25.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 248/55


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan een associatieovereenkomst EU-Mercosur

2011/C 248/09

Rapporteur: José María ZUFIAUR NARVAIZA

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 16 september 2010 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan een associatieovereenkomst EU-Mercosur”.

De afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 mei 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 juni 2011 gehouden 472e zitting (vergadering van 15 juni) onderstaand advies uitgebracht, dat met 89 stemmen vóór en 1 tegen, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Samenvatting en aanbevelingen

1.1   In de huidige internationale context, die gekenmerkt wordt door een ingrijpende verschuiving van de machtsverhoudingen en uitdagingen op geostrategisch en sociaal gebied en op het vlak van milieu, energie en governance, en in het licht van de sinds de jaren dertig ongeëvenaarde systemische crisis die een ingrijpende hervorming van het ontwikkelingsmodel dringend noodzakelijk maakt, zou een associatieovereenkomst tussen Mercosur en de EU voor beide partijen ongekende mogelijkheden scheppen en voordelen meebrengen. Voorwaarde is wel dat de partijen erin slagen een aantal klippen te omzeilen, o.m. op het vlak van landbouw, intellectuele eigendom en duurzame ontwikkeling.

1.2   Het Comité is van mening dat enkel een evenwichtige overeenkomst die beide partijen ten goede komt en waarbij geen van de betrokken sectoren (zoals landbouw en industrie), regio's of landen aan het kortste eind trekt, een haalbare kaart is. Een ondeugdelijke overeenkomst moet tot elke prijs worden vermeden. Het Comité hoopt dan ook dat de betrokken partijen de politieke wil zullen tonen die nodig is om tot een overeenkomst te komen en alles zullen doen om de verschillen, die m.n. te maken hebben met het belangrijkste onderdeel, de handel, te overbruggen. Daartoe dient gebruik te worden gemaakt van alle mogelijke beschikbare formules en mechanismen: de erkenning van verschillen, flankerende en compensatiemaatregelen, vastleggen van uitzonderingen, plannen ter ondersteuning van de ontwikkeling van de meest getroffen sectoren, bevordering van investeringen, innovatiebeleid, en compensatie-, overgangs- en aanpassingsclausules. Voorts moet bij de uitwerking van de flankerende maatregelen rekening worden gehouden met alle EU-beleidsgebieden.

1.3   Hoe dan ook moeten de onderhandelingspartners, en m.n. de EU, voor ogen houden dat een mislukking zware politieke en economische kosten zou meebrengen en een gemiste kans zou betekenen.

1.4   Het is in de ogen van het EESC cruciaal dat een ambitieuze overeenkomst wordt bereikt waarin alle aspecten van de betrekkingen tussen de EU en Mercosur aan de orde komen. In dat verband is het van belang dat de concrete obstakels waar het bedrijfsleven mee te maken krijgt worden weggewerkt via harmonisering van de regelgeving en dat ook wordt gekeken naar de impact op niet-handelsgerelateerde belemmeringen. Daarnaast moet erop worden toegezien dat de associatieovereenkomst een sociale, arbeids- en milieudimensie bevat, die in de hele overeenkomst tot uiting komt. Alleen op die manier kunnen de economische betrekkingen worden afgestemd op de in de overeenkomst opgenomen sociale en milieudoelstellingen, en komen de normen en garanties die ten grondslag liggen aan duurzame ontwikkeling niet op de helling te staan. Ook moeten de partijen zich ertoe verbinden de grondregels inzake sociale en arbeidsrechten te zullen naleven, met inbegrip van internationale verklaringen zoals die van de IAO, waarin wordt bepaald dat de schending van de principes en rechten op het werk niet als legitiem relatief voordeel kan worden gebruikt in de internationale handel.

1.5   Zowel het sociaaleconomisch adviesforum van Mercosur (FCES) als het EESC zelf moeten als vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van beide regio's worden betrokken bij de onderhandelingen, de opstelling van de effectbeoordelingen en de daaruit voortvloeiende voorstellen (volgens het Comité is het absoluut noodzakelijk dat de impact van een eventuele associatieovereenkomst vooraf wordt bestudeerd en dat mechanismen in het leven worden geroepen om achteraf na te gaan of de bepalingen worden nageleefd en hoe een en ander evolueert), en de uitwerking van een specifiek hoofdstuk in de overeenkomst dat betrekking heeft op sociale aangelegenheden, arbeidskwesties en milieubescherming. Als de overeenkomst eenmaal een feit is dienen het FCES en het EESC een stem in het kapittel te krijgen via een gemengd raadgevend comité van deze twee organen die de maatschappelijke organisaties van de partijen bij de overeenkomst vertegenwoordigen (1).

2.   Inleiding

2.1   De onderhandelingen tussen de EU en Mercosur met het oog op de totstandbrenging van een associatieovereenkomst liepen vast in 2004 omdat de partijen aanzienlijk van mening verschilden over de toegang tot elkaars markt en de verwachtingen ten aanzien van de resultaten van de ontwikkelingsronde van Doha uiteenliepen. Tijdens informele contacten in 2009 bleek dat de standpunten waren gewijzigd, waarop werd geconcludeerd dat de deur naar onderhandelingen weer op een kier stond. Op de top tussen Latijns-Amerika, het Caribische gebied en de EU (EU-LAC) van mei 2010 werd dan ook besloten opnieuw te gaan onderhandelen. Inzet van de onderhandelingen was de totstandbrenging van een ambitieuze associatieovereenkomst: een handelsovereenkomst die niet alleen betrekking zou hebben op de handel in goederen maar ook op diensten, investeringen, overheidsopdrachten, intellectuele eigendom (met inbegrip van geografische aanduidingen), handelsbevordering, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, handel en duurzame ontwikkeling, concurrentie en handelsbeschermingsinstrumenten.

3.   De mogelijkheden en kansen die de associatieovereenkomst biedt

3.1   Met een bevolking van meer dan 700 miljoen mensen en een handelsverkeer van meer dan 84 miljard euro per jaar kan door het sluiten van een associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur een grote economische ruimte tot stand worden gebracht, hetgeen beide partijen voordeel kan opleveren en positieve externe effecten kan hebben, vooral voor de rest van Latijns-Amerika.

3.2   De EU is, in haar geheel, de grootste economie ter wereld en Mercosur behoort en bloc tot de zes grootste economieën ter wereld. Het is bovendien een zeer dynamisch handelsblok, dat de laatste jaren hoge jaarlijkse groeicijfers haalt, nl. 7 % in het geval van Brazilië en 9 % in Argentinië, Uruguay en Paraguay. Anderzijds begint de economie van de Mercosur-landen een steeds meer gediversifieerd karakter te krijgen. De landbouwsector neemt weliswaar nog steeds een belangrijke plaats in maar de industrie is, mede dankzij noemenswaardige energiebronnen en technologische middelen, sterk in opkomst.

3.3   De Europese Unie is de grootste handelspartner van Mercosur, meer nog dan de Verenigde Staten. In 2010 importeerde de EU voor ongeveer 44 miljard euro uit Mercosur en exporteerde zij voor meer dan 40 miljard euro. De export van de EU naar Mercosur ligt al op het niveau van de export naar India en bedraagt meer dan de uitvoer naar Canada of Zuid-Korea. De EU investeert meer in Mercosur dan in China, India en Rusland samen.

3.4   De economieën van beide partijen zijn grotendeels complementair, hetgeen duidelijk tot uiting komt in de samenstelling van hun onderlinge handel. De EU exporteert immers vooral be- en verwerkte producten, machines, vervoermiddelen en chemische producten, en importeert levensmiddelen en energie. Het handelsverkeer in beide regio's evolueert echter zienderogen: zo is de EU-export van verwerkte landbouwproducten aanzienlijk toegenomen, en hebben Braziliaanse bedrijven in de periode 2007-2008 meer geïnvesteerd in Europa dan de Europese bedrijven in Brazilië. Het sluiten van een associatieovereenkomst heeft dus een enorm welvaartscheppend vermogen.

3.5   Een associatieovereenkomst met Mercosur zou de EU de kans geven de economische en geopolitieke banden met een strategische partner nauwer aan te halen. Daarnaast zou de EU dankzij een dergelijk biregionaal akkoord andere grote internationale concurrenten zoals de VS en China achter zich kunnen laten. Bovendien zou met de ondertekening van een associatieovereenkomst ook het strategische partnerschap met Brazilië – dat geen betrekking heeft op de handel - worden versterkt. Brazilië is lid van de twee voornaamste mechanismen die de belangen van de economieën in opkomst coördineren - de BRIC- en IBSA-landen (2), en bekleedt daarmee een bijzonder belangrijke positie in de internationale geopolitieke betrekkingen. Resultaat van dit alles zou een sterkere integratie zijn van niet alleen Zuid-Amerika maar ook van heel Latijns-Amerika, waarbij niet mag worden vergeten dat het gaat om een werelddeel dat beschikt over cruciale energie-, voedsel- en watervoorraden, drie hulpbronnen die in de 21e eeuw van vitaal belang zullen blijken. Een associatieovereenkomst zou kortom de economische en geopolitieke achterstand van het gebied rond de Atlantische Oceaan t.o.v. het Stille-Zuidzeegebied kunnen helpen verkleinen.

4.   De struikelblokken en zwakke punten van de associatieovereenkomst

4.1   Ondanks de onbetwistbare voordelen die kunnen voortvloeien uit een associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur, levert een dergelijke overeenkomst ook problemen op, die kunnen worden ingedeeld in vier categorieën: 1) de complexiteit van de onderhandelingsagenda, d.w.z. de handelsbepalingen van het akkoord; 2) de structurele tekortkomingen die van invloed zijn op de integratie binnen Mercosur en bepalend zijn voor de vrijhandel; 3) de sociale en milieudimensie van de associatieovereenkomst; 4) de politieke wil van de partijen om tot een akkoord te komen en dus ook de bereidheid om ter wille hiervan alle mogelijke compensatiemechanismen, zowel in het kader van de overeenkomst als daarbuiten, in overweging te nemen. De twee laatste punten komen uitgebreid aan bod in de paragrafen 5 en 7 van dit advies.

4.1.1   Wat de handelsbepalingen betreft zijn de problemen redelijk goed in kaart te brengen. Voor Europa is m.n. de agro-voedingsmiddelensector van de Mercosurlanden problematisch, zoals ook staat te lezen in de recente effectbeoordelingen van de Commissie (3). Er wordt vooral gevreesd voor een fors negatieve impact in sectoren als suiker, rundvlees, kip en lamsvlees, en groenten en fruit. Ook wordt gesproken over te veel protectionisme op het gebied van industrieproducten (auto's en chemische producten) en bepaalde verwerkte landbouwproducten (waaronder wijn), het risico dat herkomstbenamingen niet voldoende worden beschermd, de vrij lage eisen betreffende voedselveiligheid en milieubescherming, en het gebrek aan volledige transparantie bij overheidsopdrachten. Na de laatste onderhandelingsrondes wijzen de neuzen echter meer dezelfde kant op wat handel, duurzame ontwikkeling en oorsprongsregels aangaat, en lijkt een akkoord dichterbij.

4.1.2   Ook de blik van Mercosur is vooral op de landbouw gericht. In 2004 stelde de EU voor om na de overgangsperiode 86,25 % van de totale import van landbouwproducten te liberaliseren. Dit keer zal waarschijnlijk een hoger percentage op de onderhandelingstafel liggen. Het is de mogelijkheid van een quotaregeling die de deur openzet naar onderhandelingen. De risico's waarop is gewezen door de Europese landbouw- en veeteeltsector kunnen worden afgezwakt door er bij de onderhandelingen op aan te dringen dat Europese producten en importproducten uit de Mercosur aan dezelfde normen op het vlak van milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn e.d. moeten voldoen. De associatieovereenkomst mag er niet toe leiden dat de afhankelijkheid van de EU op voedselgebied nog groter wordt. Ook mag de EU niet de weg van intensieve en weinig duurzame landbouw inslaan; om een dergelijke ontwikkeling te vermijden moet worden voorzien in de nodige instrumenten. Op het vlak van industrieproducten, waar de handelsbelemmeringen kleiner zijn, ziet het ernaar uit dat vlot overeenstemming zal worden bereikt, zoals dat ook het geval was met het akkoord tussen de EU en Zuid-Korea over de automobielindustrie. Tot slot zouden voor andere onderwerpen, zoals intellectuele eigendom, die voor sommige Mercosur-landen, zoals met name Brazilië, bijzonder gevoelig liggen, aanpassings- of overgangsbepalingen kunnen worden vastgesteld, op grond van de WTO-bepalingen. Het Comité stelt voor om in dit verband o.m. een programma op het gebied van intellectuele eigendom uit te werken om zo technologieoverdracht te bevorderen en een octrooistelsel voor de EU en Mercosur op te zetten dat in een later stadium zou kunnen worden uitgebreid tot heel Latijns-Amerika.

4.1.3   Alle struikelblokken ten spijt is het Comité toch van mening dat de omstandigheden nu gunstiger zijn dan voorheen en dat het mogelijk moet zijn tot een overeenkomst te komen die over de hele lijn evenwichtig is en beide partijen voordeel oplevert, zonder dat een van de betrokken sectoren, regio's of landen het gelag moet betalen (4).

4.2   De structurele zwakheden van Mercosur hebben een associatieovereenkomst altijd in de weg gestaan. Onder „structurele zwakheden” worden verstaan: de gebrekkige onderlinge structuren en netwerken op een grondgebied met een oppervlakte van drie keer de EU; de weinige handel binnen de regio (15 % in het geval van Mercosur, tegen 45 % voor NAFTA en 66 % voor de EU) tegenover de vele handel buiten de regio; de onvolledige douane-unie; de beperkte coördinatie van het macro-economisch beleid en de zwakke regionale institutionele structuur.

4.2.1   De laatste jaren, en met name sinds 2003 – toen het ernaar uitzag dat een overeenkomst tussen de EU en Mercosur niet lang meer op zich zou laten wachten -, heeft de regionale integratie binnen Mercosur een hoge vlucht genomen. Dit blijkt o.m. uit initiatieven als het voeren van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van energie, de exploitatie van gas- en oliebronnen of het aanleggen van communicatie-infrastructuur, het vaststellen, door Argentinië en Brazilië, van een gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de automobielsector of het oprichten van het Centraal-Amerikaans Fonds voor structurele convergentie (FOCEM) van Mercosur. Ook is groen licht gegeven voor een strategisch plan voor het wegwerken van ongelijkheden op de interne markt en zijn er maatregelen genomen met het oog op een gedifferentieerde en voorkeursbehandeling van Paraguay en Uruguay.

4.2.2   In het jaar 2000 hebben de regeringen van Mercosur een groep voor macro-economisch toezicht opgericht, die belast werd met het volgen van een reeks macro-economische convergentieparameters en het uitwerken van een gemeenschappelijke methode voor het gebruik daarvan.

4.2.3   Dit alles heeft bijgedragen tot de uitbreiding van de intraregionale handel, de verbetering van de productiekwaliteit en het aantrekken van nieuwe buitenlandse directe investeringen.

4.2.4   Bovendien heeft Mercosur de laatste jaren een steeds sterkere politieke dimensie gekregen: er zijn arbitrage- en beroepstribunalen opgericht, het administratief secretariaat is een technisch secretariaat geworden, er is een protocol van de mensenrechten ondertekend, er is een Mercosur-parlement opgericht (PARLASUR) en er is voor het eerst een hoge vertegenwoordiger aangewezen. Toch is de economische integratie nog zwak, zijn de handelsconflicten zeer talrijk en staat de institutionele opbouw nog in de kinderschoenen.

4.2.5   Noemenswaardig is wel dat Mercosur in augustus 2010 eindelijk een nieuwe gemeenschappelijke douanewetgeving (met bijna 200 artikelen) heeft aangenomen, waardoor de dubbele heffing van douanerechten op producten die van het ene land naar het andere worden vervoerd wordt afgeschaft. Daardoor is een gemeenschappelijk handelsbeleid noodzakelijk geworden en moeten ook andere elementen, zoals bijzondere invoerregelingen of handelsbeschermingsinstrumenten, worden geharmoniseerd. Ook zullen de informatiesystemen voor douanebeheer aan elkaar moeten worden gekoppeld en zal er een mechanisme moeten komen om de douanerechten te heffen en de inkomsten daarvan te verdelen. Dergelijke vorderingen op het gebied van de douane-unie zijn een factor van groot belang om de onderhandelingen tussen de EU en Mercosur vlot te trekken.

4.2.6   De totstandkoming van een associatieovereenkomst kan dit hele proces van grotere economische integratie binnen Mercosur, regulering van de interne markt in het gebied en versterking van de institutionele opbouw van het handelsblok versnellen.

5.   De impact van de associatieovereenkomst en compensatiemaatregelen

5.1   In opdracht van de Europese Commissie is een studie opgesteld over de impact van de liberalisering van de handel tussen de EU en Mercosur. Zowel de associatieovereenkomst in haar geheel als drie specifieke sectoren – landbouw, automobielsector en bosbouw – zijn onder de loep genomen. Ook worden maatregelen voorgesteld en aanbevelingen geformuleerd om de positieve effecten, zowel voor het toepassingsgebied van de associatieovereenkomst in het algemeen als voor dat van de geanalyseerde sectoren, optimaal te benutten en eventuele negatieve effecten te voorkomen of te beperken.

5.2   Het EESC beveelt de onderhandelingspartners aan om rekening te houden met dergelijke flankerende maatregelen, zowel in de handelsbepalingen van de overeenkomst als via de samenwerking en de programma's die de EU en Mercosur samen ontplooien. Deze maatregelen zouden overigens door het FCES en het EESC tijdens de onderhandelingsfase over de associatieovereenkomst als zijnde wenselijk naar voren kunnen worden gebracht.

5.3   Het Comité denkt dat de partijen zich gemakkelijker zullen kunnen vinden in een overeenkomst als daarin aanpassingsclausules worden opgenomen, zodat bepaalde aspecten van het biregionale akkoord pas in een latere fase kunnen worden uitgewerkt en uitgebreid.

5.4   In de effectbeoordelingen moet naar de mening van het Comité meer aandacht uitgaan naar de participatie van deskundigen en organisaties uit het desbetreffende partnerland, en naar de risico's op sociaal en milieuvlak, die op dit moment nog eenvoudigweg worden beschouwd als onderdeel van de economische effectbeoordeling (5). Voorbeeld van zo'n risico is dat de nieuwe welvaart die de overeenkomst mogelijk meebrengt slechts enkelen ten goede komt.

6.   De associatieovereenkomst en duurzame ontwikkeling

6.1   Volgens het EESC moet de sociale-, arbeids- en milieudimensie, die een aanvulling vormt op de economische en handelsdimensie, in de hele associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur tot uiting komen. Dat is onvermijdelijk in een akkoord dat de duurzame ontwikkeling in beide blokken wil stimuleren.

6.1.1   Daarmee sluit het EESC zich aan bij het officiële standpunt van de leiders van de EU en Mercosur (6), die van mening zijn dat de liberalisering van de handel gepaard dient te gaan met toezeggingen en maatregelen op sociaal en milieugebied.

6.1.2   In het licht hiervan pleit het EESC voor het opnemen van bepalingen over sociale aspecten en milieubescherming in de associatieovereenkomst. Inachtneming van deze bepalingen is noodzakelijk om tot economische en handelsbetrekkingen te komen die de sociale en economische cohesie bevorderen, passen in een strategie voor duurzame ontwikkeling, en de lokale productiestructuur (MKB, sociale economie en micro-ondernemingen), die immers heel wat banen creëert, concurrerender maken.

6.1.3   Het EESC is van mening dat de sociale en de milieudimensie de hele associatieovereenkomst moet doorkruisen. In de handelsbepalingen van de overeenkomst zou moeten worden verwezen naar de bescherming van de rechten van de mens en de sociale, milieu- en arbeidsrechten, en zou een speciaal hoofdstuk moeten worden gewijd aan kwesties die betrekking hebben op „handel en duurzame ontwikkeling”. In dit hoofdstuk moet o.m. aan de orde komen dat:

producten die op illegale wijze zijn verkregen (zoals vis en hout), moeten worden uitgesloten van het handelsverkeer;

de handels- en investeringsprogramma's initiatieven moeten bevatten op het gebied van eerlijke handel of sociaal verantwoord ondernemerschap;

periodiek moet worden nagegaan welke impact de handelsbetrekkingen hebben op sociale en milieu-aangelegenheden;

de sociale en milieuwetgeving niet mogen worden geschonden teneinde oneerlijke concurrentie in de internationale handel te voorkomen;

ontbossing moet worden tegengegaan.

7.   De strategische aspecten van de associatieovereenkomst EU-Mercosur

7.1   Het is van essentieel belang dat er een sterke politiek wil aan de dag wordt gelegd, ten eerste om een associatieovereenkomst tot stand te brengen die niet alleen een vrijhandelsakkoord is, maar ook een meer algemene strategische overeenkomst die beide partijen op termijn voordelen oplevert op het gebied van ontwikkeling, veiligheid, migratie en milieuproblematiek. En ten tweede om gebruik te maken van alle aanwezige mechanismen om rekening te houden met de bestaande verschillen tussen beide regio's, de negatieve impact van liberalisering voor bepaalde sectoren te beperken, de ongelijke mate van integratie binnen Mercosur te verhelpen en sociale participatie en transparantie tot stand te brengen als sleutelfactoren in de onderhandelingen tussen beide regio's.

7.2   De associatieovereenkomst biedt een goede gelegenheid om meer algemene, strategische doelstellingen na te streven, die voor beide regio's van belang zijn.

7.3   Zo wordt in de eerste plaats een instrument geboden om aanwezig te kunnen zijn op het politieke en economische internationale toneel, op een moment dat de economische en politieke macht verschuift van het gebied rond de Atlantische Oceaan naar dat rond de Stille Zuidzee. Mercosur heeft geen overeenkomsten met de Verenigde Staten noch met de grote mogendheden in Azië. Wel heeft het vrijhandelsovereenkomsten met Chili en met de leden van de Andesgemeenschap gesloten. Bovendien worden momenteel toetredingsonderhandelingen met Venezuela gevoerd. Buiten de Zuid-Amerikaanse regio heeft Mercosur overeenkomsten – waaronder een aantal vrijhandelsovereenkomsten - gesloten met Zuid-Afrika, India, Pakistan, Turkije, Egypte, Marokko en Israël. De EU heeft, op haar beurt, bilaterale akkoorden gesloten met Mexico, Chili, Midden-Amerika, Peru, Colombia, Zuid-Afrika, het Caribisch gebied en Zuid-Korea. Kortom, met een associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur ontstaat een biregionaal handelsblok dat groot gewicht in de schaal kan leggen op het nieuwe wereldtoneel.

7.3.1   De associatieovereenkomst kan bovendien van groot belang zijn om een grotere integratie in de hele Latijns-Amerikaanse regio tot stand te helpen brengen. Het akkoord zal wellicht een grote aantrekkingskracht uitoefenen op andere subregionale groeperingen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, alsook op landen als Mexico en Chili. Een „strategische alliantie” tussen beide regio's - de 27 lidstaten van de EU en de 33 landen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied – zou een stem van betekenis hebben in multilaterale organismen. Ook kan dit de invloed binnen de G-20 vergroten, waarvan, behalve de EU zelf, drie Latijns-Amerikaanse landen (Brazilië, Mexico en Argentinië) en vijf Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en Spanje) deel uitmaken.

7.3.2   Tot slot kan de EU middels de associatieovereenkomst met Mercosur een strategische bondgenoot vinden om haar doel, nl. wereldwijd pleitbezorger zijn van een beschermd milieu, te verwezenlijken. Het milieu is tegenwoordig een van de grootste aandachtspunten van landen, burgers en multilaterale betrekkingen. De EU speelt een voortrekkersrol op het gebied van milieuvriendelijk beleid en groene technologie. Natuurlijke rijkdommen zijn een van de grote troeven van Latijns-Amerika, en met name van Mercosur. De regio is evenwel ook een van de meest door klimaatverandering bedreigde regio's, wat o.m. te wijten is aan bepaalde intensieve landbouwpraktijken.

7.3.3   Om deze laatste doelstelling voldoende te kunnen ondersteunen zou de associatieovereenkomst uitgebreid aandacht moeten besteden aan „energie, milieu, wetenschap en technologie en innovatie”. Deze thema's zouden als eerste moeten worden behandeld in het hoofdstuk over ontwikkelingssamenwerking. Uit hoofde van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU zijn al verschillende projecten opgezet met lidstaten van Mercosur. Het zou een goede zaak zijn als deze samenwerking zou kunnen worden voortgezet onder de paraplu van de associatieovereenkomst. Het omvangrijke budget van het zevende kaderprogramma – 50 miljard euro - zou daaraan een forse bijdrage kunnen leveren.

8.   De associatieovereenkomst en het maatschappelijk middenveld

8.1   Het EESC is van mening dat het interregionale karakter van de onderhandelingen en van de inhoud van de associatieovereenkomst een fundamenteel en karakteristiek onderdeel zijn van deze onderhandelingen en een referentiepunt voor de economische betrekkingen in een wereld die steeds meer openstaat voor handel.

8.2   Het EESC is voorstander van de toepassing van het transparantie- en participatiebeginsel, zowel in het onderhandelingsproces als bij de uitwerking van de associatieovereenkomst. In verband hiermee zou het tijdens de onderhandelingen graag uitgebreid op de hoogte worden gehouden en in contact treden met de onderhandelaars om hun de voorstellen van het FCES en het EESC te kunnen overleggen.

8.3   Daarnaast hoopt het EESC te worden betrokken bij de opstelling van de effectbeoordelingen, zodat het aanbevelingen kan formuleren inzake maatregelen om de negatieve gevolgen van het liberaliseringsproces teniet te doen of te beperken. Het pleit ook voor de oprichting van een technische waarnemingspost die, zodra de overeenkomst is ondertekend, voortdurend nagaat wat de economische, sociale en milieugevolgen zijn van de associatieovereenkomst en aangeeft welke concrete maatregelen moeten worden genomen.

8.4   In overeenstemming met de gemeenschappelijke standpunten van het EESC en het FCES, alsmede conform de voorovereenkomsten die tijdens de vorige onderhandelingen in 2004 waren bereikt, verzoekt het EESC om een gemengd raadgevend comité van het maatschappelijk middenveld op te richten, waarin het EESC en het FCES paritair zijn vertegenwoordigd en dat verplicht moet worden geraadpleegd over alle door de overeenkomst bestreken gebieden, inclusief handel en de follow-up van kwesties op het gebied van duurzame ontwikkeling.

8.5   Het EESC is van mening dat een associatieovereenkomst die verder reikt dan handelsaspecten en gericht is op sociale cohesie, absoluut een sociale dimensie moet hebben, vooral met het oog op de impact van de overeenkomst op de werkgelegenheid, de bescherming van de belangen van de lokale bevolking en de minst bedeelden, de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, milieubescherming, en de rechten van immigranten en van werknemers in het algemeen. De associatieovereenkomst zou dan ook internationale verklaringen moeten omvatten, zoals die van de IAO, waarin wordt bepaald dat de schending van de fundamentele principes en rechten op het werk niet als legitiem relatief voordeel kan worden ingeroepen of gebruikt in de internationale handel. Het is immers zaak dat de toekomstige overeenkomst kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid oplevert, de sociale omstandigheden van werknemers verbetert en op significante wijze bijdraagt tot een betere verdeling van de rijkdom.

Brussel, 15 juni 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Zie de Verklaring van Asunción inzake de onderhandelingen over een Associatieovereenkomst EU-Mercosur, die op 22 maart 2011 werd ondertekend door het FCES en het EESC, http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/2011_decl_es.pdf.

(2)  BRIC: Brazilië, Rusland, India en China; IBSA: India, Brazilië, Zuid-Afrika

(3)  DG Landbouw en het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Commissie, april 2011

(4)  Zolas ook tijdens de top EU-Mercosur in mei 2010 door de staatshoofden en regeringsleiders is aangegeven.

(5)  „Duurzaamheidseffectbeoordelingen en handelsbeleid van de Europese Unie”, E. Pichenot (PB C 218 van 23.07.2011, blz. 14-18).

(6)  Verklaring van de ministers van Sociale Ontwikkeling van Mercosur, gedaan te Buenos Aires in juli 2006. Europese Raad van februari 2005 en 2006.