7.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 377/19


Woensdag 11 mei 2011
Handelsbetrekkingen EU-Japan

P7_TA(2011)0225

Resolutie van het Europees Parlement van 11 mei 2011 over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan

2012/C 377 E/04

Het Europees Parlement,

gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over Europa 2020 (1),

gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten (2),

gezien zijn resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van het Europese midden- en kleinbedrijf in de internationale handel (3),

gezien zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel (4),

gezien zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten (5),

gezien zijn resolutie van 20 mei 2008 over de handel in grond- en hulpstoffen (6),

gezien zijn resolutie van 19 februari 2008 over de EU-strategie voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs (7),

gezien zijn resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen (8),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Handel, groei en wereldvraagstukken – Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie" (COM(2010)0612),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0567),

gezien het verslag van de Commissie getiteld "Trade and Investment Barriers" van 10 maart 2011,

gezien de gezamenlijke verklaringen over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Japan anderzijds (Den Haag, 18 juli 1991),

gezien de overeenkomst van 2001 inzake wederzijdse erkenning tussen de EU en Japan (9),

gezien de overeenkomst van 2003 tussen de EU en Japan betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten (10),

gezien de overeenkomst van 2008 tussen de Europese Gemeenschap en Japan betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (11),

gezien het tienjarig actieplan dat werd aangenomen op de tiende top EU-Japan, die op 8 december 2001 in Brussel plaatsvond,

gezien de gezamenlijke verklaring die op 28 april 2010 is aangenomen op de negentiende top EU-Japan in Tokio,

gezien de gezamenlijke verklaring die op 4 mei 2009 is aangenomen op de achttiende top EU-Japan in Praag,

gezien het rapport van Copenhagen Economics getiteld "Assessment of barriers to trade and investment between the EU and Japan" van 30 november 2009,

gezien de resultaten van de openbare raadpleging door de Commissie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan, die op 21 februari 2011 bekend zijn gemaakt,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 24/25 maart 2011,

gelet op de komende top EU-Japan op 25 mei 2011 in Brussel,

gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel dat via de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn beslag heeft gekregen, het meest geschikte kader is voor de reglementering en bevordering van open en eerlijke handel,

B.

overwegende dat multilaterale, plurilaterale en bilaterale overeenkomsten gezien moeten worden als onderdelen van een gemeenschappelijk instrumentarium voor internationale aangelegenheden en dus als standaardkenmerken van evenwichtige, complementaire politieke en handelsbetrekkingen,

C.

overwegende dat de EU vast moet houden aan haar streven naar een evenwichtig resultaat van de ontwikkelingsagenda van Doha, gericht op de integratie van de ontwikkelingslanden in het internationale handelsstelsel, naast voortzetting van bilaterale en plurilaterale handelsakkoorden met andere industrielanden als er op kortere termijn wederzijds voordeel en economische groei te verwachten zijn,

D.

overwegende dat de EU en Japan in 2009 tezamen meer dan een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening namen en meer dan 20 % van de wereldhandel,

E.

overwegende dat Japan en de EU aanzienlijke investeringen in elkaars economie plegen (tezamen 200 miljard euro aan buitenlandse directe investeringen in 2009),

F.

overwegende dat de omvang van de bilaterale handel tussen de EU en Japan, de derde economie ter wereld in termen van bbp, in 2010 in totaal 120 miljard euro bedroeg, waarmee Japan voor de EU de zesde handelspartner was en de EU voor Japan de derde,

G.

overwegende dat de Raad en de Commissie erop wijzen dat onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Japan pas van start kunnen gaan als blijkt dat Japan in staat is handelsbelemmeringen weg te nemen, hetgeen ten goede zal komen aan een hechtere economische integratie tussen de beide strategische handelspartners,

H.

overwegende dat de EU en Japan voor dezelfde uitdagingen staan, namelijk de politieke en economische opkomst van China, de economische flauwte als uitvloeisel van de mondiale financiële crisis, een dalende bevolkingsgroei en de dringende behoefte aan grondstoffen en energiebronnen tegen een stabiele prijs als voorwaarde voor economische opbloei,

I.

overwegende dat open en eerlijke handel een krachtig instrument ter bevordering van groei en maatschappelijk welzijn vormt, uitgaande van de relatieve voordelen van elk van beide economieën en de potentiële synergieën dankzij sterkere economische integratie, alsmede nieuwe input voor de kenniseconomie,

J.

overwegende dat zowel de EU als Japan in de regel lage tarieven op handelsgoederen toepassen, en dat voor meer dan tweederde van de EU-export en meer dan eenderde van de Japanse uitvoer het nultarief geldt,

K.

overwegende dat de omvang van de handel tussen de EU en Japan ondanks deze lage tarieven achterblijft ten opzichte van de handel van de EU met de meeste andere grote partners, voornamelijk ten gevolge van de niet-tarifaire handelsbelemmeringen waardoor de toegang tot de Japanse markt voor Europese bedrijven bemoeilijkt wordt,

L.

overwegende dat de kosten ten gevolge van de niet-tarifaire handelsbelemmeringen volgens het rapport van Copenhagen Economics van november 2009 de huidige tariefniveaus overtreffen en dat het grootste economische voordeel te behalen is door de niet-tarifaire handelsbelemmeringen weg te nemen; overwegende dat volgens hetzelfde rapport een toename van 43 miljard euro van de EU-export naar Japan en van 53 miljard euro van de Japanse uitvoer naar de EU te verwachten is als tarieven en niet-tarifaire handelsbelemmeringen maximaal worden teruggeschroefd,

M.

overwegende dat de Commissie in haar Trade and Investment Barriers Report 2011 de volgende drie belangrijkste Japanse niet-tarifaire handelsbelemmeringen noemt: moeilijkheden bij inschrijving op openbare aanbestedingen, onvoldoende erkenning van internationale normen voor medische apparatuur en de voorkeursbehandeling voor Japanse bedrijven in de financiële sector (bijv. de posterijen),

N.

overwegende dat de intellectuele-eigendomsrechten in Japan een goede bescherming genieten en dat Japan en de EU dezelfde doeleinden en aanpak ten aanzien van intellectuele eigendom hanteren, met uitzondering van geografische aanduidingen, en allebei inzetten op bestrijding van namaak en piraterij en de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak hebben ondertekend,

O.

overwegende dat de ICT-sector veel toegevoegde waarde genereert en zowel in de EU als in Japan een groeisector is, vooral door de verdere ontwikkeling van slimme producten en diensten,

P.

overwegende dat in alle handelsbesprekingen met Japan investeringen en handel in diensten aan de orde moeten komen om te voorkomen dat openstelling van de markt ten koste gaat van Europese of Japanse regelgeving ter bescherming van de diensten van algemeen belang en de culturele verscheidenheid,

Q.

andermaal uiting gevend aan zijn solidariteit met het Japanse volk na de jongste natuurrampen,

1.

is van mening dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds verreweg het doeltreffendste kader is om tot een open en eerlijke wereldhandel te komen; is van oordeel dat de Europese Unie en Japan kunnen bijdragen tot een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha;

2.

is een voorstander van een vrijhandelsakkoord met Japan maar is ontevreden over de minieme vooruitgang die er de afgelopen jaren door de groep op hoog niveau geboekt is; is van oordeel dat onderhandelingen pas van start kunnen gaan als Japan duidelijke toezeggingen heeft gedaan over wegneming van niet-tarifaire handelsbelemmeringen en van moeilijkheden voor inschrijving op openbare aanbestedingen;

3.

beklemtoont dat handelsliberalisatie tussen de EU en Japan parallel moet lopen met de regelgeving inzake diensten van openbaar belang en de culturele verscheidenheid en daar niet tegen in moet gaan, en tevens bevorderlijk moet zijn voor afstemming van regelgeving en onderschrijving van bestaande multilaterale normen;

4.

is voorstander van versteviging van de handelsrelaties tussen de EU en Japan met als speerpunt het wegnemen van niet-tarifaire handels- en investeringsbelemmeringen, waaronder de vele restricties en regels die gelden voor Europese bedrijven die in Japan zaken willen doen;

5.

is van oordeel dat de Commissie in de onderhandelingen met Japan moet inzetten op wegneming van genoemde belemmeringen, waarvan Europese kleine en middelgrote ondernemingen die in Japan willen opereren ernstige hinder ondervinden;

6.

is van oordeel dat verlaging of afschaffing van de Japanse heffingen op ICT-producten en de onderdelen daarvan bevorderlijk zou zijn voor het concurrentievermogen en het scheppen van hoogwaardige banen in de EU; dringt daarnaast aan op intensievere samenwerking tussen de EU en Japan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, met name wat betreft naleving van de intellectuele-eigendomsrechten, met het oog op snellere informatie-uitwisseling tussen de octrooiraden;

7.

is van oordeel dat het streven van de Commissie naar een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan, vooral met het oog op betere markttoegang voor Europese bedrijven, hand in hand moet gaan met gezamenlijke brede afspraken over duurzame ontwikkeling;

8.

beklemtoont dat een vrijhandelsakkoord niet alleen ten goede zou komen aan de bilaterale handel in goederen en diensten maar ook aan de samenwerking op het punt van de Europese horizontale prioriteiten, zoals samenwerking op het gebied van innovatie, regelgeving, het tegengaan van marktmisbruik en, last but not least, de aanpak van aanzienlijke milieuproblemen;

9.

dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan dat zij in alle handelsbesprekingen met Japan initiatieven steunen en bevorderen ten behoeve van de mensenrechten en sociale en milieunormen;

10.

is van mening dat een omvattende duurzaamheids- en effectbeoordeling essentieel is voor een overkoepelende beoordeling van de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan; verzoekt de Commissie tijdig met zulk een beoordeling te komen, met name gericht op de mogelijke voor- en nadelen van nauwere handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan voor alle betrokken bedrijfstakken, en met name voor alle industriesectoren en voor de meer kwetsbare sectoren als de automobielindustrie, elektronica, vliegtuigbouw en machinebouw;

11.

bepleit dat doeltreffende bilaterale vrijwaringsclausules in het vrijhandelsakkoord worden opgenomen om te voorkomen dat er zich pieken in de invoer van producten voordoen waardoor Europese of Japanse bedrijfstakken ernstige schade lijden of dreigen te lijden, met name in sectoren als de automobielindustrie, elektronica, vliegtuigbouw en machinebouw;

12.

is ervan overtuigd dat het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan in potentie aan beide economieën ten goede kan komen;

13.

beklemtoont dat een eventueel vrijhandelsakkoord nog door het Parlement moet worden goedgekeurd;

14.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Japan.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0068.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0434.

(3)  PB C 67E van 18.3.2010, blz. 101.

(4)  PB C 45E van 23.2.2010, blz. 47.

(5)  PB C 295E van 4.12.2009, blz. 67.

(6)  PB C 279E van 19.11.2009, blz. 5

(7)  PB C 184E van 6.8.2009, blz. 16.

(8)  PB C 102E van 24.4.2008, blz. 128.

(9)  PB L 284 van 29.10.2001, blz. 3.

(10)  PB L 183 van 22.7.2003, blz. 12.

(11)  PB L 62 van 6.3.2008, blz. 24.