52011DC0417

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2011/0417 definitief */


INHOUDSOPGAVE

1........... Inleiding.......................................................................................................................... 2

2........... Doelstellingen van de hervorming..................................................................................... 3

2.1........ Meer vis om duurzaam te bevissen.................................................................................. 3

2.2........ Een toekomst voor de visserij‑ en de aquacultuursector en voor de werkgelegenheid in deze sectoren  5

2.3........ Bloeiende kustgemeenschappen...................................................................................... 7

2.4........ Tegemoet komen aan de reële behoeften van de bewuste consument............................... 7

2.5........ Beter bestuur via regionalisering...................................................................................... 8

2.6........ Slimmer financieren......................................................................................................... 9

2.7........ Het internationaliseren van de beginselen van het GVB..................................................... 9

1. Inleiding

In het groenboek over de hervorming van het visserijbeleid[1] wordt geconcludeerd dat het GVB zijn essentiële doelstellingen niet haalt. De visbestanden worden overbevist, de economische toestand van delen van de vloot is ondanks het hoge subsidieniveau fragiel, werken in de visserijsector is onaantrekkelijk en de toestand van talrijke kustgemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserij, is precair. De resultaten van de brede raadpleging die naar aanleiding van het groenboek heeft plaatsgevonden, bevestigen deze analyse[2].

Tegen deze achtergrond stelt de Commissie een ambitieuze hervorming van het GVB voor. De hervorming moet de voorwaarden creëren voor een betere toekomst, zowel voor de visbestanden en de visserij, als voor het mariene milieu dat als draagvlak voor beide fungeert. Het GVB beschikt over een enorm potentieel, als het erom gaat de bouwstenen aan te leveren voor een duurzame visserij die het ecosysteem respecteert, de Europese burger te voorzien van gezonde en kwalitatief hoogstaande visserijproducten, kustgemeenschappen te doen floreren, de visproducerende en de visverwerkende sector rendabel te doen draaien en aantrekkelijke en veilige banen aan te bieden.

De hervorming zal bijdragen tot de Europa 2020‑strategie[3] door toe te werken naar duurzame en inclusieve groei, sterkere cohesie in de kustregio's en robuuste economische prestaties van de sector. De hervorming streeft naar een duurzame exploitatie van levende mariene hulpbronnen en is daarom een sleutelcomponent in het Europese vlaggenschipinitiatief "Efficiënt gebruik van hulpbronnen"[4].

De voorgestelde hervorming draait om duurzaamheid. Duurzaam vissen betekent dat het niveau van de visserij de reproductie van de bestanden niet in gevaar mag brengen en een grote opbrengst op lange termijn moet opleveren. Dit houdt in dat de hoeveelheid vis die in het kader van de visserij uit de zee wordt gehaald, moet worden beheerd. De Commissie stelt voor dat de bestanden tegen 2015 moeten worden geëxploiteerd op een duurzaam niveau dat de "maximale duurzame opbrengst" kan opleveren. Tevens stelt zij voor de praktijk van het overboord zetten van ongewenste vis tegen 2016 te elimineren. Met deze teruggooi gaat immers een onaanvaardbaar groot aandeel van de hulpbronnen verloren.

Indien de bestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst worden geëxploiteerd - zo blijkt uit de beste ramingen[5] - zou de omvang van de bestanden met ca. 70 % toenemen. De totale vangsten zouden met ca. 17 % stijgen, de winstmarges zouden met een factor drie kunnen worden vermenigvuldigd, het rendement van investeringen zou zes keer hoger liggen en de bruto toegevoegde waarde voor de vangstsector zou met bijna 90 % omhoog gaan.

Duurzame visserij zou ertoe leiden dat de vangstsector niet langer aangewezen is op overheidssteun, en zal ook de consument een duidelijk voordeel opleveren, aangezien het in het kader van een dergelijke visserij gemakkelijker zal zijn om in transparante omstandigheden stabiele prijzen te halen. Een sterke, efficiënte en rendabele sector die onder normale marktomstandigheden werkt, zou een belangrijkere en actievere rol spelen in het beheer van de bestanden. Bovendien zou een duurzame visserij bijdragen tot de reductie van de overcapaciteit van de vloot - momenteel één van de voornaamste oorzaken van de overbevissing.

Duurzame visserij is van essentieel belang voor de toekomst van de kustgemeenschappen, die in sommige gevallen speciale maatregelen nodig zullen hebben om hun kleinschalige kustvloot te helpen beheren. De Commissie stelt voor de ontwikkeling van het GVB in te passen in de bredere maritieme economie. Deze aanpak zal uitmonden in samenhangender beleidslijnen voor de zeeën en kustgebieden van de EU en zal de kustgemeenschappen doeltreffender steunen in hun inspanningen om hun bronnen van inkomen te diversifiëren met het oog op een betere levenskwaliteit.

Vis vormt de basishulpbron voor de sector en een bron van gezonde proteïnen voor de mens. Het duurzaam maken van de visserij en de aquacultuur in kust‑ en plattelandsgebieden is in het belang van de samenleving in haar geheel en zal helpen tegemoet te komen aan de toenemende vraag van de consument naar kwalitatief hoogstaande vis en visserijproducten.

Het pakket voor de hervorming van het GVB bestaat uit de volgende componenten:

· een wetgevingsvoorstel voor een basisverordening (ter vervanging van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad),

· een wetgevingsvoorstel op het gebied van marktbeleid (ter vervanging van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad),

· een mededeling over de externe dimensie van het GVB,

· een verslag over Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, met betrekking tot de hoofdstukken "Instandhouding en duurzaamheid" en "Aanpassing van de vangstcapaciteit" en artikel 17, lid 2, over de beperking van de toegang van de vloot in de 12‑zeemijlszone.

In het kader van het meerjarig financieel kader en de financiële vooruitzichten heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel voor het toekomstige financiële instrument ter ondersteuning van het GVB voor de periode 2014 - 2020 gepland dat later in 2011 moet worden aangenomen.

2. Doelstellingen van de hervorming 2.1. Meer vis om duurzaam te bevissen

De visbestanden moeten op een gezond niveau worden gebracht en moeten in een gezonde toestand worden gehouden. Zij moeten worden geëxploiteerd op een niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MSY – maximal sustainable yield) kan opleveren. De maximale duurzame opbrengst is de vangst die jaar na jaar maximaal en veilig kan worden bovengehaald en die de vispopulatie op een niveau houdt dat een maximale productiviteit mogelijk maakt. Exploitatie van de visbestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst is als doelstelling vastgesteld in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en is in 2002 op de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling aangemerkt als een doelstelling die tegen 2015 op mondiaal niveau moet worden gehaald. Dankzij deze doelstelling zal het hervormde GVB beter zijn toegerust om een goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken overeenkomstig de kaderrichtlijn mariene strategie[6]. De doelstelling om tegen 2015 MSY‑niveaus te halen is nu duidelijk verankerd in de voorgestelde basisverordening.

Teruggooi van vis is niet langer aanvaardbaar. Teruggooi stelt de sector in een kwaad daglicht en heeft schadelijke gevolgen voor de duurzame exploitatie van de bestanden, de mariene ecosystemen en de rendabiliteit van de visserij. Bovendien kan de teruggooi de kwaliteit van wetenschappelijk advies beïnvloeden. Het elimineren van de teruggooi moet deel uitmaken van de doelstellingen van het hervormde GVB. In het voorstel voor een basisverordening is een bepaling opgenomen om de sector ertoe te verplichten de vangsten van gereglementeerde soorten aan te landen. Deze verplichting moet binnen een ambitieus, maar realistisch tijdskader worden ingevoerd voor groepen van soorten en zal vergezeld gaan van flankerende maatregelen. Soorten die na te zijn gevangen, een grote kans maken te overleven wanneer ze weer in het water worden gegooid, zullen niet onder de aanlandingsverplichting vallen.

De politieke verbintenis om de bestanden duurzaam te exploiteren, zal, zoals voorheen, tot uiting worden gebracht in nieuwe meerjarige beheersplannen die de oude zullen vervangen. De nieuwe plannen zullen in tegenstelling tot de oude, betrekking hebben op meerdere bestanden en zullen de grote meerderheid van de bestanden afdekken. De lidstaten in het Middellandse‑Zeegebied moeten nationale beheersplannen opstellen voor de visserijtakken die in hun territoriale wateren actief zijn. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van EU‑plannen voor mediterrane visserijtakken met een internationale dimensie. De EU moet niet‑EU‑partners aanmoedigen om soortgelijke langetermijnverbintenissen aan te gaan.

Het visserijbeheer moet gebaseerd zijn op degelijk wetenschappelijk advies en moet in overeenstemming zijn met de ecosysteemgerichte benadering en de voorzorgsbenadering. De Commissie zal net als tevoren bij wetenschappelijke adviesorganen advies inwinnen dat in overeenstemming is met gegarandeerde kwaliteitsnormen. Om het adviesproces te stroomlijnen en de synergie ervan te optimaliseren, mogen de werkzaamheden van de verschillende wetenschappelijke adviesorganen elkaar niet overlappen.

Partnerschappen tussen de wetenschappelijke wereld en de bedrijfswereld kunnen de kwaliteit en de beschikbaarheid van data en kennis verbeteren. Bovendien kunnen deze partnerschappen het wederzijdse begrip tussen marktdeelnemers en wetenschappers bevorderen, zonder dat de onafhankelijkheid van de wetenschappers daarbij in het gedrang komt. Dergelijke partnerschappen moeten dan ook worden aangemoedigd.

Volledige en betrouwbare gegevens zijn van essentieel belang voor de beleidsvorming, zowel bij de voorbereiding, als bij de tenuitvoerlegging en de naleving van het beleid[7]. In het hervormde beleid zullen duidelijke en nieuwe eisen worden vastgesteld waaraan de lidstaten zich op het gebied van verzameling en beschikbaarheid van gegevens moeten houden. De Commissie staat een geïntegreerd Europees informatiesysteem voor het visserijbeheer voor ogen. Dit systeem moet tegemoetkomen aan de behoeften van de gebruikers, moet de kwaliteit van de gegevens verbeteren en moet een geavanceerd visserijbeheer mogelijk maken. Bovendien zal het systeem resulteren in een vereenvoudiging van de voorschriften en de rapportageverplichtingen en, waar mogelijk, in een vermindering van de kosten. De lidstaten zullen nationale programma's voor gegevensverzameling, wetenschappelijk onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij moeten vaststellen en onderling coördineren, willen zij de programma's uit het onderzoekskader van de EU optimaal benutten.

2.2. Een toekomst voor de visserij‑ en de aquacultuursector en voor de werkgelegenheid in deze sectoren

Het GVB moet de voorwaarden creëren voor een sterke, rendabele en concurrerende sector die aantrekkelijke werkgelegenheidskansen kan aanbieden. De visserij‑ en de aquacultuursector moeten efficiënt werken en financieel sterk in hun schoenen staan, zonder daarvoor een beroep te hoeven doen op overheidssteun.

Met de geleidelijke invoering van overdraagbare visserijconcessies, die onder juridisch sluitende voorwaarden tot een efficiënte werking moeten bijdragen, wordt in de voorgestelde basisverordening een marktgebaseerde stimulans geïntroduceerd die moet zorgen voor een sterke en rendabele visserijsector. Uit ervaringen met overdrachten binnen en tussen een aantal lidstaten is gebleken dat systemen van overdraagbare visserijconcessies de vangstcapaciteit kunnen reduceren en de rendabiliteit kunnen opdrijven, zonder dat dit de belastingbetaler een cent kost. In het kader van het voorstel van de Commissie zouden deze concessies weliswaar overdraagbaar zijn, maar slechts binnen een lidstaat. Om vast stellen dat er een reële economische band bestaat tussen de visserijactiviteiten van een vaartuig en de gemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserijsector en de aan de visserij gerelateerde sectoren, kunnen de lidstaten criteria definiëren die in overeenstemming zijn met de EU‑wetgeving. De lidstaten mogen reglementering inzake de overdraagbare visserijconsessies vaststellen teneinde een nauw verband tussen deze concessies en de visserijgemeenschappen te garanderen (door bijvoorbeeld de overdraagbaarheid binnen vlootsegmenten te beperken) en speculatie te voorkomen. De specifieke kenmerken van kleinschalige kustvloten, de bijzondere band tussen deze vloten en de kustgemeenschappen en de kwetsbaarheid van een aantal van deze kleine of middelgrote ondernemingen rechtvaardigen dat de toepassing van overdraagbare visserijconcessies slechts verplicht wordt gesteld voor grote vaartuigen. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van deze regeling.

De overcapaciteit van de vloot blijft één van de voornaamste obstakels voor de totstandbrenging van een duurzame visserij. De nieuwe regeling, die inhoudt dat de vloten op initiatief van de sector middels overdraagbare visserijconcessies zouden worden gereduceerd, vergt geen overheidsfinanciering en zet factoren die overcapaciteit in de hand werken, buitenspel. De regeling zal sommige marktdeelnemers aanmoedigen om hun concessies te verhogen, en anderen ertoe aanzetten de sector te verlaten. Geraamd wordt dat dankzij deze regeling tegen 2022 de inkomens met meer dan 20 % zullen stijgen en de bemanningsleden hun loon met tussen 50 % tot meer dan 100 % zullen zien toenemen. Indien de vangstsector in die richting wordt geherstructureerd, zal de prestatie van de verwerkingssector, via een significante stijging van de bruto toegevoegde waarde, eveneens verbeteren en zullen meer werkgelegenheidskansen worden gecreëerd[8]. Voorts heeft de hervorming tot doel de toekomstige ontwikkeling van de visserijsector te stimuleren en het verlies aan banen te beperken. De hervorming zal leiden tot een herstructurering van de visserijsector en er zullen maatregelen nodig zijn om de werkgelegenheidsdimensie van deze herstructurering te beheren. In dit verband zal het van het grootste belang zijn de sociale partners op alle niveaus bij de ontwikkelingen te betrekken.

Het systeem van overdraagbare visserijconcessies zal bovendien een sociaal aanvaardbare oplossing bieden aan marktdeelnemers die de sector willen verlaten, aangezien zij hun rechten tegen de marktwaarde aan anderen kunnen verkopen.

Aantrekkelijke banen en behoorlijke arbeidsomstandigheden zijn dringende thema's voor de vloten in het algemeen en tal van kleinschalige kustvloten in het bijzonder. Samen met het uitbouwen van de sociale dialoog op alle niveaus is het weer rendabel maken van de vangstsector een efficiënte manier om vissersvaartuigen veiliger te maken, de werkomgeving te verbeteren[9] en van de visserij weer een aantrekkelijke en veilige bron van inkomsten te maken. Het hervormde GVB moet bijdragen tot de modernisering van de arbeidsomstandigheden aan boord van vaartuigen en tot de naleving van de moderne normen op het gebied van gezondheid en veiligheid. De Commissie en de Raad hebben de lidstaten gestimuleerd om het verdrag inzake arbeid in de visserij van de IAO van 2007 te ratificeren. De Commissie zal in het licht van deze overwegingen actief samenwerken met de sociale partners.

Wil men tegemoet komen aan de toenemende mondiale vraag naar vis en visserijproducten, dan is het van essentieel belang dat de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur wordt gestimuleerd. De aquacultuur in de EU neemt diverse vormen aan, van extensieve en traditionele vijver‑ en kustteelt tot industriële hightech bedrijven, met name in het kader van de visteelt op zee. De aquacultuur is een belangrijke economische sector die de duurzame economische groei in kust- en plattelandsgebieden ondersteunt en kan bijdragen tot de instandhouding en de bescherming van milieukenmerken – denk bijvoorbeeld aan de extensieve aquacultuur in wetlands.

De duurzaamheid van de aquacultuur en de kwaliteit en veiligheid van de aquacultuurproducten zijn cruciale factoren op basis waarvan het potentieel van de sector moet worden uitgebouwd en de concurrentiepositie van de sector moet worden verbeterd[10]. De EU moet een duurzame, concurrerende en diverse aquacultuur bevorderen met behulp van het meest geavanceerde onderzoek en toptechnologie, en moet daarbij problemen op het gebied van toegang en administratieve belemmeringen uit de weg ruimen.

Bij de ontwikkeling van de aquacultuur komen aspecten kijken die doorwerken in de hele EU, in de zin dat strategische keuzes van de ene lidstaat gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van deze sector in een andere lidstaat. In het kader van de hervorming zullen de lidstaten ertoe worden verplicht op basis van een aantal strategische EU‑richtsnoeren nationale strategische plannen op te stellen om gunstige voorwaarden te creëren die bevorderlijk zijn voor deze economische sector en die de concurrentiepositie, de duurzame ontwikkeling, de innovatie en de diversifiëring van de sector stimuleren. Met behulp van open coördinatiemethoden kan de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen lidstaten naar een hoger niveau worden getild (bijv. op het gebied van toegang tot ruimte en wateren, vergunningsverlening, enz.).

2.3. Bloeiende kustgemeenschappen

De Commissie is vastbesloten actief bij te dragen tot de bevordering van de groei en de werkgelegenheid in kustgemeenschappen die zijn aangewezen op de visserij en de aquacultuur. De visserij speelt vaak een cruciale rol in de kustgebieden en de ultraperifere gebieden van de EU.

Kleinschalige kustvloten en aquacultuur zijn in bepaalde gebieden van dermate groot sociaal en economisch belang dat specifieke maatregelen voor deze vloten aan de orde zijn. In het kader van deze maatregelen moet groene, slimme en inclusieve groei worden ondersteund en moet worden bijgedragen tot duurzame, lage‑impact visserij en aquacultuur, innovatie, inkomstendiversifiëring, reconversie, wetenschappelijke verbetering en een nalevingscultuur.

2.4. Tegemoet komen aan de reële behoeften van de bewuste consument

Wat de afzet van visserij‑ en aquacultuurproducten betreft, moet meer rekening worden gehouden met de behoeften van de consumenten en moet meer worden gedaan om het vertrouwen in deze producten te versterken. Het voorstel heeft in dit verband tot doel de voor de consument bestemde informatie over product‑ en productiekenmerken uit te breiden en, waar nodig, vrijwillige etikettering over, bijvoorbeeld, productietechnieken of milieuclaims mogelijk te maken.

De producentenorganisaties zullen in staat worden gesteld hun productie beter te plannen aan de hand van jaarplannen die het mogelijk moeten maken om ook in het kader van duurzame visserijactiviteiten de vraag en het aanbod, zowel op kwantitatief als op kwalitatief gebied, accurater op elkaar af te stemmen. Deze aanpak zal helpen specifieke behoeften in te vullen en de productkwaliteit te verbeteren. Dankzij betere informatieverzameling en ‑verspreiding via marktonderzoek zal men een beter inzicht krijgen in de visserij‑ en de aquacultuurmarkten en in de vraag van de consument.

2.5. Beter bestuur via regionalisering

De gecentraliseerde, van bovenaf gestuurde benadering maakt het moeilijk het GVB aan te passen aan de specifieke kenmerken van de verschillende zeegebieden in de EU. Lidstaten en belanghebbende partijen zouden meer verantwoordelijkheid opnemen als het hulpbronnenbeheer op visserijtakniveau wordt aangepakt en zouden dan ook beter toezien op de samenhang van dat beheer met andere maatregelen die in elk zeegebied worden genomen.

De Commissie stelt een agenda voor met ambitieuze doelstellingen op het gebied van regionalisering en vereenvoudiging. De EU‑visserijwetgeving die centraal wordt vastgesteld, moet zich concentreren op doelstellingen, streefdoelen, gemeenschappelijke minimumnormen en ‑resultaten en omzettingstermijnen. De voornaamste beslissingen worden weliswaar op EU‑niveau genomen, maar de lidstaten krijgen ruimte om, onder toezicht van de Commissie en in volledige overeenstemming met de EU‑wetgeving, andere maatregelen voor visserijbeheer vast te stellen.

Met het oog op een doeltreffend beheer kan een lidstaat bijvoorbeeld een mix van technische instandhoudingsmaatregelen en antiteruggooimaatregelen vaststellen die op zijn wensen is afgestemd. Vervolgens zou hij deze maatregelen in zijn eigen wetgeving ten uitvoer kunnen leggen. De regionalisering zou doordringen tot op het laagste niveau in de vorm van meer zelfbeheer voor de visserijsector: de betrokkenheid van de vissers bij het beleid en het draagvlak van de vissers voor het beleid zouden op die manier worden vergroot, wat op zijn beurt de naleving van de voorschriften ten goede komt. De Commissie stelt voor de vissersorganisaties een veel grotere rol toe te bedelen en deze organisaties, op het gebied van zowel planning als uitvoering, meer kansen te geven om de bestanden duurzaam te exploiteren. Efficiënte producentenorganisaties zullen dan actief ingrijpen in de planning van de visserijactiviteiten van hun leden, in het stabiliseren van de markten, in het beheer van de quota, de visserijinspanning en de vloten van hun leden (met een optimale quotabenutting tot gevolg) en in het elimineren van de teruggooi door het uitwisselen en leasen van quota en het specifiek behandelen van ongewenste vangsten.

Uitgaande van bestaande ervaring is de Commissie van plan om in het kader van het regionaliseringsmodel de rol van de adviesraden bij de adviesverlening over het instandhoudingsbeleid te behouden en uit te breiden. De adviesraden zouden hun activiteiten kunnen uitbreiden tot andere gebieden van marien beheer die gevolgen hebben voor de visserijactiviteiten. Gezien de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee (een ingesloten zeegebied dat wordt gedeeld met vier landen die niet als lid bij de EU zijn aangesloten) stelt de Commissie voor om een adviesraad voor de Zwarte Zee op te richten. Een dergelijk orgaan kan de Commissie adviseren over instandhoudingsbeleid, onderzoek, gegevensverzameling en innovatie, en kan de samenwerking tussen Roemenië, Bulgarije en hun in hetzelfde zeegebied gelegen buurlanden een forse impuls geven. Bovendien zou het een essentiële rol kunnen spelen in het stimuleren van een regionaal samenwerkingsmodel dat is afstemd op de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee.

Vanwege de specifieke kenmerken van de aquacultuursector dient een speciaal orgaan te worden opgericht in het kader waarvan belanghebbende partijen kunnen worden geraadpleegd over duidelijk omschreven aspecten van het beleid die gevolgen kunnen hebben voor de aquacultuur. De Commissie stelt voor hiertoe een adviesraad voor aquacultuur op te richten.

Wat onderwerpen betreft die niet onder de bevoegdheid van de adviesraden vallen, wil de Commissie zorgen voor een zo breed mogelijke, maar kosteneffectieve betrokkenheid van alle belanghebbende partijen. Voorts zal een flexibel, gestroomlijnd mechanisme op poten worden gezet om de Commissie van advies en expertise te voorzien.

Het succes van de voorgestelde hervorming van het GVB zal voor een groot deel worden bepaald door het al dan niet slagen van een combinatie van naleving door de marktdeelnemers en doeltreffende handhaving door de overheid. De hervormingsvoorstellen bouwen voort op de nieuwe verordeningen op het gebied van controle en IOO‑visserij[11]. Bovendien wordt in de voorgestelde basisverordening het beginsel van de conditionaliteit ingevoerd. Dit houdt in dat bepaalde financiële of andere middelen slechts aan de lidstaten of de individuele marktdeelnemers ter beschikking worden gesteld wanneer deze de GVB‑voorschriften naleven.

2.6. Slimmer financieren

In de toekomst zal – weliswaar voor het hele gamma aan activiteiten, van primaire productie tot verwerking en afzet – slechts financiële EU‑steun mogen worden verleend indien die steun er uitsluitend op gericht is de doelstellingen van het GVB te verwezenlijken. De overheidsfinanciering van de sector zal grondig worden hervormd en vereenvoudigd en moeten sporen met de doelstellingen van het nieuwe GVB. Deze financiering zal volledig moeten aansluiten op de doelstellingen van Europa 2020. Voorts stelt de Commissie voor om de interventieregeling in het kader van de gemeenschappelijke marktordening te moderniseren. Deze regeling is niet langer een weerspiegeling van de veranderingen in vraag en aanbod. Overheidsgeld spenderen om vis te vernietigen, is niet meer verdedigbaar. De huidige regeling zal worden vervangen door een vereenvoudigd opslagmechanisme dat een minimale marktstabiliteit moet garanderen.

2.7. Het internationaliseren van de beginselen van het GVB

De externe acties van de EU moeten in overeenstemming zijn met de beginselen en doelstellingen van het GVB, namelijk duurzaamheid en de noodzaak de mariene ecosystemen te vrijwaren. Bij het ondernemen van acties moet de beste beschikbare wetenschappelijke kennis worden ontwikkeld en gebruikt en moet nauwer worden samengewerkt met het oog op een betere naleving. In een afzonderlijke mededeling stelt de Commissie de nieuwe richtsnoeren voor de externe dimensie van het GVB voor.

De EU zal een grotere rol spelen in de regionale organisaties voor visserijbeheer, met als doel deze te versterken. Zij zal, met dezelfde doelstelling voor ogen, hetzelfde doen in multilaterale organen, zoals de VN of de Voedsel‑ en Landbouworganisatie (FAO). Tevens zal de EU het duurzame beheer van hulpbronnen stimuleren via een intensievere dialoog met essentiële partners en verdere verbintenissen met niet‑EU‑landen. Bovendien zal zij haar werkzaamheden in het kader van bepaalde acties opvoeren, met name op het gebied van de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde activiteiten en de reductie van de vlootcapaciteit.

In duurzamevisserijovereenkomsten met niet‑EU‑landen moet de nadruk worden gelegd op het streven naar een meer duurzaam beheer van de visserijhulpbronnen, door in deze overeenkomsten een transparantieclausule op te nemen die moet garanderen dat EU‑vaartuigen uitsluitend vissen op hulpbronnen die het partnerland zelf niet kan of wil bevissen. In de duurzamevisserijovereenkomsten moet meer aandacht worden besteed aan wetenschap, toezicht, controle en bewaking. In alle overeenkomsten die in de toekomst worden gesloten, moet een mensenrechtenclausule worden opgenomen.

In het kader van de zogenaamde noordelijke overeenkomsten zal de EU de doelstellingen van het GVB blijven bevorderen en toepassen. In deze overeenkomsten is voorzien dat de EU de hulpbronnen die zij in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Noordelijke IJszee, de Oostzee en de Noordzee deelt met niet‑EU‑landen, samen met die landen beheert.

Samenvatting van de nieuwe maatregelen die in het pakket ter hervorming van het GVB worden voorgesteld

Instandhouding en duurzaamheid || Maximale duurzame vangst als instandhoudingsdoelstelling; termijn (2015)

|| Eliminatie van teruggooi middels een aanlandingsverplichting en beheersvoorschriften; termijn voor de invoering van deze maatregelen

|| Op de ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer gebaseerde meerjarenplannen die met name betrekking hebben op essentiële doelstellingen, streefdoelen, grenzen en termijnen

|| Machtiging van de lidstaten om in het kader van de EU‑wetgeving maatregelen te nemen inzake meerjarenplannen en technische instandhoudingsmaatregelen

|| Versnelde procedures om visserijmaatregelen te nemen die vereist zijn in het kader van het milieubeheer (Natura 2000)

Gegevens en wetenschap || Verplichting voor de lidstaten om gegevens te verzamelen en ter beschikking te stellen en om (regionale) meerjarenprogramma's voor de verzameling van gegevens op te stellen

|| Nationale programma's voor visserijonderzoek die regionaal tussen de lidstaten worden gecoördineerd

|| Het werk van het WTECV toespitsen op de hoofdzaken

Toegang tot de hulpbronnen en vlootcapaciteit || Verplicht stellen van overdraagbare visserijconcessies voor grootschalige vloten - overdraagbaarheid van deze concessies op nationaal niveau

|| Afstappen van vlootgerelateerde subsidies

Aquacultuur || Nationale strategische plannen inzake de bevordering van de aquacultuur voor de periode 2014 ‑ 2020

|| Oprichting van een adviesraad voor aquacultuur

Marktbeleid || Uitbreiding van de rol en de verantwoordelijkheid van producentenorganisaties en brancheorganisaties op het gebied van productie‑ en afzetplanning, met nadruk op duurzaam beheer van visbestanden en reductie van de impact van aquacultuuractiviteiten

|| Wijziging van de interventieregeling, door de invoering van één interventiemechanisme voor opslag

|| Vaststelling van interventieprijzen op een adequaat, gedecentraliseerd niveau

|| Verbetering van de consumenteninformatie en herziening van de handelsnormen

Bestuur || Uitbreiding van de rol van de adviesraden bij de tenuitvoerlegging van het GVB op regionaal niveau

|| Nieuwe benadering van de inspraak van de belanghebbende partijen met betrekking tot horizontale onderwerpen die niet onder de bevoegdheid van de adviesraden vallen

Financieel instrument || Volledige afstemming op de Europa 2020‑strategie

|| Bepalingen inzake conditionaliteit wat de naleving van de voorschriften betreft – van toepassing op lidstaten en individuele marktdeelnemers

Externe dimensie || Regionale organisaties voor visserijbeheer – intensere betrokkenheid van de EU in deze organisaties met het oog op de versterking van de wetenschappelijke basis, de controle en de naleving, met als doel de prestaties van deze organisaties te verbeteren

|| Multilateraal – gezamenlijke acties met de voornaamste partners van de EU, teneinde IOO‑visserij te bestrijden en de overcapaciteit te reduceren

|| Verbetering van de samenhang tussen verschillende beleidsgebieden van de EU (visserij, ontwikkeling, handel en milieu)

|| Duurzamevisserijovereenkomsten – versteviging van de wetenschappelijke basis en duidelijke identificatie van resterende hulpbronnen in partnerlanden teneinde te garanderen dat de EU‑vloot duurzaam vist in deze landen. Grotere financiële bijdrage door de sector en vaststelling van een degelijk bestuurskader. In alle overeenkomsten die in de toekomst worden gesloten, moet een mensenrechtenclausule worden opgenomen.

[1]               COM(2009) 163 definitief van 22 april 2009.

[2]               Zie ook SEC(2010) 428 final van 16 april 2010 "Synthesis of the Consultation on the Reform of the Common Fisheries Policy" (niet beschikbaar in het Nederlands).

[3]               In haar mededeling "EUROPA 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010) 2020 van 3 maart 2010) zet de Commissie een strategie uiteen die de EU moet helpen sterker uit de crisis te komen en haar economie om te vormen tot een slimme, duurzame en inclusieve economie die zorgt voor een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. In "Europa 2020" wordt geschetst hoe Europa's sociale markteconomie er in de 21ste eeuw moet uitzien.

[4]               Mededeling van de Commissie "Efficiënt gebruik van hulpbronnen – Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020‑strategie", COM(2011) 21 van 26 januari 2011.

[5]               Werkdocument van de diensten van de Commissie – Effectbeoordeling bij het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2371/2002].

[6]               Zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie).

[7]               SPECIAAL VERSLAG nr. 7/2007 over de controle-, inspectie- en sanctiesystemen betreffende de voorschriften in verband met de instandhouding van de communautaire visbestanden, vergezeld van de antwoorden van de Commissie.

[8]               Werkdocument van de diensten van de Commissie – Effectbeoordeling bij het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2371/2002].

[9]               De snelle ratificatie, door de lidstaten, van het verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2007 is een andere belangrijke stap om behoorlijke arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen te garanderen. Dit verdrag treedt in werking wanneer 10 van de 180 lidstaten van de IAO (inclusief 8 kuststaten) het hebben geratificeerd. Het verdrag is gericht op betere veiligheid en gezondheid op het werk, medische zorg op zee, voldoende rust met het oog op veiligheid en gezondheid aan boord, bescherming via arbeidsovereenkomsten en een niveau van socialezekerheidsbescherming dat overeenstemt met dat van andere werknemers.

[10]             Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur – Een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur – COM(2009) 162 definitief van 8 april 2009.

[11]             Verordening (EEG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, en Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.