MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering /* COM/2011/0637 definitief */
INHOUDSOPGAVE 1........... Armoede terugdringen in een snel
veranderende wereld................................................... 3 2........... mensenrechten, democratie en andere
kernaspecten van goed bestuur.............................. 5 3........... inclusieve en duurzame groei ten
dienste van menselijke ontwikkeling............................... 7 3.1........ Sociale bescherming, gezondheid,
onderwijs en banen..................................................... 8 3.2........ Bedrijfsklimaat, regionale
integratie en wereldmarkten...................................................... 9 3.3........ Duurzame landbouw en energie....................................................................................... 9 4........... Gedifferentieerde partnerschappen
voor ontwikkeling.................................................... 10 5........... gecoördineerde EU-maatregelen................................................................................... 12 6........... Betere samenhang van het EU-beleid............................................................................ 13 7........... Invoering van de agenda voor
verandering..................................................................... 13
1.
Armoede terugdringen in een snel veranderende wereld
In een cruciale fase – geconfronteerd met
nieuwe wereldwijde uitdagingen, vlak voor de deadline in 2015 voor het bereiken
van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG) en midden in de
voorbereidingen voor het volgende meerjarig financieel kader – moet de EU de
juiste combinatie maken van beleid, instrumenten en middelen om, in het kader
van duurzame ontwikkeling, een efficiënte en doeltreffende strijd tegen armoede
te voeren. De Commissie stelt een agenda voor
verandering voor om de solidariteit van Europa met de ontwikkelingslanden in de
wereld te vergroten. Zoals het Verdrag van Lissabon bepaalt, is
ondersteuning van de inspanningen van ontwikkelingslanden om armoede uit te
bannen, het hoofddoel van het ontwikkelingsbeleid en een prioriteit voor het
externe optreden van de EU als ondersteuning voor het belang dat de EU heeft
bij een stabiele en welvarende wereld. Het
ontwikkelingsbeleid helpt ook andere wereldwijde uitdagingen aan te gaan en
draagt bij aan de Europa 2020-strategie. De EU heeft al heel wat inspanningen
geleverd om armoede te helpen bestrijden, en in het bijzonder om de
millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te helpen bereiken. In veel delen van de wereld heerst echter nog extreme armoede. Door
opeenvolgende mondiale schokken zijn heel wat ontwikkelingslanden nog
kwetsbaarder geworden. De wereldbevolking blijft aangroeien en er moet meer
worden gedaan aan mondiale problemen als conflictpreventie, veiligheid,
milieubescherming en klimaatverandering. Mondiale collectieve voorzieningen op
het vlak van voedselzekerheid, toegang tot water en sanitaire voorzieningen,
energiezekerheid en migratie, moeten worden geleverd. Inmiddels hebben vanuit de bevolking ontstane
bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, aangetoond dat gedegen
vooruitgang op het vlak van de MDG noodzakelijk is, maar niet volstaat. Hieruit
volgen twee conclusies: om te beginnen zijn de doelstellingen voor
ontwikkeling, democratie, mensenrechten, goed bestuur en veiligheid met elkaar
vervlochten; daarnaast is het voor samenlevingen cruciaal dat zij
jongeren een toekomst bieden. Het ontwikkelingsbeleid van de EU moet
rekening houden met de toegenomen verschillen tussen de ontwikkelingslanden.
Onlangs zijn verschillende partnerlanden zelf donor geworden, terwijl
in andere landen de instabiliteit is toegenomen. De EU moet op zoek gaan
naar nieuwe manieren om met hen samen te werken en een meer inclusieve
internationale ontwikkelingsagenda stimuleren. De EU kan ook nauwer samenwerken met de particuliere
sector, stichtingen, het maatschappelijk middenveld en lokale en regionale
overheden, aangezien zij een steeds grotere rol spelen in ontwikkeling. Het Verdrag van Lissabon heeft het
ontwikkelingsbeleid stevig verankerd in het externe optreden van de EU. De invoering van de functie van hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter,
bijgestaan door de Europese dienst voor extern optreden, biedt nieuwe
mogelijkheden voor efficiëntere ontwikkelingssamenwerking en meer geïntegreerde
beleidsvorming. De EU is niet zomaar de 28e Europese donor. De Commissie voert 20% van de collectieve EU-hulpinspanningen uit,
maar is tegelijk ook coördinator en beleidsmaker. De EU is een economische en
handelspartner en haar politieke dialoog, veiligheidsbeleid en beleid op tal
van andere gebieden – handel, landbouw en visserij, maar ook milieu, klimaat,
energie en migratie – hebben een grote invloed op ontwikkelingslanden. De EU
moet deze veelzijdige rol vertalen naar verschillende beleidsmixen die
aangepast zijn aan ieder partnerland. Om echt doeltreffend te zijn, tot
betere resultaten te komen en de zichtbaarheid van de EU te vergroten, moeten
de EU en haar lidstaten met één stem spreken en daar ook naar handelen. In tijden van moeilijke economische en
budgettaire omstandigheden is het van nog groter belang dat steun efficiënt
wordt besteed, zo goed mogelijke resultaten oplevert en gebruikt wordt als
hefboom voor verdere financiering van ontwikkeling. In deze nieuwe context heeft de Commissie in 2010
het initiatief genomen tot een raadpleging over het EU-ontwikkelingsbeleid[1]. Daarin
wordt de relevantie van het bestaande EU-beleidskader bevestigd, maar wordt ook
erkend dat het effect moet worden vergroot. Op een aantal gebieden zijn veranderingen
nodig. De EU moet met name trachten haar aanbod toe te spitsen op partnerlanden
waar het grootst mogelijke effect kan worden bereikt, en haar
ontwikkelingssamenwerking concentreren op het stimuleren van: –
mensenrechten, democratie en andere kernaspecten
van goed bestuur; –
inclusieve en duurzame groei ten dienste van
menselijke ontwikkeling. Voor een zo hoog mogelijk rendement moet dit
gepaard gaan met: –
gedifferentieerde ontwikkelingspartnerschappen; –
gecoördineerde EU-maatregelen; –
beter samenhangend EU-beleid. De
Commissie stelt een agenda voor verandering voor die moet leiden tot: ·
meer EU-samenwerkingsprogramma's voor landen en
regio's, die gericht zijn op de beleidsprioriteiten zoals die in het tweede en
derde punt hieronder worden vermeld; ·
het toespitsen van de EU-activiteiten in ieder land
op ten hoogste drie sectoren; ·
meer EU-hulp voor de meest behoeftige landen waar
de EU echt een verschil kan maken, met inbegrip van kwetsbare staten; ·
meer aandacht hebben voor mensenrechten, democratie
en goed bestuur bij het bepalen van de instrumentenmix en de steunmethoden voor
een land; ·
voortgezette steun voor maatschappelijke integratie
en menselijke ontwikkeling a rato van ten minste 20% van de EU-steun; ·
meer aandacht voor investeringen in sectoren die
inclusieve en duurzame economische groei genereren, als ruggengraat van de
inspanningen om armoede te bestrijden; ·
meer EU-steun via innovatieve financiële
instrumenten, waaronder mogelijkheden om subsidies en leningen te combineren; ·
hulp aan ontwikkelingslanden om hen minder kwetsbaar
te maken voor mondiale schokken als klimaatverandering, achteruitgang van het
ecosysteem en van hulpbronnen, en schommelende en opgedreven prijzen voor
energie en landbouwproducten, door bij voorkeur te investeren in duurzame
landbouw en energie; ·
het aanpakken van uitdagingen op het vlak van
veiligheid, stabiliteit en omschakeling; ·
gezamenlijke responsstrategieën van de EU en de
lidstaten op basis van de eigen ontwikkelingsstrategieën van de partners, met
een sectorale taakverdeling; ·
een gezamenlijk EU-kader voor het rapporteren over
resultaten; ·
een verbeterde coherentie van het
ontwikkelingsbeleid, ook via nieuwe thematische programma's die synergieën
teweegbrengen tussen het algemene belang en de uitroeiing van armoede. De voorgestelde agenda voor verandering
is niet bedoeld om de basisbeginselen van het beleid te herschrijven. Er kan
geen sprake zijn van een afzwakking van de overkoepelende doelstelling van de
EU, namelijk het uitroeien van armoede in het kader van duurzame ontwikkeling,
als bepaald in de Europese consensus inzake ontwikkeling[2]. De EU
houdt vast aan haar verbintenissen op het vlak van ontwikkelingsfinanciering,
het bereiken van de MDG en de doeltreffendheid van steun, net als aan haar
ambities als politiek leider en onmisbare donor. De EU-ontwikkelingsstrategie zal blijven
aansluiten op de ontwikkelingsstrategieën aangestuurd door het partnerland,
overeenkomstig de beginselen van inzake eigen verantwoordelijkheid en
partnerschap. De EU streeft naar meer
wederzijds engagement met de partnerlanden, ook op het vlak van wederzijdse
verantwoordingsplicht over de resultaten. Om
precies te bepalen waar en hoe de EU optreedt, is een dialoog met de landen
binnen een gecoördineerd donorkader nodig. Er wordt ook gestreefd naar
efficiëntere samenwerking in het multilaterale systeem.
2.
mensenrechten, democratie en andere kernaspecten van goed bestuur
Goed bestuur,
in de politieke, economische, sociale en ecologische betekenis, is belangrijk
voor inclusieve en duurzame ontwikkeling. De EU-steun voor goed bestuur moet
veel nadrukkelijker aanwezig zijn in alle partnerschappen, met stimulansen voor resultaatgerichte hervormingen en aandacht voor
de verbintenissen van de partners op het vlak van mensenrechten, democratie
en de rechtsstaat, en bij het beantwoorden aan de vragen en behoeften van
hun bevolking. Alleen interne
krachten kunnen zorgen voor vooruitgang op lange termijn. Daarom moet worden
gestreefd naar een aanpak die is toegespitst op een politieke en beleidsdialoog
met alle belanghebbenden. De mix en het niveau van de steun hangen af van de
situatie van het land, met inbegrip van het vermogen van dat land om
hervormingen door te voeren. Het bestuur kan
ondersteund worden met programma's of projectmatige steun voor actoren en
processen op lokaal, nationaal en sectoraal niveau. Algemene begrotingssteun
van de EU zou moeten worden gekoppeld aan de situatie van het bestuur en de
beleidsdialoog met het partnerland, in overleg met de lidstaten[3]. Als een land zijn
beloften op het vlak van mensenrechten en democratie laat verwateren, moet de
EU meer samenwerken met niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten, en
vormen van steun verlenen waarbij de armen de steun krijgen die zij nodig
hebben. Tegelijk moet de EU blijven overleggen met overheden en niet-overheidsactoren.
In sommige gevallen worden striktere voorwaarden opgelegd. Dat de nadruk ligt op resultaten en
wederzijdse verantwoording, betekent niet dat de EU geen oog heeft voor kwetsbare
situaties waarin de gevolgen zich pas later laten voelen of moeilijker
meetbaar zijn. De EU moet ernaar streven landen in kwetsbare situaties te
helpen bij het opbouwen van goed functionerende en verantwoording verschuldigde
instellingen die basisdiensten aanbieden en de armoedebestrijding ondersteunen.
Beslissingen om zulke landen begrotingssteun te verlenen, worden geval per
geval genomen, waarbij de kosten, baten en risico's worden afgewogen. Het optreden van de EU moet gericht zijn op de
volgende aspecten: ·
Democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. De EU moet steun blijven verlenen aan democratisering, vrije en
eerlijke verkiezingen, de goede werking van instellingen, vrijheid van de media
en toegang tot het internet, bescherming van minderheden, de rechtsstaat en het
gerechtelijke apparaat in de partnerlanden. ·
Gelijkheid van vrouwen en mannen en de
versterking van de rol van de vrouw als
ontwikkelingsactor en vredesbevorderaar[4],
moet via het genderactieplan 2010 worden opgenomen in al het EU-beleidsbeleid
en in alle programma's. ·
Beheer van de openbare sector voor betere dienstverlening. De EU moet steun verlenen aan
nationale programma's ter verbetering van de beleidsformulering, het beheer van
de overheidsfinanciën, met inbegrip van het invoeren en uitbreiden van audit-,
controle- en fraudebestrijdingsinstellingen en -maatregelen, en institutionele
ontwikkeling, met inbegrip van personeelsmanagement. Binnenlandse hervormingen
en begrotingsbeleid in het voordeel van de armeren, zijn belangrijk. ·
Fiscaal beleid en administratie. In haar landenprogramma's blijft de EU eerlijke en transparante
nationale binnenlandse belastingsystemen promoten, in overeenstemming met de
EU-beginselen van goed bestuur op belastinggebied, naast internationale
initiatieven en rapportage per land om financiële transparantie te verhogen. ·
Bestrijding van corruptie. De EU moet haar partnerlanden helpen bij het bestrijden van corruptie,
met beheerprogramma's die ondersteuning bieden voor belangenbehartiging,
bewustmaking en rapportering en die het vermogen vergroten van controle- en
toezichthoudende instanties en het rechtswezen. ·
Maatschappelijk middenveld en lokale overheden. Voortbouwend op de structurele dialoog[5] moet de EU via regelmatige dialoog en
gebruik van goede praktijken haar banden aanhalen met maatschappelijke
organisaties, sociale partners en lokale overheden. Zij moet de opkomst van een
georganiseerd lokaal middenveld schragen, dat zowel een waakhond als een
partner kan zijn bij de dialoog met de nationale overheden. De EU moet manieren
vinden om een beroep te doen op de expertise van de lokale overheden,
bijvoorbeeld via networks of excellence of het opzetten van
partnerschappen. ·
Natuurlijke hulpbronnen. De EU moet processen en instanties voor toezicht beter ondersteunen en
blijven bijdragen aan bestuurlijke hervormingen die streven naar duurzaam en
transparant beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen
en maritieme rijkdommen, en ecosysteemdiensten, met bijzondere aandacht voor
het feit dat armen daarvan afhankelijk zijn, in het bijzonder kleine
boerenbedrijven. ·
Verwevenheid van ontwikkeling en veiligheid. De EU moet ervoor zorgen dat haar doelstellingen op het vlak van
ontwikkelingsbeleid, vredesopbouw, conflictpreventie en internationale
veiligheid (waar ook cyberveiligheid onder valt) elkaar onderling versterken.
De EU moet het door de Raad gevraagde actieplan voor veiligheid, instabiliteit
en ontwikkeling[6],
afwerken en uitvoeren.
3.
inclusieve en duurzame groei ten dienste van menselijke ontwikkeling
Inclusieve en duurzame economische groei is
essentieel bij armoedebestrijding op lange termijn, en groeipatronen
zijn even belangrijk als groeipercentages. De EU moet dan ook meer
stimulansen geven aan inclusieve groei, die wordt afgemeten aan de mate
waarin mensen de kans krijgen om deel te nemen aan en voordeel te halen
uit welvaart en werkgelegenheidsgroei. Het is van essentieel belang dat
fatsoenlijk werk wordt bevorderd, wat onder meer inhoudt dat er banen worden
gecreëerd, de arbeidsrechten worden gewaarborgd en dat er sociale bescherming
en een sociale dialoog is. Ontwikkeling is niet duurzaam als daarbij het
leefmilieu, de biodiversiteit of natuurlijke hulpbronnen worden beschadigd of
als de blootstelling aan of kwetsbaarheid voor natuurrampen toeneemt. Het
EU-ontwikkelingsbeleid zou een "groene economie" moeten ondersteunen
die groei en werkgelegenheid kan scheppen en armoede kan helpen bestrijden door
natuurlijk kapitaal[7]
te waarderen en erin te investeren, onder andere door marktkansen te
ondersteunen voor schonere technologie, efficiënt gebruik van energie en
hulpbronnen, koolstofarme maar toch innovatieve ontwikkeling, gebruik van ICT
en vermindering van niet-duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het zou
ook de veerkracht moeten verbeteren waarmee ontwikkelingslanden reageren op de
gevolgen van de klimaatverandering. De overheid moet partnerschappen aangaan met
particuliere bedrijven, lokale gemeenschappen en het maatschappelijk
middenveld. Sociale verantwoordelijkheid van bedrijven op internationaal
en nationaal niveau kan er mede voor zorgen dat er geen nivellering naar
beneden optreedt op het vlak van mensenrechten en internationale normen op
sociaal en milieugebied, en dat bedrijven verantwoord en in overeenstemming met
internationaal erkende instrumenten handelen. De EU moet haar steun voor inclusieve en
duurzame groei toespitsen op: ·
de sectoren die de basis vormen voor groei en er
mede voor zorgen dat die groei inclusief is, dus in het bijzonder sociale
bescherming, gezondheidszorg en onderwijs; ·
de factoren die inclusieve en duurzame groei mogelijk
maken, met name een sterker ondernemingsklimaat en meer regionale
integratie; ·
de sectoren die een sterk multiplicatoreffect
hebben op de economie van ontwikkelingslanden en die bijdragen aan
milieubescherming, bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, in
het bijzonder duurzame landbouw en energie.
3.1.
Sociale bescherming, gezondheid, onderwijs en banen
De EU moet menselijke ontwikkeling breder
aanpakken. Dit houdt onder meer in dat moet worden gestreefd naar een
gezonde en goed opgeleide bevolking, dat arbeidskrachten de vaardigheden moeten
hebben die de arbeidsmarkt nodig heeft, dat sociale bescherming moet worden
versterkt en dat de kansenongelijkheid moet worden verminderd. De EU moet hervormingen in de sector
ondersteunen die de toegang tot kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg en
opleiding waarborgen en ervoor zorgen dat de lokale vaardigheden de wereldwijde
uitdagingen aankunnen. De EU moet al haar steuninstrumenten benutten, in het
bijzonder de "contracten voor sectorale hervormingen" met
geïntensiveerde beleidsdialoog. De EU moet alomvattende gezondheidssystemen
ontwikkelen en versterken, ongelijkheden in de toegang tot gezondheidszorg
verminderen, coherent beleid stimuleren en de bescherming tegen wereldwijde
gezondheidsbedreigingen verbeteren, wat voor iedereen betere resultaten op
het vlak van gezondheidszorg moet opleveren. De EU moet meer ondersteuning bieden aan goed
onderwijs, zodat jongeren de kennis en vaardigheden kunnen verwerven om
actief deel te nemen aan een samenleving in ontwikkeling. Via
capaciteitsontwikkeling en kennisuitwisseling moet de EU hun beroepsopleiding
ondersteunen zodat zij beter inzetbaar zijn, onderzoek kunnen verrichten
en onderzoeksresultaten kunnen gebruiken. De EU moet steun verlenen aan de agenda
voor fatsoenlijk werk en programma's en minimumvoorzieningen voor sociale
bescherming en moet beleid promoten dat de mobiliteit van regionale
arbeid vergemakkelijkt. De EU zal ook steun verlenen aan doelgerichte
inspanningen om de onderlinge relatie tussen migratie, mobiliteit en
werkgelegenheid ten volle te exploiteren.
3.2.
Bedrijfsklimaat, regionale integratie en
wereldmarkten
Economische groei is alleen realiseerbaar in
een gunstig bedrijfsklimaat. De EU moet de ontwikkeling van concurrerende
plaatselijke particuliere sectoren ondersteunen door het lokale
institutionele en ondernemend vermogen op te bouwen, het midden- en
kleinbedrijf en coöperatieven te ondersteunen, te helpen bij hervormingen van
wet- en regelgeving en de handhaving daarvan (ook het gebruik van elektronische
communicatie als instrument voor de ondersteuning van groei in alle sectoren),
de toegang tot zakelijke en financiële diensten te vergemakkelijken en het
industrie-, landbouw- en innovatiebeleid te stimuleren. Op die manier kunnen ontwikkelingslanden,
en de armste in het bijzonder, de mogelijkheden die de wereldwijd
geïntegreerde markten bieden, beter benutten. Deze inspanningen moeten
gepaard gaan met betere en meer doelgerichte steun voor handelsactiviteiten en
handelsbevordering. In dezelfde geest is het essentieel dat
ontwikkelingslanden omvangrijke particuliere binnen- en buitenlandse
investeringen kunnen aantrekken en behouden en de infrastructuur kunnen
verbeteren. De EU moet nieuwe manieren zoeken om de dialoog met de
particuliere sector aan te gaan, met name door de activiteiten en middelen
te ondersteunen die de particuliere sector inzet voor het leveren van
collectieve goederen. De EU moet overwegen vooraf subsidies toe te kennen en
mechanismen te hanteren voor het delen van risico's, om zo partnerschappen
tussen overheid en particuliere sector en particuliere investeringen te
stimuleren. De EU zou alleen in infrastructuur mogen investeren als de
particuliere sector dat niet op commerciële basis kan. De EU zal haar systemen voor de combinatie van
steunvormen blijven ontwikkelen om zo meer middelen vrij te maken voor
ontwikkeling, daarbij voortbouwend op geslaagde ervaringen als de Europese
investeringsfaciliteiten en het Europese trustfonds voor infrastructuur in
Afrika. In bepaalde sectoren en landen zou een groter percentage
EU-ontwikkelingsmaatregelen moeten worden uitgevoerd via bestaande of nieuwe
financiële instrumenten, zoals een combinatie van subsidies en leningen en
andere mechanismen voor risicodeling, om zo een hefboom te vormen voor
bijkomende middelen en de gevolgen te vergroten. Een EU-platform voor
samenwerking en ontwikkeling, met daarin de Commissie, de lidstaten en de
Europese financiële instellingen, zou dit proces moeten ondersteunen. Regionale ontwikkeling en integratie kunnen een stimulans vormen voor handel en investeringen en kunnen
vrede en stabiliteit brengen. De EU moet haar steun verlenen aan inspanningen
voor regionale en continentale integratie (ook zuid-zuidinitiatieven) via het
beleid van partners op gebieden als markten, infrastructuur en
grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van water, energie en veiligheid.
Er zal steun worden geboden voor het dichten van concurrentiekloven, als
onderdeel van de aanzienlijke en nog toenemende steun van de EU voor
handelsactiviteiten, economische partnerschapsovereenkomsten en andere
vrijhandelsovereenkomsten met ontwikkelingsregio's.
3.3.
Duurzame landbouw en energie
De EU moet haar steun voor landbouw en energie
gebruiken om de ontwikkelingslanden te beschermen tegen schokken (zoals
schaarse middelen of aanvoer, prijsschommelingen) en zo de basis te leggen voor
duurzame groei. Zo moeten ongelijkheden worden weggewerkt en moeten arme mensen
een betere toegang krijgen tot grond, voedsel, water en energie zonder dat het
milieu daaronder lijdt. Voor de landbouw moet de EU steun
verlenen aan duurzame praktijken, waaronder de bescherming van
ecosysteemdiensten. Daarbij moet zij voorrang geven aan lokaal ontwikkelde
praktijken en zich toespitsen op kleinschalige landbouw en bestaanszekerheid op
het platteland, de vorming van producentengroeperingen, de toevoer- en
handelsketen en de inspanningen van de overheid om verantwoorde particuliere
investeringen te vergemakkelijken. De EU moet de normen betreffende voedsel en
het beheer van voedselveiligheid blijven versterken en op internationaal niveau
de schommelingen in voedselprijzen doen afnemen. Op het vlak van energie moet de EU
technologie en deskundigheid bieden, maar ook financieringsmiddelen. Zij moet
daarbij de nadruk leggen op drie belangrijke aspecten: prijsschommelingen en
continuïteit van de energievoorziening, klimaatverandering, met inbegrip van
het toegankelijk maken van technologieën met een lage koolstofemissie, en
toegang tot veilige, betaalbare, schone en duurzame energiediensten[8]. In beide sectoren moet de EU steun verlenen
aan capaciteitsopbouw en technologieoverdracht, ook voor de aanpassing aan en
de beperking van de klimaatverandering. De EU streeft naar langetermijnpartnerschappen
met ontwikkelingslanden op basis van wederzijdse verantwoordingsplicht.
4.
Gedifferentieerde partnerschappen voor ontwikkeling
De EU moet haar middelen proberen in te
zetten waar zij het meest nodig zijn om armoede te bestrijden en het meeste
effect kunnen hebben. In een geografische samenwerking met meer
geavanceerde ontwikkelingslanden die al een gestage groei kennen en/of genoeg
eigen middelen kunnen genereren, is geen plaats voor op subsidies gebaseerde
steun. Aan de andere kant van het spectrum blijven tal van andere landen in
hoge mate afhankelijk van externe steun om hun bevolking een aantal
basisdiensten te kunnen leveren. Daartussenin zitten uiteenlopende situaties
die elk een verschillende beleidsmix en verschillende samenwerkingsregelingen
vergen. Een gedifferentieerde EU-aanpak van de toewijzing van steun en
partnerschappen is dan ook noodzakelijk om het rendement en de impact zo
groot mogelijk te maken. De EU moet het belang blijven inzien van steun
voor ontwikkeling in haar eigen omgeving[9] en in Afrika bezuiden de Sahara[10].
In alle gebieden moeten meer middelen dan in het verleden worden toegekend aan
de meest behoeftige landen, ook de instabiele staten. EU-ontwikkelingshulp moet worden toegekend op
basis van de volgende aspecten: –
De behoeften van een land: beoordeeld op basis van een aantal indicatoren, onder meer rekening
houdend met economische trends en trends op het vlak van maatschappelijke en
menselijke ontwikkeling, met het groeipad en met indicatoren voor kwetsbaarheid
en instabiliteit; –
De capaciteiten van een land: beoordeeld op basis van het vermogen van het land om genoeg financiële,
en in het bijzonder binnenlandse, middelen te genereren, en de mate waarin het
land toegang heeft tot andere financieringsbronnen als internationale markten,
particuliere investeringen of natuurlijke hulpbronnen. Ook met het
absorptievermogen moet rekening worden gehouden. –
De verbintenissen en prestaties van een land: er moet rekening worden gehouden met de investeringen die een land doet
voor onderwijs, gezondheid en sociale bescherming, met de vooruitgang van het
land op het vlak van milieu, democratie en goed bestuur, en met de
deugdelijkheid van het economisch en begrotingsbeleid, met inbegrip van
financieel management. –
De mogelijke impact van de EU-steun: beoordeeld op basis van twee transversale doelstellingen: (1)
Het vergroten van de mate waarin de EU-samenwerking
een stimulans en een steun kan zijn voor hervormingen van het politieke,
economische en ecologische beleid in partnerlanden; (2)
Het vergroten van het hefboomeffect dat
EU-steun kan hebben op andere financieringsbronnen voor ontwikkeling, in het
bijzonder particuliere investeringen. Via een brede politieke en beleidsdialoog
met alle partnerlanden kan de EU de meest geschikte samenwerkingsvorm bepalen,
zodat met kennis van zaken en objectief kan worden beslist over de meest
efficiënte beleidsmix, steunniveaus, steunafspraken en het gebruik van nieuwe
en bestaande financiële instrumenten, en zodat kan worden voortgebouwd op de
eigen ervaring van EU bij het beheren van de overgang. Voor sommige landen kan dit ertoe leiden dat
de EU-subsidies voor ontwikkelingssteun geheel of gedeeltelijk wegvallen, en
dat een heel andere ontwikkelingsrelatie tot stand komt op basis van
leningen, technische samenwerking of ondersteuning voor trilaterale
samenwerking. Er moeten specifieke vormen van steun
worden bepaald voor kwetsbare situaties, om te zorgen voor herstel en
veerkracht, in het bijzonder door nauw samen te werken met de internationale
gemeenschap en te zorgen voor een goede combinatie met humanitaire acties. De
eigen verantwoordelijkheid van zowel de staat als het lokale niveau moet zo
groot mogelijk worden gemaakt, om zo de stabiliteit te waarborgen en te zorgen
dat aan essentiële behoeften wordt voldaan, terwijl tegelijk wordt gezorgd voor
een krachtiger bestuur, meer capaciteit en economische groei, en de opbouw van
een staat centraal blijft staan. Met deze procedure van specifieke
besluitvorming per land kan de EU flexibel genoeg zijn om te reageren op
onverwachte gebeurtenissen als natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen.
5.
gecoördineerde EU-maatregelen
De versnippering en wildgroei van steun
neemt nog toe, ondanks recente pogingen om
donoractiviteiten te coördineren en op elkaar af te stemmen. De EU moet een meer
actieve leidersrol opnemen, zoals het Verdrag van Lissabon trouwens bepaalt, en
moet voorstellen doen om Europese steun efficiënter te maken. Gezamenlijke programmering van de steun van
de EU en de lidstaten kan die versnippering
verminderen en het effect van de aangegane verbintenissen vergroten. Het
doel is te komen tot een eenvoudigere en snellere programmering die een ruime
toepassing krijgt in de praktijk. Als het partnerland zijn eigen strategie heeft
opgesteld, moet de EU die strategie steunen door, waar mogelijk, met de
lidstaten gezamenlijke meerjarige programmeringsdocumenten te ontwikkelen. Als
het partnerland nog geen eigen strategie heeft, zal de EU trachten een
gezamenlijke strategie met de lidstaten te ontwikkelen. Dit moet uiteindelijk uitmonden in één
gemeenschappelijk programmeringsdocument dat de taakverdeling tussen de
sectoren en de financiële toewijzingen per sector en per donor bevat. De EU
en de lidstaten moeten het document volgen als zij hun bilaterale
uitvoeringsplannen opstellen. Niet-EU-donoren die betrokken zijn bij de
procedure voor een bepaald land, moeten hieraan kunnen deelnemen. Om de eigen verantwoordelijkheid van het land
te vergroten, moet de gezamenlijke programmering zo goed mogelijk afgestemd
zijn op de strategiecycli van de partnerlanden. Op operationeel vlak moeten de EU en de
lidstaten gebruik maken van de steuninstrumenten die gezamenlijk optreden
vergemakkelijken, zoals begrotingssteun (in één enkel EU-contract),
EU-beheersfondsen en gedelegeerde samenwerking. Wat de taakverdeling tussen landen betreft,
stimuleert de Commissie de lidstaten om transparanter te handelen bij het in-
of uitstappen, in overeenstemming met de EU-gedragscode inzake taakverdeling[11]. Er is
een gecoördineerde aanpak nodig, met inbegrip van een coördinatiemechanisme
voor de taakverdeling tussen landen. De EU moet een gemeenschappelijk kader ontwikkelen
voor het meten van en communiceren over de resultaten van
ontwikkelingsbeleid, met inbegrip van inclusieve en duurzame groei. In
overeenstemming met het operationele kader inzake doeltreffendheid van
ontwikkelingshulp[12]
zal de EU met partnerlanden en andere donoren werken aan een alomvattende
aanpak van binnenlandse en wederzijdse verantwoordingsplicht en
transparantie, met inbegrip van een versterkte capaciteit om statistieken
ter beschikking te stellen. Transparantie is een hoeksteen van efficiënte
steun waarover verantwoording kan worden afgelegd. De Commissie, die het
internationale initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp als norm
heeft goedgekeurd, is een van de meest transparante donoren. Zij moet, samen
met de lidstaten, haar inspanningen voortzetten.
6.
Betere samenhang van het EU-beleid
De EU is sterk betrokken bij de agenda op het
vlak van beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD) en zal het effect van
het beleid op haar ontwikkelingsdoelstellingen blijven beoordelen. Zij zal de
dialoog tussen landen over PCD versterken en PCD blijven ondersteunen op
internationale fora om een klimaat te scheppen waarin de inspanningen van de
armste landen worden gesteund. Het nieuwe meerjarige financiële kader moet de
PCD versterken. Thematische programma's kunnen een instrument zijn om
wereldwijde problemen aan te pakken en kunnen helpen bij het toepassen van het
EU-beleid op ontwikkelingssamenwerking en bij het uitroeien van armoede. De EU moet haar gecoördineerde
aanpak van veiligheid en armoede versterken en waar nodig de
rechtsgrondslag en procedures aanpassen. De initiatieven van de EU op het vlak
van ontwikkelings-, buitenlands en veiligheidsbeleid moeten ook verbonden
worden, zodat een meer coherente aanpak ontstaat voor vrede, staatsopbouw,
armoedebestrijding en de onderliggende oorzaken van conflicten. De EU streeft
naar een soepele overgang van humanitaire hulp en hulp in een crisissituatie
naar ontwikkelingssamenwerking op lange termijn. Wat het verband
tussen ontwikkeling en migratie betreft, moet de EU de ontwikkelingslanden
helpen bij het versterken van hun beleid, hun vermogen en hun activiteiten op
het vlak van migratie en mobiliteit, om het effect van de toegenomen regionale
en wereldwijde mobiliteit van mensen op ontwikkeling zo groot mogelijk te
maken.
7.
Invoering van de agenda voor verandering
De Commissie
verzoekt de Raad de voorgestelde agenda voor verandering goed te keuren, waarin
de volgende doelstellingen worden nagestreefd: –
de EU het komende decennium de beschikking geven
over een trefzeker ontwikkelingsbeleid en een voortrekkersrol geven in
het opstellen van een omvattende internationale ontwikkelingsagenda tot 2015 en
daarna; –
de veranderingen ondersteunen in partnerlanden om
te komen tot snellere vooruitgang inzake armoedebestrijding en de
millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De diensten van de Commissie en de EEAS zullen
ervoor zorgen dat de richtsnoeren bepaald in deze mededeling steeds sterker tot
uiting komen in de rest van de programmeringscyclus en in toekomstige
programmeringsdocumenten, maar ook in de voorstellen over de structuur,
wetgeving en programmering van toekomstige financiële instrumenten voor extern
optreden. De lidstaten worden aangespoord de agenda uit
te voeren. [1] COM(2010)
629 http://ec.europa.eu/europeaid/how/public-consultations/5241_en.htm
(alleen in het Engels). [2] 2006/C 46/01. [3] COM(2011)
638. [4] SEC(2010)
265 definitief. [5] http://ec.europa.eu/europeaid/who/partners/civil-society/structured-dialogue_en.htm
(in het Engels en het Frans beschikbaar). [6] Conclusies
van de Raad 14919/07 en 15118/07. [7] COM(2011)
363 definitief. [8] Rekening
houdend met lopende initiatieven zoals de VN-groep op hoog niveau voor duurzame
energie voor iedereen. [9] COM(2011)
303. [10] Ook via de
gezamenlijke strategie Afrika-EU. [11] 9558/07. [12] 18239/10.