2.9.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 259/13 |
Advies van het Comité van de Regio's — De rol van regionale en lokale overheden in de bevordering van een duurzaam waterbeheer
2011/C 259/03
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
— |
hoopt op versterking van de oriënterende maatregelen en goedkeuring van nieuwe regelgevingsinstrumenten van de EU, waarbij elke lidstaat duidelijke en precieze efficiency-doelstellingen per bedrijfssector (civiele, industriële, landbouw-, visteelt-, aquacultuur-, toeristische en hydro-elektrische sector) vaststelt, uitgaande van zijn stroomgebied; |
— |
zou willen dat het initiatief van de Commissie voor „Water efficiency in Buildings” wordt geïntegreerd in de Richtlijn Energieprestaties van gebouwen, met behoud van de optie om gebieden te selecteren waar water een schaars goed is; |
— |
dringt aan op regelgeving die homogene Europese kwaliteitsniveaus bepaalt waarmee een correct gebruik van water per bedrijfssector kan worden gewaarborgd, waarbij rekening gehouden wordt met de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten; |
— |
dringt er bij de lokale en regionale overheden op aan bewust risicobeheer te beschouwen als het doeltreffendste interventiemiddel voor extreme gebeurtenissen. Toekomstige investeringen zouden ter beteugeling van de gevolgen hiervan in de eerste plaats gericht moeten zijn op de aanleg van groene infrastructuur; |
— |
benadrukt de sleutelrol van de regionale en lokale overheden in de verzameling van milieugegevens, en stelt voor de huidige Europese Waarnemingspost voor droogten om te zetten in een Europese Waterwaarnemingspost; |
— |
stelt voor, mede in verband met de vereisten voor de invoering van Richtlijn 2000/60/EG, dat het duurzaam beheer van de waterreserves tot 2020 de volgende concrete en controleerbare doelstellingen moet hebben: 1) toename met 20 % van de hoeveelheid bespaard water in alle sectoren; 2) toename met 20 % van het aantal waterlopen dat wordt gerenaturaliseerd, ook met het oog op betere bescherming tegen overstromingen; 3) toename met 20 % van de hoeveelheid water die momenteel voor landbouw- en industriële doeleinden hergebruikt en/of gerecycleerd wordt. Daarom pleit het Comité voor rechtstreekse integratie van het Convenant van burgemeesters. |
Rapporteur |
De heer VENDOLA (IT/PSE), voorzitter van de regioraad van Puglia |
Referentiedocument |
Brief van het Hongaarse voorzitterschap d.d. 29 oktober 2010 |
I. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
Algemene opmerkingen
1. |
is verheugd dat het door het Hongaarse EU-voorzitterschap is geraadpleegd over „De rol van regionale en lokale overheden in de bevordering van een duurzaam waterbeheer” en hoopt dat het voortaan op ruimere schaal geraadpleegd zal worden over beleids- en programmakeuzen in verband met duurzaam waterbeheer, aangezien het organen vertegenwoordigt die officieel belast zijn met de uitvoering en, meer in het algemeen, met de bescherming van natuurlijke hulpbronnen, gezien de rol die zij vervullen bij de vaststelling van modellen voor duurzame ontwikkeling. |
2. |
Het CvdR schaart zich achter de VN-resolutie van 28 juli 2010 die verklaart dat water een onschendbaar universeel recht van de mens is en rechtstreeks voortvloeit uit het recht op leven: „recognizes the right to safe and clean drinking water and sanitation as a human right that is essential for the full enjoyment of life and all human rights” (1). |
3. |
Het CvdR meent dat watervoorraden als eindig erfgoed van de mensheid dat essentieel is voor het overleven van levende wezens en de natuurlijke ecosystemen niet aan de wetten van de markt en mededingingsregels onderworpen is, in het besef dat het de plicht van ieder mens is een dergelijk goed te eerbiedigen en te beschermen ter wille van de volgende generaties. |
4. |
Het CvdR erkent de eco-ethische waarde van water en bijgevolg, voor iedere morele gemeenschap, al dan niet levend, de noodzaak om de intrinsieke rechten op water te eerbiedigen; er moeten definities komen van participatiemodellen voor het beheer van de waterreserves, een dienst van essentieel en algemeen belang, die waarborgen dat ze volledig duurzaam zijn en coherent verweven zijn met elk ander beleidsgebied dat aan duurzame ontwikkeling raakt. |
5. |
Lokale en regionale overheden voeren het beheer van de openbare ruimte. Dit betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor beleidsonderwerpen die belangrijk zijn voor een duurzaam waterbeheer zoals ruimtelijke ordening, infrastructuur, mobiliteitsbeleid, vergunningverlening, landbouw en landschapsbeheer, klimaatadaptatie, bescherming ten aanzien van overstromingen en toerisme. Tevens zijn lokale en regionale overheden verantwoordelijk voor de synergie tussen deze beleidsterreinen en werken dus per definitie integraal, met inachtneming van een territoriale planningscontext, hetgeen ook een passende sociale en economische ontwikkeling van de regio's inhoudt. Vele hiervan, in diverse Europese landen, zijn verantwoordelijk voor de openbare watervoorziening en het beheer van het afvalwater. Het is daarom essentieel dat lokale en regionale overheden intensief worden betrokken bij het toekomstig Europees waterbeleid. |
6. |
De EU moet een nieuwe Europese waterstrategie lanceren en daarbij werken aan de directe en actieve inbreng van lokale en regionale overheden bij de herdefiniëring, coördinatie en harmonisatie van reeds bestaande richtlijnen en strategieën (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Overstromingsrichtlijn, Waterschaarste- en droogtestrategie), of die nog in voorbereiding zijn (EU-voorstellen en doelstellingen ter aanpassing aan de klimaatverandering), vanaf de ontwerpfase van de Blueprint to Safeguard European Waters, zodat een brede publieke deelname gewaarborgd is. |
7. |
De toegenomen druk van de mens op de watervoorraden, die gepaard gaat met verdere verzwarende effecten (verdwijnen van ecosystemen, verlies van biodiversiteit, verminderd vermogen om water vast te houden, bodemverslechtering, klimaatverandering enz.) vergt maatregelen voor beheer en bescherming die alle beleidsgebieden van de Unie betreffen, ten aanzien van water, energie, landbouw, vervoer, afval, toerisme, bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, aan de hand van een integrale, en geen sectorale benadering. |
8. |
Het CvdR hoopt dat de lidstaten, samen met regionale en lokale overheden, een duidelijk beleid voor de prijsbepaling van water vaststellen, met inachtneming van de nationale en lokale prerogatieven, en rekening houdend met de verschillende geografische en klimatologische omstandigheden, alsook met de gerelateerde sociale en milieu-aspecten. Dit beleid zou niet alleen moeten uitgaan van het beginsel „de vervuiler betaalt” (polluter pays), maar indien nodig ook, met progressieve tarieven, van het beginsel „de verspiller betaalt” (overuser pays); dit is immers een manier om het exploitatieverlies van het milieu tegen te gaan. Deze maatregel, die, mits in combinatie met een passende milieu-educatiecampagne, tot een bewustere houding van de gebruikers leidt, ook met betrekking tot het gebruik van sterk vervuilende producten (zoals residuen van geneesmiddelen, cosmetica, pesticiden enz.), kan het begin zijn van een over de gehele lijn doeltreffender waterbeheer, ook vanuit economisch oogpunt. |
9. |
De wetenschap en technologische innovatie vervullen een sleutelrol in het omschrijven van geavanceerde praktijken voor het beheer van de watercyclus, als essentieel uitgangspunt voor de planning van nieuwe infrastructurele maatregelen. Tegelijkertijd kunnen onderzoek en innovatie de groei en werkgelegenheid binnen een groene industrie in belangrijke mate aanzwengelen. |
10. |
De waterproblematiek moet in een breed kader worden geplaatst. Het betreft waterschaarste en overstromingen, maar ook andere watergerelateerde bedreigingen die voortkomen uit klimaatverandering, zowel ten aanzien van de reeds bekende, zoals de neerslagintensiteit en de zeespiegelstijging, als ten aanzien van nog onbekende bedreigingen. |
De watercyclus in het middelpunt van het beleid voor de aanpassing aan de klimaatverandering
11. |
In het hedendaagse debat over klimaatverandering worden de waterreserves nog niet gezien als fundamenteel onderdeel van het ecosysteem waarvan behoud en bescherming essentiële voorwaarden zijn van elke maatregel voor bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering; het CvdR bevestigt de bereidheid van regionale en lokale overheden om hun verantwoordelijkheid op te nemen en voorstellen te doen voor de uitwerking en uitvoering van mitigatie-acties (2). |
12. |
De effecten van de klimaatverandering op de waterbalans zullen omvangrijke sociaaleconomische gevolgen hebben voor het gehele EU-grondgebied, waarbij extreme verschijnselen intensiever en vaker zullen optreden. De beteugeling hiervan vergt een integrale solidaire benadering, die voor het hele scala van communautair beleid geldt, en die verdergaan dan de geografische, economische en sociale dimensie van de betrokken overheid of sector. Daartoe wordt opnieuw opgeroepen tot uitbreiding van de wetenschappelijke samenwerking op Europees, nationaal en regionaal niveau, om de betrekkingen tussen oorzaak en gevolg te onderzoeken die ten grondslag liggen aan extreme klimaatverschijnselen (overstromingen en droogte) in Europa. |
13. |
Het Comité beseft dat de regio's in de EU in verschillende mate de gevolgen van klimaatverandering ondervinden ten aanzien van de watervoorraad. Dit leidt tot aanzienlijke verschillen tussen de regio's in de Europese Unie, voor wat betreft de problemen die zij tegenkomen met water, ten aanzien van de hoeveelheid (te veel of te weinig) en de tijd van het jaar waarin deze problemen optreden (overstromingen in het voorjaar, droogte in de zomer). Aanpassingsmaatregelen die rekening houden met de verschillende geografische, economische en sociale kenmerken van de EU-regio's, zouden flexibel moeten zijn en gelanceerd moeten worden met strikte inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel (3). |
14. |
Het CvdR ziet ook in dat klimaatverandering de beschikbaarheid van water in de Europese regio's zal wijzigen en bepalen, zij het per regio in verschillende mate, en dat ten gevolge hiervan de kans op conflicten tussen gebruikers zal toenemen en de migratie waarschijnlijk zal toenemen. Dit alles geldt met name voor de ultraperifere regio's, die in bijzonder kwetsbare geografische gebieden liggen. |
15. |
In het algemeen beleid voor de bestrijding van de klimaatverandering ten gevolge van menselijk handelen kan de EU correct waterbeheer aangrijpen als onmisbaar en doeltreffend instrument voor de terugdringing van de uitstoot van CO2 en voor het bevorderen van modellen voor duurzame groei, die een efficiënt gebruik van natuurlijke hulp- en energiebronnen aanmoedigen. |
16. |
Het vaststellen van betrouwbare procedures voor het schatten van de watervoorraad is onmisbare kennis voor de correcte vaststelling van Europees water- en milieubeleid; daarbij moeten de resultaten van op continentale schaal toegepaste klimaatmodellen geïntegreerd worden met de resultaten van regionaal en lokaal gehanteerde hydrologische modellen. |
17. |
De EU en de lidstaten zouden hun productie van schone energie (green power) moeten opvoeren en alle mogelijke maatregelen moeten nemen die nuttig zijn voor de bouw van waterkrachtcentrales die geen CO2 uitstoten, mits de morfologie, het milieu, met name gelet op het ecologisch evenwicht en het bepaalde in de Kaderrichtlijn Water, en economische aspecten, zoals de bevaarbaarheid van de wateren, zulks toelaten. |
18. |
De EU en de lidstaten zouden de nodige maatregelen moeten nemen om de thermische waterverontreiniging te beperken en het gebruik van koelwater in de energie- en industriële productie zoveel mogelijk tegen te gaan, vooral als dit negatieve gevolgen kan hebben voor de watervoorraden, de biodiversiteit of de volksgezondheid. |
19. |
Wat betreft acties die de gevolgen van de watercrisis moeten verzachten, zouden alleen daar waar de vraag ongeveer gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid nieuwe investeringen in de waterinfrastructuur in de regio gezien kunnen worden als een middel om zich aan te passen; nieuwe en verschillende opties op technologisch of beheersgebied kunnen, naargelang van de lokale omstandigheden, leiden tot een grotere beschikbaarheid, zonder verdere onttrekking van water. |
20. |
De regionale en lokale overheden moeten een rol vervullen in de verspreiding van het besef van het belang van de hydrologische cyclus als uitgangspunt van de strategieën voor het beheer van waterbronnen; zo moet het komen tot doeltreffende en breed gedragen oplossingen ter aanpassing aan de klimaatverandering en tot uitwisseling van ervaringen op lokaal niveau. |
Het evenwicht tussen vraag en aanbod, met inachtneming van de milieu-eisen en in samenhang met de Kaderrichtlijn Water
21. |
De planning van initiatieven en acties die gericht zijn op een beter beheer van de watervoorraden moet noodzakelijkerwijs worden opgevat als een proces met meerdere doelstellingen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de verscheidenheid van personen die hierbij rechtstreeks of deels belang hebben en moet worden uitgegaan van de beginselen van openbaarheid van watervoorraden, billijkheid, milieukwaliteit, volksgezondheid, de sociale functie van water en sociale zekerheid. |
22. |
De toepassing, indien beschikbaar en economisch verantwoord, van de beste technieken inzake onttrekking, verdeling en gebruik van water kan leiden tot correct gebruik van de watervoorraden met inachtneming van de milieu-ethiek. Zo kunnen op middellange termijn via een solide en flexibel beheersmodel de eisen op milieu- en sociaaleconomisch gebied met elkaar in evenwicht worden gebracht. |
23. |
Het CvdR hoopt op versterking van de oriënterende maatregelen en goedkeuring van nieuwe regelgevingsinstrumenten van de EU, waarbij elke lidstaat duidelijke en precieze efficiency-doelstellingen per bedrijfssector (civiele, industriële, landbouw-, visteelt-, aquacultuur-, toeristische en hydro-elektrische sector) vaststelt, uitgaande van zijn stroomgebied. |
24. |
De planning van het gebruik van de watervoorraden, aan de hand van beheerplannen voor stroomgebieden (RBMP) is, ook met verschillende chronologische prioriteiten in verband met de omstandigheden in de diverse lidstaten, onontkoombaar; in dit verband kunnen de lokale en regionale overheden met het oog op de solidariteit en duurzaamheid voor synergie zorgen, in de geest van de KRW en tegemoetkomen aan de meeste milieufuncties, zonder dat de reproduceerheid op lange termijn in het gedrang komt en zonder sancties op te leggen aan de toegang voor legitiem gebruik en gebruik dat bescherming verdient. |
25. |
De overdracht van water tussen stroomgebieden, waarbij de overdrachten binnen lidstaten voorrang verdienen, moeten gezien worden als onderdeel van een regionale, overkoepelende beheerstrategie die, met behoud van hydro- en hydrogeologische, sociaaleconomische en milieuduurzaamheid, tot stand moet komen en streeft naar een billijke verdeling van een eindig goed. Op het vlak van wateroverdracht zijn ook diepgaande effectbeoordelingen nodig. |
26. |
Essentieel voor een correcte vaststelling van de strategie om in te spelen op de toegenomen vraag naar water en regionale omstandigheden is de kennis van watersystemen in hun geheel, variërend van de hydrologische dynamiek van natuurlijke waterlichamen tot een evaluatie van de efficiëntie van systemen voor onttrekking, vervoer en verbruik. |
27. |
Het Comité bepleit goedkeuring van nieuwe investeringsprogramma's binnen de Meerjarige Financiële vooruitzichten van de EU (2013-2020), die voorrang geven aan initiatieven op lange termijn en ervoor zorgen dat lidstaten pas nieuwe plannen ter versterking van de waterinfrastructuur kunnen opstellen na goedkeuring en tenuitvoerlegging van een gestructureerd actieprogramma inzake waterbeheer. Waterinfrastructuur die bedoeld is voor ontzouting, een energie-intensief proces, mag alleen worden overwogen als de voordelen opwegen tegen de nadelen op milieugebied. Het Comité beveelt hiervoor een multi-level governancestructuur aan zodat lokale en regionale overheden optimaal bij het opstellen van nationale programma's worden betrokken. |
28. |
Efficiënt omspringen met water moet een prioriteit zijn in de besparingsacties (water hierarchy (4); het Comité staat achter het initiatief van de Commissie voor „Water efficiency in Buildings”, dat het geïntegreerd zou willen zien in de Richtlijn Energieprestaties van gebouwen (5), om een stedelijke omgeving en bouwonderdelen te stimuleren die uitgaan van de principes van milieuduurzaamheid. De doelstelling van een efficiënt watergebruik in gebouwen zal specifiek moeten worden afgestemd op gebieden waar water een schaars goed is. |
29. |
Het CvdR wil het gebruik stimuleren van onconventionele waterreserves door hergebruik en recyclage in elke omgeving te bevorderen, rekening houdend met de verschillende kenmerken en doelstellingen die de lidstaten hiertoe hebben, en door bevordering van door de regionale en lokale overheden ingevoerde en aan de omstandigheden aangepaste economische en fiscale instrumenten, ter ondersteuning van duurzame productie en ter beperking, waar dat nodig is, van het gebruik van grondwater. |
30. |
Volgens het CvdR dienen er in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) beginselen van conditionaliteit te worden ingevoerd voor de verspreiding van goede praktijken voor waterbeheer die verplichten tot het omschrijven van exploitatiewijzen en irrigatiepraktijken die afgestemd zijn op de plaatselijke beschikbaarheid van water. |
31. |
Het CvdR stelt voor om de beschikbare middelen in het nieuwe GLB deels te bestemmen voor waterbesparing in de landbouw via de goedkeuring van economische en fiscale instrumenten die het gebruik van teelten met een hoge waterefficiëntie („best crop per drop”) stimuleren en voor de stimulering van acties voor milieubehoud of –herstel in landbouwgebieden, zodat behoud van bossen en wetlands aangemoedigd wordt en achteruitgang en bodemerosie beperkt worden. Zo kunnen de voortschrijdende woestijnvorming en de zoutintrusie in ondergrondse kustwateren beteugeld worden. |
32. |
Het is de hoogste tijd voor regelgeving met gedeelde doelstellingen voor efficiëntie en doeltreffendheid van het gebruik van water aan de hand van terugwinning en hergebruik, en die homogene Europese kwaliteitsniveaus bepaalt waarmee een correct gebruik van water per bedrijfssector kan worden gewaarborgd. Een en ander moet ervoor zorgen dat de aanpak van terugwinning en hergebruik van water volledig wordt geïntegreerd in de doelstellingen, in het besef dat de noodzaak hiertoe per lidstaat verschillend is gezien de uiteenlopende omstandigheden. |
Beheer van extreme gebeurtenissen, ook aan de hand van nieuwe soorten maatregelen
33. |
De lokale en regionale overheden zouden bewust risicobeheer moeten beschouwen als het doeltreffendste interventiemiddel voor extreme gebeurtenissen, en moeten afstappen van de cultuur die streeft naar een optimaal beheer van noodsituaties (van crisisbeheer naar risicobeheer). |
34. |
De lidstaten en de regionale en lokale overheden zouden, elk op grond van hun prerogatieven en bevoegdheden, en overeenkomstig artikel 7 van de Overstromingsrichtlijn (2007/60/EG); de coördinatie moeten verbeteren tussen de technisch-operationele structuren van de civiele bescherming en de milieudepartementen of –agentschappen die zich bezighouden met preventie en beheer van waterrisico's, teneinde kennis en vaardigheden uit te wisselen en te delen. De lokale en regionale overheden zouden verder zoveel mogelijk internationaal moeten samenwerken (zowel tussen lidstaten als tussen lidstaten en derde landen), overeenkomstig artikel 8 van de Richtlijn inzake overstromingen (2007/60/EG), wat betreft het internationale hydrografische bassin. |
35. |
Waterbeleid moet gebaseerd worden op de volgende drie elementen: bergen, vasthouden en afvoeren (storing, containing and drainage), die zich richten op het verminderen van de pieken in de watercyclus, waardoor het overschot aan water op een natuurlijke wijze kan worden afgevloeid terwijl er voldoende water beschikbaar blijft voor de tijden van waterschaarste. |
36. |
De prioriteit moet uitgaan naar acties ter preventie en beteugeling van de gevolgen van extreme gebeurtenissen door de natuurlijke omgeving te benutten en terug te winnen, in het besef dat zulke maatregelen, die biodiversiteit behouden en door duurzaam grondgebruik het herstel van de natuurlijke hydraulica van stroomgebieden bevorderen, uiterst doeltreffend zijn, niet alleen om de toenemende bodemafdekking tegen te gaan, maar ook om de gevolgen van de klimaatverandering te verzachten. |
37. |
Eén van de preventieve maatregelen is het creëren van meer ruimte voor het watersysteem. Bijvoorbeeld door aanleg van extra open water, maar ook door het toepassen van meervoudig ruimtegebruik, waarbij water een plaats krijgt in combinatie met een andere gebruiksfunctie, zoals wonen, werken, mobiliteit, recreatie en natuur. Hier ligt een belangrijke taak voor lokale en regionale overheden. |
38. |
Het CvdR hoopt dat de EU en de lidstaten passende aandacht schenken aan het Europees Solidariteitsfonds, een onmisbaar instrument voor economische en sociale solidariteit in geval van extreme verschijnselen, en dat zij de regels voor toegang en beheer zo afstemmen dat het fonds optimaal gebruikt wordt. |
De rol van regionale en lokale overheden inzake governance en de uitbreiding van de internationale samenwerking
39. |
In aansluiting op de KRW en Richtlijn 2007/60/EG meent het CvdR dat de planning van stroomgebieden, opgevat als analysemethode voor het milieu, het grondgebied en de economie, de correcte aanpak is om binnen de gehele EU een homogeen niveau van bescherming van watervoorraden te waarborgen. |
40. |
De lokale en regionale overheden moeten, als vertolkers van de wensen en verlangens van de bevolking, in het kader van de beheersplannen voor stroomgebieden en participatief beheer van de waterreserves, een programmerende, operationele en controlerende rol vervullen. De EU en de lidstaten zouden, ieder op grond van zijn prerogatieven, beleidsoriëntaties en prioriteiten voor het beheer moeten uitwerken. |
41. |
De regionale en lokale overheden spelen een belangrijke rol in de verificatie en controle van de uitvoering van Europees beleid voor watervoorraden; de directe en participerende betrokkenheid van lokale overheden garandeert immers het welslagen van acties voor bescherming en behoud en zorgt voor verbondenheid met de streek en bewust respect voor de aanwezige natuurlijke hulpbronnen. |
42. |
Bepleit wordt de inzet van bestaande of bijna uitgewerkte juridische en financiële instrumenten (beheersplannen voor stroomgebieden, plattelandsontwikkelings- en cohesieprogramma's, structuurfondsen, enz.), die kunnen zorgen voor „governance” van de watervoorraden in de stroomgebieddistricten. Daarbij moet gekeken worden naar alle aspecten in verband hiermee (kwaliteit en kwantiteit, scheepvaart en vervoer, energie) op een integrale en onderling samenhangende manier, ook gelet op gedeeld beheer van grensoverschrijdende waterlopen. |
43. |
De recente „EU-strategie voor de Donau-regio” kan gelden als een ook elders toepasbaar transnationaal model voor samenwerking en beheer voor watervoorraden, in de geest van de KRW en vanuit sociaal en milieu-oogpunt volledig duurzaam. Het CvdR hoopt dat bij de uitvoering van de strategie regionale en lokale overheden rechtstreeks betrokken zullen zijn. |
44. |
De regionale en lokale overheden vervullen een sleutelrol in de verzameling van milieugegevens (6) (het programma GMES kan hieraan een fundamentele bijdrage leveren). Het CvdR stelt voor de huidige Europese Waarnemingspost voor droogten om te zetten in een Europese Waterwaarnemingspost en de bevoegdheden ervan uit te breiden tot controle en stroomlijning van de beschikbare gegevens over de stand van zaken van de Europese waterreserves. |
45. |
Ter wille van de sociaaleconomische dimensie van ecosysteemdiensten en de doeltreffende invoering in de EU van een milieustrategie die „verder gaat dan het BBP” moeten de coherentie, transparantie en betrouwbaarheid van informatie en indicatoren over de staat van het milieu en de waterreserves buiten kijf staan (7). |
Slotopmerkingen
46. |
Onder verwijzing naar het kerninitiatief „Efficiënt gebruik van hulpbronnen” en de acties van zijn monitoringplatform voor de Europa 2020-strategie, hoopt het CvdR, hetzij in de omschrijving van de benadering, hetzij in het bepalen van operationele instrumenten, dat het kan bijdragen aan de acties van de Commissie op het gebied van waterreserves, energie en afval, in het besef dat de hiermee verbonden milieuaspecten onderling sterk verweven zijn. |
47. |
Het is goed er nogmaals op te wijzen dat het beleid inzake waterkwaliteit van invloed is op de beschikbaarheid van voorraden en de mogelijkheden om deze te gebruiken. Dit is een aspect dat niet verwaarloosd mag worden. In dit verband is het ook wenselijk het optreden zoveel mogelijk op de toeleveringszijde te concentreren, meer bepaald wat het productbeleid betreft, zodat kan worden nagegaan welke gevolgen producten hebben voor de waterkwaliteit, met name via een analyse van hun levenscyclus en milieueffectbeoordelingen. |
48. |
Het CvdR wil alles in het werk stellen om erop toe te zien dat toekomstige Europese dan wel nationale investeringen voor het beteugelen van de gevolgen, ook ten gevolge van klimaatverandering, van extreme verschijnselen (overstromingen en droogte) in de eerste plaats gericht zijn op de aanleg van „groene infrastructuur” (gebieden voor gecontroleerd overstromen, natuurlijke bassins voor waterretentie, herbebossingsmaatregelen en behoud van bergmilieu, heraanleg van oeverstroken en wetlands, aanleg en stabilisering van hellingen, enz.), ter waarborging van de waterhuishouding in het gebied en om nieuwe kansen te bieden voor toerisme en werkgelegenheid. Indien „groene-infrastructuur”maatregelen niet doelmatig of door lokale omstandigheden niet toelaatbaar zijn, is de „grijze infrastructuur” (kunstmatige barrières, overlaten, dijken, enz.) een noodzakelijke ingreep om het gebied, de mens en de economie tegen overstomingen te beschermen. |
49. |
In het kader van het EU-Kaderprogramma voor onderzoek moeten er projecten worden gestimuleerd voor de overdracht van kennis en techniek ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe technologie, die niet alleen het Europese concurrentievermogen verbetert, maar ook leidt tot een efficiënter en innovatiever beheer van waterreserves. |
50. |
Het CvdR benadrukt zijn standpunt dat lokale en regionale overheden rechtstreeks moeten kunnen profiteren van de financiële middelen die door de regeling voor de handel in emissierechten worden gegenereerd, om lokale actieprogramma's te financieren voor de bestrijding van klimaatverandering (8). Deze middelen kunnen deels gebruikt worden voor acties om mensen bewuster te maken van de intrinsieke waarde van water, hetzij door de watervoetafdruk op producten te vermelden, hetzij door invoering van milieubeheersystemen (EMAS) in water-intensieve productieprocessen te begunstigen, hetzij door voorlichtingscampagnes en milieu-educatie te lanceren, om te beginnen op de basisschool. |
51. |
Ook in verband met de vereisten voor de invoering van Richtlijn 2000/60/EG zou het duurzaam beheer van de waterreserves tot 2020 de volgende concrete en controleerbare doelstellingen moeten hebben: 1) toename met 20 % van de hoeveelheid bespaard water in alle sectoren; 2) toename met 20 % van het aantal waterlopen dat wordt gerenaturaliseerd, ook met het oog op betere bescherming tegen overstromingen; 3) toename met 20 % van de hoeveelheid water die momenteel voor landbouw- en industriële doeleinden hergebruikt en/of gerecycleerd wordt. Daarom pleit het Comité voor rechtstreekse integratie van het Convenant van burgemeesters. |
Brussel, 30 juni 2011
De voorzitster van het Comité van de Regio's
Mercedes BRESSO
(1) VN-resolutie A/RES/64/292 van 28 juli 2010
(2) CvdR-advies over het „Witboek Aanpassing aan klimaatverandering: naar een Europees actiekader”, CdR 72/2009 fin.
(3) „Witboek Aanpassing aan klimaatverandering: Naar een Europees actiekader”, COM(2009) 147 definitief.
(4) Mededeling: De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie - COM(2007) 414 definitief.
(5) Richtlijn 2010/31/EU van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen.
(6) CvdR-advies over „De rol van lokale en regionale overheden in het toekomstige milleubeleid”, CdR 164/2010 fin.
(7) Europese Commissie: Derde voortgangsverslag over de mededeling inzake waterschaarste en droogte in de Europese Unie, COM(2011) 133 definitief.
(8) CDR 164/2010 fin.