5.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 33/204


Donderdag 7 juli 2011
India, met name de terdoodveroordeling van Davinder Pal Singh

P7_TA(2011)0342

Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2011 over India, met name de doodstraf van Davinder Pal Singh

2013/C 33 E/25

Het Europees Parlement,

gezien resolutie 63/168 van de Algemene vergadering van de Verenigde Naties, waarin wordt aangedrongen op de uitvoering van resolutie 62/149 de Algemene vergadering van de Verenigde Naties van 18 december 2007, waarin 106 landen, bij 34 onthoudingen en slechts 46 stemmen tegen, stemden vóór een resolutie die oproept tot een wereldwijd moratorium op doodstraffen en terechtstellingen,

gezien de op 21 december 2010 aangenomen resolutie 65/206 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over een moratorium op de doodstraf,

gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf,

gezien zijn resolutie van 27 september 2007 over een wereldwijd moratorium op de doodstraf (1),

gezien de samenwerkingsovereenkomst van 1994 tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India,

gezien de thematische dialoog over de mensenrechten tussen de EU en India,

gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien zijn resolutie van 7 oktober 2010 over de Werelddag tegen de doodstraf (2),

gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat in 2011 – tot mei – slechts in negen landen terechtstellingen hebben plaatsgevonden, wat een duidelijke aanwijzing is dat er in de wereld sprake is van een toenemende erkenning van het wrede en onmenselijke karakter van de doodstraf,

B.

overwegende dat in India de doodstraf sinds 2004 niet meer werd voltrokken,

C.

overwegende dat toestemming voor de terechtstelling van twee veroordeelden is verleend,

D.

overwegende dat de Indiase president, Pratibha Patil, op aanbeveling van het Union Home Ministry de op grond van artikel 72 van de Indiase grondwet ingediende gratieverzoeken ten behoeve van Davinder Pal Singh Bhullar, uit Punjab, en Mahendra Nath Das, uit Assam, heeft verworpen,

E.

overwegende dat Mahendra Nath Das in 1997 wegens moord ter dood werd veroordeeld, overwegende dat alle wettelijke beroepsmogelijkheden zijn uitgeput en overwegende dat zijn terechtstelling door het Gauhati hooggerechtshof in Assam (Noordoost-India) is opgeschort tot 21 juli 2011 omdat de Indiase regering om tijd heeft verzocht het hof van repliek te dienen,

F.

overwegende dat Davinder Pal Singh Bhullar op 29 augustus 2001 ter dood werd veroordeeld na schuldig te zijn bevonden aan betrokkenheid bij een bomaanslag in 1993 op het Youth Congress Office in New Delhi,

G.

overwegende dat de gebeurtenissen rondom de terugkeer van Davinder Pal Singh Bhullar naar India uit Duitsland en het langdurige wachten van Mahendra Nath op de voltrekking van zijn vonnis aanleiding tot vragen geven,

H.

overwegende dat India, toen het zich vóór de verkiezingen van 20 mei 2011 kandidaat stelde voor de Raad voor de mensenrechten, zich ertoe verbond de strengste normen te hanteren bij de bevordering en bescherming van de rechten van de mens,

1.

geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de Indiase regering na een de facto moratorium van zeven jaar wellicht terugkeert naar de toepassing van de doodstraf en daarbij tegen de wereldwijde ontwikkeling naar de afschaffing van deze straf ingaat;

2.

herhaalt dat het de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties volledig steunt in haar oproep tot instelling van een moratorium op alle terechtstellingen met het oog op de afschaffing van de doodstraf;

3.

doet een nadrukkelijk beroep op de regering van India niet over te gaan tot de terechtstelling van Davinder Pal Singh Bhullar of Mahendra Nath Das, en hun doodstrafvonnissen om te zetten;

4.

vraagt de Indiase autoriteiten om de zaken van Davinder Pal Singh Bhullar en Mahendra Nath Das case op een bijzonder transparante wijze te behandelen;

5.

vraagt de regering en het parlement van India wetgeving aan te nemen waarmee een permanent moratorium op terechtstellingen wordt ingevoerd, met als doel de doodstraf in de nabije toekomst af te schaffen;

6.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de president, de regering en het parlement van India, de Indiase minister van justitie, de Indiase minister van binnenlandse zaken, de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 219E van 28.8.2008, blz. 306.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0351.