11.1.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 9/74 |
Advies van het Comité van de Regio's — Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport
2012/C 9/14
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
— |
onderstreept dat de lokale en regionale overheden altijd al het educatieve vermogen van de sport hebben erkend en gebruikt en dit hebben geïntegreerd in het onderwijsbeleid en in de activiteiten ter verbetering van de levenskwaliteit, ook in termen van gezondheid, van hun burgers; |
— |
spreekt zijn bijzondere waardering uit voor het feit dat de Commissie maatregelen heeft genomen ter ondersteuning van de strijd tegen fraude en corruptie op sportgebied; |
— |
onderstreept de ethische waarden van sport en met name de noodzaak om jongeren „de waarde van de nederlaag” en „fair play” bij te brengen door allereerst te zorgen voor scholing van trainers en technici die een voorbeeldfunctie hebben, zodat een einde kan worden gemaakt aan de verwerpelijke en anti-educatieve rellen; |
— |
onderstreept de maatschappelijke waarden van sportinitiatieven als de Special Olympics en de Paralympische Spelen waarmee de sociale inclusie van personen met een handicap wordt bevorderd en deze mensen op verschillende wijze worden gesteund in hun persoonlijke autonomie; |
— |
stelt voor om in het kader van een leven lang leren innoverende initiatieven met betrekking tot lichaamsbeweging op school te ondersteunen in het bijzonder voor de leeftijdsgroep van vier tot veertien jaar; |
— |
dringt erop aan dat volledig gebruik wordt gemaakt van de door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling geboden mogelijkheden voor steunverlening aan sportinfrastructuur en sportactiviteiten evenals van de door het Europees Sociaal Fonds geboden mogelijkheden voor verbetering van de competenties en inzetbaarheid van werknemers in de sportsector. |
Rapporteur |
Roberto PELLA (IT/EVP), gemeenteraadslid van Valdengo, provincieraadslid van Biella |
Referentiedocument |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport COM(2011) 12 definitief |
I. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
Algemene context
1. |
spreekt zijn algemene waardering uit voor de mededeling van de Europese Commissie getiteld „Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport” (1), waarmee gevolg wordt gegeven aan het Witboek over sport (2) uit 2007 en waarin wordt verwezen naar artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als rechtsgrondslag voor optreden van de EU. In deze mededeling worden 15 prioriteiten behandeld, gegroepeerd in vier thematische hoofdstukken: de maatschappelijke rol van sport, de economische dimensie van sport, de organisatie van de sport en de samenwerking met derde landen en internationale organisaties op sportgebied; |
2. |
is verheugd dat de Commissie, inhakend op de reeds in het Witboek over sport opgenomen beginselen, bevestigt dat bij de uitvoering van een winnende strategie gezorgd moet worden voor coördinatie tussen de activiteiten in de sportsector zelf en de daarmee samenhangende activiteiten: gezondheid, onderwijs, opleiding, jeugd, regionale ontwikkeling en samenhang, sociale inclusie, werkgelegenheid, burgerschap, justitie, binnenlandse zaken, onderzoek, interne markt en concurrentie; |
3. |
onderstreept dat in artikel 165 VWEU ook wordt verwezen naar stimuleringsmaatregelen op het gebied van de sport, en dat de Commissie op basis daarvan had kunnen overwegen een voorstel te doen voor een nieuwe uitgavenpost binnen de huidige financiële vooruitzichten bijvoorbeeld voor een hoogstens twee jaar durend EU-sportprogramma; |
4. |
wijst evenals de Commissie erop dat artikel 165 VWEU de specifieke kenmerken van de sport erkent, wat ook wordt bevestigd door de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie; pleit ervoor dat bij de uitwerking en toepassing van de communautaire wetgeving met deze specifieke kenmerken rekening wordt gehouden; |
5. |
onderstreept met voldoening dat de artikelen 6 en 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de EU een ondersteunende, coördinerende en aanvullende bevoegdheid toekennen op sportgebied, hetgeen nieuw elan geeft aan de ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport. Zo lang als het subsidiariteitsbeginsel en de autonomie van de bestuursinstanties in de sport in acht worden genomen, geven Europese beleidsmaatregelen Europese meerwaarde aan de sportinitiatieven van de lidstaten en de lokale en regionale overheden, aangezien er een katalysatoreffect ontstaat dat de impact van de acties op sportgebied versterkt; |
6. |
onderstreept dat de sport en de nationale, Europese en internationale organisaties die de sport beheren en reguleren (IOC, nationale Olympische comités, sportbonden en organisaties voor gehandicaptensport en lokale sportverenigingen) een effectieve bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de strategische langetermijndoelstellingen van de EU, in het bijzonder aan die van de Europa 2020-strategie, evenals aan het scheppen van nieuwe werkgelegenheidsvooruitzichten voor met name jongeren; |
7. |
benadrukt het belang van sport voor de totstandkoming van een Europese identiteit en de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat; |
8. |
spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de Commissie en de Raad van de Europese Unie (de Raad) de complexiteit en het belang erkennen van voorstellen voor gezamenlijk optreden op sportgebied en van informele samenwerking tussen de lidstaten met als doel continue uitwisseling van goede praktijken en verspreiding van de gegevens over de bereikte resultaten te waarborgen; |
9. |
is verheugd dat de Commissie en de Raad (3) bereid zijn steun te geven aan de informele deskundigengroepen die de lidstaten van plan zijn op te richten en die verslag zullen uitbrengen aan de Raadsgroep voor sport; dringt er in dat verband op aan dat bij deze groepen het CvdR wordt betrokken; |
10. |
spreekt zijn waardering uit voor het feit dat DG MARKT van de Europese Commissie opdracht heeft gegeven tot een onafhankelijke studie over de financiering van basissporten in Europa om de verschillende financieringssystemen te beoordelen (zoals nationale, regionale en lokale subsidies, bijdragen van gezinnen en opbrengsten van vrijwilligerswerk, sponsoring, uitzendingen van evenementen en van met gokspelen verband houdende online- en niet- onlinediensten) en een analyse te maken van een grote reeks beleidsvormen voor de interne markt die een rechtstreekse invloed uitoefenen op genoemde financieringssystemen; verzoekt de Commissie om het CvdR en de lokale en regionale overheden, die een promotierol vervullen en het dichtst bij de belanghebbenden staan, rechtstreeks te betrekken bij de huidige en toekomstige ontwerpstudies; |
De rol van de lokale en regionale overheden
11. |
is van mening dat de lokale en regionale overheden een fundamentele rol spelen bij de ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport, daar zij er in het kader van hun institutionele taken toe bijdragen dat de burgers worden voorzien van diensten op sportgebied en deze diensten een belangrijk bestuursinstrument zijn voor de bevordering van sociale inclusie en de bestrijding van discriminatie; |
12. |
onderstreept bovendien dat de lokale en regionale overheden een fundamentele rol spelen bij het beschikbaar maken van financiële middelen voor sportactiviteiten en de daarvoor noodzakelijke sportaccommodaties. Daarnaast spelen ze, samen met sportorganisaties en – waar zij bestaan – de territoriale structuren van de nationale Olympische comités, een fundamentele rol bij het stimuleren van burgers tot sportbeoefening. Het Comité pleit er bovendien voor om in de landen die nog niet over dergelijke structuren beschikken regionale sportstructuren op te zetten, die een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen en stimuleren van sportbeoefening op regionaal niveau; |
13. |
herinnert eraan dat de lokale en regionale overheden een onmisbare taak vervullen bij de coördinatie tussen alle op hun grondgebied aanwezige actoren die op de een of andere manier bij sport betrokken zijn, en in het bijzonder bij het verlenen van steun aan het verenigingsleven en vrijwilligerswerk in de sport; |
14. |
onderstreept bovendien dat de lokale en regionale overheden altijd al het educatieve vermogen van de sport hebben erkend en gebruikt en dit hebben geïntegreerd in het onderwijsbeleid en in de activiteiten ter verbetering van de levenskwaliteit, ook in termen van gezondheid, van hun burgers; |
15. |
acht het van fundamenteel belang dat de Commissie respect toont voor de autonomie van de bestuursinstanties in de sport, daar dit een fundamenteel beginsel is van de sportorganisatie, evenals voor de bevoegdheden van de lidstaten overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel; |
16. |
acht het tevens van fundamenteel belang dat de uitdagingen in verband met geweld en intolerantie tijdens sportevenementen het hoofd worden geboden en dat de transnationale uitdagingen in de Europese sport zoals fraude, gemanipuleerde wedstrijden en doping, effectief door middel van wetgeving worden aangepakt; |
17. |
verzoekt de Commissie om het Comité van de Regio's, de lokale en regionale overheden, de nationale sportorganisaties en – waar zij bestaan – de territoriale structuren van de nationale Olympische comités een grotere rol toe te kennen bij zowel de opstelling als de uitvoering van beleid op sportgebied; |
18. |
onderstreept het vermogen van de sport om betrekkingen tussen overheidsinstellingen, verenigingen, federaties, clubs en andere organisaties tot stand te brengen en acht het noodzakelijk dat netwerken worden opgericht voor een gemakkelijke en vlotte uitwisseling van kennis op het gebied van de sport en de maatschappelijke impact daarvan. De oprichting van netwerken van openbare lichamen die op lokaal niveau opereren zou een grote vooruitgang betekenen om de rol van gemeenten bij de bevordering van de maatschappelijke impact van de sport te ontwikkelen, en zou hen in staat stellen bij te dragen aan de verbetering van de sport op Europees niveau; |
19. |
verzoekt de Commissie om in het kader van de voortzetting van de stimuleringsmaatregelen ter ondersteuning van projecten op sportgebied of in het kader van de bestaande programma's in diverse sectoren, zoals onderwijs, een leven lang leren, volksgezondheid, jeugd, burgerschap, onderzoek, sociale inclusie, gendergelijkheid en racismebestrijding, het CvdR actief te betrekken bij de besprekingen ter voorbereiding van het volgend meerjarig financieel kader; |
20. |
acht het van fundamenteel belang dat de Commissie, wat de in de onderhavige documenten opgenomen voorstellen betreft, het Comité van de Regio's van meet af aan betrekt bij alle lopende en toekomstige voorbereidende acties en bij de voorgestelde specifieke evenementen; |
21. |
stelt de Commissie voor steun te geven aan specifieke acties ten behoeve van projecten ter ondersteuning en aanwerving van sportvrijwilligers, die rechtstreeks worden voorgesteld door lokale en regionale overheden, sportorganisaties en – waar zij bestaan – de territoriale structuren van de nationale Olympische comités, serviceclubs en entiteiten voor sportpromotie; |
De maatschappelijke rol van sport
22. |
spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de Commissie aandacht schenkt aan de noodzaak het dopingprobleem op efficiënte wijze te bestrijden, niet alleen in de wedstrijdsport maar ook in de amateursport, waar dit probleem steeds grotere vormen aanneemt en een ernstig gevaar voor de volksgezondheid inhoudt; |
23. |
is van mening dat het een effectieve maatregel zou zijn om beter te begrijpen waarom dopinggebruik vooral in de amateursport voorkomt, en vervolgens, op basis van de beschikbare gegevens, eerst systematische controles te verrichten en maatregelen te treffen die het gebruik van verboden middelen en doping buiten de beroepssport terugdringen, en daarna te voorzien in strengere straffen, naar voorbeeld van hetgeen is gedaan op drugsgebied. Deze maatregelen zouden moeten worden gecoördineerd en gericht moeten zijn op de goedkeuring en verspreiding van goede praktijken op het gebied van antidopingstrategieën. Het dringt wat de dopinghandel betreft aan op toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tegen doping, waarin de mondiale rol van het Wereldantidopingsagentschap (WADA) in de strijd tegen doping wordt erkend; |
24. |
onderstreept het probleem in verband met de verschillen qua tijd tussen de sportrechtspraak en de gewone rechtspraak; is van mening dat de Commissie met het oog daarop wetsvoorstellen moet doen en de strafrechtelijke maatregelen tegen dopinghandel moet aanscherpen; |
25. |
stelt de invoering voor van een uniform antidopingsysteem in de EU-lidstaten, onder meer door zowel tijdens als buiten competities een minimumaantal controles te voorzien; |
26. |
onderstreept dat dringend iets moet worden gedaan aan de plaag van illegale weddenschappen in de sport, waardoor de maatschappelijke en educatieve functie van de sport wordt ondermijnd, en is verheugd dat de Commissie reeds in actie is gekomen om deze situatie het hoofd te bieden; |
27. |
spreekt zijn bijzondere waardering uit voor het feit dat de Commissie maatregelen heeft genomen ter ondersteuning van de strijd tegen fraude en corruptie op sportgebied en deze maatregelen heeft opgenomen onder de activiteiten die vallen onder kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Europese Raad inzake de bestrijding van corruptie in de privésector, in het kader van een ruimer maatregelenpakket ter bestrijding van corruptie dat is gepland voor 2011; |
28. |
onderstreept het belang dat de Commissie actie onderneemt om vormen van partnerschap te stimuleren die de ontwikkeling van vroegtijdige waarschuwingssystemen vergemakkelijken waarmee fraude en aan gemanipuleerde sportwedstrijden gerelateerde schandalen kunnen worden voorkomen en een eventuele bemoeienis van de georganiseerde misdaad met de Europese sport kan worden bestreden, waarbij zij de lidstaten ertoe dient aan te moedigen drastische maatregelen te treffen met betrekking tot het delict sportfraude en de daaraan gerelateerde sancties te harmoniseren; |
29. |
onderstreept de ethische waarden van sport en met name de noodzaak om jongeren „de waarde van de nederlaag” en „fair play” bij te brengen door allereerst te zorgen voor scholing van trainers en technici die een voorbeeldfunctie hebben, zodat een einde kan worden gemaakt aan de verwerpelijke en anti-educatieve rellen die zich helaas vaak aan het eind van sportwedstrijden voordoen; |
30. |
is evenals de Commissie van mening dat het onontbeerlijk is de totstandkoming van een alliantie tussen sport en school te stimuleren om het welzijn van de burgers te verbeteren door te profiteren van de weldadige effecten van sport bij de preventie van gezondheidsproblemen en ziekten, en met name bij de behandeling van obesitas en hart- en vaatziekten, waardoor op lange termijn kan worden bijgedragen aan de vermindering van de uitgaven voor volksgezondheid, die een ware aderlating zijn voor de regionale begrotingen; |
31. |
onderstreept dat alle leeftijdsgroepen – kinderen, volwassenen en ouderen – bewust moeten worden gemaakt van het belang van dagelijkse sportbeoefening en vindt het buitengewoon belangrijk dat de slogan „sport voor iedereen” concrete invulling krijgt en dat regelmatige lichaamsbeweging steeds populairder wordt; |
32. |
benadrukt dat – gelet op het belang van inclusieve sportbeoefening – voor gehandicapte sporters en gehandicapte scholieren de mogelijkheden moeten worden gecreëerd om op school en daarbuiten dagelijks sport te beoefenen. In het kader van subsidieregelingen dient voldoende aandacht te worden geschonken aan de ondersteuning en ontwikkeling van gehandicaptensporten; |
33. |
verzoekt de nationale, lokale en regionale overheden dan ook een adequate infrastructuur te bieden om de dagelijkse – gratis – sportbeoefening in alle scholen mogelijk te maken; |
34. |
stelt voor dat maatregelen worden genomen om de rol van sport in het kleuteronderwijs en in onderwijsprogramma's te versterken; |
35. |
zou graag willen dat al op de kleuterschool wordt begonnen met lichamelijke opvoeding en dat de lidstaten gunstige voorwaarden scheppen voor sportlessen op school waarin pedagogisch gezien rekening kan worden gehouden met de fysieke en psychische eigenschappen van leerlingen; is bovendien van mening dat sportonderwijs een centraal element vormt in de algemene vorming van kinderen en jongeren; |
36. |
vindt dat de noodzaak van een „parallelle” beroepsopleiding voor jonge atleten erkend moet worden, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden geschonken aan de jongste sporters. Om de kwaliteit van zo'n opleiding te waarborgen, dient het onderwijs streng en regelmatig te worden gecontroleerd. Bijkomend voordeel is dat tijdens een dergelijke opleiding morele, pedagogische en voor professionele sporters belangrijke waarden kunnen worden overgebracht; |
37. |
is voorstander van een grotere mobiliteit onder werknemers, instructeurs en trainers in de sportsector, op basis van gemeenschappelijke en overeengekomen normen, die wederzijds worden erkend in de regio's en lidstaten; |
38. |
stelt voor om topatleten de mogelijkheid te bieden om zowel tijdens als aan het einde van hun wedstrijdcarrière een rol als Europees sportambassadeur te vervullen; |
39. |
onderstreept dat de mededeling van de Commissie nalaat rechtstreekse en nauwkeurige aandacht te schenken aan sportvrijwilligerswerk, waar juist het echte maatschappelijke potentieel van sport is gelegen; |
40. |
verzoekt daarom zowel de Commissie als de lokale en regionale overheden om altijd volop aandacht te blijven schenken aan sportvrijwilligerswerk, dat een ondersteunende rol kan vervullen in onderwijs op elk niveau, een verrijkende invloed kan hebben op leerprogramma's en een nuttig instrument kan zijn voor een proces van „een leven lang leren”. Bovendien kan het een fundamentele ondersteuning bieden aan de regionale en lokale overheden en sportverenigingen bij de verwezenlijking van evenementen die de mensen dichter bij de sport brengen, in de voor non-profitwerk kenmerkende geest; |
41. |
onderstreept dat sportvrijwilligerswerk het solidariteitsbeginsel moet bevorderen en dus duidelijk onderscheiden moet zijn van de duurbetaalde activiteiten in de beroepssport; |
42. |
wil namens de lokale en regionale overheden aandringen op een versterking van de maatschappelijke waarde van sport door gebruik te maken van de door de Commissie voorgestane mogelijkheden om aan sport gerelateerde middelen van de structuurfondsen in te zetten, evenals van de steun die het project „Europese steden voor vrijwilligerswerk in de sport” daaraan biedt; pleit ervoor sport in te zetten als een kostbaar instrument bij het voorkomen van sociale onrust en ter bevordering van de sociale integratie, door kleine sportfaciliteiten voor vrij gebruik (mini-pitches) aan te leggen in met name sociaal of geografisch kansarme gebieden, met bijzondere aandacht voor kleine en afgelegen dorpen; |
43. |
onderstreept de maatschappelijke waarden van sportinitiatieven als de Special Olympics en de Paralympische Spelen waarmee de sociale inclusie van personen met een handicap wordt bevorderd en deze mensen op verschillende wijze worden gesteund in hun persoonlijke autonomie en aldus in staat worden gesteld een belangrijke en actieve rol te vervullen in de samenleving; |
44. |
herhaalt het belang dat ook dagelijkse sportbeoefening door personen met een handicap wordt bevorderd door bijvoorbeeld sportverenigingen die personen met een fysieke, mentale of zintuiglijke handicap ertoe aanzetten met sporten te beginnen, financieel te ondersteunen bij de aankoop of vervanging van de voor dit soort activiteiten noodzakelijke, specifieke individuele sporttoestellen, evenals bij het definitief afbouwen van de architectonische hindernissen die een gemakkelijk gebruik in de weg staan van accommodaties waar niet alleen sport wordt beoefend, maar ook belangrijke sportevenementen worden gehouden. Met name in het licht van de vergrijzing zouden sportaccommodaties en -activiteiten ook meer en meer moeten worden afgestemd op de behoeften van ouderen; |
45. |
eist dat steun wordt gegeven aan vrouwensport door te zorgen voor gelijke kansen bij de toegang tot de diverse individuele en teamsporten, voor de opstelling van reglementen, voor gelijke toegang tot financiering voor vrouwensport en de uitzending op voet van gelijkheid van sportevenementen waar vrouwen aan deelnemen, en dat daarbij aandacht wordt geschonken aan alle leeftijdsgroepen; wil dat de door vrouwen in de verschillende takken van sport behaalde prestaties dezelfde erkenning krijgen als de door mannen neergezette resultaten; benadrukt dat de regels die voor sportwedstrijden gelden niet mogen discrimineren en dat de prijzengelden voor vrouwen en mannen dezelfde moeten zijn; |
46. |
beveelt de Commissie aan de fundamentele rol van universiteiten, verenigingen en jeugdclubs niet te veronachtzamen, daar hun betrokkenheid belangrijk is om de sport op correcte wijze te waarderen; |
De economische dimensie van de sport
47. |
onderstreept dat ongeveer 2 % van het mondiaal BBP voortkomt uit de sportsector en dat sport, de sportwereld, sporttoerisme en de organisatie van sportevenementen een positieve impact hebben op de economie, in het bijzonder op het toerisme en de werkgelegenheid, en van grote betekenis zijn voor het ontstaan van arbeidsplaatsen en de meerwaarde van het mkb; |
48. |
spreekt zijn waardering uit voor de inspanningen van de Commissie om via samenwerking tussen de lidstaten de economische effecten van sport te meten met behulp van een satellietrekening die de sportactiviteiten uit de nationale rekeningen filtert en aldus kan aantonen welke meerwaarde sport en de economische nevenactiviteiten van sport opleveren; |
49. |
beveelt de Commissie aan om de lokale en regionale overheden te betrekken bij de opstelling van deze satellietrekening, daar deze kunnen zorgen voor een rechtstreekse participatie van zowel de sportwereld als de nationale en Europese overheden en de academische wereld; |
50. |
acht het van fundamenteel belang dat acties op sportgebied gefinancierd worden met Europese programma's zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), de bestaande EU -kaderprogramma's die met sport verband houden en een speciaal kaderprogramma voor sport dat wordt voorgesteld voor de komende EU-begrotingsperiode; het dringt er derhalve op aan dat volledig gebruik wordt gemaakt van de door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling geboden mogelijkheden voor steunverlening aan sportinfrastructuur en sportactiviteiten evenals van de door het Europees Sociaal Fonds geboden mogelijkheden voor verbetering van de competenties en inzetbaarheid van werknemers in de sportsector; |
51. |
geeft uiting aan zijn waardering voor en instemming met de aanbeveling van de Commissie aan sportverenigingen om mechanismen op te zetten voor collectieve verkoop van mediarechten teneinde een adequate distributie van de opbrengst te kunnen waarborgen en de kloof tussen „arme” en „rijke” sporten te kunnen opvullen met behulp van mechanismen voor financiële solidariteit, met volledige inachtneming van de EU-wetgeving en het recht op informatie van de burgers; |
De organisatie van de sport
52. |
pleit voor het afkondigen en ondersteunen van initiatieven die rechtstreeks van invloed kunnen zijn op alle, al dan niet actief sport beoefenende Europese burgers, zoals het uitroepen van een Europees Jaar van de sport, de organisatie van gedecentraliseerde Europese sportfestivals en een Europese Dag van de sport; dergelijke initiatieven zouden bijdragen aan de totstandkoming van het Europees sportbeleid; |
53. |
is van mening dat het noodzakelijk is om met specifieke communautaire financiële steun de Europese sporthoofdstad - die in 1991 werd gelanceerd, sindsdien door particulieren wordt beheerd en de impact en zichtbaarheid van Europa continu vergroot - te versterken, naar voorbeeld van hetgeen wordt gedaan voor de Culturele Hoofdstad van Europa, de Europese Groene Hoofdstad en de Europese Jeugdhoofdstad, opdat deze zich dankzij de steun van de EU en onder toezicht van de Commissie verder kan ontwikkelen; |
54. |
pleit ervoor om, in samenwerking met de grote atleten uit deze en vorige generaties, promotiecampagnes en/of sportevenementen op te zetten voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken als racisme en vreemdelingenhaat, misbruik van minderjarigen, jeugdcriminaliteit en elke vorm van georganiseerde misdaad, of om de grote vraagstukken van de mensenrechten ter sprake te brengen, waarbij sport kan bijdragen tot de verwezenlijking van bepaalde gemeenschappelijke idealen van de Europese Gemeenschap; |
55. |
wijst nadrukkelijk op de reeds aangetoonde doelmatigheid van internationale politiesamenwerking bij de handhaving van de openbare orde ter gelegenheid van grote sportevenementen; |
56. |
onderstreept de noodzaak ervoor te zorgen dat deze politiesamenwerking efficiënt is en verplicht wordt gesteld voor grote sportevenementen op het grondgebied van de EU, ook indien daarbij niet alleen lidstaten maar ook kandidaat-lidstaten, potentiële kandidaat-lidstaten of derde landen zijn betrokken; |
57. |
juicht het voorstel van sommige Europese sportorganisaties toe om maatregelen te nemen ter bevordering van financieel fair play in het Europese voetbal door dit sterker te onderwerpen aan de interne markt- en mededingingsregels; |
58. |
verzoekt de Commissie en de Raad een analyse te maken van de factoren die kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem inzake vervalsing van sportwedstrijden; |
59. |
verzoekt te worden geraadpleegd wanneer tijdens een volgende behandeling in de Commissie de verlening van met onlinegokspelen verband houdende diensten aan de orde zal komen; |
60. |
dringt erop aan dat de problemen in verband met de transferregels en de activiteiten van spelersmakelaars op doeltreffende en doortastende wijze worden aangepakt; |
61. |
verzoekt de gevolgen van eventuele bepalingen inzake in lokale kweekvijvers voor teamsport opgeleide spelers, positief te beoordelen, in het licht van het erkende specifieke karakter van de sport; |
Samenwerking met derde landen en internationale organisaties
62. |
stelt voor om het terrein van de internationale samenwerking in de sportsector nauwkeuriger af te bakenen en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de Europese Unie evenals aan lidstaten van de Raad van Europa; |
63. |
onderstreept dat de lokale en regionale overheden reeds beschikken over allerlei vormen van samenwerking en jumelage met voornoemde landen en organisaties en daarom een bevoorrechte rol kunnen spelen bij de totstandbrenging van een optimale samenwerking door gebruik te maken van sinds lang geconsolideerde, onderlinge betrekkingen; |
Conclusies
64. |
onderstreept de noodzaak van een grotere betrokkenheid van de lokale en regionale overheden aan de hand van een gemeenschappelijke agenda met de Commissie, de Raad en de nationale sportautoriteiten; |
65. |
spreekt zijn waardering uit voor de verwijzing in de mededeling naar de regionale en lokale dimensie en naar de noodzaak van steun aan sportinfrastructuur en duurzame sportactiviteiten; |
66. |
onderstreept de milieudimensie van sport, oftewel de noodzaak van Europees en regionaal optreden voor het stimuleren van een adequate invoeging van sportaccommodaties in het landschap en het milieu via de toepassing van milieuvriendelijke en duurzame bouwtechnieken en –materialen en met inachtneming van de strengste regels inzake energiebesparing; stelt voor sportinitiatieven te stimuleren die zodanig zijn opgezet dat de milieueffecten zo gering mogelijk worden gehouden en duurzame mobiliteit wordt bevorderd via gebruikmaking van openbaar vervoer en door menskracht voortbewogen vervoersmiddelen, en daarbij tegelijkertijd te voorzien in compensatiemaatregelen ter vermindering of opheffing van de klimaateffecten ten gevolge van de verplaatsing van grote menigten; |
67. |
dringt aan op de mogelijkheid om met de structuurfondsen steun te verlenen aan sportprogramma's en –initiatieven, voor zover ze nauw verband houden met de Europa 2020- doelstellingen (slimme, duurzame en inclusieve groei). Zo kan de waarde van sport volledig worden benut als instrument van de lokale en regionale ontwikkeling, de wederopleving van steden, de plattelandsontwikkeling, de sociale inclusie, de inzetbaarheid en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen; daarom zouden de lokale en regionale overheden, gelet op hun fundamentele rol bij de financiering van en de toegang tot sport, sterker betrokken moeten worden bij de bespreking van dit vraagstuk op EU-niveau; |
68. |
stelt voor om via de lokale en regionale overheden steun te verlenen aan een netwerk van universiteiten voor de bevordering van sportbeleid; |
69. |
stelt voor om in het kader van een leven lang leren innoverende initiatieven met betrekking tot lichaamsbeweging op school te ondersteunen in het bijzonder voor de leeftijdsgroep van vier tot veertien jaar; |
70. |
dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden rechtstreeks worden betrokken bij het verrichten van economische effectbeoordelingen van sportevenementen en dat wordt voorzien in monitoring en de verwezenlijking van een databank aan de hand waarvan gegevens over diverse evenementen kunnen worden bijeengebracht en geanalyseerd; |
71. |
verzoekt de Commissie de lokale en regionale overheden en de territoriale structuren van de nationale sportorganisaties en – waar zij bestaan – de territoriale structuren van de nationale Olympische comités sterker te betrekken bij de organisatie van het Europees sportforum of de jaarlijkse ontmoetingen, overwegende dat deze als basis hebben gediend voor de integratie van de met sport verband houdende activiteiten in de fondsen, programma's en initiatieven van de EU. |
Brussel, 12 oktober 2011
De voorzitster van het Comité van de Regio's
Mercedes BRESSO
(1) COM(2011) 12
(2) COM(2007) 391
(3) Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014