de bijdrage van de Gemeenschap, in de zin van artikel 12, lid 3 van de statuten.

4. De GO FCH is nu meer dan twee jaar actief en tijdens die periode is de volledige operationele cyclus van een voorstel: bekendmaking, evaluatie, onderhandelingen over de financiering en afsluiten van subsidieovereenkomsten, doorlopen. Uit de in die periode opgedane ervaringen blijkt dat de financieringsplafonds voor alle deelnemers aanmerkelijk moesten worden verlaagd. Gevolg was dat de deelneming aan de activiteiten van de GO FCH beduidend lager was dan aanvankelijk werd verwacht.

5. Overeenkomstig artikel 26 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Brandstofcellen en Waterstof[8], keurt de raad van bestuur de wijzigingen van deze verordening goed.

6. Door de bijdrage in natura van private juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen mee te tellen bij hun gelijkwaardige bijdrage, wordt het lidmaatschap van de Onderzoeksgroepering erkend en worden de financieringsniveaus verhoogd met inachtneming van het basisprincipe van gelijkwaardige bijdragen alsmede de noodzaak voor alle deelnemerscategorieën eerlijke en evenwichtige financieringsverlagingen toe te passen.

7. De lopende kosten van het Programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming moeten door de drie leden worden gefinancierd. Alle leden van de Gemeenschappelijke Onderneming moeten hetzelfde betalingsschema aanhouden.

8. De Commissie moet over enige flexibiliteit beschikken met betrekking tot de maatregelen die genomen moeten worden in geval van ontoereikende maatregelen.

9. Momenteel wordt de hoogte van de financiering vastgesteld na elke beoordeling van de binnengekomen voorstellen. Om de begunstigden in staat te stellen de omvang van de potentiële financiering te kunnen ramen, moet worden voorzien in de mogelijkheid om een minimumbedrag voor een oproep tot het indienen van voorstellen vast te leggen.

10. Verordening (EG) nr. 521/2008 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 521/2008 wordt overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Niettegenstaande artikel 12, lid 3, van de bijlage bij Verordening nr. 521/2008, heeft de gewijzigde verordening geen invloed op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit subsidieovereenkomsten en andere contracten die zijn afgesloten bij de Gemeenschappelijke Onderneming vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De gewijzigde verordening mag met name geen invloed hebben op de daarin vastgestelde financieringsplafonds.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Punt 3, onder a, van de bijlage is echter van toepassing met ingang van 14 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

Verordening (EG) nr. 521/2008 wordt als volgt gewijzigd:

11. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2 wordt vervangen door:

"2. De Gemeenschappelijke Onderneming FCH kan beschikken over eigen interne auditcapaciteit."

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 521/2008 wordt als volgt gewijzigd:

12. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Het eerste en het tweede streepje van lid 2 worden vervangen door:

"— zorgt ervoor dat haar bijdrage in de middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH overeenkomstig artikel 12 van deze statuten vooraf als een bijdrage in contanten wordt verstrekt ter dekking van 50% van de exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH en in overeengekomen tranches naar de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming wordt overgeboekt,

— zorgt ervoor dat de bijdrage van de industrie aan het voltooien van door de Gemeenschappelijke Onderneming gefinancierde OTO-activiteiten minstens even groot is als de bijdrage van de Unie";

(b) De tweede alinea, vierde streepje, van lid 3 wordt vervangen door:

"— zorgt ervoor dat haar bijdrage in de middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH overeenkomstig artikel 12 van deze statuten vooraf als een bijdrage in contanten wordt verstrekt ter dekking van eentwaalfde van de bedrijfskosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH en in overeengekomen tranches naar de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming wordt overgeboekt ".

13. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 3 wordt vervangen door:

"3. De exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH worden gedekt door de financiële bijdrage van de Unie en door bijdragen in natura van de juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen. De bijdrage van de deelnemende juridische entiteiten is minstens even groot als de financiële bijdrage van de Unie.

Ontvangsten worden behandeld in overeenstemming met de regels voor deelname zoals uiteengezet in Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)[9]. Deze bepaling is van toepassing met ingang van de datum waarop de Onderzoeksgroepering lid is geworden van de gemeenschappelijke onderneming FCH".;

(b) lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

(i) de tweede en derde alinea worden vervangen door:

"Indien uit de beoordeling blijkt dat de bijdrage in natura van de deelnemende juridische entiteiten niet het vereiste niveau bereikt, kan de Commissie haar bijdrage het volgende jaar verlagen.

Indien blijkt dat de bijdrage in natura van de deelnemende juridische entiteiten twee jaar na elkaar niet het vereiste niveau bereikt, kan de Commissie aan de Raad voorstellen de Gemeenschappelijke Onderneming FCH te beëindigen".

14. In artikel 15, wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. De Raad van bestuur kan besluiten een minimumbedrag vast te stellen voor elke deelnemerscategorie voor een specifieke oproep tot het indienen van voorstellen."

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

Dit voorstel voor een wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

(Artikelen 28 van het Financieel Reglement en 22 van de uitvoeringsbepalingen]

[1] PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

[2] "Een energiebeleid voor Europa"; COM(2007) 1 definitief; 10 jannuari 2007.

[3] Naar een Europees strategisch plan voor energietechnologie; COM(2006) 847 definitief; 10 januari 2007.

[4] Schriftelijke verklaring ingevolge voorschrift 116 van het reglement van orde over een groene waterstofeconomie en een derde industriële revolutie in Europa door middel van een partnerschap met betrokken regio's, kmo's en organisaties van het maatschappelijk middenveld, Europees Parlement 0016/2007, mei 2007.

[5] COM(2005) 24.

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1.

[9] PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.