MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S De totaalaanpak van migratie en mobiliteit /* COM/2011/0743 definitief */
Inleiding Globalisering alsmede demografische en sociale
veranderingen hebben gevolgen voor de Europese Unie, haar lidstaten en de rest
van de wereld. Het aantal internationale migranten bedraagt volgens schattingen
van de Verenigde Naties wereldwijd 214 miljoen mensen. Daar komen nog eens 740
miljoen interne migranten bij. 44 miljoen mensen hebben huis en haard moeten
verlaten. Er zijn naar schatting circa vijftig miljoen mensen die illegaal in
het buitenland wonen en werken[1].
Met een dialoog op mondiaal niveau kan een aantal gedeelde uitdagingen
en aandachtspunten worden aangepakt. Op het regionale, nationale en plaatselijke
niveau echter, zal ieder individu en iedere belanghebbende de kansen
benutten die migratie en mobiliteit bieden. Migratie staat thans zonder meer bovenaan op
de politieke agenda van de Europese Unie. De Arabische lente en de
gebeurtenissen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied in 2011 hebben opnieuw
duidelijk gemaakt dat de EU een coherent en alomvattend
migratiebeleid nodig heeft. In haar mededelingen van 4 en 24 mei 2011[2] heeft de Commissie al een reeks
beleidsvoorstellen en operationele maatregelen gepresenteerd op het gebied van
migratie, mobiliteit, integratie en internationale bescherming. Deze
voorstellen zijn door de Europese Raad in juni van dit jaar[3] volledig goedgekeurd. Vanaf dat
moment heeft de EU onmiddellijk actie ondernomen. Zo zijn er begin
oktober dialogen geopend met Tunesië en Marokko over migratie,
mobiliteit en veiligheid, en zijn er de nodige voorbereidende werkzaamheden
verricht voor het starten van de dialoog met Egypte. Soortgelijke
dialogen met andere zuidelijke Middellandse-Zeelanden, met name met Libië,
zullen volgen zodra de politieke situatie het toelaat. De dialogen stellen de
EU en de partnerlanden in staat uitgebreid overleg te voeren over alle aspecten
van hun mogelijke samenwerking bij het beheer van migratiestromen en het
verkeer van personen met als doel het aangaan van mobiliteitspartnerschappen. In haar mededeling van 4 mei onderstreepte de
Commissie dat de EU haar externe migratiebeleid moet versterken door het
opzetten van partnerschappen met derde landen waarin migratie- en
mobiliteitsvraagstukken worden aangepakt op een wijze die samenwerking
wederzijds voordelig maakt. Daartoe en indachtig het programma van Stockholm en
het actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm[4] werd de Commissie in de
conclusies van de Europese Raad van juni verzocht een evaluatie van de
totaalaanpak van migratie te presenteren en een koers uit te zetten naar
een meer samenhangend, systematisch en strategisch beleidskader voor de
betrekkingen van de EU met alle relevante derde landen. Deze evaluatie dient
concrete voorstellen te bevatten voor de ontwikkeling van de vitale
partnerschappen van de Unie, waarbij prioriteit wordt gegeven aan alle
buurlanden van de Unie tezamen. Ondanks de huidige economische crisis en
werkloosheidscijfers hebben de Europese landen bovendien te kampen met tekorten
op de arbeidsmarkt en vacatures die niet door de binnenlandse beroepsbevolking
kunnen worden opgevuld in specifieke sectoren, zoals in de gezondheidszorg,
wetenschap en technologie. Door langdurige vergrijzing in Europa zal naar
verwachting in de komende vijftig jaar de verhouding tussen mensen in de
werkende leeftijd (20-64) en personen van 65 jaar en ouder halveren. De
migratie is in de EU inmiddels van grote betekenis; door een nettomigratie van
0,9 miljoen levert zij een bijdrage van 62 % aan de totale bevolkingsgroei in
2010. Alle indicatoren wijzen erop dat sommige bijkomende en specifieke
vaardigheden in de toekomst alleen buiten de EU kunnen worden gevonden[5]. Dit is de context
waarin de totaalaanpak van de EU van migratie zich heeft ontwikkeld sinds deze
in 2005 werd vastgesteld. Deze aanpak werd opgezet om in partnerschap met derde
landen op evenwichtige en uitvoerige wijze aandacht te besteden aan alle
relevante aspecten van migratie. De totaalaanpak werd in het eerste halfjaar
van 2011 geëvalueerd door middel van een online openbare raadpleging en
verschillende specifieke overlegbijeenkomsten[6].
De raadplegingen bevestigden de toegevoegde waarde van de totaalaanpak en de
waardevolle resultaten die de aanpak heeft opgeleverd. Uit de raadplegingen
kwam eveneens de noodzaak naar voren om de samenhang met andere beleidsterreinen
te versterken en een beter thematisch en geografisch evenwicht tot stand te
brengen. De totaalaanpak moet derhalve beter uitdrukking geven aan de
strategische doelstellingen van de Unie en deze vertalen in concrete
voorstellen voor een dialoog en samenwerking met, in het bijzonder, het
zuidelijk en oostelijk nabuurschap, Afrika, de uitbreidingslanden en andere
strategische partners. Teneinde de
vruchten te plukken die een goed beheer van migratie kan opleveren en een
antwoord te geven op de uitdagingen van veranderende migratietendensen, zal de
EU haar beleidskader moeten aanpassen. In deze mededeling wordt een
hernieuwde totaalaanpak van migratie en mobiliteit voorgesteld die is
opgezet om aan die doelstelling te voldoen.
1.
Hoofddoelstellingen
De totaalaanpak
moet strategischer en efficiënter worden en beter aansluiten en zijn
afgestemd op de relevante EU-beleidsterreinen en de externe en interne
dimensies van het betrokken beleid. Mobiliteit van
onderdanen van derde landen over de buitengrenzen van de
EU heen is in dit kader van strategisch belang Zij is van toepassing op een
breed scala van personen, zoals bezoekers die komen voor een kort verblijf,
toeristen, studenten, onderzoekers, zakenlieden of mensen die een familiebezoek
afleggen. Het is derhalve een veel breder concept dan migratie. Mobiliteit en
visumbeleid staan met elkaar in verband. Er zijn in 2009 door lidstaten die
Schengenvisa verstrekken circa elf miljoen visums afgegeven. Het visumbeleid is
een krachtig instrument voor een toekomstgericht mobiliteitsbeleid, zoals
vermeld in de mededeling van de Commissie van 4 mei 2011[7]. Daarom moet de koppeling
tussen het gemeenschappelijk visumbeleid voor kort verblijf, het nationaal
beleid van de lidstaten inzake lang verblijf, en de totaalaanpak van migratie
nu volledig in acht worden genomen. Dit is een belangrijke reden om het
toepassingsbereik van dit beleidskader uit te breiden naar mobiliteit, zodat
dit uitmondt in de Totaalaanpak van Migratie en Mobiliteit (TAMM). De
bestaande (en mogelijk toekomstige) visumdialogen die de EU in gang
heeft gezet, dienen dus volledig te worden beoordeeld in het bredere kader
van de TAMM. Doel is te waarborgen dat de partnerlanden op gebieden als
asiel, grensbeheer en onregelmatige migratie aan een aantal criteria voldoen
voordat visumverplichtingen worden versoepeld of opgeheven. Dit proces kan
ervoor zorgen dat mobiliteit in een veilige omgeving mogelijk is. Het
is zaak de totaalaanpak nog sterker te verbinden met en te integreren in het buitenlands
beleid van de EU. De totaalaanpak moet in een zo breed mogelijke context
worden gedefinieerd als het overkoepelende kader van het externe
migratiebeleid van de EU en een aanvulling vormen op andere, en bredere,
doelstellingen waaraan op het gebied van het buitenlands beleid en de
ontwikkelingssamenwerking van de EU wordt gewerkt[8]. Er zijn in die
richting sinds 2005 grote vorderingen gemaakt, maar meer inspanningen zijn
nodig om alle potentiële synergieën tussen deze beleidsvormen en met het
handelsbeleid ten volle te kunnen benutten. De EU en haar lidstaten moeten
strategieën en programma's ontwikkelen waarin migratie en mobiliteit,
buitenlands beleid en ontwikkelingsdoelstellingen op samenhangende en
geïntegreerde wijze worden aangepakt. De oprichting van de Europese Dienst voor
extern optreden (EDEO) moet het makkelijker maken de verscheidenheid aan
beleidsvormen en instrumenten waarover de EU beschikt coherent toe te passen. De dialogen op het gebied van migratie en
mobiliteit vormen de motoren van de TAMM en moeten zo veel mogelijk worden
gestandaardiseerd. Ze moeten gevoerd worden binnen de bredere kaders voor
bilaterale betrekkingen en dialoog (bijvoorbeeld strategische partnerschappen,
associatieovereenkomsten of partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, samenwerkingsraden
of subcomités daarvan). Dialogen moeten worden gehouden op basis van regionale
processen en op bilateraal/nationaal niveau met de voornaamste
partnerlanden. In voorkomend geval moeten ze worden gevoerd in overeenstemming
met het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid. De dialogen zullen
gebaseerd zijn op regelmatige beleidssturing die op vergaderingen door
hoge ambtenaren wordt gegeven, actieplannen, samenwerkingsinstrumenten en
monitoringmechanismen. Voorts moeten de dialogen ook op lokaal niveau, met name
in het kader van politieke of beleidskwesties, via de EU-delegaties
worden gevoerd. Met migratie en mobiliteit in de context van
de Europa 2020-strategie wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de vitaliteit
en het concurrentievermogen van de EU. Zorgen voor een beroepsbevolking met
het aanpassingsvermogen en de benodigde vaardigheden om in te kunnen spelen op
de voortschrijdende demografische en economische veranderingen, is voor Europa
een strategische prioriteit. Voorts moet de slagkracht van beleid voor
de integratie van migranten in de arbeidsmarkt dringend worden vergroot.
Bestaand beleid moet worden herzien en versterkt omdat de Unie aan urgente
uitdagingen op de arbeidsmarkt het hoofd moet bieden, met name een
tekortschietend scholingsniveau en een aanzienlijke kloof tussen vraag en
aanbod op de arbeidsmarkt. Arbeidsmarktstrategieën om aan de vraag te
beantwoorden en de integratie van legale migranten te bevorderen, moeten met de
lidstaten worden besproken en tot uiting komen in de dialoog met partnerlanden
in geval van mogelijke wederzijdse belangen. Er moet eveneens een dialoog
plaatsvinden met de particuliere sector en werkgevers om te onderzoeken
waarom sommige vacatures moeilijk te vervullen zijn en wat de mogelijkheden zijn
voor een meer op de vraag gericht beleid voor legale immigratie. Voorts zou de overdraagbaarheid
van sociale en pensioenrechten moeten worden verbeterd, omdat zij als
katalysator voor mobiliteit en circulaire migratie kan fungeren en ook als
middel om zwart werken te ontmoedigen. Nauwere samenwerking tussen lidstaten
met betrekking tot de coördinatie van de sociale zekerheid met derde landen zal
zorgen voor meer vooruitgang op dit gebied. De Commissie is voornemens om in
2012 met een Groenboek te komen over het beleid dat nodig is om de
economische-migratiedimensie te integreren in de strategische visie van de EU
inzake werkgelegenheid en groei. Bij het succesvol
integreren van migranten in de maatschappij en de arbeidsmarkt is een cruciale
rol weggelegd voor onderwijs en opleiding. In de context van migratie en
mobiliteit moet daarom meer aandacht worden geschonken aan het beleid inzake
een leven lang leren. Aanbevelingen ·
De totaalaanpak van migratie en mobiliteit
(TAMM) moet worden beschouwd en bevorderd als het overkoepelende kader
van het externe migratiebeleid van de EU dat gebaseerd is op
daadwerkelijk partnerschap met derde landen en migratie- en
mobiliteitsvraagstukken op uitvoerige en evenwichtige aanpakt. De
TAMM moet inspelen op de mogelijkheden en uitdagingen waar de EU met haar
migratiebeleid mee geconfronteerd wordt, en tegelijkertijd voorzien in de ondersteuning
van partners bij de aanpak van hun eigen prioriteiten op het gebied van
migratie en mobiliteit, binnen hun toepasselijke regionale context en kader. ·
De TAMM moet een uitgebreid kader tot stand brengen
waarin migratie en mobiliteit samen met partnerlanden op een coherente en
wederzijds voordelige manier worden beheerd door middel van een beleidsdialoog
en nauwe praktische samenwerking. Deze aanpak moet stevig worden verankerd in
het algemeen buitenlands beleid van de EU, met inbegrip van
ontwikkelingssamenwerking, en goed worden afgestemd op de prioriteiten voor
het interne beleid van de EU. ·
De dialogen over migratie en mobiliteit dienen de
motoren te vormen van de TAMM. Zij vertegenwoordigen het fundamentele proces
waarmee het migratiebeleid van de EU in de externe betrekkingen van de EU wordt
toegepast. Zij hebben ten doel informatie uit te wisselen, gedeelde belangen in
kaart te brengen en vertrouwen en betrokkenheid te kweken als basis voor een
operationele samenwerking die zowel de EU als haar partner(s) ten goede komt. ·
De TAMM moet gezamenlijk in praktijk worden
gebracht door de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden
(EDEO), met inbegrip van de EU-delegaties, en de EU-lidstaten, overeenkomstig
de respectieve institutionele bevoegdheden.
2.
Thematische prioriteiten
Interpersoonlijke contacten door middel van
onderwijs en opleiding, handel en zakelijke activiteiten, culturele
uitwisselingen, toerisme of familiebezoek over grenzen heen spelen een
essentiële rol in het leven van alledag. Een goed beheer van migratie en
mobiliteit van onderdanen van derde landen kan dagelijks waarde scheppen
voor de ontwikkeling van miljoenen mensen, het concurrentievermogen van de EU
vergroten en Europese samenlevingen verrijken. Dit maakt de totaalaanpak van
centraal strategisch belang voor de EU en haar lidstaten. Door een toenemende
mondialisering van de arbeidsmarkt voor hooggekwalificeerden is er al een
hevige strijd om talent. In de dialoog en samenwerking met derde landen moeten
migratie en mobiliteit ook worden geplaatst in het perspectief van de noodzaak
het verkeer van personen in goede banen te leiden. Zonder goed functionerende
grenscontroles, een afname van onregelmatige migratie en een effectief
terugkeerbeleid, zal de EU er niet in slagen meer mogelijkheden te bieden voor
legale migratie en mobiliteit. De legitimiteit van elk beleidskader staat of
valt hiermee. Het welzijn van migranten en een succesvolle integratie zijn er
grotendeels van afhankelijk. De EU zal haar inspanningen opvoeren om
mensenhandel te voorkomen en terug te dringen. Zij zal doorgaan met haar werk
om het beheer van haar buitengrenzen doeltreffender te maken op basis van
gezamenlijke verantwoordelijkheid, solidariteit en meer praktische
samenwerking. Voorts zal zij de op capaciteitsopbouw gerichte operationele
samenwerking met haar partnerlanden intensiveren. De EU en haar lidstaten moeten ook een
voortrekkersrol vervullen bij het bevorderen van een gedeelde mondiale
verantwoordelijkheid op basis van het Geneefse Vluchtelingenverdrag en in nauwe
samenwerking met de UNHCR en andere relevante organisaties en derde landen. De
EU verleent reeds actieve ondersteuning aan internationale bescherming,
maar de externe dimensie van asiel moet in de samenwerking met haar
partners zichtbaarder worden gemaakt. Voorts heeft de Raad zich in zijn
conclusies duidelijk uitgesproken voor een versterking van de externe dimensie
van het EU-asielbeleid en het belang benadrukt van regionale
beschermingsprogramma's in dit verband[9]. Een goed beheer van migratie zal ook grote voordelen
op het gebied van ontwikkeling met zich brengen. Uit gegevens is gebleken
dat migrantenhuishoudens hun welzijn kunnen vergroten door mogelijkheden in het
buitenland om nieuwe vaardigheden en werkervaring op te doen. Migratie en
mobiliteit kunnen ook bevorderlijk zijn voor de buitenlandse directe
investeringen en handelsconnecties, vooral als wordt gekeken naar de rol die de
diasporagemeenschappen spelen. Samenwerking is dus niet alleen belangrijk voor
de landen van herkomst van de migranten, maar ook voor de landen van bestemming
om de ontwikkelingsvoordelen van overschrijvingen van geld en kennis- en innovatieoverdracht
ten volle te benutten. Hoewel het zaak is de mogelijkheden van migranten om bij
te dragen aan de ontwikkeling van hun land van herkomst volledig te erkennen en
door een brede reeks van maatregelen te ondersteunen, moeten ook worden getracht
de kennisvlucht en verspilling van bekwaamheden tegen te gaan en de mobiliteit
van hoogopgeleiden te bevorderen. Deze vier thema's legale
migratie en mobiliteit, onregelmatige migratie en mensenhandel, internationale
bescherming en asielbeleid en optimalisering van de ontwikkelingseffecten van
migratie en mobiliteit moeten fungeren als de vier pijlers van
de TAMM. Indien de EU het vergemakkelijken en beheren van migratie en mobiliteit
systematischer wil aanpakken, moet dit laatste aspect tot uiting komen in de
pijlers inzake legale migratie en inzake migratie en ontwikkeling. Bestrijding
van mensenhandel is van eminent belang en moet een zichtbare dimensie vormen
binnen de pijler inzake onregelmatige migratie. Het voornemen om te gaan
werken met een uitgebreide aanpak in het kader van de TAMM rechtvaardigt een
versterking van het profiel van internationale bescherming en asiel als
een van de TAMM-pijlers. Ook moet de migrant centraal staan in de
TAMM. Het gaat bij migratiebeheer in wezen niet om
'stromen', 'bestanden' en 'routes', maar om mensen. Wil een beleid relevant,
doeltreffend en houdbaar zijn dan moet het zodanig worden vormgegeven dat het
beantwoordt aan de ambities en problemen van de betrokken mensen. Migranten
moetent daarom mondiger worden gemaakt door hun toegang te verschaffen tot alle
informatie over hun mogelijkheden, rechten en plichten die zij nodig hebben. De
Commissie heeft hiertoe maatregelen genomen, zoals het opzetten van een portaalwebsite
van de EU over immigratie, waar dergelijke informatie wordt aangeboden. De mensenrechten van migranten vormen een horizontale dimensie die van belang is voor alle vier
pijlers van de TAMM. Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de
bescherming en positieversterking van kwetsbare migranten, zoals
niet-begeleide minderjarigen, asielzoekers, staatlozen en slachtoffers van
mensenhandel. Dat is vaak ook een prioriteit voor de landen van herkomst van
migranten. Eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de EU is een
cruciaal onderdeel van het EU-migratiebeleid. Het effect van initiatieven in
het kader van de TAMM op de grondrechten moet grondig worden beoordeeld.
Daarnaast moet er meer gedaan worden om het EU-rechtskader, waaronder de nieuwe
richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning, aan de partners van de EU
en aan migranten uit te leggen.. De migrantgerichte benadering moet worden
ontwikkeld en uitgevoerd door middel van een versterkte dialoog met de leden
van de diaspora, migrantengroepen en relevante organisaties. In die dialoog
moeten ook mensenrechtenkwesties worden besproken met betrekking tot migranten
in de EU en, met name, in derde landen. In voorkomend geval moet de
samenwerking op dit vlak in lijn worden gebracht met de dialoog en samenwerking
inzake alle vier de pijlers van de TAMM. Tot slot is klimaatverandering in het
programma van Stockholm erkend als een mondiale uitdaging die migratie en
verplaatsing in toenemende mate in de hand werkt. In dit programma wordt de
Commissie verzocht met een analyse van dit verschijnsel te komen die verder
gaat dan enkel een onderzoek naar de mogelijke effecten van dit verschijnsel op
de immigratie in de Europese Unie. De aanpak van klimaatgerelateerde migratie,
onder meer door aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering,
moet als een onderdeel van de totaalaanpak worden beschouwd. Aanbevelingen ·
De TAMM moet berusten op vier gelijkwaardige
pijlers: (1) organiseren
en bevorderen van legale migratie en mobiliteit; (2) voorkomen
en verminderen van onregelmatige migratie en mensenhandel; (3) bevorderen
van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie van
het asielbeleid; (4) het
zo groot mogelijk maken van het effect van migratie en mobiliteit op
ontwikkeling. ·
De migrant moet centraal staan in de
TAMM. Aan de totaalaanpak moet het beginsel ten grondslag liggen dat bij de
analyse en alle maatregelen de migrant centraal staat en dat hem de middelen
moeten worden aangereikt om toegang te krijgen tot veilige mobiliteit. ·
De mensenrechten van migranten vormen binnen
de TAMM een horizontale dimensie omdat deze dimensie voor alle vier de pijlers
van belang is. De TAMM moet de eerbiediging versterken van de grondrechten en
de mensenrechten van migranten in de landen van herkomst, doorreis en
bestemming.
3.
geografische prioriteiten
De totaalaanpak mag niet in geografische zin
worden beperkt. De TAMM voorziet in een algemene aanpak en een methode.
Wat per regio zal verschillen zijn de intensiteit waarmee en de mate waarin de
aanpak in praktijk wordt gebracht en de mix van toegepaste instrumenten wordt
toegepast. De EU moet ervoor zorgen dat die instrumenten op coherente wijze
worden ingezet overeenkomstig hun doelstellingen en in overeenstemming met de
algehele politieke dialoog van de EU met derde landen. Het differentiatiebeginsel
betekent dat de EU zal streven naar nauwere samenwerking met partners die
belangen delen met en gereed zijn om wederzijdse verplichtingen aan te gaan met
de EU en haar lidstaten. Nieuwe initiatieven zullen worden beoordeeld in het
licht van de huidige regionale en bilaterale prioriteiten van de EU. Regionale
dialogen In de loop der tijd zijn een groot aantal processen
ontstaan op het gebied van de regionale en subregionale dialoog
en samenwerking. Sommige van die processen hielden aanvankelijk geen
direct verband met de EU, maar hebben geleidelijk een EU-dimensie aangenomen.
Bij andere zijn slechts een zeer beperkt aantal EU-lidstaten betrokken. Bij
sommige ontwikkelingen is sprake van overlappende activiteiten die vanuit
politiek, financieel en personeelsperspectief niet langer te handhaven zijn. De
geografische prioriteiten moeten beter worden gedefinieerd, in
overeenstemming met het algehele buitenlands beleid van de Europese Unie en de
realiteit van migratietendensen richting de EU en haar lidstaten. De eerste prioriteit moet het Europees
nabuurschap zijn, in het bijzonder het zuidelijke Middellandse Zeegebied[10] en het Oostelijk
Partnerschap[11],
waar de dimensies van migratie en mobiliteit nauw verweven zijn met de bredere
politieke, economische, sociale en veiligheidssamenwerking, waarbij dialogen
zowel in regionale context als op bilateraal niveau worden gehouden. Er moet
systematisch worden gestreefd naar het aangaan van sterke en nauwe
partnerschappen die gebaseerd zijn op wederzijds vertrouwen en gedeelde
belangen, om de weg te banen naar verdere regionale integratie. Ten tweede moet er met het oog op meer
gerichte processen inzake de migratiedialoog met een breder geografisch bereik,
ten zuiden van de EU prioriteit worden gegeven aan het strategische
partnerschap EU/Afrika inzake migratie, mobiliteit en werkgelegenheid[12]. Richting het oosten moet de
belangrijkste prioriteit het proces van Praag zijn[13]. Deze twee processen moeten
verder worden geconsolideerd als de voornaamste regionale kaders voor de
TAMM-dialoog. Dit moet door middel van passende steunprogramma's worden
bevorderd. Ten derde zullen deze regionale processen
worden aangevuld met bestaande, specifieke subregionale processen die zo
veel mogelijk in overeenstemming met de overkoepelende kaders moeten worden
gebracht. In het zuiden heeft dit betrekking op het proces van Rabat[14] (voor West-Afrika) en een
eventueel (nog nader te onderzoeken) aanvullend subregionaal kader in de hoorn
van Afrika/Oost-Afrika. In het oosten moet de overlap tussen het proces
van Praag en het proces van Boedapest[15]
worden aangepakt om ervoor te zorgen dat de beide processen elkaar in
geografisch opzicht beter aanvullen. Na het initiatief in 2010 van het Turkse
voorzitterschap om de landen aan de zijderoutes bij het proces van
Boedapest te betrekken, heeft dit proces als uniek platform voor een informele
dialoog met belangrijke landen van herkomst en doorreis voor de EU aan belang
gewonnen. Het is wenselijk om volgens een goede planning het accent bij alle onder
dit proces vallende activiteiten te verleggen naar de zijderoutes en mogelijk
andere Aziatisch landen. Tot slot zal de dialoog tussen de EU en de
leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille
Oceaan (de dialoog EU/ACS) worden geïntensiveerd, met een nadruk op de
versterking van de operationele aspecten van de tenuitvoerlegging van artikel
13 van de samenwerkingsovereenkomst van Cotonou. De dialoog over migratie
tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (dialoog EU/LAC)
is meer recent aangevangen proces dat vanwege het toenemende belang van deze
regio worden voortgezet. Er moet onderzoek worden gedaan naar manieren om in
Brussel een forum op te zetten voor een effectievere en uitgebreidere dialoog
over migratie tussen de EU en relevante Aziatische landen, omdat deze
EU/Azië-dialoog over migratie naar verwachting steeds belangrijker wordt. Bilaterale
dialogen Uitbreiding van de Europese Unie blijft een
afzonderlijk traject, waarbij een proces met engagement kandidaat-lidstaten en
potentiële kandidaat-lidstaten helpt bij de aanpassing van hun nationale beleid
en wetgevingskaders aan het EU-acquis. Turkije en de landen
van de westelijke Balkan ontwikkelen nauwe partnerschappen en samenwerking
met de EU inzake migratie en mobiliteit. Er bestaan al intensieve dialogen met
deze landen over migratie- en mobiliteitsvraagstukken, die voortgezet zullen
worden tot de toetreding een feit is. Rusland is voor de
EU een belangrijk partnerland. De laatste tijd zijn grote vorderingen gemaakt
op het gebied van migratie en mobiliteit door het op gang brengen van de
migratiedialoog tussen de EU en Rusland en het vaststellen van de gezamenlijke
stappen in het kader van de dialoog inzake visumliberalisering. De Commissie stelt een versterking voor van de
dialoog over migratie en mobiliteit en van de operationele samenwerking met
grote mondiale/regionale economieën in het oosten (India en China)
en in het zuiden (Nigeria en Zuid-Afrika), evenals met andere
ontwikkelingslanden waarmee de EU belangen deelt, voor zover dit haalbaar wordt
geacht. De dialoog met industrielanden als de VS,
Canada en Australië zal gericht blijven op informatie-uitwisseling over
gemeenschappelijke prioriteiten en strategieën in verband met een mondiaal
beheer van migratie en mobiliteit. Voorts moeten de geografische reikwijdte en
relevantie van de totaalaanpak worden verruimd. De aanpak zou zich daarom niet
alleen moeten richten op migratie naar de EU, maar in voorkomende gevallen ook
op inter- en intraregionale migratie en mobiliteit in andere
delen van de wereld. Hoewel deze dimensie niet per definitie een rechtstreekse
impact heeft op de EU, kan zij voor een aantal EU-partners, en daarmee voor de
algehele dialoog en samenwerking van de EU met de landen in kwestie, een zeer
belangrijke rol spelen. De totaalaanpak voorziet tevens in een passend
kader voor de rol van de EU bij een mondiaal beheer van migratie en
mobiliteit. De totaalaanpak stelt de EU in staat om op het internationale
toneel, en dan met name op het wereldforum voor migratie en ontwikkeling, met
één stem te spreken over migratie- en mobiliteitskwesties en tegelijkertijd
brede allianties te smeden in de aanloop naar de VN-dialoog op hoog niveau in
2013 en daarna. Aanbevelingen ·
De TAMM moet daadwerkelijk een totaalaanpak
zijn. De dialoog en de samenwerking op het gebied van migratie moeten op
mondiaal niveau plaatsvinden met betrokkenheid van alle belanghebbende en
relevante partners overeenkomstig de respectieve prioriteiten van deze
partners en de EU. ·
In de TAMM moet sterke nadruk blijven liggen op regionale
dialoogprocessen. Daarmee wordt beoogd de dialoog en samenwerking met de
landen van herkomst, doorreis en bestemming te versterken. Alle vraagstukken en
onderwerpen inzake migratie en mobiliteit die van wederzijds belang zijn, komen
daarbij aan de orde. Hoewel het Europees nabuurschap een belangrijke en bredere
prioriteit blijft, moet het partnerschap EU/Afrika fungeren als het
overkoepelende regionale kader voor het zuiden. Voor het oosten moet dat het proces
van Praag zijn. Andere subregionale processen moeten overeenkomstig worden
aangepast en gestroomlijnd. ·
Op bilateraal niveau moet de TAMM gericht zijn op
een relatief beperkt aantal essentiële partners. Deze bilaterale dialogen vullen
de regionale processen aan en moeten, zo mogelijk, worden gekoppeld
aan overeenkomsten die van toepassing zijn op het gehele spectrum van
samenwerking tussen de EU en het betrokken land. ·
De TAMM moet ook ruimte bieden voor de aanpak van intraregionale
migratie en mobiliteit in andere delen van de wereld indien in de
dialoog wordt vastgesteld dat zij belangrijk zijn om de gestelde doelen te
bereiken. De TAMM moet de EU eveneens in staat stellen toe te werken naar een
actievere rol in mondiaal migratiebeheer.
4.
Uitvoeringsmechanismen
Sedert 2005 is uit
hoofde van diverse thematische en geografische instrumenten van de Europese
Commissie 800 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de financiering van
ongeveer driehonderd migratiegebonden projecten in derde landen. Onder deze
projecten vallen de grote gezamenlijke initiatieven van de Europese Commissie
en organisaties van de Verenigde Naties, de Internationale Organisatie voor
migratie (IOM) of het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van het
migratiebeleid (ICMPD), die gericht zijn op een breed scala van internationale
migratievraagstukken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de
dienstverleningscentra voor migranten in de westelijke Balkan en Azië, het
ACS-waarnemingscentrum voor migratie, regionale beschermingsprogramma's in Afrika
en Oost-Europa, en talrijke projecten om de tenuitvoerlegging te ondersteunen
van mobiliteitspartnerschappen in Oost-Europa (Moldavië en Georgië) en Afrika
(Kaapverdië). In het verleden werd voor de totaalaanpak
voornamelijk gebruikgemaakt van een beperkt aantal specifieke instrumenten: a)
migratieprofielen, die nu wereldwijd in meer dan zeventig landen worden
gebruikt, b) migratiemissies, gezonden naar zeventien landen buiten de EU, c)
samenwerkingsplatforms, opgezet voor een gelimiteerde periode in Ethiopië, en
d) mobiliteitspartnerschappen, in eerste instantie opgezet met Moldavië,
Kaapverdië en Georgië en onlangs met Armenië. Deze instrumenten hebben een
geleidelijke ontwikkeling ondergaan, maar zijn niet allemaal even relevant en
belangrijk en staan niet in een duidelijk en logisch onderling verband. Het externe
migratiebeleid van de EU is echter ook gebaseerd op EU-wetgeving en rechtsinstrumenten
(tot dusver negen visumversoepelingsregelingen, dertien
EU-overnameovereenkomsten en zeven richtlijnen betreffende legale en
onregelmatige migratie), politieke instrumenten (een groot aantal
beleidsdialogen, vaak geruggensteund door actieplannen), operationele
ondersteuning en capaciteitsopbouw (onder meer via EU-agentschappen
zoals FRONTEX, het EASO en de ETF en faciliteiten voor technische bijstand
zoals MIEUX en TAIEX)[16]
en de brede reeks van programma- en projectondersteuning ten behoeve van
talrijke van belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld,
verenigingen van migranten en internationale organisaties. De TAMM berust
op dit hele spectrum van hulpmiddelen en instrumenten,
die op een gestructureerde en systematische wijze moeten worden toegepast. Dit
geschiedt door middel van op maat gesneden bilaterale
partnerschapskaders waarover na onderhandelingen tussen de EU en elk betrokken
prioriteitsland overeenstemming wordt bereikt. Het eerste van deze kaders is het mobiliteitspartnerschap
(MP). Het MP is de proeffase voorbij en moet worden opgewaardeerd en gepromoot
als het belangrijkste kader voor samenwerking op het gebied van migratie en
mobiliteit tussen de EU en haar partners, waarbij het accent in eerste
instantie ligt op de landen van het EU- nabuurschap. Het voorstel om
over een MP te onderhandelen, moet worden ingediend zodra er in de migratie- en
mobiliteitsdialogen een bepaalde mate van vooruitgang is bereikt, waarbij ook
gekeken wordt naar de bredere economische, politieke en veiligheidscontext. Het
MP biedt het uitgebreide kader om te waarborgen dat verplaatsingen van personen
tussen de EU en een partnerland in goede banen worden geleid. Het MP voegt alle
maatregelen bijeen om ervoor te zorgen dat migratie en mobiliteit voor de EU en
haar partners wederzijds voordeel opleveren, zoals bijvoorbeeld kansen voor een
grotere mobiliteit van werknemers. Het
MP is afgestemd op de gedeelde belangen en aandachtspunten van het partnerland
en de EU-participanten. Het hernieuwde MP voorziet in visumversoepeling die
wordt verkregen als na gelijktijdige onderhandeling een overnameovereenkomst is
bereikt. Het is zaak een "meer voor meer"-benadering, die een
element van voorwaardelijkheid veronderstelt, te blijven hanteren om de
transparantie te verbeteren en de sluiting van deze overeenkomsten te
bespoedigen. De EU en haar lidstaten moeten op vrijwillige basis een
steunpakket van afdoende omvang aanbieden dat is afgestemd op
capaciteitsopbouw, informatie-uitwisseling en samenwerking op alle gebieden van
gemeenschappelijk belang. Het
MP zal helpen waarborgen dat de nodige voorwaarden voor een goed beheerde
migratie en mobiliteit in een veilige omgeving aanwezig zijn. De EU
kan voor afzonderlijke partnerlanden en op ad-hocbasis geleidelijke en
voorwaardelijke stappen naar visumliberalisering in overweging nemen, met
inachtneming van haar algehele betrekkingen met het partnerland in kwestie,
mits de rechtsinstrumenten (visumversoepeling en overnameovereenkomsten) en
politieke instrumenten (beleidsdialoog en actieplannen) doeltreffend ten
uitvoer worden gelegd. Een tweede kader als alternatief zou de
gemeenschappelijke agenda inzake migratie en mobiliteit zijn. Deze
agenda is een haalbare optie voor de partnerlanden en voor de EU en haar
lidstaten in gevallen waarin beide zijden de samenwerking weliswaar naar een
hoger plan willen tillen, maar een van beide zijden niet gereed is om alle
verplichtingen en verbintenissen aan te gaan. De agenda moet net als het
mobiliteitspartnerschap een aantal gemeenschappelijke aanbevelingen,
doelstellingen en verbintenissen voor de dialoog en samenwerking bevatten alsmede
een pakket specifieke steunmaatregelen dat wordt aangeboden door de EU en
belanghebbende lidstaten. In een later stadium kan de gemeenschappelijke agenda
dan in onderlinge overeenstemming tot mobiliteitspartnerschap worden
opgewaardeerd. Beide kaders moeten worden vastgesteld door
middel van een gezamenlijke politieke verklaring van de EU en belanghebbende
lidstaten enerzijds, en het partnerland anderzijds. Ze berusten op wederzijdse
verbintenissen zonder formeel bindend te worden. Aanbevelingen ·
De TAMM moet worden geruggensteund door een uitgebreide
reeks instrumenten en twee partnerschapskaders die op flexibele en
op maat gesneden wijze worden ingezet, afhankelijk van de algemene politieke
dialoog tussen de EU en het derde land als zowel de belangen van de EU en de
behoeften van haar partner. ·
Het mobiliteitspartnerschap (MP) moet op
evenwichtige wijze op alle vier de pijlers van de TAMM worden gevestigd, in het
bijzonder met verbintenissen inzake mobiliteit, visumversoepeling en
overnameovereenkomsten. Het kan in voorkomend geval ook aansluiten bij bredere
veiligheidsvraagstukken. De samenwerking zal vergezeld gaan van een steunpakket
dat is afgestemd op capaciteitsopbouw en samenwerking op alle gebieden van
gemeenschappelijk belang. ·
De gemeenschappelijke agenda voor migratie en
mobiliteit (TAMM) moet worden ingevoerd als een alternatief kader
voor het bereiken van overeenstemming over gemeenschappelijke aanbevelingen,
doelstellingen en verbintenissen binnen elk van de vier thematische
TAMM-pijlers. Het fundamentele verschil met het MP is dat dit kader niet per se
vereist dat er wordt onderhandeld over visumversoepeling en
overnameovereenkomsten. In een later stadium kan de gemeenschappelijke agenda
dan in onderlinge overeenstemming tot een mobiliteitspartnerschap worden
opgewaardeerd. ·
De volgende instrumenten kunnen in de verschillende
stadia van de dialoog en operationele samenwerking met EU-partners worden
toegepast en zullen in de kaders van het mobiliteitspartnerschap en de
gemeenschappelijke agenda worden opgenomen: (1) Kennisinstrumenten,
waaronder migratieprofielen, inventariseringsinstrumenten, studies,
statistische rapporten, effectbeoordelingen en onderzoeksmissies; (2) Dialooginstrumenten,
waaronder migratiemissies, seminars en conferenties; (3) Samenwerkingsinstrumenten,
waaronder capaciteitsopbouw, samenwerkingsplatforms, uitwisselingen van
deskundigen, samenwerkingsverbanden, operationele samenwerking en doelgerichte
projecten en programma's.
5.
Operationele prioriteiten
De dialoog van de Europese Unie en de
samenwerking met derde landen moeten gericht zijn op de uitvoering van een
reeks prioritaire acties onder elke van de vier TAMM-pijlers. Alle operationele
activiteiten moeten in overeenstemming zijn met de geografische prioriteiten
van de EU. Daarbij moet voor zover relevant voorrang worden gegeven aan de
belangrijkste EU-partnerlanden. Eerste pijler:
Organiseren en bevorderen van legale migratie en mobiliteit Het Europese beleid inzake de organisatie en
bevordering van legale migratie en mobiliteit in het kader van de TAMM is
gebaseerd op de vooronderstelling dat werkgevers ruime mogelijkheden worden
geboden om op de mondiale arbeidsmarkt de beste personen te vinden om vacatures
te vervullen. Met dit beleid wordt ook geprobeerd getalenteerde mensen uit de
hele wereld nieuwe kansen op werk in Europa te bieden, met volledige
inachtneming van de bevoegdheid van de lidstaten om hun eigen arbeidsmarkten te
beheren. De dialoog en samenwerking van de Europese
Unie met derde landen moeten terug te vinden zijn in de ontwikkeling van de
EU-wetgeving inzake legale migratie, om betere toegang tot informatie over
rechten en kansen te bieden. Daarbij moeten meningen en zorgen van
partnerlanden in acht worden genomen en gemeenschappelijke belangen in kaart
worden gebracht. De behoefte aan vaardigheden in de EU moet een gebied zijn
waar mogelijke complementariteit met prioritaire partnerlanden verder
kan worden verkend. Met de EU-wetgeving inzake langdurig
ingezetenen, gezinshereniging, studenten, onderzoekers en hooggekwalificeerden
zijn de voorwaarden voor toelating en rechten van migranten op bepaalde
kerngebieden geharmoniseerd, waarbij aan de lidstaten het recht voorbehouden
blijft besluiten te nemen over het aantal migranten dat zij voor werk toelaten.
De richtlijn inzake de Europese blauwe kaart is het eerste rechtstreekse
antwoord van de EU op het tekort aan hooggekwalificeerd personeel. Met de Raad en het Europees Parlement zijn
onderhandelingen gaande over de richtlijnen inzake seizoensarbeiders en
binnen ondernemingen overgeplaatst personeel, beide van rechtstreeks belang
voor de arbeidsmarkt. Met deze richtlijnen zou een gemeenschappelijke,
vereenvoudigde en snellere procedure worden ingevoerd. Het voorstel over
seizoensarbeiders voorziet tevens in bescherming tegen uitbuiting en is voor
een groot aantal partnerlanden relevant, in het bijzonder in de landbouw en het
toerisme. Met het tweede voorstel wordt beoogd onder bepaalde voorwaarden toe
te staan dat buiten de EU gevestigde bedrijven leidinggevenden, specialisten en
afgestudeerde stagiairs van derde landen tijdelijk overplaatsen naar hun
vestigingen en aangesloten ondernemingen in lidstaten. De richtlijn betreffende een gecombineerde
vergunning, die naar verwachting spoedig zal worden aangenomen door het
Europees Parlement en de Raad, zal zorgen voor een vereenvoudiging door
invoering van één enkele procedure en een gecombineerde vergunning. De
richtlijn geeft een lijst van gebieden waar, ongeacht de aanvankelijke reden
voor toelating, alle onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven
en werken net zo zullen worden behandeld als EU-onderdanen. Mogelijke
herzieningen van de richtlijnen inzake onderzoekers en studenten kunnen
leiden tot een verdere bevordering van de toelating, het verblijf en de
mobiliteit binnen de EU van deze groepen, die van groot belang zijn voor de
instandhouding van de toekomstige innovatiecapaciteit en concurrentiekracht van
de EU. Om de uitvoering te ondersteunen, zal de EU
dit wettelijk kader toelichten in dialoog met haar partners. Daarnaast is de portaalwebsite
van de EU over immigratie opgezet als online-instrument voor onderdanen van
derde landen die geïnformeerd willen worden over de mogelijkheden en
noodzakelijke procedures om naar de EU te verhuizen en voor degenen die al in
de EU zijn en van de ene naar de andere lidstaat willen verhuizen. In
voorkomend geval moet deze informatiebron worden gecombineerd met maatregelen
vóór vertrek waarin de nadruk ligt op de verbetering van vaardigheden en
kennis van EU-talen. Effectieve integratie, vooral op de
arbeidsmarkt, is essentieel om ervoor te zorgen dat zowel migranten als de
gastsamenlevingen de vruchten van migratie kunnen plukken. Sterkere
diasporagemeenschappen en migrantenondernemers dragen daar ook toe bij. In de
mededeling over de Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde
landen[17]
worden suggesties aan de hand gedaan voor nieuwe benaderingen en
actieterreinen. In de dialoog met EU-partners moet de rol verder worden
onderzocht van diasporagemeenschappen en transnationale netwerken in dit
verband, bijvoorbeeld bij het beter voorbereiden van migranten op hun verblijf
in de lidstaten. In de Europa 2020-strategie wordt beklemtoond
dat bijzondere inspanningen nodig zijn om in de mondiale strijd om talent
hoogopgeleide migranten aan te trekken, en de inburgering van personen met
migrantenachtergrond in Europese samenlevingen te bevorderen. In de werkgelegenheidsrichtsnoeren
worden de lidstaten verzocht om terdege aandacht te besteden aan de
integratie van migranten op de arbeidsmarkten van de EU en in dit verband een
kader te scheppen voor informatie-uitwisseling en coördinatie van
werkgelegenheidsbeleid. Informatie over vacatures wordt verstrekt door
het EURES-netwerk, maar ook voor de openbare diensten voor arbeidsvoorziening
is een belangrijke rol weggelegd, doordat zij mobiele werknemers en
arbeidsmigranten helpen toegang te verkrijgen tot werk. Het Europees
Sociaal Fonds (ESF) verleent financiële steun en helpt de
arbeidsparticipatie van migranten te verhogen. Voorts wordt bijzondere nadruk gelegd op
versterking van de capaciteit van de Unie om in te spelen op de behoeften
van de arbeidsmarkt en de vraag naar vaardigheden. In 2012 wordt de
Europese vacaturemonitor aangevuld met het EU Skills Panorama, dat
voorziet in geactualiseerde voorspellingen betreffende het aanbod van
vaardigheden en de behoeften van de arbeidsmarkt tot 2020. De richtlijn inzake
beroepskwalificaties is op het gebied van valideren van diploma's,
kwalificaties en vaardigheden binnen de EU een belangrijk instrument voor
de mobiliteit binnen de EU, dat eveneens van toepassing is diploma's die buiten
de EU zijn behaald. Overkwalificatie of verspilling van bekwaamheden vormen
ondertussen een wijdverspreid en ernstig probleem onder arbeidsmigranten uit
derde landen dat verder moet worden aangepakt. De EU-regels inzake de coördinatie van de
sociale zekerheid nemen op het vlak van de overdraagbaarheid van
socialezekerheidsrechten nadelen weg en beschermen de verworven rechten met
een grensoverschrijdende dimensie van EU-burgers die zich binnen de EU bewegen
en ook van alle onderdanen van derde landen die legaal verblijf houden in de
EU. In oktober 2010 werden zes besluiten van de Raad vastgesteld inzake het
EU-standpunt betreffende coördinatie op het gebied van sociale zekerheid met
Algerije, Marokko, Tunesië, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek
Macedonië en Israël. Na de formele vaststelling van deze besluiten door de
Associatieraden zal de EU beschikken over een beperkt coördinatiesysteem inzake
sociale zekerheid dat van toepassing is op personen – zowel onderdanen van de
EU als van deze zes landen – die de EU binnenkomen en verlaten. Bovendien zal
de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning, zodra die is aangenomen,
het recht veiligstellen van alle onder deze richtlijn vallende arbeidsmigranten
om hun verworven pensioenrechten over te dragen tegen de voor de onderdanen van
de betrokken lidstaten geldende voorwaarden en tarieven bij verhuizing naar een
derde land. Aangezien mobiliteit van onderdanen van derde
landen nauw verband houdt met het gemeenschappelijk EU-visumbeleid voor
kort verblijf, moeten alle mogelijkheden van de Visumcode worden benut om de
procedures te vereenvoudigen en de transparantie te vergroten. Plaatselijke
Schengensamenwerking en een betere consulaire vertegenwoordiging in derde
landen moeten de kwaliteit van de dienstverlening verder verhogen. Bij
toekomstige herzieningen van het EU-visumbeleid moet rekening worden gehouden
met zichtbare vooruitgang in de EU-dialogen. Bovendien moeten de inspanningen
worden verhoogd om de toekenning van onderzoekstoelagen, studiebeurzen en
opleidingsprogramma's en de afgifte van de vereiste visums en/of
verblijfstitels voor de betrokken onderzoekers nauwer te coördineren. De uitwisseling van praktische informatie
over de onderwerpen aanwerving, erkenning van buiten de EU behaalde
kwalificaties, aanpassing van vaardigheden en arbeidsmarktbemiddeling moet
worden bevorderd door een stevigere samenwerking tussen de nationale
diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaten en het aanmoedigen van
samenwerking tussen deze diensten en andere dienstverleners op het gebied van
werk, zoals particuliere instellingen en sectorale organisaties in de lidstaten
van EU. In dit verband moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden
inzake de erkenning van buitenlandse kwalificaties die al zijn verricht onder
aanvoering van de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en het
ENIC-NARIC-netwerk met het oog op de tenuitvoerlegging van het verdrag van
Lissabon inzake de erkenning van kwalificaties. Grotere mobiliteit voor studenten en
onderzoekers uit derde landen biedt mogelijk ook veel
perspectieven om in te spelen op de behoeften van de arbeidsmarkt in Europa als
sommige studenten na afronding van hun studie werkzaam zouden kunnen zijn. Dit
punt zou nader kunnen worden onderzocht, met inachtneming van de bevoegdheid
van de lidstaten en maatregelen om, bijvoorbeeld via circulaire migratie, de
braindrain te bestrijden. Om dit te bereiken kan met name worden gedacht aan
een betere gebruikmaking van bestaande mobiliteitspartnerschappen, om
uitwisselingen te bevorderen en te vergemakkelijken, van bestaande
internationale mobiliteitsprogramma's en, vanaf 2014, van het toekomstige
enkele programma voor onderwijs, opleiding en jeugd en "Horizon 2020"
(het toekomstig kaderprogramma voor onderzoek en innovatie). De oprichting van institutionele
netwerken en samenwerkingsverbanden tussen universiteiten in de
EU-lidstaten en prioritaire partnerlanden moet worden ondersteund om
studieprogramma's en getuigschriftenprocedures aan beide zijden beter op de
behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen. De EU moet de lidstaten helpen bij
de uitbreiding van hun reeks bilaterale overeenkomsten inzake mobiliteit van
jongeren en deze voorts aanbieden aan landen waarmee een
mobiliteitspartnerschap is gesloten. In het kader van zowel de
mobiliteitspartnerschappen als de gemeenschappelijke agenda's moeten in de
partnerlanden speciale dienstencentra voor migratie en mobiliteit worden
opgericht. Deze centra moeten in de relevante nationale instanties of
arbeidsbureaus worden geïntegreerd, op basis van ervaringen die zijn opgedaan
via het mobiliteitspartnerschap tussen de EU en Moldavië en het centrum voor
informatie en migratiebeheersing in Mali[18].
Met de nadruk op de behoeften van migranten, moeten zij 1) fungeren als één
loket voor personen die informatie en hulp nodig hebben ten aanzien van de
bekrachtiging van hun kwalificaties, de verbetering van vaardigheden en de behoeften
aan vaardigheden op nationaal of regionaal niveau of in de EU, en 2) voorzien
in maatregelen vóór vertrek, bij terugkeer en bij re-integratie. Ook de
portaalwebsite van de EU over immigratie zou hiervoor een nuttig
informatie-instrument zijn. De dienstencentra voor migratie en mobiliteit
moeten assistentie verlenen aan de relevante instanties in de partnerlanden en
EU-lidstaten, met inbegrip van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, om
de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod beter op elkaar af te stemmen en het
behalen van positieve ontwikkelingsresultaten te bevorderen. Op middellange
termijn moeten deze centra tevens worden gekoppeld aan de gemeenschappelijke
visumaanvraagcentra en aan de EU-delegaties om de visumprocedures voor
specifieke categorieën van onderdanen van derde landen te verbeteren en
vereenvoudigen. Het netwerk van
immigratieverbindingsfunctionarissen moet worden uitgebreid met
migratiedeskundigen, waaronder gedetacheerde nationale deskundigen van de
lidstaten in de EU-delegaties, die migratievraagstukken vanuit een breder, meer
omvattend beleidsperspectief kunnen volgen dan consulaire diensten normaliter
doen. Iedere mogelijkheid om EU-agentschappen bij dergelijke
informatie-uitwisselingen en bij nauwere samenwerking met derde landen te
betrekken, moet worden aangegrepen. Aanbevelingen In het kader van de eerste pijler moet de TAMM gericht zijn op de
volgende prioriteiten: ·
Speciale mobiliteitskansen voor jongeren,
studenten, artiesten en cultureel werkers, onderzoekers en academici in de vorm
van aanvullende studiebeurzen, beurzen- en opleidingsprogramma's en mobiliteitsovereenkomsten
voor jongeren. Verbintenissen om de richtlijnen inzake studenten en
onderzoekers volledig ten uitvoer te leggen en zo nodig te wijzigen. ·
Volledige toepassing van de Visumcode en
eventuele wijzigingen ter verbetering van de plaatselijke
Schengensamenwerking en ter verbetering van de consulaire
vertegenwoordiging, indien nodig door de oprichting van gemeenschappelijke
visumaanvraagcentra. ·
Aangaan van samenwerkingsverbanden tussen instellingen op het gebied van het hoger onderwijs en
beroepsopleiding ter aanmoediging van grensoverschrijdende samenwerking en
uitwisseling waarbij studieprogramma's, diplomering en kwalificaties op elkaar
worden afgestemd en op efficiënte wijze worden erkend (via doeltreffende
kwaliteitsborging en vergelijkbaar en consistent gebruik van communautaire
transparantie-instrumenten, en door koppeling van kwalificaties aan het
Europees kwalificatiekader) om de complementariteit met de arbeidsmarkt
duurzaam te verbeteren. ·
Het aansporen van openbare diensten voor
arbeidsvoorziening op EU-niveau om toe te zien op aanwervingsprocedures en de
uitwisseling van goede praktijken inzake arbeidsvoorziening en het afstemmen
van vraag naar en aanbod van werkgelegenheid tussen de lidstaten,
tegenhangers in partnerlanden en andere belanghebbenden. ·
In het kader van zowel de
mobiliteitspartnerschappen als de gemeenschappelijke agenda's moeten in de
partnerlanden speciale dienstencentra voor migratie en mobiliteit worden
opgericht. Op basis van de informatie die beschikbaar is via de portaalwebsite
van de EU over immigratie, zouden zij in samenwerking met de openbare diensten
voor arbeidsvoorziening, EU-agentschappen en andere belanghebbenden de totstandkoming
bevorderen van de maatregelen vóór vertrek die gericht zijn op de aanpassing en
verbetering van vaardigheden en kennis van EU-talen. Tweede pijler:
Voorkomen en verminderen van onregelmatige migratie en mensenhandel De rechtmatigheid van een kader voor migratie
en mobiliteit staat of valt met een efficiënt beheer van onregelmatige
migratie. Veilige migratie wordt ondermijnd door buiten de wet handelende
personen. Samenwerking binnen de EU is essentieel, net als het doel om
partnerschappen met derde landen te versterken om te waarborgen dat mobiliteit
en migratie in ordelijke banen kunnen worden geleid. Migratie en mobiliteit zijn verankerd in de
bredere context van politiek, economisch, sociaal en veiligheidsbeleid. Een
brede uitleg van het begrip veiligheid betekent dat onregelmatige
migratie ook moet worden beschouwd in het kader van georganiseerde
criminaliteit en een gebrek aan recht en rechtsstatelijkheid, dat in stand
wordt gehouden door corruptie en ontoereikende regelgeving. De EU moet voorrang blijven geven aan het overdragen
van vaardigheden, capaciteit en hulpmiddelen aan haar partners om
mensenhandel, mensensmokkel en onregelmatige migratie te voorkomen en te
verminderen en om het geïntegreerd grensbeheer te versterken. Binnen de
EU moet de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake terugkeer en de
richtlijn inzake sancties voor werkgevers worden gewaarborgd en
gecombineerd met andere relevante maatregelen in nauwe samenwerking met derde-landenpartners. In de dialoog en samenwerking met partners
moet worden gestreefd naar de bescherming van de mensenrechten van alle
migranten gedurende het gehele migratieproces. Werkgevers zonder scrupules
moeten worden aangepakt en er moeten maatregelen worden genomen om strafbare
feiten en schendingen van mensenrechten jegens migranten te voorkomen en de
plegers daarvan te vervolgen. Er moeten fatsoenlijke leefomstandigheden worden
verschaft aan migranten in opvangcentra en willekeurige detentie of
inbewaringstelling voor onbepaalde termijn moet worden voorkomen. In het kader
van de uitvoering van het in 2010 vastgestelde actieplan moet bijzondere
aandacht worden geschonken aan niet-begeleide minderjarigen. Het vermogen van FRONTEX om in
partnerschap te werken met autoriteiten van derde landen moet ten volle worden
benut. Immigratieverbindingsfunctionarissen moeten meer partnerlanden betrekken
bij de uitwisseling van informatie met homologe instanties. De relevante
EU-agentschappen[19]
moeten nauwer met elkaar samenwerken met het oog op een betere informatie-uitwisseling
inzake migratie en georganiseerde criminaliteit. Het wordt steeds duidelijker dat de veiligheid
van documenten en diefstal van identiteit een gebied is waarop nauwere
samenwerking wederzijdse voordelen kan opleveren. Aan personen die regelmatig
naar de Unie reizen (zakenlieden, overheidsfunctionarissen, studenten en
onderzoekers) uit derde landen die biometrische reisdocumenten en maatregelen
om de veiligheid van documenten te verbeteren hebben ingevoerd, kan een
eenvoudigere toegang tot de EU worden aangeboden. Verwachte
Commissievoorstellen over slimme grenzen, met inbegrip van een
inreis-/uitreissysteem en een programma voor geregistreerde reizigers, moeten
de weg plaveien voor dergelijke ontwikkelingen. De koppeling van overnameovereenkomsten aan
visumversoepelingsovereenkomsten als onderdeel van het externe
migratiebeleid van de EU kan gunstig zijn voor derde landen omdat er
mobiliteitskansen door ontstaan, terwijl de veiligheid wordt gewaarborgd en
risico's van onregelmatige migratie worden verminderd. Overname en terugkeer
moeten stevig worden ingebed in de bredere totaalaanpak. De Commissie zal steun
verlenen aan landgebonden initiatieven voor toezicht op een deel van de
terugkeer. In het EU-beleid inzake mensenhandel is
gekozen voor een holistische benadering waarin het accent ligt op preventie en
vervolging van misdadigers en de bescherming van slachtoffers. Deze
geïntegreerde visie strookt met een op mensenrechten en slachtoffers gerichte
benadering, met inachtneming van het genderperspectief. Doel is deze misdaad te
voorkomen en mensen die aan op slavernij gelijkende omstandigheden onderworpen
werden een kans te geven er weer boven op te komen en te herintegreren in de
samenleving. Er zal voortzetting worden gegeven aan de systematische integratie
van het EU-beleid inzake mensenhandel in relevante EU-overeenkomsten en
strategische partnerschappen met derde landen, alsook in alle politieke
dialogen over migratie en mobiliteit, rekening houdend met de aanbevelingen van
de Raad[20].
De nadruk zal worden gelegd op een benadering met meer betrokken partijen in
het relevante beleidsspectrum. Centrale onderdelen in dit verband zijn
capaciteitsopbouw en de naleving van internationale normen op dit gebied,
waaronder met name de ratificatie en tenuitvoerlegging van het VN-verdrag tegen
grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijbehorende protocollen
inzake mensenhandel en de smokkel van migranten. De nieuwe geïntegreerde
strategie inzake mensenhandel (gepland voor 2012) zal zorgen voor een betere coördinatie
en samenhang tussen de relevante actoren. Aanbevelingen In het kader van de tweede pijler moet de TAMM gericht zijn op de
volgende prioriteiten: ·
Overdracht van vaardigheden, capaciteiten en
hulpmiddelen aan partners om mensenhandel,
mensensmokkel en onregelmatige migratie te voorkomen en terug te dringen, om
terugkeer en overname te verzekeren en om geïntegreerd grensbeheer te
versterken. ·
Samenwerking op het gebied van documentveiligheid,
die de weg moet plaveien voor visumversoepeling voor personen die geregeld
vanuit prioritaire partnerlanden naar de Unie reizen. ·
Initiatieven om slachtoffers van mensenhandel
beter te beschermen en de middelen aan te reiken om voor zichzelf op te komen. ·
Zorgvuldig toezicht op de tenuitvoerlegging door de
lidstaten van de richtlijn inzake terugkeer en de richtlijn inzake sancties
voor werkgevers, in nauwe samenwerking met partners. ·
Strategisch gebruik van de nieuwe mogelijkheden
voor FRONTEX en uitgebreidere thematische informatie-uitwisselingen tussen immigratieverbindingsfunctionarissen
van de EU en homologe instanties in meer partnerlanden. Derde pijler:
Bevorderen van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie
van het asielbeleid De EU moet de solidariteit met vluchtelingen en ontheemden vergroten
en dergelijke inspanningen moeten een integraal onderdeel van de TAMM gaan
uitmaken. De EU moet haar samenwerking met relevante derde landen intensiveren
om hun asielsystemen en nationale asielwetgeving te versterken en
naleving van internationale normen te waarborgen. Hierdoor kunnen de betrokken
landen een hoger niveau van internationale bescherming bieden aan asielzoekers
en ontheemden die in de regio van herkomst blijven waar conflicten en
vervolging plaatsvinden. De EU moet haar partnerlanden aanmoedigen deze
dimensie in voorkomend geval te integreren in hun nationale strategieën voor
armoedebestrijding. In deze strategieën moet voorts voor zover relevant
aandacht worden besteed aan de verhoudingen tussen vluchtelingen en ontheemden
enerzijds en de lokale bevolking anderzijds, overeenkomstig het programma van
Stockholm van 2009, waarin werd onderstreept dat de externe dimensie van asiel
moet worden opgebouwd om een effectievere bijdrage te leveren aan de oplossing
van situaties waarin sprake is van een langdurig vluchtelingenbestaan. Ook moet de EU derde landen aansporen om iets
te doen aan het vraagstuk van de staatlozen, een zeer kwetsbare groep, door
maatregelen te nemen die de staatloosheid terugdringen. Voorts moet de EU de
ontwikkeling bevorderen van een internationaal rechtskader voor in eigen land
ontheemden, een andere bijzonder kwetsbare groep. De EU moet met haar partners zien te bereiken dat de connecties tussen
internationale bescherming en ontwikkeling beter uit de verf komen. De concepten
en middelen om de overgang tussen humanitaire steun en ontwikkelingshulp te
bevorderen, moeten ook nader worden uitgewerkt. De kaders van het asielbeleid en de capaciteit voor bescherming in
derde landen moeten worden versterkt. Dit moet gebeuren door op grotere schaal
samen te werken met derde landen, onder andere in het kader van regionale
beschermingsprogramma's. Een bijzonder voorbeeld in dit verband is een
regionaal beschermingsprogramma in Noord-Afrika dat Egypte, Tunesië en Libië
omvat. Ook moet het EASO geleidelijk aan meer worden betrokken bij de
opbouw van asielcapaciteit in derde landen, waaronder de ondersteuning van
hervestigingsactiviteiten. Omdat regionale beschermingsprogramma's, tot dusver te weinig zijn
benut, moeten zij worden opgewaardeerd tot het belangrijkste instrument van
deze nieuwe pijler. Bestaande regionale beschermingsprogramma's moeten worden
versterkt en in voorkomend geval moeten er nieuwe worden voorgesteld, mede in
het kader van EU-migratiedialogen met de betrokken regio's en landen. In deze
programma's moet het accent blijven liggen op de opbouw van
beschermingscapaciteit en asielstelsels in partnerlanden en -regio's. Ontwikkelingsprogramma's
voor vluchtelingen en in eigen land ontheemden alsmede programma's voor rampenrisicovermindering
in deze regio's moeten worden voortgezet en zo nodig in overeenstemming met en
in aanvulling op regionale beschermingsprogramma's worden versterkt. Aan
elk regionaal beschermingsprogramma moet een versterkte hervestigingscomponent
worden toegevoegd als teken van internationale solidariteit en als belangrijk
instrument voor het streven naar een geregelde toegang tot duurzame oplossingen
in de EU. Voor veel van de meest kwetsbare vluchtelingen
blijft hervestiging de enige haalbare duurzame oplossing. Tegen die achtergrond
heeft de EU een gemeenschappelijk EU-hervestigingsprogramma opgezet met als
doel hervestiging in de EU te bevorderen en tegelijkertijd op een meer
strategische wijze te benutten. Er moeten meer hervestigingsplaatsen in de EU
worden aangeboden, met daarbij procedurele waarborgen voor de verwerking van
meer hervestigingsdossiers in de landen van eerste opvang. Deze aanpak vereist
meer middelen, vaststelling van procedures en een betere logistieke en
technische capaciteit. Aanbevelingen In het kader
van de derde pijler moet de TAMM gericht zijn op de volgende prioriteiten: ·
Regionale beschermingsprogramma's om de beschermingscapaciteit en de asielstelsels van partnerlanden en
-regio's te versterken. ·
Steun van het EASO voor de opbouw van
asielcapaciteit in derde landen, met inbegrip van steun voor
hervestigingsactiviteiten. ·
Meer hervestiging in de EU in samenwerking met
partners. ·
Versterkte inspanningen om situaties op te
lossen waarin sprake is van een langdurig vluchtelingenbestaan,
waaronder gerichte bijstandsverlening aan ontheemden. Vierde pijler:
Het zo groot mogelijk maken van het ontwikkelingseffect van migratie en
mobiliteit De EU en de internationale gemeenschap hebben
grote vorderingen gemaakt als het gaat om het bevorderen van de positieve
ontwikkelingsresultaten van migratie. Er is veel vooruitgang geboekt bij het
bevorderen van de positieve impact van het door migranten overgemaakte geld en
de vrijwillige initiatieven van de diaspora. De keerzijden ervan, zoals
de braindrain, sociale kosten en afhankelijkheid van buitenlandse financiële
markten, moeten echter ook gezamenlijk via partnerschappen worden aangepakt.
Procedures om toegang te verkrijgen tot het beperkte aantal mogelijkheden voor
legale migratie zijn vaak ondoorzichtig en al te bureaucratisch. Hierdoor
wenden veel migranten zich tot informele bemiddelaars, die vaak banden hebben
met de georganiseerde misdaad. Die keuze stelt de migranten niet alleen bloot
aan meer risico's, misbruik en uitbuiting, maar is ook een aanslag op wat
eigenlijk als hun spaargeld was bedoeld. Inter- en intraregionale migratie in ontwikkelingslanden overtreft ruimschoots de migratie naar de EU.
Deze "zuid-zuid-migratie" levert migranten vaak voordelen op in de
vorm van betere banenkansen en hogere inkomens dan in hun eigen land. Maar ook
hier worden veel migranten blootgesteld aan uitbuiting, misbruik en valse
beloften. Ronselaars, tussenpersonen, werkgevers of georganiseerde criminele
bendes kunnen allemaal azen op argeloze migranten. De beschikbaarstelling van
informatie en steun voor de bescherming van de rechten van migranten is dan ook
van essentieel belang. De EU kan migranten helpen op een fatsoenlijke manier te
migreren en de middelen en kennis mee terug te nemen naar hun landen van
herkomst, waar ze vaak hard nodig zijn[21]. De EU en haar partnerlanden hebben veel
resultaat geboekt met hun inspanningen om diensten voor het overmaken van geld
goedkoper, transparanter, concurrerender en betrouwbaarder te maken.
Halfjaarlijkse verslagen over de beleidscoherentie voor ontwikkeling hebben
verbetering gebracht in de deelname van alle overheidsdiensten in de EU. Er
zijn maatregelen genomen om de betrokkenheid te bevorderen van diasporaverenigingen
bij de ontwikkeling van hun land van herkomst, waarvan de meest recente het
opzetten van een EU-breed diasporaplatform betreft. Een versterkte deelname van
diaspora- en migrantengroepen kan ook bijdragen aan de verwezenlijking
van de doelstelling van de hernieuwde totaalaanpak om de rechten en positieversterking
van migranten systematischer ter hand te nemen. Er zijn maatregelen genomen om de braindrain
te beperken door steun te verlenen aan de WHA-gedragscode voor de
internationale aanwerving van zorgpersoneel. De EU moet de lidstaten helpen bij
hun pogingen om circulaire migratie van gezondheidspersoneel te
vergemakkelijken, zodat kennis en vaardigheden kunnen worden verworven ten
gunste van zowel de landen van herkomst als de landen van bestemming. De
richtlijn inzake de Europese blauwe kaart stelt de lidstaten in staat aanvragen
afwijzen om te zorgen voor een ethisch verantwoorde aanwerving en maakt het
voor de Commissie mogelijk om toe te zien op de toepassing van deze richtlijn
met het oog op een beperking van de braindrain. De EU moet haar steun voor capaciteitsopbouw
in de partnerlanden opvoeren. De coördinatie en coherentie tussen nationaal
migratie- en ontwikkelingsbeleid en de connecties met het creëren van
werkgelegenheid en onderwijs-, gezondheids- en huisvestingsbeleid moeten worden
versterkt. De soms wat al te optimistische toon in het debat over het
'win-win-potentieel' moet worden getemperd door de schaduwzijden van migratie
serieus te nemen, in het bijzonder de sociale kosten van migratie en het
risico dat huishoudens afhankelijk worden van inkomsten uit geldovermakingen.
Partnerregeringen kunnen EU-steun ontvangen om nationale kaders in te voeren
voor de overdracht en overdraagbaarheid van pensioenrechten vanuit het
buitenland, met dien verstande dat de bevoegdheid van de lidstaten op dit
gebied naar behoren in acht wordt genomen. Om migratie geslaagd te kunnen mainstreamen
in het ontwikkelingsdenken is het nodig dat zij integraal deel uitmaakt van
een geheel van sectorale beleidslijnen (op het gebied van landbouw, gezondheid,
onderwijs enzovoort). Tegelijkertijd moeten gerichte migratiegerelateerde
initiatieven worden bevorderd. Zowel in de EU als in haar partnerlanden zijn
professionals vaak nog onvoldoende doordrongen van het belang van
migratievraagstukken voor ontwikkeling en daar moet wat aan worden gedaan. Het
is in dit verband essentieel om uitdagingen op het gebied van intraregionale
migratie als een van de thema's in het kader van de TAMM te integreren, zodat
de mogelijk gunstige rol van migratie in regionale samenwerking en ontwikkeling
naar behoren kan worden vastgesteld en bevorderd. Daarnaast moeten
partnerlanden bewuster worden gemaakt van hun mogelijkheden om
ontwikkelingsfinanciering te reserveren voor migratiegerelateerde initiatieven
in de nationale indicatieve programma's, waarin hun ontwikkelingssamenwerking
met de EU wordt vastgesteld. Dit verband moet verder worden uitgediept in het
kader van het ontwikkelingsbeleid. Beleidscoherentie
kan ook worden bevorderd met behulp van uitgebreide migratieprofielen,
die steeds vaker worden gebruikt om een betere en meer duurzame kennisbasis tot
stand te brengen met betrekking tot het verband tussen migratie en
ontwikkeling. Hierbij worden alle relevante belanghebbenden bijeengebracht in
een landgebonden proces om gegevenslacunes en –behoeften vast te stellen en op
te vullen op het gebied van actuele migratiepatronen, arbeidsmarkttendensen,
wetgevings- en beleidskaders, informatie over overmakingsstromen, diaspora's en
andere ontwikkelingsgebonden gegevens. Zeggenschap en aanpak moeten bij het
partnerland berusten en de duurzaamheid moet door middel van een adequate
capaciteitsopbouw worden verzekerd. Aanbevelingen In het kader
van de vierde pijler moet de TAMM gericht zijn op de volgende prioriteiten: ·
Het bevorderen van de WHA-gedragscode voor
de internationale aanwerving van zorgpersoneel en toezien op de toepassing van
de richtlijn inzake de Europese blauwe kaart om de braindrain te beperken. ·
Het onderzoek naar het opzetten van investeringsinstrumenten
van de diaspora voor het kanaliseren van de vrijwillige bijdragen van de
diaspora en beschikbaarstelling van extra EU-middelen ter bevordering van
ontwikkelingsgerichte initiatieven en investeringen in prioritaire landen,
zoals de zuidelijke Middellandse-Zeelanden. ·
Privaat-publieke partnerschappen om migrantenondernemers en kmo's te betrekken bij handel,
investeringen en kennisoverdracht tussen EU-lidstaten en partnerlanden. ·
Onderzoek naar het nut van een jaarlijks forum
over geldovermakingen en aanbevelingen (tegen het eind van 2012) op basis
van een studie over de haalbaarheid van het opzetten van een
gemeenschappelijk EU-portaal over geldovermakingen. ·
Bijstandsverlening aan partnerlanden voor identificatie
van en toezicht op bonafide aanwervers om migranten sterker te
maken, vooral met het oog op het bevorderen van circulaire migratie.
6.
Financiering en toezicht
De succesvolle uitvoering van de totaalaanpak
hangt af van adequate financiering. Geografische en thematische
financiële instrumenten blijven voor de externe samenwerking van vitaal
belang en zullen op uitvoerige en coherente wijze moeten worden ingezet,
voortbouwend op de lessen die geleerd zijn bij bijvoorbeeld het thematisch
programma inzake migratie en asiel (2007-2013). Toekomstige programmerings- en
toewijzingsmodaliteiten van externe EU-instrumenten moeten blijven bijdragen
aan de doelstellingen van de totaalaanpak, met inachtneming van de algemene
doelstellingen van deze instrumenten en in overeenstemming met de daarin
vervatte voorschriften. In aanvulling op deze externe instrumenten en
overeenkomstig het subsidiariteits- en complementariteitsbeginsel moeten het toekomstige
EU-fonds voor asiel en migratie en het fonds voor interne veiligheid
(vooral ten aanzien van het grensbeheer) ook kunnen bijdragen aan de
financiering van de TAMM. Deze fondsen zullen met name van belang zijn voor
activiteiten die in de eerste plaats de belangen van de EU dienen, maar in een
derde land worden uitgevoerd. Ze moeten daarom worden ingezet voor specifieke
activiteiten die de activiteiten aanvullen die al door geografische of andere
instrumenten worden gefinancierd, teneinde overlapping te voorkomen, en op een
wijze die in overeenstemming en samenhang is met overwegingen op het gebied van
buitenlands beleid en/of doelstellingen op het gebied van ontwikkelingsbeleid. De lidstaten
moeten rechtstreekse bijdragen blijven leveren aan de financiering van de
totaalaanpak, bijvoorbeeld in geval van toepassing van de totaalaanpak in hun
bilaterale samenwerking, in geval van participatie in regionale processen en in
geval van deelname aan mobiliteitspartnerschappen en gemeenschappelijke
agenda's met prioritaire partners. Hoewel de betrekkingen tussen de EU en de
partnerregeringen centraal staan in de TAMM, speelt het maatschappelijk
middenveld ook een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van specifieke
initiatieven. Die rol moet tot uitdrukking komen in de financiële en
contractuele regelingen. Ten slotte moet de TAMM doeltreffend in
praktijk worden gebracht en tevens voorzien in een toezichtprocedure. Met
ingang van juni 2013 moet er om de twee jaar een TAMM-verslag worden
uitgebracht. Dit verslag moet gebaseerd zijn op informatie die door lidstaten,
EU-delegaties, EU-agentschappen en partnerlanden wordt verstrekt. De Commissie
en EDEO dienen het verslag gezamenlijk in onder verantwoordelijkheid van
eerstgenoemde. Het verslag is bedoeld voor het toezicht op de
beleidsdoelstellingen die in deze mededeling worden uiteengezet. Alle
belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de dialoog en samenwerking met de
EU komen erin aan de orde. Beoordeeld worden de vorderingen die met de vier
pijlers van de TAMM en met de ingezette instrumenten en hulpmiddelen worden
gemaakt, onder toepassing van een vergelijkbare beoordelingsmethode die een
beeld geeft van de veranderingen in de loop der tijd. Het verslag bevat een
beoordeling of en hoe doelen zijn bereikt alsmede aanbevelingen. Informatie
over de vorderingen met de verschillende dialogen, mobiliteitspartnerschappen
en gemeenschappelijke agenda's voor migratie en mobiliteit moet systematisch
worden verzameld en verspreid, onder andere met behulp van een speciale TAMM-website
(met één openbare interface en één interface voor EU-interne doeleinden,
waarmee tevens de ontwikkeling van een netwerk van EU-contactpunten moet worden
beoogd). Voor dit doel zou een specifiek TAMM-ondersteuningsproject
kunnen worden opgezet. Aanbevelingen ·
De TAMM moet ondersteund blijven worden door een mix
van financieringsinstrumenten die elkaar wederzijds versterken en die door
zowel de EU als haar lidstaten beschikbaar worden gesteld. ·
Op EU-niveau moet deze instrumenten de geografische
en thematische externe instrumenten, het toekomstige fonds voor asiel
en migratie en het toekomstige fonds voor interne veiligheid
omvatten. ·
Om de transparantie te waarborgen en de uitvoering
te verbeteren, moeten de resultaten van de TAMM in een tweejaarlijks voortgangsverslag
worden gepresenteerd en via een speciale website verder worden
verspreid. Conclusies De EU wordt geconfronteerd met tal van
uitdagingen en mogelijkheden op het gebied van migratie en mobiliteit. Om
de EU welvarender te maken, moet haar concurrentiekracht worden versterkt en
moeten talenten en investeringen worden aangetrokken. Met het oog op
mobiliteitsbeheer in een veilige omgeving moet zij haar prioritaire dialoog en
samenwerking met partnerlanden in het nabuurschap van de EU en daarbuiten
voortzetten. Om hulpbehoevende personen internationale bescherming te bieden en
het ontwikkelingseffect van migratie en mobiliteit voor haar partners te vergroten,
moet de EU op het gebied van mondiale governance optreden als een
toonaangevende speler . De Commissie heeft er vertrouwen in dat de EU
en haar lidstaten deze uitdagingen kunnen aangaan met de in deze mededeling
voorgestelde beleidsvoorstellen en operationele maatregelen. Op basis van het uitvoerige politieke en
wettelijke kader voor migratie en mobiliteit, zoals door de Commissie
gepresenteerd in haar mededelingen van 4 en 24 mei 2011, en van zes jaar
ervaring met het in praktijk brengen van de vorige aanpak, is de Commissie
ervan overtuigd dat het nu voor de EU de tijd is om na te denken over hoe een
en ander kan worden geconsolideerd als het overkoepelende kader
voor het externe migratiebeleid van de EU. Om dit doel te bereiken, moet
de totaalaanpak stevig worden verankerd in het algemene buitenlands beleid
van de EU, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking, en beter
worden afgestemd op de prioriteiten voor het interne beleid van de EU. In
overeenstemming met het Verdrag van Lissabon moet de EU met één stem spreken,
ook als het gaat om haar externe migratiebeleid. Om dit proces te structureren en bevorderen
heeft de EU een strategisch beleidskader nodig waarover overeenstemming bestaat
en dat helder, consistent en eenvoudig over te brengen is. Alleen als de EU
haar dialoog en samenwerking met partnerlanden verder intensiveert, zal zij
voldoende zijn toegerust voor migratiebeheer in de Unie en daarbuiten. De Commissie is van mening dat de nieuwe
EU-totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM) voorziet in het strategisch
kader dat nodig is om het optreden van de EU en de lidstaten op dit vlak meerwaarde
te verschaffen. Het doet beter recht aan de zorgen en aspiraties van de EU op
het gebied van migratie en mobiliteit dan maatregelen van de afzonderlijke
lidstaten. De totaalaanpak biedt waardevolle steun en impulsen aan het
bilaterale en nationale beleid van de lidstaten dit terrein. De Commissie, de
EDEO en de lidstaten moeten nauw met elkaar samenwerken om ervoor te zorgen dat
binnen dit gemeenschappelijke EU-kader coherente actie wordt ondernomen
. BIJLAGE Conclusies in het werkdocument van de diensten
van de Commissie over migratie en ontwikkeling Een kernprioriteit van de TAMM blijft het zo
groot mogelijk maken van het positieve effect van migratie op de
ontwikkeling van de partnerlanden (zowel de landen van herkomst als de landen
van bestemming) en het tegelijkertijd beperken van de negatieve gevolgen
van migratie. Er zal een meer op de migrant gerichte aanpak worden gehanteerd,
waarbij voldoende gewicht zal worden toegekend aan de verantwoordelijkheid van
de partnerlanden voor het opzetten van adequaat beleid. Hoewel op het gebied
van de traditionele agenda voor migratie en ontwikkeling tot dusver
aanzienlijke resultaten zijn geboekt, blijven er nog uitdagingen bestaan. Deze
zullen worden aangegaan. Migratie is thans een integraal onderdeel van
een aantal nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën. Verschillende
partnerlanden en -regio's hebben hulp gekregen bij het opzetten en uitvoeren van
hun eigen migratiestrategieën, bij het verzamelen en analyseren van
migratiegegevens en bij de opbouw van de capaciteit van de relevante
instellingen. De EU zal deze inspanningen om migratie in een coherent
ontwikkelingskader en met inachtneming van lokale omstandigheden en
prioriteiten te beheren, blijven ondersteunen. Er wordt in het migratiebeleid van de EU en
haar partnerlanden meer en meer rekening gehouden met ontwikkelingsdoelen. Tegelijkertijd
wordt binnen ontwikkelingsstrategieën steeds meer rekening gehouden met de
migratiedimensie. De EU zal doorgaan met haar inspanningen om de agenda
inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling te bevorderen teneinde
mogelijke inconsistenties in de wetgeving en het beleid van de EU en haar
lidstaten te identificeren en aan te pakken en de capaciteit en mechanismen op
dit vlak in derde landen te versterken. De EU wordt algemeen erkend als een
toonaangevende speler op internationaal niveau wat betreft de bevordering van
het goedkoper en veiliger overmaken van geld naar ontwikkelingslanden
waarbij het effect van de overmakingen op de ontwikkeling wordt versterkt. De
Europese Commissie is begonnen met een studie die haar moet helpen bij het doen
van nieuwe aanbevelingen en het beoordelen van het nut en de haalbaarheid van
een gemeenschappelijk EU-portaal over geldovermakingen. Daarnaast moet meer
werk worden gemaakt van capaciteitsopbouw ter ondersteuning van partnerlanden
die regelgevingskaders willen opzetten, alsmede van de bevordering van
financiële geletterdheid, nieuwe technologieën en de toegang tot kredieten om
een impuls te geven aan productieve investeringen en het scheppen van
werkgelegenheid. In dit verband is de oprichting van een jaarlijks (formeel of
informeel) forum over geldovermakingen een idee dat het overwegen waard kan
zijn. Het is hoe dan ook noodzakelijk dat de EU-lidstaten en de Europese
Commissie meer informatie uitwisselen over geldovermakingsprojecten om
overlapping te voorkomen en de beste praktijk vast te stellen. De EU richt zich sinds enige tijd intensiever
op de ondersteuning van en samenwerking met in Europa gevestigde diasporagroepen
die bereid zijn een bijdrage te leveren aan ontwikkelingsprojecten in hun
landen van herkomst. Daarnaast verleent zij in toenemende mate steun aan
soortgelijke inspanningen van partnerlanden. De EU zal haar werkzaamheden voor
het opzetten van een databank van in de verschillende lidstaten gevestigde
diasporaorganisaties voortzetten om ze vollediger bij de beleidsdialoog te
betrekken en informatie te verspreiden. Zij zal blijven investeren in de
versterking van haar bijdrage aan ontwikkeling en onderzoeken in hoeverre meer
kan worden gedaan met kennis en expertise van haar partner in het bijzonder om
ondernemers en kmo's te steunen. Voorts zal de EU nagaan hoe zij beter kan
bijdragen aan inspanningen die meerwaarde bieden aan de kennis en vaardigheden
van migranten in hun landen van herkomst en of er al dan niet steun kan worden
verleend aan vrijwilligerswerk van diasporaleden en aan door partnerlanden
opgezette diasporafondsen. Er is enige vooruitgang geboekt bij de
bestrijding van de braindrain, met name in de gezondheidssector. In dit
kader is de ondersteuning van arbeidsmarktbeleid en volwaardig werk in de
partnerlanden een andere belangrijke strategie die deze landen moet helpen
deskundig personeel aan te trekken en vast te houden. De EU gaat verder met het
analyseren van voorbeelden van "brain gain" (hersenwinst) en zal
nagaan hoe het aantal succesvolle voorbeelden daarvan kan worden uitgebreid alsmede
hoe "brain waste" (verspilling van bekwaamheden) kan worden
bestreden. Overwogen kan worden om strategieën om geschoold personeel vast te
houden, te integreren in de beleidsdialogen met de partnerlanden over migratie. Circulaire mobiliteit is aangemoedigd door middel van een aantal nationale en
EU-wetgevingsmaatregelen en door specifieke projecten. Een betere overdraagbaarheid
van socialezekerheidsrechten moet worden bevorderd omdat dit een
belangrijke drijfveer kan zijn voor circulaire migratie en, meer in het algemeen,
legale arbeidsmobiliteit. De EU en haar lidstaten moeten doorgaan met het
opzetten van juridische kaders die voorzien in meervoudige inreisvergunningen
en perioden van afwezigheid van het grondgebied van het land van tijdelijk
verblijf, zodat het positieve effect van migratie zo veel mogelijk kan worden
vergroot, zowel voor de migranten zelf als voor de landen van herkomst en
bestemming. De EU werkt toe naar de invoering van een
uitgebreider kader voor bijstand aan en bescherming van migranten tijdens het
afleggen van hun migratieroute, waarbij ook rekening moet worden gehouden met
de sociale gevolgen van migratie. De EU gaat daarmee een stap verder dan de
traditionele agenda. Dit omvat het aanpakken van de gevolgen van
emigratiestromen in de landen van herkomst, met name door het vergroten van de
kennis over en het mitigeren van de nadelige gevolgen voor de achtergebleven
kinderen en familieleden en het in acht nemen van de mogelijk ongunstige
sociale gevolgen van geldovermakingen voor gezinnen en gemeenschappen. De EU
verleent tevens steun aan aanvullende inspanningen voor een duurzame terugkeer,
met inbegrip van maatregelen waardoor mensen in hun levensonderhoud kunnen
voorzien en maatregelen voor herintegratie in de nationale arbeidsmarkt. Deze aanpak omvat de bescherming van de mensenrechten
van alle migranten op doorreis, waarbij het accent ligt op de
bescherming van kwetsbare migranten (niet-begeleide minderjarigen,
asielzoekers, slachtoffers van mensenhandel, gestrande migranten enzovoort) en op
de specifieke behoeften van vrouwen; de ondersteuning van capaciteitsopbouw
voor rechtshandhavingsinstanties en verwijzingssystemen; ondersteuning van
preventie, bescherming en vervolging van strafbare feiten en
mensenrechtenschendingen begaan tegen migranten, met inbegrip van irreguliere
reizigers; en het waarbogen van fatsoenlijke leefomstandigheden voor migranten
in opvangcentra in derde landen. Een versterkte inzet voor een betere integratie
van migranten in landen van bestemming is een wezenlijk onderdeel van deze
aanpak vanwege het verband daarvan met diasporanetwerken en handels-, kennis-
en investeringsstromen. Het inzicht in en de maatregelen voor
maatschappelijke integratie en aanpassing van het sociaal beleid (vooral het
gezondheids- en onderwijsbeleid), economische en arbeidsintegratie en de
bestrijding van xenofobie en sociale uitsluiting moeten beter worden. In
dat opzicht moet men zich meer inzetten voor het mainstreamen van de specifieke
behoeften van gedwongen migranten in het ontwikkelingsbeleid inzake derde
landen. Teneinde de operationele samenwerking
efficiënter te maken en deze doelstellingen te verwezenlijken, zullen
maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de EU-delegaties, onder
andere door middel van specifieke training en de uitwisseling van kennis en
ervaring inzake migratievraagstukken, en maatregelen voor een betere
coördinatie en mobilisering van de financiële instrumenten die de EU tot haar
beschikking heeft, onder meer via meer uitwisselingen met lidstaten van informatie
over hun eigen projecten op het gebied van migratie en ontwikkeling. De recente raadplegingen door de Commissie
bevestigen dat de werkelijkheid en de uitdagingen waar partnerlanden voor staan
met betrekking tot het verband tussen ontwikkeling en migratie aanzienlijk
veelomvattender en ingewikkelder zijn dan de beleidsomgeving waar men zich tot
dusver op heeft gericht. Migratie heeft grote gevolgen voor de
ontwikkeling van derde landen. Verscheidene regeringen hebben hun model voor
economische ontwikkeling gedeeltelijk gebaseerd op immigratie of emigratie,
zonder rekening te houden met de daarmee gepaard gaande economische en
maatschappelijke kosten en gevolgen of de verwachte bijdrage aan groei en
duurzame ontwikkeling. Tal van derde landen hebben te maken met migratiestromen
die een essentiële rol vervullen voor hun economieën, maar beschikken niet over
een gestructureerd en gericht beleidskader. Vaak realiseert men zich niet wat
de synergieën en onderlinge afhankelijkheid zijn tussen migratiebeleid en ander
beleid, zoals binnenlands werkgelegenheidsbeleid of handelsakkoorden. De
invloed van een aantal publieke beleidslijnen inzake migratiepatronen wordt
meestal over het hoofd gezien. Fluctuerende stromen zijn in geval van crises-
of conflictsituaties moeilijk op te vangen en kunnen economieën destabiliseren
en de sociale samenhang ondermijnen. De overheersende rol die de informele
sector in veel ontwikkelingslanden speelt, draagt bij tot de tewerkstelling van
illegaal personeel, met alle problemen (uitbuiting, mensenhandel en -smokkel)
en maatschappelijke gevolgen (bijvoorbeeld "sociale dumping") van
dien. Er is een groeiende behoefte om migratiebeheer
vanuit een ontwikkelingsperspectief te bevorderen op alle niveaus en om het
inzicht in het verband tussen migratie en ontwikkeling te verbeteren, of dat nu
in het overheidsbeleid ter zake van migratie/asiel is of in andere sectoren die
op migratie van invloed kunnen zijn of door migratie worden beïnvloed. De
beschouwingen over deze aspecten moeten in overeenstemming zijn met het
werkprogramma voor de coherentie van het ontwikkelingsbeleid en ook aansluiten
bij de zich ontwikkelende behoeften van partnerlanden. [1] UNDP (2009) Overcoming barriers: Human mobility and
development, Human Development Report; UNHCR (2011) Global Trends 2010. [2] COM(2011) 292/3, Mededeling over een dialoog over
migratie, mobiliteit en veiligheid met de landen van het zuidelijke
Middellandse Zeegebied. [3] Conclusies van de Europese Raad, 23/24 juni 2011. [4] Programma van Stockholm: Document 17024/09 van de Raad,
goedgekeurd door de Europese Raad van 1/2 december 2009.
http://ec.europa.eu/home-affairs/policies/intro/policies_intro_en.htm Actieplan
ter uitvoering van het programma van Stockholm, COM(2010)171 definitief van 20
april 2010: http://ec.europa.eu/home-affairs/policies/intro/policies_intro_en.htm. [5] Europees Migratienetwerk (2011) Key EU Migratory
Statistics; Eurostat (2011) Population and social conditions, 38/2011, 34/2011. [6] http://ec.europa.eu/home-affairs/news/consulting_public/consulting_0021_en.htm. [7] COM(2011) 292/3. [8] Zie bijv. Mededeling COM(2011)637 van de Commissie over
het vergroten van het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid: een agenda voor
verandering. [9] Raad van de Europese Unie, conclusies van de Raad inzake
grenzen, migratie en asiel van 9 en 10 juni 2011. [10] Marokko, Algerije, Tunesië, Libië en Egypte. [11] Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, Georgië, Armenië en
Azerbeidzjan. [12] Partnerschap tussen de EU en alle 53 Afrikaanse staten. [13] Bij het Praagse proces zijn de EU en negentien landen in
het oosten betrokken (westelijke Balkan, Oost-Europa, Rusland, Centraal-Azië,
de zuidelijke Kaukasus en Turkije). [14] Proces waarbij de EU en 27 landen betrokken zijn in West-,
Noord- en Centraal-Afrika. [15] Raadgevend forum van meer dan vijftig landen en tien
internationale organisaties, waaronder China, Bangladesh, Pakistan,
Afghanistan, Iran, Irak, Syrië, Turkije en de landen van Centraal-Azië. [16] FRONTEX is het Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen. EASO is het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken. ETF is de Europese Stichting voor
opleiding. TAIEX is het Bureau voor de uitwisseling van informatie over
technische bijstand, beheerd door de Europese Commissie. MIEUX (Migration EU
Expertise) is een gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie en het ICMPD
om de migratiebeheerscapaciteit van partnerlanden te versterken. [17] COM(2011) 455 definitief [18] Twee voorbeelden zijn het project voor
capaciteitsversterking in Moldavië op het gebied het beheer van arbeidsmigratie
en remigratie in het kader van het mobiliteitspartnerschap met de EU, en het in
Mali gevestigde centrum voor informatie en migratiebeheersing. [19] Relevante agentschappen zijn FRONTEX, EUROPOL, EUROJUST,
de Europese Politieacademie, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken,
het Bureau voor de grondrechten en het Europees Instituut voor
gendergelijkheid. [20] Europese Raad: eerste verslag over de tenuitvoerlegging
van het actiegericht document inzake het versterken van de externe dimensie van
de EU met betrekking tot de bestrijding van de mensenhandel. [21] Zoals uiteengezet in Mededeling COM(2011) 637 van de
Commissie over het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een
agenda voor verandering, helpt de EU ontwikkelingslanden bij de versterking van
hun beleid, capaciteiten en activiteiten in de context van zowel regionale als
mondiale mobiliteit van mensen. Zij steunt de agenda voor fatsoenlijk werk en
sociale bescherming en stimuleert beleidsmaatregelen voor het vergemakkelijken
van regionale arbeidsmobiliteit. Daarnaast steunt zij gerichte inspanningen
voor een volledige benutting van het onderlinge verband tussen migratie,
mobiliteit en werkgelegenheid.