5.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 33/125


Woensdag 6 juli 2011
Beveiliging van de luchtvaart met bijzondere aandacht voor beveiligingsscanners

P7_TA(2011)0329

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2011 over beveiliging van de luchtvaart, met bijzondere aandacht voor beveiligingsscanners (2010/2154(INI))

2013/C 33 E/13

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van beveiligingsscanners in EU-luchthavens (COM(2010)0311),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2008 over de gevolgen van maatregelen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart en van bodyscanners voor de mensenrechten, de privacy, de persoonlijke waardigheid en de gegevensbescherming (1),

gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (2),

gezien Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (3),

gezien Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (4),

gezien het vijfde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Comité en het Comité van de Regio's over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (COM(2010)0725),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 5 mei 2010 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart (5),

gezien aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz (6),

gezien Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (18de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG) (7),

gezien Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (8),

gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9),

gezien Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (10),

gezien het advies van de Afdeling vervoer, energie, infrastructuur en de informatiemaatschappij van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van beveiligingsscanners in EU-luchthavens,

gelet op artikel 48 van het Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0216/2011),

Beveiligingsscanners

A.

overwegende dat beveiligingsscanner de algemene term is die gebruikt wordt voor een technologie waarmee metalen en niet-metalen voorwerpen die verborgen zijn in kleding, kunnen worden gedetecteerd; overwegende dat de detectie-efficiëntie bepaald wordt door de capaciteit van de scanner om elk verboden voorwerp dat de gescreende persoon eventueel in zijn kleding verborgen houdt, te detecteren,

B.

overwegende dat het wettelijke kader van de EU voor beveiliging van de luchtvaart voorziet in diverse screeningmethoden en -technologieën waarmee verboden voorwerpen die in kleding zijn verborgen, geacht worden te kunnen worden gedetecteerd, waarvan de lidstaten er een of meer kiezen; overwegende dat beveiligingsscanners momenteel niet op deze lijst staan,

C.

overwegende dat een aantal lidstaten momenteel in zijn luchthavens beveiligingsscanners gebruikt als tijdelijke maatregel – voor maximum 30 maanden –, waarbij deze landen hun recht uitoefenen om nieuwe technologie te testen (hoofdstuk 12.8 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie),

D.

overwegende dat de lidstaten het recht hebben strengere maatregelen toe te passen dan de gemeenschappelijke basisnormen waarin is voorzien in de Europese wetgeving en bijgevolg beveiligingsscanners op hun grondgebied mogen invoeren; overwegende dat zij hierbij te werk moeten gaan op basis van een risicobeoordeling en moeten handelen in overeenstemming met de regelgeving van de EU; overwegende dat de maatregelen in kwestie relevant, objectief en niet-discriminerend moeten zijn en in verhouding moeten staan tot het risico in kwestie (artikel 6 van Verordening (EG) nr. 300/2008),

E.

overwegende dat de invoering van beveiligingsscanners door de lidstaten in beide bovengenoemde gevallen één veiligheidscontrole (one-stop security) onmogelijk maakt; overwegende dat, als de bestaande situatie voortduurt, de exploitatiewijze niet in alle lidstaten dezelfde zal zijn, zodat er geen sprake is van voordelen voor de passagiers,

F.

overwegende dat de discussie over beveiligingsscanners niet los mag komen te staan van een algemeen debat over een geïntegreerd overkoepelend veiligheidsconcept voor de luchthavens in Europa,

G.

overwegende dat gezondheid een goed is dat intact moet worden gehouden en een recht dat moet worden beschermd; overwegende dat blootstelling aan ioniserende straling een risico inhoudt dat moet worden vermeden; overwegende dat scanners die gebruik maken van ioniserende straling waarvan de effecten cumulatief zijn en schadelijk voor de menselijke gezondheid, daarom in de Europese Unie niet mogen worden toegelaten,

H.

overwegende dat zowel in de EU-wetgeving als in de wetten van de lidstaten al voorzien is in regels inzake bescherming tegen gevaren voor de gezondheid die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van technologie die ioniserende straling uitzendt en inzake beperkingen van de blootstelling aan deze straling; overwegende dat scanners die gebruik maken van ioniserende straling, daarom in de Europese Unie moeten worden verboden,

I.

overwegende dat de Commissie de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, de groep van artikel 29 en het Europees Bureau voor de grondrechten heeft geraadpleegd en dat de reacties van deze instanties aanzienlijke elementen bevatten met betrekking tot de voorwaarden waaronder het gebruik van beveiligingsscanners in luchthavens met de bescherming van de grondrechten kan stroken,

J.

overwegende dat serieus op de bezorgdheid over gezondheid en het recht op een persoonlijke levenssfeer, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, niet-discriminatie en gegevensbescherming moet worden ingegaan, met aandacht zowel voor de gebruikte technologie als voor de inzet ervan, voordat de invoering van beveiligingsscanners kan worden overwogen,

K.

overwegende dat beveiligingsscanners een hoger niveau van veiligheid waarborgen dan de huidige apparatuur en dat daarmee de controles voor de passagiers vlotter moeten kunnen verlopen en de wachttijden worden verminderd,

Financiering van de beveiliging van de luchtvaart

L.

overwegende dat de Raad nog geen standpunt over het standpunt van het Parlement over de richtlijn inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart heeft bekendgemaakt,

Beveiligingsmaatregelen voor vracht

M.

overwegende dat de bedoeling bij de recentste terroristische plannen die de inlichtingendiensten hebben ontdekt, was om gebruik te maken van het vrachtvervoer om aanvallen uit te voeren,

N.

overwegende dat niet alleen passagiers, maar ook vracht en post aan passende veiligheidsmaatregelen worden en moeten worden onderworpen,

O.

overwegende dat vracht en post die op passagiersvliegtuigen worden geladen, een doelwit voor terroristische aanvallen vormen; overwegende dat, aangezien het beveiligingsniveau voor vracht en post veel lager is dan voor passagiers, de veiligheidsmaatregelen voor vracht en post die op passagiersvliegtuigen worden geladen, moeten worden verstrengd,

P.

overwegende dat de veiligheidsmaatregelen niet alleen betrekking hebben op de luchthavens, maar op de hele toeleveringsketen,

Q.

overwegende dat postbedrijven een belangrijke rol op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart spelen, doordat zij post en pakketten beheren, en overwegende dat zij, overeenkomstig de Europese wetgeving, aanzienlijke hoeveelheden geld hebben geïnvesteerd en nieuwe technologie hebben ingevoerd, om ervoor te zorgen dat zij aan de internationale en Europese veiligheidsnormen voldoen,

Internationale betrekkingen

R.

overwegende dat internationale coördinatie met betrekking tot de maatregelen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart nodig is, om te zorgen voor een hoog niveau van bescherming en tegelijk een situatie te voorkomen waarbij de passagiers worden onderworpen aan opeenvolgende controles, met de bijbehorende beperkingen en extra kosten,

Opleiding van veiligheidspersoneel

S.

overwegende dat basis- en voortgezette opleiding voor veiligheidspersoneel cruciaal is om een hoog niveau van veiligheid in de luchtvaart te garanderen, dat op zijn beurt verenigbaar moet zijn met een manier om de passagiers te behandelen waarbij hun waardigheid als individu en de bescherming van persoonsgegevens onaangetast blijft,

T.

overwegende dat sociale, onderwijs- en opleidingsnormen voor beveiligingspersoneel geïntegreerd dienen te worden in de herziening van Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (11),

Algemene overwegingen

1.

is van mening dat een geïntegreerde aanpak van de beveiliging van de luchtvaart nodig is, met één veiligheidscontrole, zodat de passagiers, bagage en vracht die in een EU-luchthaven aankomen van een andere EU-luchthaven, niet opnieuw hoeven te worden gecontroleerd;

2.

is van mening dat sommige scanningmethoden, die effectief en snel zijn voor de passagiers, gezien de tijd die aan controleposten in beslag wordt genomen, een toegevoegde waarde voor de beveiliging van de luchtvaart hebben;

3.

verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar het gebruik van andere technieken voor de detectie van explosieven, inclusief vaste stoffen, binnen de context van de luchtvaartbeveiliging;

4.

verzoekt de Commissie en de lidstaten een geïntegreerd risicoanalysesysteem te ontwikkelen voor passagiers, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat zij een gevaar voor de veiligheid vormen, en voor de controle van bagage en vracht, op basis van alle beschikbare betrouwbare informatie, met name degene die wordt verstrekt door de politie, de inlichtingendiensten, de douane en vervoerbedrijven; is van mening dat het hele systeem doortrokken moet zijn van het streven naar efficiëntie, en in volledige overeenstemming met artikel 21 van het EU-Handvest van de grondrechten over non-discriminatie en overeenkomstig de EU-wetgeving over gegevensbescherming;

5.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om te zorgen voor effectieve samenwerking, beveiligingsbeheer en uitwisseling van informatie tussen alle betrokken autoriteiten en diensten, en tussen de autoriteiten, beveiligingsdiensten en luchtvaartondernemingen, zowel op Europees als op nationaal niveau;

6.

verzoekt de Commissie de lijst van toegestane screeningmethoden en de voorwaarden en minimumnormen voor het gebruik hiervan geregeld te herzien, om rekening te houden met mogelijke problemen, de ervaring uit de praktijk en de technologische vooruitgang, om voor een hoog niveau van detectie-efficiëntie en bescherming van de rechten en belangen van passagiers en werknemers te zorgen dat met deze vooruitgang overeenstemt;

7.

benadrukt het belang van de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit, omdat deze een bedreiging vormen voor de veiligheid van de Europese Unie, zoals vastgesteld in het Stockholmprogramma, en ondersteunt daarom, uitsluitend in deze context, veiligheidsmaatregelen ter bestrijding van terrorisme die berusten op een wettelijke grondslag, die effectief zijn, in een vrije en open democratische samenleving noodzakelijk zijn, in verhouding staan tot het beoogde doel en volledig in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM); wijst erop dat het vertrouwen van burgers in hun instellingen van essentieel belang is en dat derhalve het juiste evenwicht gevonden moet worden tussen de noodzaak om te zorgen voor veiligheid en de vrijwaring van de fundamentele vrijheden en rechten;

8.

benadrukt in dit verband dat maatregelen ter bestrijding van terrorisme in overeenstemming moeten zijn met de fundamentele rechten en plichten van de Europese Unie, zoals in een democratische samenleving noodzakelijk is, en is van mening dat deze maatregelen evenredig en noodzakelijk moeten zijn, moeten berusten op een wettelijke grondslag en dus beperkt moeten zijn tot het doel dat ervoor is gespecificeerd;

Beveiligingsscanners

9.

verzoekt de Commissie voor te stellen beveiligingsscanners aan de lijst van toegestane screeningmethoden toe te voegen, op voorwaarde dat dit gepaard gaat met adequate regels en gemeenschappelijke minimumnomen voor het gebruik ervan, overeenkomstig deze resolutie, maar alleen als eerst de door het Parlement in 2008 gevraagde effectbeoordeling wordt uitgevoerd en deze uitwijst dat de apparaten geen risico voor de gezondheid van de passagiers, persoonsgegevens, de waardigheid van individuen en de persoonlijke levenssfeer van de passagiers opleveren en dat de scanners doeltreffend zijn;

10.

is van mening dat het gebruik van beveiligingsscanners gereguleerd moet zijn met gemeenschappelijke regels, procedures en standaarden van de EU waarmee niet alleen criteria voor de detectie-efficiëntie worden vastgelegd, maar ook de nodige garanties worden opgelegd om de gezondheid en de fundamentele rechten en belangen van de passagiers, de werknemers, de bemanningsleden en het beveiligingspersoneel te beschermen;

11.

is van mening dat beveiligingsscanners moeten dienen om de controles in de luchthavens vlotter en sneller te laten verlopen en om de hinder voor de passagiers te beperken; roept de Commissie daarom op om in haar wetgevingsvoorstel met dit aspect rekening te houden;

12.

stelt meer specifiek voor dat de Commissie de gemeenschappelijke regels inzake het gebruik van beveiligingsscanners, zodra die zijn vastgesteld, geregeld herziet en indien nodig de bepalingen betreffende de bescherming van gezondheid, persoonlijke levenssfeer, persoonsgegevens en grondrechten aanpast aan de technologische vooruitgang;

Noodzaak en proportionaliteit

13.

is van mening dat de overheid door de steeds grotere terroristische dreiging de beschermings- en voorzorgsmaatregelen moet nemen die democratische maatschappijen vragen;

14.

is van mening dat de detectie-efficiëntie van beveiligingsscanners groter is dan die van de momenteel gebruikte metaaldetectoren, met name voor niet-metalen voorwerpen en vloeistoffen, terwijl volledig met de hand aftasten waarschijnlijk meer irritatie en tijdverlies veroorzaakt en op meer verzet stoot dan een scanner;

15.

is van mening dat het gebruik van beveiligingsscanners, mits voor de nodige garanties wordt gezorgd, een betere optie is dan andere, minder verregaande methoden die niet voor hetzelfde beschermingsniveau zorgen; herinnert eraan dat het gebruik van inlichtingen in de brede zin van het woord en de inzet van goed opgeleid luchthavenbeveiligingspersoneel onze voornaamste prioriteiten moeten blijven met het oog op de beveiliging van de luchtvaart;

16.

is van mening dat de bezorgdheid en eisen met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer en gezondheid kunnen worden opgelost met de beschikbare technologie en methoden; is van mening dat de technologie die momenteel wordt ontwikkeld, veelbelovend is en dat de beste technologie die beschikbaar is, moet worden gebruikt;

17.

is van mening dat de installatie van beveiligingsscanners, dan wel het besluit deze niet te installeren, onder de bevoegdheid valt van de EU-lidstaten en dat deze hierover vrij mogen beslissen; is evenwel van mening dat verdere harmonisering van het gebruik van scanners nodig is om een coherente Europese ruimte van luchtvaartveiligheid tot stand te brengen;

18.

is van mening dat, wanneer lidstaten beveiligingsscanners installeren, deze moeten voldoen aan de minimumnormen en -eisen die door de EU worden vastgesteld voor alle lidstaten, onverminderd het recht van de lidstaten om strengere maatregelen toe te passen;

19.

is van mening dat de lidstaten moeten voorzien in de uitbreiding en versterking van de controlepunten en het beveiligingspersoneel om ervoor te zorgen dat passagiers geen hinder ondervinden van de inzet van beveiligingsscanners;

20.

is van mening dat personen die aan een controle worden onderworpen, moeten kunnen kiezen of beveiligingsscanners worden gebruikt en dat zij, als zij weigeren, verplicht moeten zijn andere screeningmethoden toe te staan die hetzelfde niveau van doeltreffendheid als beveiligingsscanners en volledige eerbiediging van hun rechten en hun waardigheid garanderen; benadrukt het feit dat weigering niet mag leiden tot verdenking van de passagier;

Gezondheid

21.

wijst erop dat bij de toepassing van de Europese en de nationale wetgeving met name het ALARA-principe (as low as reasonably achievable, zo laag als redelijkerwijs haalbaar) moet worden geëerbiedigd;

22.

verzoekt de lidstaten de technologie in te zetten die het minst schadelijk is voor de gezondheid van de mens en aanvaardbare oplossingen biedt voor wat betreft de bezorgdheid die bij het publiek leeft met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer;

23.

is van mening dat blootstelling aan doses cumulatieve ioniserende straling niet kan worden geaccepteerd; is daarom van mening dat elke vorm van technologie waarbij gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling, expliciet van gebruik bij veiligheidsscreening moet worden uitgesloten;

24.

verzoekt de Commissie om in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het gebruik van een technologie die voor alle bevolkingsgroepen volstrekt onschadelijk is en tegelijkertijd de luchtvaartveiligheid garandeert;

25.

verzoekt de lidstaten regelmatig toe te zien op de gevolgen op de lange termijn van de blootstelling aan beveiligingsscanners, daarbij rekening houdend met de wetenschappelijke vooruitgang, en op de correcte installatie en het juiste gebruik en functionering van de toestellen;

26.

stelt het verplicht om behoorlijk rekening te houden met specifieke gevallen, en dat passagiers die kwetsbaar zijn op het gebied van gezondheid en communicatievermogen, bijvoorbeeld zwangere vrouwen, kinderen, ouderen personen met een handicap, en personen met geïmplanteerde medische apparaten (bijvoorbeeld orthopedische prothesen en pacemakers) en alle personen die beschikken over een medisch apparaat of een medicijn dat nodig is voor het in stand houden van de medische toestand (bijvoorbeeld injecties, insuline) een billijke en op de persoon afgestemde behandeling krijgen;

Beelden van het lichaam

27.

is van mening dat alleen stick figures mogen worden gebruikt en dringt erop aan dat er geen lichaamsbeelden worden geproduceerd;

28.

benadrukt het feit dat de gegevens die door het scanningproces worden gegenereerd, niet mogen worden gebruikt voor andere doeleinden dan het detecteren van verboden voorwerpen, alleen mogen worden gebruikt gedurende de tijd die voor het screeningproces nodig is, onmiddellijk nadat een persoon door de veiligheidscontrole is gegaan, moeten worden vernietigd en niet mogen worden opgeslagen;

Discriminatieverbod

29.

is van mening dat bij de gebruiksregels moet worden gegarandeerd dat er een willekeurig selectieproces wordt gehanteerd en dat passagiers niet mogen worden geselecteerd om door een beveiligingsscanner te gaan op basis van discriminerende criteria;

30.

benadrukt het feit dat in het kader van de procedure voor de selectie voor of de weigering van een veiligheidsscan elke vorm van categorisering op grond van bijvoorbeeld geslacht, ras, huidskleur, etnische achtergrond, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging onaanvaardbaar is;

Databescherming

31.

is van mening dat alle beveiligingsscanners gebruik moeten maken van een stick figure om de identiteit van de passagiers te beschermen en te garanderen dat zij niet kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van beelden van welk lichaamsdeel ook;

32.

benadrukt dat het met de gebruikte technologie niet mogelijk mag zijn gegevens te bewaren of op te slaan;

33.

herinnert eraan dat het gebruik van beveiligingsscanners in overeenstemming moet zijn met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;

34.

benadrukt dat de lidstaten die besluiten beveiligingsscanners te gebruiken, de mogelijkheid moeten hebben om, conform het subsidiariteitsbeginsel, normen op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen en hun persoonsgegevens aan te houden die strenger zijn dan de normen die zijn vastgelegd in de Europese wet- en regelgeving;

Informatie voor gescande personen

35.

is van mening dat personen die worden gecontroleerd, vooraf uitgebreide informatie moeten krijgen, met name wat de werking van de gebruikte scanner betreft, de voorwaarden die gelden om het recht op waardigheid, een persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming te garanderen en de mogelijkheid om te weigeren door de scanner te gaan;

36.

verzoekt de Commissie om in haar voorlichtingscampagnes over de rechten van luchtvaartpassagiers ook een hoofdstuk te wijden aan hun rechten met betrekking tot veiligheidscontroles en beveiligingsscanners;

Behandeling van gescande personen

37.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het beveiligingspersoneel speciale opleiding krijgt wat het gebruik van beveiligingsscanners betreft, opdat zij de grondrechten en de persoonlijke waardigheid van de passagiers eerbiedigen, de regels inzake gegevensbescherming naleven en de gezondheid van de passagiers niet schaden; is in verband hiermee van mening dat een gedragscode een zeer nuttig instrument kan zijn voor het beveiligingspersoneel dat scanners bedient;

Financiering van de beveiliging van de luchtvaart

38.

herinnert aan zijn standpunt van 5 mei 2010 inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart;

39.

is van mening dat veiligheidsheffingen transparant moeten zijn, dat er alleen gebruik van mag worden gemaakt om de veiligheidskosten te dekken en dat de lidstaten die besluiten strengere maatregelen toe te passen, zelf de extra kosten als gevolg hiervan moeten dragen;

40.

dringt er bij de Raad op aan terstond een standpunt in eerste lezing over heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart vast te stellen, aangezien de wetgeving over luchtvaartbeveiliging en die over heffingen voor die beveiliging nauw met elkaar verband houden;

41.

stelt voor om op het ticket van alle passagiers de kosten van de beveiligingsmaatregelen aan te geven;

Verbod op vloeistoffen, spuitbussen en gels

42.

herhaalt en bekrachtigt zijn standpunt dat het verbod op het aan boord brengen van vloeistoffen moet aflopen in 2013, als in de EU-wetgeving is vastgesteld; dringt er daarom bij alle betrokken partijen, de Commissie, de lidstaten en de sector, op aan nauw samen te werken om ervoor te zorgen dat de beperkingen wat het aan boord van vliegtuigen brengen van vloeistoffen betreft, worden opgeheven, ten voordele van de passagiers;

43.

verzoekt de lidstaten en de luchthavens alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat tijdig passende technologie beschikbaar is, zodat het geplande einde van het verbod op het aan boord brengen van vloeistoffen niet ten koste gaat van de veiligheid;

44.

is in dit verband van mening dat alle betrokkenen de nodige maatregelen moeten nemen om de overgang van een verbod op het aan boord brengen van vloeistoffen, spuitbussen en gels naar controles op deze artikelen zo bevredigend en uniform mogelijk te maken, waarbij de rechten van de passagiers steeds gewaarborgd zijn;

Beveiligingsmaatregelen voor vracht

45.

is van mening dat controles op vracht en post op basis van een risicoanalyse evenredig moeten zijn met de bedreigingen die het vervoer ervan vormt en dat voldoende veiligheid gegarandeerd moet zijn, vooral als vracht en post meereizen in passagiersvliegtuigen;

46.

wijst erop dat vracht nooit voor de volle 100 % gescand kan worden; verzoekt de lidstaten door te gaan met de implementatie van Verordening (EG) nr. 300/2008 en de daarmee samenhangende Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie om de veiligheid in de gehele toeleveringsketen te verbeteren;

47.

is van mening dat het veiligheidsniveau voor vracht nog steeds per lidstaat verschilt en dat de lidstaten er met het oog op één enkele veiligheidscontrole voor moeten zorgen dat de bestaande maatregelen voor Europese vracht en post correct worden toegepast en dat zij in andere lidstaten erkende agenten erkennen;

48.

is van mening dat de veiligheidsmaatregelen van de lidstaten voor luchtvracht en post, alsook het toezicht op deze maatregelen door de Commissie zijn opgevoerd en acht het daarom volstrekt essentieel dat een technisch verslag wordt opgesteld ter vaststelling van de tekortkomingen van het bestaande vrachtsysteem en mogelijke manieren om hier verbetering in te brengen;

49.

verzoekt de Commissie en de lidstaten screening en inspecties voor wat betreft het vrachtvervoer door de lucht te verscherpen, alsook meer inspanningen te leveren op het vlak van de erkenning van agenten en bekende afzenders; wijst er nadrukkelijk op dat hiervoor meer inspecteurs van de lidstaten nodig zijn;

50.

benadrukt het potentieel van douane-informatie waar het gaat om de inschatting van het risico van bepaalde zendingen en verzoekt de Commissie door te gaan met haar onderzoek naar de mogelijke inzet van elektronische douanesystemen bij de luchtvaartbeveiliging; met name door gebruik te maken van het EU-invoercontrolesysteem om de samenwerking tussen de douanediensten te verbeteren;

51.

verzoekt de Commissie alle nodige stappen te zetten om reeds vanaf de luchthaven van herkomst te zorgen voor een veilig vervoer van vracht die afkomstig is uit derde landen, alsook om criteria te definiëren ter identificatie van hoog-risicovracht, waarbij de verantwoordelijkheid van elke schakel duidelijk is;

52.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het veiligheidprogramma rekening houdt met de specifieke kenmerken van alle betrokkenen en dat de veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het verkeer van post en vracht aansluiten bij de noodzaak een dynamische economie te verzekeren die de handel, de kwaliteit van de dienstverlening en de ontwikkeling van elektronische handel blijft bevorderen;

53.

verzoekt de Commissie een geharmoniseerd systeem voor te stellen voor de opleiding en nascholing van veiligheidspersoneel in verband met vracht, ten einde rekening te houden met de meest recente technische ontwikkelingen op veiligheidsgebied;

Internationale betrekkingen

54.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen met de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (International Civil Aviation Organisation, ICAO) en derde landen te werken aan systemen voor risicobepaling en inlichtingentaken op het gebied van de luchtveiligheid;

55.

verzoekt de Commissie en de lidstaten zich in te zetten voor wereldwijde reguleringsnormen in het kader van de ICAO om steun te verlenen aan de inspanningen van derde landen om deze normen uit te voeren, te streven naar wederzijdse erkenning van veiligheidsmaatregelen en het doel van één veiligheidscontrole te vervolgen;

*

* *

56.

vindt de comitéprocedure in de luchtvaartbeveiligingssector, in ieder geval voor maatregelen die gevolgen hebben voor de burgerrechten, ongeschikt en wenst dat het Parlement een volwaardige rol krijgt op basis van medebeslissing;

57.

wenst dat de Commissie nog in de huidige zittingsperiode een wetgevingsvoorstel indient ter aanpassing van Verordening (EG) nr. 300/2008, dat rekening houdt met de verklaring die de Commissie op 16 december 2010 zelf deed bij gelegenheid van de aanneming van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren;

58.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 15 E van 21.1.2010, blz. 71.

(2)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(3)  PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.

(4)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.

(5)  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 164

(6)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.

(7)  PB L 184 van 24.5.2004, blz. 1.

(8)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 38.

(9)  PB L 281, van 23.11.1995, blz. 31

(10)  PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

(11)  PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36.