22.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 182/49


Donderdag 3 februari 2011
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ***I

P7_TA(2011)0037

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2011 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking) (COM(2008)0810 – C6-0472/2008 – 2008/0241(COD))

2012/C 182 E/13

(Gewone wetgevingsprocedure: herschikking)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0810),

gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0472/2008),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad „Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures” (COM(2009)0665),

gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juni 2009 (1),

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 4 december 2009 (2),

gelet op het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten (3),

gezien de brief van 3 april 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, conform artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,

gelet op de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0229/2010),

A.

overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die inhoudelijke wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijziging,

1.

neemt het hierna uiteengezette standpunt in eerste lezing aan met inachtneming van de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.


(1)  PB C 306 van 16.12.2009, blz. 39.

(2)  PB C 141 van 29.5.2010, blz. 55.

(3)  PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.


Donderdag 3 februari 2011
P7_TC1-COD(2008)0241

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 3 februari 2011 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HT EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (4) moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De doelstellingen van het milieubeleid van de Unie omvatten in het bijzonder behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens en behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dit beleid berust op het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(3)

Het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling („Vijfde Milieuactieprogramma” (5) stelt dat de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling ingrijpende veranderingen in de huidige ontwikkelings-, productie-, consumptie- en gedragspatronen vereist en pleit onder meer voor de beperking van de verspilling van natuurlijke hulpbronnen en voor de voorkoming van verontreiniging. Dit programma noemt afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, hierna „AEEA”, als een van de doelgebieden voor regelgeving waar het gaat om de toepassing van de uitgangspunten preventie, nuttige toepassing en veilige verwijdering van afval.

(4)

Deze richtlijn vormt een aanvulling op de algemene EU-wetgeving inzake afvalbeheer, waaronder Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (6). Zij verwijst naar de in die richtlijn gebruikte definities, met inbegrip van de definities van afvalstoffen en algemene afvalbeheershandelingen. De definitie van inzameling volgens Richtlijn 2008/98/EG omvat de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) brengt een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten tot stand en maakt de vaststelling mogelijk van specifieke ecologische ontwerpvoorschriften voor energiegerelateerde producten die ook onder deze richtlijn kunnen vallen. Richtlijn 2009/125/EG en de krachtens die richtlijn aangenomen uitvoeringsmaatregelen laten de wetgeving van de Unie inzake afvalbeheer onverlet. Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (8) vereist de vervanging van verboden stoffen in alle onder die richtlijn vallende elektrische en elektronische apparaten (EEA).

(5)

Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat bijzondere specifieke bepalingen of specifieke bepalingen ter aanvulling van die van die richtlijn voor het beheer van bepaalde categorieën afvalstoffen in afzonderlijke richtlijnen kunnen worden vastgesteld.

(6)

Omdat de markt blijft groeien en de innovatiecycli alsmaar korter worden, worden apparaten sneller vervangen en zwelt de afvalstroom van AEEA in rap tempo aan. Hoewel Richtlijn 2002/95/EG doeltreffend bijdraagt tot het verminderen van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in nieuwe EEA, zullen gevaarlijke stoffen zoals kwik, cadmium, lood, zeswaardig chroom, polychloorbifenylen (PCB's) en ozonafbrekende stoffen nog vele jaren lang in AEEA worden aangetroffen. De aanwezigheid van gevaarlijke onderdelen in EEA levert in de afvalfase ernstige moeilijkheden op, en recycling van AEEA vindt niet in voldoende mate plaats. Te weinig recycling resulteert in het verlies van kostbare grondstoffen.

(7)

Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie, in de eerste plaats door preventie van AEEA, en daarnaast door hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van AEEA, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen en bij te dragen tot efficiënt hulpbronnengebruik en de terugwinning van strategische grondstoffen. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van EEA betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van AEEA. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op het niveau van de Unie worden vastgesteld en moeten geharmoniseerde normen voor het inzamelen van en de omgang met AEEA worden ontwikkeld .

(8)

Daar de doelstellingen van de te ondernemen actie niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang van het probleem, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(9)

De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op alle betrokken producten en producenten, ongeacht de verkoopstechniek, dus met inbegrip van afstandsverkoop en elektronische handel. In dit verband moeten producenten en distributeurs die kanalen voor afstandsverkoop en elektronische handel gebruiken, voor zover uitvoerbaar, dezelfde verplichtingen hebben, waaraan op dezelfde wijze de hand moet worden gehouden, om te voorkomen dat andere distributiekanalen de kosten moeten dragen ingevolge deze richtlijn met betrekking tot AEEA waarvan de apparatuur op afstand of elektronisch is verkocht.

(10)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle door consumenten gebruikte EEA alsook op voor bedrijfsmatig gebruik bedoelde elektrische en elektronische apparaten. Deze richtlijn dient te gelden zonder afbreuk te doen aan de wetgeving van de Unie betreffende veiligheids- en gezondheidsvoorschriften ter bescherming van eenieder die in contact komt met AEEA, aan de specifieke Uniewetgeving betreffende afvalbeheer, in het bijzonder Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's alsook afgedankte batterijen en accu's (9), en aan de wetgeving van de Unie betreffende productontwerp, in het bijzonder Richtlijn 2005/32/EG. Grote vaste installaties moeten uitgesloten worden van het toepassingsgebied van deze richtlijn omdat ze op een bepaalde locatie vast geïnstalleerd en bediend worden, ze gemonteerd en afgebroken worden door vaklieden en daarom een beheerste afvalstroom vormen. Grote, niet-verplaatsbare industriële installaties die voor de werking op een specifieke locatie worden geïnstalleerd vallen eveneens buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn. Daarnaast worden uitsluitend door professionele gebruikers bediende mobiele machines uitgesloten, aangezien deze eveneens door vaklieden worden uiteengehaald en verwijderd, en derhalve zorgen voor een geregelde afvalstroom. Voorts moeten fotovoltaïsche modules ook worden uitgesloten, aangezien zij eveneens door vaklieden worden geïnstalleerd en verwijderd, en een aanzienlijke bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de doelstelling inzake hernieuwbare energiebronnen en aldus tot een vermindering van de CO2-uitstoot. Bovendien heeft de zonne-energiesector een vrijwillig milieuconvenant gesloten met als doel het recyclen van 85 % van alle fotovoltaïsche modules. De Commissie dient na te gaan of met dit convenant resultaten worden behaald die gelijkwaardig zijn aan de doelstellingen van onderhavige richtlijn en of het convenant betrekking heeft op alle op de markt gebrachte fotovoltaïsche modules en dient zo nodig op grondslag van een verslag een voorstel in te dienen om ervoor te zorgen dat de fotovoltaïsche modules binnen het toepassingsgebied van de richtlijn komen te vallen.

(11)

Onder andere doordat zij de producentenverantwoordelijkheid vastlegt, bevordert deze richtlijn dat bij het ontwerp en de productie van EEA ten volle rekening wordt gehouden met reparatie, de mogelijkheid tot verbetering, hergebruik, demontage en recycling daarvan en dat deze aspecten worden vergemakkelijkt.

(12)

Teneinde de gezondheid en veiligheid van het personeel van de distributeur dat betrokken is bij het terugnemen en manipuleren van AEEA te waarborgen, dienen de lidstaten overeenkomstig de nationale en uniale veiligheids- en gezondheidsvoorschriften te bepalen onder welke voorwaarden het terugnemen door de distributeurs kan worden geweigerd.

(13)

Gescheiden inzameling is een voorwaarde om de specifieke behandeling en recycling van AEEA te waarborgen, en is noodzakelijk om het vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en milieu in de Unie te halen. De consument moet actief bijdragen tot het succes van deze inzameling en moet worden aangemoedigd AEEA in te leveren. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet. De distributeurs , gemeenten en recyclers leveren allemaal een belangrijke bijdrage tot het succes van de inzameling en verwerking van AEEA en moeten derhalve onder de vereisten van deze richtlijn vallen .

(14)

Om in de Unie het vastgestelde beschermingsniveau en de geharmoniseerde milieudoelstellingen te bereiken, dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. Om te waarborgen dat de lidstaten doelmatige inzamelingssystemen opzetten, dient te worden verlangd dat zij een hoog inzamelingsniveau van AEEA bereiken, met name voor koel- en diepvriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat, gezien de grote milieueffecten van die stoffen en gezien de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (10) en Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (11). Uit gegevens in de effectbeoordeling blijkt dat nu reeds 65 % van de op de markt gebrachte EEA gescheiden wordt ingezameld, maar dat meer dan de helft daarvan wellicht op niet-conforme wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd of op de juiste wijze wordt verwerkt, maar zonder dat de verwerkte hoeveelheden worden gemeld. Dat resulteert in milieuschade, het verloren gaan van kostbare secundaire grondstoffen en het leveren van onsamenhangende gegevens . Om dit te vermijden, moet een ambitieus inzamelingsstreefcijfer worden vastgesteld om alle actoren die AEEA inzamelen ertoe te verplichten deze op een milieuvriendelijke wijze te verwerken en de ingezamelde, gemanipuleerde en verwerkte hoeveelheden te melden . Het is van fundamenteel belang dat de lidstaten voor de efficiënte naleving van deze richtlijn zorgen; dit geldt met name voor de controle op gebruikte EEA die uit de EU wordt gevoerd.

(15)

Een specifieke behandeling van AEEA is onontbeerlijk om de verspreiding van verontreinigende stoffen in het gerecycleerde materiaal of in de afvalstroom tegen te gaan. Een dergelijke behandeling vormt de meest doeltreffende manier om te garanderen dat het door de Unie vastgestelde milieubeschermingsniveau wordt bereikt. Installaties of bedrijven die inzamelings-, recycling- en verwerkingsactiviteiten uitvoeren, moeten aan minimale normen voldoen om negatieve milieueffecten in verband met de verwerking van AEEA te voorkomen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling dienen te worden gebruikt, mits zij de gezondheid van de mens en een hoogwaardige milieubescherming garanderen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling kunnen nader worden bepaald overeenkomstig de procedures van Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (12).

(16)

Het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's heeft in zijn advies van 19 januari 2009 inzake risicobeoordeling van nanotechnologieproducten opgemerkt dat nanomaterialen die stevig verankerd zijn in grote structuren, bijvoorbeeld in elektronische circuits, tijdens de afval- en recyclagefase kunnen vrijkomen. Ter beheersing van mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu als gevolg van de verwerking van AEEA dat nanomaterialen bevat, kan selectieve verwerking noodzakelijk zijn. Het is de taak van de Commissie te beoordelen of desbetreffende nanomaterialen selectief moeten worden verwerkt.

(17)

Waar van toepassing dient voorrang te worden gegeven aan het hergebruik van AEEA en van onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen daarvan. Indien hergebruik niet de voorkeur verdient, dient alle gescheiden ingezamelde AEEA voor nuttige toepassing te worden aangeboden en daarbij moet een hoog niveau van recycling en nuttige toepassing worden bereikt. Bovendien dienen producenten te worden gestimuleerd om gerecycleerd materiaal in nieuwe apparatuur te verwerken.

(18)

De nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recycling van apparatuur telt alleen mee voor het behalen van de in deze richtlijn omschreven streefcijfers als die nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik of recycling niet strijdig is met andere op die apparatuur toepasselijke uniale en nationale wetgeving. Het zorgen voor de juiste terugwinning en voorbereiding voor het hergebruik en de recycling van apparatuur is van belang voor een gedegen grondstoffenbeheer en een optimalisering van de toevoer van hulpbronnen.

(19)

De voornaamste uitgangspunten ten aanzien van de financiering met betrekking tot het beheer van AEEA moeten door de Unie worden vastgesteld en de financieringsstelsels moeten tot hoge inzamelingsniveaus bijdragen alsook tot de toepassing van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid.

(20)

Gebruikers van EEA in particuliere huishoudens dienen de mogelijkheid te hebben hun AEEA ten minste kosteloos in te leveren. De producenten dienen derhalve de inzameling door inzamelingsfaciliteiten, en de verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA te financieren. De lidstaten dienen alle betrokkenen bij de omgang met AEEA ertoe aan te sporen tot de verwezenlijking van de doelstelling van deze richtlijn bij te dragen , teneinde ervoor te zorgen dat gescheiden ingezamelde AEEA niet op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd ▐ . Opdat de kosten voor de inzameling van deze afvalstoffen – overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt – worden verlegd van de belastingbetaler in het algemeen naar de consument van EEA , dienen de lidstaten de producenten aan te sporen om alle ingezamelde AEEA te verwerken . De consumenten hebben de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat EEA aan het einde van haar levensduur naar inzamelingsfaciliteiten wordt gebracht, opdat zij op de juiste manier kan worden verwerkt. Een optimale toepassing van het beginsel producentenverantwoordelijkheid vereist dat elke producent verantwoordelijk is voor de financiering van het beheer van het afval van zijn eigen producten. De producent dient te kunnen kiezen om hetzij individueel hetzij via een collectieve regeling aan die verplichtingen te voldoen. Elke producent of derde die namens deze optreedt en die een product op de markt brengt, dient een financiële waarborg te stellen, zodat de kosten voor het beheer van AEEA van weesproducten niet ten laste van de samenleving of van andere producenten kunnen komen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten in collectieve financieringssystemen, en alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, dienen proportioneel in deze systemen bij te dragen. De collectieve systemen mogen niet zodanig zijn dat zij fabrikanten van gespecialiseerde producten, kleine producenten, importeurs of nieuwkomers uitsluiten.

(21)

Voorlichting van de gebruikers over het voorschrift dat AEEA niet langer samen met ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd maar gescheiden moet worden ingezameld, alsmede over de inzamelingssystemen en over hun eigen rol bij het beheer van AEEA, is onontbeerlijk om de inzameling van AEEA te doen slagen. Dit houdt ook in dat EEA die in vuilnisbakken of vergelijkbare vormen van stedelijk afvalinzameling terecht zou kunnen komen, van een duidelijk merkteken wordt voorzien.

(22)

De door producenten te verstrekken informatie ter identificatie van onderdelen en materialen is van belang om het beheer, en in het bijzonder de verwerking en de nuttige toepassing of recycling, van AEEA te vergemakkelijken.

(23)

De lidstaten dienen ervoor zorg te dragen dat met de infrastructuur voor inspectie en controle kan worden nagegaan of deze richtlijn correct ten uitvoer wordt gelegd, onder meer gelet op Aanbeveling 2001/331/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten (13).

(24)

Gegevens over het gewicht van EEA die in de Unie op de markt komen en over het niveau van inzameling, hergebruik (voor zover mogelijk met inbegrip van hergebruik van complete apparaten), nuttige toepassing of recycling en uitvoer van overeenkomstig deze richtlijn ingezamelde AEEA zijn noodzakelijk om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen meten.

(25)

De lidstaten kunnen ervoor opteren sommige bepalingen van deze richtlijn uit te voeren door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren, mits aan bepaalde voorschriften is voldaan.

(26)

Om de huidige belemmeringen voor de goede werking van de interne markt terug te dringen, moeten de administratieve lasten worden verlicht door de procedures voor registratie en rapportering te harmoniseren en het betalen van meerdere vergoedingen voor meerdere registraties in de afzonderlijke lidstaten te voorkomen. Vooral mag niet langer de eis worden gesteld dat een producent om in een lidstaat EEA op de markt te mogen brengen, in de desbetreffende lidstaat een zetel moet hebben. De aanduiding van een in de lidstaat gevestigde plaatselijke juridische vertegenwoordiger dient echter te volstaan. Voor de praktische handhaving van deze wetgeving moeten de lidstaten in staat worden gesteld de producent die verantwoordelijk is voor het product te identificeren en de toeleveringsketen vanaf de einddistributeur te traceren. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat een distributeur die voor het eerst apparatuur aanbiedt op het grondgebied van een lidstaat (intra-uniale handel) hetzij een akkoord met de producent sluit hetzij zorgt voor de registratie van die apparatuur en de financiering van het beheer van AEEA die uit deze apparatuur voortkomt.

(27)

Teneinde de bepalingen van deze richtlijn aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen en andere noodzakelijke maatregelen vast te stellen, moet de Commissie worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen aangaande overgangsregelingen, de aanpassing van de bijlagen, gedetailleerde bepalingen voor de controle en het toezicht op de naleving , de definitie van „heel klein AEEA” en „micro-ondernemingen die op een kleine oppervlakte werken”, procedures voor registratie en rapportage en de rapportagefrequentie, alsmede wijzigingen in de regels inzake de implementatie van onderhavige richtlijn ▐.

(28)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

(29)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van AEEA, ter beperking van negatieve gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van zulk gebruik , overeenkomstig de artikelen 1 en 4 van Richtlijn 2008/98/EG . De richtlijn vraagt alle bij de levenscyclus van een product betrokken marktdeelnemers hun milieunormen te verbeteren, waardoor zij bijdragen aan een duurzame productie en nuttige toepassing.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn, behoudens lid 3, is van toepassing op alle EEA ▐.

2.   Deze richtlijn geldt onverminderd de eisen van de Uniewetgeving inzake veiligheid en gezondheid en inzake chemische stoffen, met name Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (14), alsook die van de specifieke Uniewetgeving inzake afvalstoffenbeheer en productontwerp.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op ▐:

a)

EEA die noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal die voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd;

b)

EEA die specifiek is ontworpen om deel uit te maken van andere apparatuur welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt en die haar functie alleen kan vervullen als zij deel uitmaakt van laatstbedoelde apparatuur;

c)

grote vaste installaties;

d)

grote, niet-verplaatsbare industriële installaties;

e)

niet uitsluitend voor bedrijfsmatig gebruik bestemde mobiele machines;

f)

vervoermiddelen voor personen- of goederenvervoer;

g)

fotovoltaïsche modules;

h)

gloeilampen;

i)

geïmplanteerde en geïnfecteerde medische hulpmiddelen.

Uiterlijk op … (15) en daarna om de vijf jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor waarin het toepassingsgebied van de richtlijn onderzocht wordt, vooral ten aanzien van de vraag of fotovoltaïsche modules in het toepassingsgebied moeten worden opgenomen. In het deel van het verslag over fotovoltaïsche modules worden met name de daadwerkelijk verwezenlijkte inzamelings- en recyclingpercentages geëvalueerd. Op basis van dit verslag dient de Commissie eventueel een voorstel in.

Artikel 3

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „elektrische en elektronische apparatuur” of „EEA”: apparaten die elektrische stromen of elektromagnetische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die ▐ bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1 000 volt bij wisselstroom en 1 500 volt bij gelijkstroom;

b)   „afgedankte elektrische en elektronische apparatuur” of „AEEA”: elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen vormen in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt;

c)     „medisch hulpmiddel” :

EEA die valt onder het toepassingsgebied van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (16) en Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 over medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek  (17) ;

d)   „preventie”: preventie in de zin van artikel 3, punt 12, van Richtlijn 2008/98/EG;

e)   „hergebruik”: hergebruik in de zin van artikel 3, punt 13, van Richtlijn 2008/98/EG;

f)   „voorbereiding voor hergebruik”: voorbereiding voor hergebruik in de zin van artikel 3, punt 16, van Richtlijn 2008/98/EG;

g)   „recycling”: recycling in de zin van artikel 3, punt 17, van Richtlijn 2008/98/EG;

h)   „nuttige toepassing”: nuttige toepassing in de zin van artikel 3, punt 15, van Richtlijn 2008/98/EG;

i)   „verwijdering”: verwijdering in de zin van artikel 3, punt 19, van Richtlijn 2008/98/EG;

j)   „verwerking”: verwerking in de zin van artikel 3, punt 14, van Richtlijn 2008/98/EG;

k)   „producent”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de verkooptechniek, met inbegrip van technieken voor verkoop op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (18):

Wordt niet als „producent” aangemerkt, diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, tenzij hij tevens optreedt als producent in de zin van het bepaalde onder de punten i) tot en met iii);

l)   „distributeur”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de toeleveringsketen en EEA aanbiedt op de markt;

m)   „AEEA van particuliere huishoudens”: AEEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met AEEA van particuliere huishoudens vergelijkbaar is , alsmede AEEA die zowel door particuliere huishoudens als door andere gebruikers dan particuliere huishoudens als EEA kan zijn gebruikt ;

n)   „gevaarlijke afvalstof”: gevaarlijke afvalstof in de zin van artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/98/EG;

o)   „financieringsovereenkomst”: een lening-, lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enige apparatuur, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een bijkomende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het apparaat zal of kan plaatsvinden;

p)   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

q)   „op de markt brengen”: het voor het eerst op de markt van de Unie aanbieden van een product;

r)   „afzondering”: manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat gevaarlijke stoffen, preparaten en onderdelen aan het eind van het verwerkingsproces als identificeerbare stroom of identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, preparaten of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om aan te tonen dat zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu;

s)   „inzameling”: inzameling in de zin van artikel 3, punt 10, van Richtlijn 2008/98/EG;

t)   „gescheiden inzameling”: gescheiden inzameling in de zin van artikel 3, punt 11, van Richtlijn 2008/98/EG;

u)     „grote vaste installaties” :

een specifieke combinatie van verschillende soorten apparaten en eventueel andere toestellen, gemonteerd en vast geïnstalleerd op een van tevoren vastgestelde locatie; dit omvat geen verlichtingsproducten;

v)     „grote, niet-verplaatsbare industriële installaties” :

een samenstel van machines, apparatuur en/of onderdelen, ontworpen om samen te worden gebruikt in de industrie om een specifieke taak te verrichten, die door vaklieden geïnstalleerd worden en zich tijdens de gebruiksfase op één vaste plaats bevinden;

w)     „niet voor de weg bestemde mobiele machine” :

een machine waarvan de werking hetzij een mobiliteit bij het werk hetzij een continue of halfcontinue verplaatsing langs een reeks van opeenvolgende vaste werklocaties vereist, of een machine die zonder verplaatsing werkt, maar die kan zijn voorzien van middelen om haar gemakkelijker te verplaatsen van de ene plaats naar de andere;

x)     „vervoermiddel” :

een voertuig dat gebruikt wordt voor het vervoer van personen of goederen, zoals auto's, bussen, vrachtwagens, trams, treinen, schepen en vliegtuigen;

y)     „Fotovoltaïsche modules” :

enkel fotovoltaïsche modules die bestemd zijn voor het gebruik in een systeem dat voor voortdurend gebruik op een specifieke locatie voor de opwekking van stroom voor openbare, commerciële of particuliere doeleinden, wordt ontworpen, gemonteerd en geïnstalleerd.

Artikel 4

Productontwerp

De lidstaten stimuleren, overeenkomstig de communautaire productwetgeving met inbegrip van Richtlijn 2009/125/EG samenwerking tussen producenten en recyclers en maatregelen te nemen ter bevordering van ontwerp en productie van elektrische en elektronische apparatuur, met name met het oog op het vergemakkelijken van het hergebruik, de ontmanteling en de nuttige toepassing van AEEA en de onderdelen en materialen daarvan. Deze maatregelen mogen geen belemmering vormen voor het correct functioneren van de interne markt. In deze context nemen de lidstaten passende maatregelen opdat specifieke designelementen of productieprocessen van producenten het hergebruik van AEEA niet in de weg staan, tenzij de voordelen daarvan zwaarder wegen, bij voorbeeld in verband met milieubescherming en/of milieueisen. Eisen inzake ecologisch ontwerp gericht op het vergemakkelijken van het hergebruik, de ontmanteling en de nuttige toepassing van AEEA en de beperking van de emissie van gevaarlijke stoffen moeten uiterlijk op 31 december 2014 worden ingesteld in het kader van de uitvoeringsmaatregelen die worden aangenomen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG.

Artikel 5

Gescheiden inzameling

1.    Om een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA en een correcte verwerking van alle soorten AEEA te bereiken, met name ▐ koel- en diepvriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat , lampen die kwik bevatten en kleine apparaten, zorgen de lidstaten ervoor dat alle AEEA gescheiden wordt ingezameld en niet wordt samengevoegd met grofvuil of ongesorteerd huishoudelijk afval, en dat onverwerkte AEEA niet wordt gestort of verbrand .

2.   Wat AEEA van particuliere huishoudens betreft, dragen de lidstaten er zorg voor dat:

a)

systemen worden ingevoerd waardoor de laatste houders en de distributeurs dergelijke afvalstoffen ten minste zonder kosten kunnen inleveren. De lidstaten dragen zorg voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de noodzakelijke inzamelingsinrichtingen, met name rekening houdend met de bevolkingsdichtheid;

b)

de distributeurs er de verantwoordelijkheid voor dragen dat bij de levering van een nieuw product een gelijke hoeveelheid van zulk afval, ten minste zonder kosten, bij de distributeur kan worden ingeleverd, met dien verstande dat de apparatuur van een gelijkwaardig type is en dezelfde functies had als de geleverde apparatuur. De lidstaten kunnen van deze bepaling afwijken, mits zij ervoor zorgen dat zulks de inlevering van AEEA niet bemoeilijkt voor de laatste houder en dat de systemen kosteloos blijven voor de laatste houder. De lidstaten die van deze bepaling gebruikmaken, stellen de Commissie daarvan in kennis;

c)

het de producenten toegestaan is, onverminderd de bepalingen onder a) en b), individuele en/of collectieve terugnamesystemen voor AEEA uit particuliere huishoudens in te voeren en te exploiteren, mits de systemen op één lijn staan met de doelstellingen van deze richtlijn;

d)

gelet op de nationale en uniale veiligheids- en gezondheidsvoorschriften AEEA die bij gebruik is verontreinigd en daardoor een risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel oplevert, bij inleveringspunten als bedoeld onder a) en b) kan worden geweigerd; de lidstaten stellen voor deze AEEA specifieke regelingen vast.

De lidstaten kunnen specifieke regelingen vaststellen voor de inlevering van AEEA als bedoeld onder a) en b) waaraan essentiële onderdelen ontbreken, of waarin zich afvalstoffen bevinden die niet als AEEA kunnen worden aangemerkt.

3.   Wat AEEA van andere dan AEEA van particuliere huishoudens betreft en onverminderd artikel 13 dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten of derden die in hun naam handelen dergelijk afval inzamelen.

Artikel 6

Verwijdering en vervoer van ingezamelde AEEA

1.   De lidstaten verbieden de verwijdering van gescheiden ingezamelde onverwerkte AEEA en houden toezicht op de handhaving van dat verbod .

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de inzameling en het vervoer van gescheiden ingezamelde AEEA op zodanige wijze plaatsvinden dat hergebruik, recycling en de inperking van gevaarlijke stoffen worden geoptimaliseerd. Opdat hele apparaten zoveel mogelijk worden hergebruikt, zorgen de lidstaten er ook voor dat de inzamelingsregelingen het mogelijk maken dat in de inzamelpunten herbruikbare apparaten vóór het transport worden gescheiden van de gescheiden ingezamelde AEEA.

Artikel 7

Inzamelingsstreefcijfers

1.   Onverminderd artikel 5, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat tegen 2016 minimaal 85 % van de AEEA die op hun grondgebied wordt gegenereerd, wordt ingezameld.

De lidstaten zorgen ervoor dat zij tegen 2012 minimaal 4 kg AEEA per hoofd inzamelen. Indien zij in 2010 een groter gewicht hebben ingezameld, zorgen zij voor inzameling van minimaal dat gewicht.

De lidstaten zorgen ervoor dat het volume AEEA dat wordt ingezameld, gedurende de periode 2012-2016 geleidelijk toeneemt.

De lidstaten mogen ambitieuzere afzonderlijke streefcijfers vaststellen en melden dat in voorkomend geval aan de Commissie.

De inzamelingsstreefcijfers moeten jaarlijks worden gehaald.

De lidstaten leggen verbeteringsplannen uiterlijk … (19) voor aan de Commissie.

2.     Om vast te stellen of het minimale inzamelingspercentage is gehaald, zorgen de lidstaten ervoor dat de relevante marktspelers jaarlijks kosteloos voor de lidstaten, en overeenkomstig artikel 16, informatie meedelen over AEEA die

a)

door om het even welke marktspeler is voorbereid voor hergebruik, of verzonden naar verwerkingsinstallaties,

b)

overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), bij inzamelingsinrichtingen is ingeleverd,

c)

overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), bij distributeurs is ingeleverd,

d)

door producenten of derden die in hun naam handelen, gescheiden is ingezameld, of

e)

op andere wijze gescheiden is ingezameld.

3.    Bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 kunnen voor de periode tot en met 31 december 2015 overgangsregelingen worden ingesteld om problemen aan te pakken die ingevolge specifieke nationale omstandigheden in een lidstaat ontstaan bij het voldoen aan de in lid 1 opgesomde eisen.

4.    Uiterlijk 31 december 2012 stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 een gemeenschappelijke methodiek vast om het volume AEEA in gewicht te bepalen dat in elke lidstaat wordt gegenereerd. Deze methodiek omvat gedetailleerde regels voor de toepassing en berekeningsmethoden voor toezicht op het voldoen van de in lid 1 gestelde doelen .

5.   Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 2012 het in lid 1 vermelde inzamelingspercentage en de in lid 1 vermelde streefdatums, mede met het oog op de eventuele vaststelling van een streefcijfer voor de gescheiden inzameling van koel- en diepvriesapparatuur , lampen, zoals gloeilampen, en kleine apparaten .

Artikel 8

Verwerking

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat alle gescheiden ingezamelde AEEA wordt verwerkt.

Uiterlijk … (20) verzoekt de Commissie de Europese normalisatie-instellingen normen op en vast te stellen voor de inzameling, de opslag, het vervoer, de verwerking, de recycling en de herstelling van AEEA, alsmede voor de voorbereiding voor hergebruik. Deze normen weerspiegelen de stand van de techniek.

Een verwijzing naar de normen wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie opgenomen.

De aanpak van de inzameling, de opslag, het vervoer, de verwerking, recycling en herstelling van AEEA, alsmede de voorbereiding voor hergebruik dient erop gericht te zijn grondstoffen te bewaren, en kostbare grondstoffen die zich in EEA bevinden te recyclen met het oog op een betere grondstoffenvoorziening in de Unie.

2.   De verwerking, behoudens de voorbereiding voor hergebruik, omvat ten minste de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve verwerking overeenkomstig bijlage III.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of in hun naam handelende derden systemen invoeren voor de nuttige toepassing van AEEA met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken. De producenten kunnen deze systemen individueel of collectief invoeren. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar inzamelings- of verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage IV.

4.    Om andere verwerkingstechnieken in te voeren die ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu bieden, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikelen 19, en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21, wijzigingen aan bijlage III vast . ▐ De Commissie beoordeelt met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende printplaten van mobiele telefoons en LCD-schermen moeten worden gewijzigd. De Commissie beoordeelt of bijlage III moet worden gewijzigd ten aanzien van relevante nanomaterialen.

5.   Voor milieubeschermingsdoeleinden kunnen de lidstaten minimumkwaliteitsnormen voor de verwerking van ingezamelde AEEA invoeren.

De lidstaten die voor deze kwaliteitsnormen kiezen, brengen deze ter kennis van de Commissie, die deze normen bekendmaakt.

6.   De lidstaten moedigen inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht aan, gecertificeerde milieubeheerssystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (21).

Artikel 9

Vergunningen en inspecties

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, in het bezit zijn van een vergunning van de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2008/98/EG.

2.   De in artikel 24, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde afwijking van de vergunningsvereiste kan worden toegepast op handelingen voor de nuttige toepassing van AEEA, mits de bevoegde instanties vóór de registratie een inspectie uitvoeren teneinde te onderzoeken of aan artikel 13 van die richtlijn wordt voldaan.

De inspectie omvat verificatie van:

a)

type en hoeveelheid van het te verwerken afval;

b)

de algemene technische voorschriften die in acht moeten worden genomen;

c)

de nodige voorzorgsmaatregelen.

Deze inspectie vindt ten minste één keer per jaar plaats en de lidstaten delen de resultaten mee aan de Commissie.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat aan de in de leden 1 en 2 bedoelde vergunning of registratie alle voorwaarden zijn verbonden die nodig zijn om aan de eisen van artikel 8, leden 2, 3 en 5, te voldoen en de streefcijfers voor nuttige toepassing van artikel 11 te bereiken.

Artikel 10

Overbrenging van AEEA

1.   De verwerkingshandelingen mogen ook buiten de betrokken lidstaat of de Unie plaatsvinden, mits de overbrenging van de AEEA in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (22).

2.   AEEA die buiten de Unie is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of IIIA bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (23), wordt bij de narekening of de in artikel 11 van deze richtlijn bedoelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn slechts meegeteld, indien de uitvoerder vóór de overbrenging middels sluitende bewijzen kan aantonen dat de nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recycling gebeurt in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn. Na de nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik of recycling wordt de naleving van deze gelijkwaardige omstandigheden bevestigd.

3.     De lidstaten staan geen overbrenging van voor hergebruik bestemde EEA toe, tenzij deze door een bevoegde geïdentificeerde natuurlijke persoon of rechtspersoon als volledig bedrijfsklaar is gecertificeerd en als dusdanig is geëtiketteerd.

4.    Opdat verwerking buiten de EU met een gelijkwaardig beschermingsniveau plaatsvindt, stelt de Commissie uiterlijk …  (24) door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 gedetailleerde regels voor de leden 1 en 2 vast , in het bijzonder criteria voor het beoordelen of de omstandigheden stroken met de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 11

Streefcijfers inzake nuttige toepassing

1.   Wat alle AEEA betreft die gescheiden is ingezameld en die bestemd is voor verwerking volgens de artikelen 8, 9 en 10 of voor voorbereiding voor hergebruik, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten op 31 december 2011 de volgende minimale streefcijfers bereiken:

a)

van AEEA van de categorieën 1 en 4 van bijlage IA :

wordt 85 % nuttig toegepast, ▐

wordt 75 % ▐ gerecycleerd , en

wordt 5 % voorbereid voor hergebruik ;

b)

van AEEA van categorie 2 van bijlage IA :

wordt 80 % nuttig toegepast,

wordt 65 % ▐ gerecycleerd , en

wordt 5 % voorbereid voor hergebruik ;

c)

van AEEA van categorie 3 van bijlage IA:

wordt 75 % nuttig toegepast, en

wordt 50 % gerecycleerd;

d)

van AEEA van categorie 5 van bijlage IA :

wordt 75 % nuttig toegepast, ▐

wordt 50 % ▐ gerecycleerd , en

wordt 5 % voorbereid voor hergebruik ;

e)

van AEEA van categorie 6 van bijlage IA

wordt 85 % nuttig toegepast,

wordt 75 % gerecycleerd, en

wordt 5 % voorbereid voor hergebruik;

f)

van afgedankte gasontladingslampen wordt 80 % gerecycleerd.

2.   Deze streefcijfers worden berekend als percentage van het gewicht van de gescheiden ingezamelde AEEA die aan inrichtingen voor nuttige toepassing wordt toegeleverd en op doeltreffende wijze nuttig wordt toegepast, hergebruikt en gerecycleerd . Opslag, sortering en voorbehandeling in inrichtingen voor nuttige toepassing worden niet in aanmerking genomen in de berekeningen voor het behalen van de streefcijfers.

3.   De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, met het oog op de berekening van deze streefcijfers registers bijhouden van de hoeveelheid gebruikte EEA, AEEA en de onderdelen, materialen en stoffen ervan wanneer deze de verwerkingsinrichting binnenkomen (input) en verlaten (output), en wanneer zij de inrichting voor nuttige toepassing of recycling binnenkomen (input) en verlaten (het totale outputpercentage) .

4.   De lidstaten moedigen de ontwikkeling van nieuwe technieken voor nuttige toepassing, recycling en verwerking aan.

Artikel 12

Financiering met betrekking tot AEEA van particuliere huishoudens

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten ten minste voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens vanaf de afgifte bij krachtens artikel 5, lid 2, gecreëerde inzamelingsinrichtingen. Bovendien zorgen de lidstaten er waar passend voor dat er, met het oog op een verbetering van de AEEA-inzameling, bij de verkoop van nieuwe EEA voldoende financiële middelen worden verkregen overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt (waarbij de vervuiler niet de algemene belastingbetaler is, maar kleinhandelaren, consumenten en producenten) om de kosten te dekken van de inzameling van AEEA van huishoudens, met inbegrip van de kosten van het leiden van de inzamelingsinrichtingen en bijbehorende bewustwordingscampagnes betreffende het beheer van AEEA. Deze financiële middelen zijn enkel beschikbaar voor marktdeelnemers die wettelijk verplicht zijn AEEA in te zamelen .

Als de kosten van zulke marktdeelnemers volledig zijn gedragen door de volgens de eerste alinea verkregen financiële middelen, dragen deze marktdeelnemers – Gemeenten of particuliere inzamelpunten – alle ingezamelde AEEA over aan de regelingen voor producentenverantwoordelijkheid.

De financiering van de inzameling van AEEA van huishoudens voor overbrenging naar inzamelingsinrichtingen valt niet onder de individuele producentenverantwoordelijkheid voor de financiering zoals bedoeld in de tweede alinea.

De lidstaten kunnen aanvullende regels vastsellen met betrekking tot de berekeningsmethoden voor de kosten van inzameling en inzamelingsinrichtingen.

2.   Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 op de markt worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor de verwerking van het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de organisatie van die financiering kiezen tussen collectieve en individuele regelingen. Hij kan aan zijn verplichtingen voldoen via een van deze methoden of via een combinatie van beiden. In de collectieve regelingen worden verschillende tarieven voor producenten gehanteerd afhankelijk van het gemak waarmee hun producten en de strategische materialen die zij bevatten kunnen worden gerecycleerd.

De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten, wanneer zij een product op de markt brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA zal worden gefinancierd, en dat zij hun producten duidelijk overeenkomstig artikel 15, lid 2, markeren. De waarborg heeft betrekking op de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor het product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA. De financiële waarborg met betrekking tot afgedankte producten wordt zodanig berekend dat de internalisering van de werkelijke kosten aan het einde van de levensduur van een product van een producent gegarandeerd is, rekening houdende met de in artikel 8 bedoelde normen voor verwerking en recycling.

3.     Om een geharmoniseerde benadering bij de naleving van de financiëlewaarborgvereisten als bedoeld in lid 2 mogelijk te maken, stelt de Commissie uiterlijk …  (25) door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 de minimumeisen en methoden voor de berekening van de hoogte van deze waarborgen, alsook richtlijnen voor verificatie en auditing ervan, vast.

Deze eisen zorgen er tenminste voor dat:

a)

de waarborg leidt tot internalisering van de werkelijke kosten aan het einde van de levensduur van een product van een producent, rekening houdende met de normen voor verwerking en recycling,

b)

de kosten in verband met de verplichting van een producent niet ten laste van andere marktdeelnemers, en

c)

de waarborg in de toekomst beschikbaar is en kan worden gebruikt om te voldoen aan de lopende verplichting tot recycling van een producent in geval van insolventie van deze laatste.

4.   De verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten voor het beheer van AEEA die is ontstaan uit apparatuur die vóór 13 augustus 2005 op de markt is gebracht („historische voorraad”) berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop de betrokken kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de betrokken apparatuur.

5.     De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten of namens deze optredende derden aan hen jaarlijks verslag uitbrengen over de financiering en de kosten van de systemen voor inzameling, verwerking en verwijdering en over de doeltreffendheid van de systemen.

Artikel 13

Financiering met betrekking tot AEEA van andere gebruikers dan particuliere huishoudens

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat door de producenten wordt voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van de AEEA die afkomstig is van andere gebruikers dan particuliere huishoudens en van na 13 augustus 2005 op de markt gebrachte apparatuur.

Voor historische voorraad die wordt vervangen door nieuwe gelijkwaardige producten of door nieuwe producten met dezelfde functie, worden de kosten gedragen door de producenten van deze producten wanneer zij worden geleverd. De lidstaten kunnen als alternatief bepalen dat andere gebruikers dan particuliere huishoudens ook geheel of gedeeltelijk deze kosten dragen.

Voor andere historische voorraad worden de kosten gedragen door de andere gebruikers dan particuliere huishoudens.

2.   Producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen onverminderd de bepalingen van deze richtlijn andere financieringsregelingen overeenkomen.

Artikel 14

Informatie voor de gebruikers

1.     Om de bewustwording van gebruikers te vergroten, zorgen de lidstaten ervoor dat de distributeurs geschikte inzamelingsregelingen inzake heel klein AEEA invoeren. Dergelijke inzamelingsregelingen:

(a)

stellen de eindgebruikers in staat heel klein AEEA in te leveren op een toegankelijk en zichtbaar inzamelingspunt bij de kleinhandelaar;

(b)

vereisen dat kleinhandelaren bij de levering van kleine EEA kosteloos heel kleine AEEA terugnemen;

(c)

brengen bij inlevering van heel klein AEEA geen kosten voor de eindgebruikers met zich mee, noch enige verplichting om een nieuw product van hetzelfde type aan te schaffen.

De lidstaten zien er tevens op toe dat de punten a) en c) van toepassing zijn op afstandsverkopers, dat wil zeggen natuurlijke of rechtspersonen die, door middel van communicatie op afstand in overeenstemming met Richtlijn 97/7/EG, EEA op de markt brengen of aanbieden. De inzamelregeling die afstandsverkopers invoeren stelt eindgebruikers in staat heel klein AEEA terug te sturen zonder hiervoor kosten te hoeven maken, met inbegrip van porto- of bezorgkosten.

Uiterlijk …  (26) stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 de definitie van „heel klein AEEA” vast, rekening houdend met het risico dat dergelijk afval niet gescheiden wordt ingezameld vanwege de zeer kleine omvang.

De verplichtingen in dit lid gelden niet voor micro-ondernemingen die op een zeer kleine oppervlakte werken. Uiterlijk … (26) stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 voor de toepassing van deze richtlijn een definitie vast van micro-ondernemingen die op een zeer kleine oppervlakte werken.

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat gebruikers van EEA in particuliere huishoudens de nodige informatie krijgen over:

a)

het voorschrift dat AEEA niet als ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd, maar gescheiden moet worden ingezameld,

b)

de voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen, waarbij de coördinatie wordt gestimuleerd van informatie waarmee alle beschikbare inzamelingspunten kunnen worden aangegeven, ongeacht de producent die deze heeft opgezet ,

c)

hun rol in de bevordering van hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van AEEA,

d)

de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA,

e)

de betekenis van het in bijlage V weergegeven symbool.

3.   De lidstaten treffen passende maatregelen om te bevorderen dat de consumenten bijdragen tot inzameling van AEEA alsook om hen ertoe aan te zetten het proces van hergebruik, verwerking en nuttige toepassing te vergemakkelijken.

4.   Teneinde de samen met ongesorteerd stedelijk afval verwijderde AEEA tot een minimum te beperken en de gescheiden inzameling ervan te vergemakkelijken, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten EEA die op de markt wordt gebracht, overeenkomstig de Europese norm EN 50419 (27) duidelijk voorzien van het in bijlage V weergegeven symbool. Bij wijze van uitzondering, wanneer dit wegens de afmetingen of de functie van het product nodig is, wordt het symbool afgedrukt op de verpakking, de gebruiksaanwijzing en het garantiebewijs van de EEA.

5.   De lidstaten kunnen voorschrijven dat de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde informatie ten dele of in haar geheel wordt verstrekt door de producenten en/of de distributeurs, bijvoorbeeld in de gebruiksaanwijzing of op het verkooppunt of door middel van bewustwordingscampagnes .

Artikel 15

Informatie voor de verwerkingsinstallaties

1.   Om het gebruik en de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van AEEA – inbegrepen onderhoud, verbetering, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik , ombouw en recycling –, te vergemakkelijken, treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten voor elk op de markt gebracht nieuw type elektrische en elektronische apparatuur kosteloos informatie verstrekken voor hergebruik en verwerking, en wel binnen het jaar nadat zij die op de markt hebben gebracht. Voor zover de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclinginrichtingen zulks nodig hebben om aan deze richtlijn te kunnen voldoen, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en preparaten bevinden. De informatie wordt door de producenten van AEEA aan de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclinginrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media (bv. CD-ROM, online-diensten).

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat elke producent van EEA dat op de markt wordt gebracht, door een aanduiding op het apparaat duidelijk kan worden geïdentificeerd. Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van het tijdstip van het op de markt brengen, wordt het apparaat voorzien van de expliciete vermelding dat het na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. Daarbij is de Europese norm EN 50419 van toepassing.

Artikel 16

Registratie, informatie en rapportering

1.   De lidstaten zetten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 een register op van producenten, met inbegrip van producenten die EEA leveren door middel van verkoop op afstand.

Dat register wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de financieringsverplichtingen uit hoofde van de artikelen 12 en 13.

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat alle op hun grondgebied gevestigde producenten in hun nationale register in elektronische vorm alle relevante informatie in samenhang met hun activiteiten in alle andere lidstaten kunnen opnemen, met inbegrip van rapporteringsvoorschriften en vergoedingen.

De registers dienen interoperabel te zijn teneinde de uitwisseling van deze informatie mogelijk te maken, met name met betrekking tot de hoeveelheden EEA die op de nationale markten worden gebracht , alsmede van informatie om geldoverdrachten in samenhang met de intra-uniale overbrenging van producten of AEEA mogelijk te maken .

3.     Elke lidstaat zorgt ervoor dat een producent die EEA in deze lidstaat op de markt brengt en niet in deze lidstaat gevestigd is, een in deze lidstaat gevestigde plaatselijke juridische vertegenwoordiger kan benoemen die verantwoordelijk is voor zijn uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen.

4.    Om voor een soepel werkend registratie-, informatie- en rapporteringssysteem te zorgen, stelt de Commissie het registratie- en rapporteringsformaat en de rapporteringsfrequentie vast door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19, en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 . Het registratie- en rapporteringsformaat omvat ten minste de volgende gegevens:

a)

de hoeveelheden op de markt gebrachte EEA;

b)

de soorten apparatuur;

c)

de merken;

d)

de categorieën;

e)

indien van toepassing, de garantie.

5.   Het register kan worden beheerd in het kader van een krachtens artikel 12, lid 2, opgezette collectieve producentenverantwoordelijkheidsregeling.

6.   De lidstaten verzamelen op jaarlijkse basis gegevens, met inbegrip van degelijke ramingen, over de hoeveelheden en categorieën EEA die in de lidstaat op de markt werden gebracht, langs de onderscheiden wegen werden ingezameld, hergebruikt, gerecycleerd en nuttig gebruikt, alsmede over de hoeveelheden gescheiden ingezamelde AEEA die werden uitgevoerd, naar gewicht.

7.   De lidstaten zenden de Commissie om de drie jaar een verslag toe over de uitvoering van deze richtlijn en over de in lid 5 gespecificeerde informatie. Dit uitvoeringsverslag wordt geredigeerd aan de hand van de bij Beschikking 2004/249/EG van de Commissie van 11 maart 2004 betreffende een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (28) en Beschikking 2005/369/EG van de Commissie van 3 mei 2005 tot vaststelling van regels voor het toezicht op de naleving door de lidstaten en tot vaststelling van rapportageformulieren voor de toepassing van Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (29) vastgestelde vragenlijst. Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft aan de Commissie voorgelegd.

Het eerste driejaarlijkse verslag bestrijkt de periode 20xx-20xx.

De Commissie publiceert uiterlijk negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een verslag over de uitvoering van deze richtlijn.

Artikel 17

Identificatie van marktdeelnemers

De lidstaten zetten systemen op om ervoor te zorgen dat informatie wordt verkregen om regelgevende instanties, producenten en distributeurs in staat te stellen na te gaan:

a)

welke marktdeelnemer EEA aan hen heeft geleverd;

b)

aan welke marktdeelnemer zij EEA hebben geleverd.

Artikel 18

Aanpassing aan de vooruitgang van wetenschap en techniek

Om artikel 16, lid 7, en de bijlagen ▐ aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek , kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen overeenkomstig artikel 19 , en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 .

Voordat de bijlagen worden gewijzigd, raadpleegt de Commissie onder andere de producenten van EEA, de recycleerders, de verwerkers alsmede de milieuorganisaties, werknemers- en consumentenverenigingen.

Artikel 19

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.     De bevoegdheden tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 7, 8, 10, 12, 14, 16, 18 en 23 worden voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

2.     Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.     De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 20 en 21.

Artikel 20

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.     De in de artikelen 7, 8, 10, 12, 14, 16, 18 en 23 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.     De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie intrekt, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat het definitief besluit wordt genomen op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.     Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in het besluit vermelde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.     Het Europees Parlement en de Raad kunnen bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn eventueel met twee maanden verlengd.

2.     Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de datum die daarin is vermeld.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft meegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van die termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.     Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling binnen de in lid 1 bedoelde termijn, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, vermeldt de redenen daarvoor.

Artikel 22

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 24 vermelde datum in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen ter zake mee.

Artikel 23

Inspecties en controles

1.   De lidstaten voeren passende inspecties en controles uit om na te gaan of deze richtlijn correct wordt uitgevoerd.

Die inspecties hebben ten minste betrekking op de opgegeven hoeveelheden op de markt gebrachte EEA om de hoogte van de financiële waarborg uit hoofde van artikel 12, lid 2, te controleren, de uitvoer van AEEA naar bestemmingen buiten de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1013/2006 en de handelingen die plaatsvinden in verwerkingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en bijlage III van deze richtlijn.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de overbrenging van gebruikte EEA waarop de verdenking rust dat het AEEA is, overeenkomstig de minimale voorschriften van bijlage II wordt uitgevoerd en zij voeren dienovereenkomstig de controles op de overbrenging uit .

3.    Om een goede werking van de inspecties en controles te waarborgen, kan de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19, en met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 20 en 21, aanvullende regels inzake inspecties en controles vaststellen .

4.     De lidstaten stellen een nationaal register van erkende inzamelings- en verwerkingsinrichtingen op. Alleen faciliteiten waarvan de exploitanten voldoen aan de in artikel 8, lid 3, genoemde vereisten, mogen worden opgenomen in dat nationale register. De inhoud van het register wordt door de lidstaten openbaar gemaakt.

5.     De exploitanten van een inrichting tonen jaarlijks aan dat zij aan de in de richtlijn gestelde eisen voldoen, en brengen overeenkomstig lid 6 en lid 7 bij de bevoegde instanties verslag uit om hun status als erkende verwerkingsinrichting te behouden.

6.     De exploitanten van een inzamelingsfaciliteit brengen jaarlijks verslag uit bij de bevoegde instanties om de nationale instanties in staat te stellen de hoeveelheid ingezamelde AEEA te vergelijken met de hoeveelheid AEEA die daadwerkelijk naar inrichtingen voor nuttige toepassing en recycling is overgebracht. AEEA wordt uitsluitend overgebracht naar erkende inrichtingen voor nuttige toepassing en verwerking.

7.     De exploitanten van een verwerkingsinrichting brengen jaarlijks verslag uit om de nationale instanties in staat te stellen de hoeveelheid AEEA die van eigenaren of erkende inzamelingsinrichtingen is teruggenomen, te vergelijken met de hoeveelheid AEEA die daadwerkelijk nuttig is toegepast, gerecycled of overeenkomstig artikel 10 uitgevoerd.

8.     De lidstaten dragen er zorg voor dat AEEA uitsluitend wordt ingeleverd bij geregistreerde en erkende inrichtingen voor inzameling, nuttige toepassing en/of recycling.

Artikel 24

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … (30) aan de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 11, 14, 16, 22 en 23 en bijlage II van deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen toekomen, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan artikel 12, lid 2, te voldoen, zodat elke producent alleen de handelingen financiert die betrekking hebben op het afval van zijn eigen producten die na 13 augustus 2005 op de markt zijn gebracht, en zodat passende financiële waarborgen, als vereist in artikel 12, lid 2, worden verstrekt.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3.   Mits het met deze richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt, kunnen de lidstaten de bepalingen van artikel 8, lid 6, artikel 14, lid 2, en artikel 15, omzetten door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren. Die overeenkomsten voldoen aan de volgende voorschriften:

a)

de overeenkomsten zijn afdwingbaar;

b)

de overeenkomsten bevatten doelstellingen en termijnen om die te bereiken;

c)

de overeenkomsten worden bekendgemaakt in het staatsblad of een voor het publiek even toegankelijk officieel stuk, en worden aan de Commissie toegezonden;

d)

de met een overeenkomst bereikte resultaten worden onder de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden geregeld gecontroleerd, aan de bevoegde instanties en de Commissie gemeld en ter beschikking van het publiek gesteld;

e)

de bevoegde instanties dragen er zorg voor dat nagegaan wordt in hoeverre met de overeenkomsten vooruitgang geboekt wordt;

f)

ingeval een overeenkomst niet wordt nagekomen, moeten de lidstaten de betrokken bepalingen van deze richtlijn door middel van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen uitvoeren.

4.     Naast de in de artikelen 2 en 7 bedoelde toetsingen legt de Commissie tegen … (31) een verslag over de ervaringen met de uitvoering van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad voor. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.

Artikel 25

Intrekking

Richtlijn 2002/96/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, opgesomde richtlijnen, wordt met ingang van … (32) ingetrokken, met uitzondering van artikel 5, lid 5, dat wordt ingetrokken met ingang van 31 december 2011, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de richtlijnen. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 306 van 16.12.2009, blz. 39.

(2)  PB C 141 van 29.5.2010, blz. 55.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 februari 2011.

(4)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.

(5)  PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5.

(6)  PB L 312 van 22.11.2008,blz. 3.

(7)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.

(8)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(9)  PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1-14.

(10)  PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.

(11)  PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1.

(12)  PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.

(13)  PB L 118 van 27.4.2001, blz. 41.

(14)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(15)   Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(16)   PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1.

(17)   PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.

(18)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(19)   18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(20)   6 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(21)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1.

(22)  PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

(23)  PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6.

(24)   18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(25)   12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(26)   Twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(27)  Door het Cenelec aangenomen in maart 2006.

(28)  PB L 78 van 16.3.2004, blz. 56.

(29)  PB L 119 van 11.5.2005, blz. 13.

(30)  18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(31)   5 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(32)  18 maanden en een dag na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE IA

Categorieën apparaten teneinde de in artikel 11 neergelegde streefcijfers inzake nuttige toepassing te bepalen

1)

Koelapparaten en radiatoren,

2)

Beeldschermen en monitoren,

3)

Lampen,

4)

Grote apparaten, met uitzondering van koelapparaten en radiatoren, beeldschermen en monitoren, en lampen. Grote apparaten zijn alle apparaten die in beginsel niet verplaatsbaar zijn of die in beginsel ervoor bestemd zijn gedurende hun gehele gebruiksperiode op de plaats van gebruik te blijven,

5)

Kleine apparaten, met uitzondering van koelapparaten en radiatoren, beeldschermen en monitoren, en lampen en IT- en telecommunicatieapparatuur. Kleine apparaten zijn alle apparaten die in beginsel verplaatsbaar zijn en er in beginsel niet voor bestemd zijn permanent op de plaats van gebruik te blijven tijdens de bedrijfsduur ervan,

6)

Kleine IT- en telecommunicatieapparatuur.

Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE IB

Niet-uitputtende lijst van apparaten die in de categorieën van bijlage IA vallen

1.     Koelapparaten en radiatoren

koelkasten

diepvriezers

automaten voor uitgifte of afgifte van koude producten

airconditioners

radiatoren die olie bevatten en andere apparatuur voor warmte-uitwisseling die andere media voor warmte-overdracht dan water bevatten (zoals warmtepompen en ontvochtigingsapparatuur)

2.     Beeldschermen en monitoren

beeldschermen

televisietoestellen

digitale fotokaders

monitoren

3.     Lampen

fluorescentielampen (TL-buizen)

compacte fluorescentielampen

hogedrukgasontladingslampen, met inbegrip van hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen

lagedruknatriumlampen

LED-lampen

4.     Grote apparaten

grote apparaten om te koken of voor een andere verwerking van levensmiddelen (zoals kookplaten, bakovens, fornuizen, magnetronovens, vast geïnstalleerde koffieapparaten)

afzuigkappen

grote reinigingsapparaten (zoals wasmachines, wasdrogers, vaatwassers)

grote verwarmingsapparaten (zoals grote heteluchtblazers, elektrische haarden, systemen voor marmer- en natuursteenverwarming en andere grote apparaten voor de verwarming van kamers, bedden en zitmeubelen)

grote apparaten voor lichaamsverzorging (zoals solaria, sauna's, massagestoelen)

grote IT- en telecommunicatieapparaten (zoals mainframecomputers, servers, niet-verplaatsbare netwerkinrichtingen en -apparaten, printers, kopieerapparaten, munttelefoons)

grote sport- en vrijetijdsapparaten (zoals sportuitrustingen met elektrische of elektronische onderdelen, geldspeelautomaten)

grote armaturen en andere apparaten voor de verspreiding of sturing van licht

grote elektrische en elektronische industriële werktuigen en machines, met uitzondering van groot, niet-verplaatsbare industriële installaties en niet voor de weg en uitsluitend voor bedrijfsmatig gebruik bestemde mobiele machines

grote apparaten voor de opwekking of geleiding van elektriciteit (zoals generatoren, transformatoren, onderbrekingsvrije stroomverzorging (UPS), inverters)

grote medische hulpmiddelen

grote meet- en regelinstrumenten

grote meetinstrumenten en -inrichtingen (zoals weegschalen, stationaire machines)

grote automaten voor de verkoop of afgifte van producten en voor het automatisch verrichten van eenvoudige diensten (zoals productautomaten, geldautomaten, leeggoedautomaten, fotoautomaten)

5.     Kleine apparaten

kleine apparaten om te koken of voor een andere verwerking van levensmiddelen (zoals broodroosters, kookplaten, elektrische messen, dompelaars, snijmachines)

kleine reinigingsapparaten (zoals stofzuigers, strijkijzers)

ventilatoren, luchtverversers

kleine verwarmingsapparaten (zoals elektrische dekens)

klokken en armbandhorloges en andere instrumenten voor tijdmeting

kleine lichaamsverzorgingsapparaten (zoals scheerapparaten, elektrische tandenborstels, haardrogers en massageapparaten)

camera's

consumentenelektronica-apparatuur (zoals radioapparaten, audioversterkers, autoradio's, DVD-spelers)

muziekinstrumenten en muziekuitrusting (zoals versterkers, mengpanelen, hoofdtelefoons en luidsprekers, microfoons)

kleine armaturen en andere apparaten voor de verspreiding of sturing van licht

speelgoed (zoals modelspoorwegen, modelvliegtuigen)

kleine sporttoestellen (zoals fiets-, duik-, loop-, roeicomputers)

kleine vrijetijdsapparaten (zoals videospelletjes, vis- en golfuitrusting)

elektrische en elektronische werktuigen met inbegrip van tuingereedschap (zoals boormachines, zagen, pompen, grasmaaiers)

kleine apparaten voor de opwekking en geleiding van elektriciteit (zoals generatoren, laadapparatuur, onderbrekingsvrije stroomverzorging (UPS), netdelen)

kleine medische hulpmiddelen, met inbegrip van diergeneeskundige apparaten

kleine controle- en regelapparatuur (zoals rookverklikkers, verwarmingsregelaars, thermostaten, bewegingsmelders, bewakingsinstallaties en -producten, afstandsbedieningen/afstandsbesturingen)

kleine meetapparaten (zoals weegschalen, displays, afstandsmeters, thermometers)

kleine automaten voor de verkoop of uitgifte van producten

6.     Kleine IT- en telecommunicatieapparatuur

draagbare computers (laptops)

kleine draagbare computers (notebooks)

kleine IT- en telecommunicatieapparaten (zoals PC's, printers, zakrekenmachines, telefoons, mobiele telefoons, routers, zend-ontvangapparaten, babyfoons, videoprojectoren (beamers))


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE II

Minimale voorschriften voor de overbrenging van gebruikte EEA

1.

Om het onderscheid te maken tussen EEA en AEEA, in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte EEA overbrengt of voornemens is over te brengen die géén AEEA is, verlangen de instanties van de lidstaten de volgende bewijzen van de juistheid van deze bewering:

a)

een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is;

b)

een bewijs van beoordeling of beproeving, in de vorm van een kopie van de bescheiden (beproevingscertificaat, keuringsbewijs), voor elk stuk dat deel uitmaakt van de zending, alsmede een protocol dat alle in punt 2 gespecificeerde etiketinformatie bevat;

c)

een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG; en

d)

voldoende verpakking en het op de juiste wijze stapelen van de lading om de overgebrachte producten te behoeden voor beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen.

Punten a) en b) zijn niet van toepassing indien de gebruikte EEA als gecombineerde zending van defecte apparatuur uit hoofde van garantieverlening aan de fabrikant wordt teruggezonden en het de bedoeling is deze apparatuur weer te gebruiken.

2.

Als bewijs dat de overgebrachte producten gebruikte EEA zijn en geen AEEA, schrijven de lidstaten voor dat met betrekking tot gebruikte EEA de volgende beproevings- en documentatiestappen worden doorlopen:

Stap1:

Beproeving

a)

Er moet worden gekeken of het apparaat goed functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat. Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van het EEA. Voor de meeste gebruikte EEA volstaat een beproeving van de belangrijkste functies.

b)

De uitkomsten van de beoordeling en beproeving moeten worden geregistreerd.

Stap 2:

Etikettering

a)

Het etiket moet stevig maar niet onlosmakelijk hetzij op de (onverpakte) EEA zelf, hetzij op de verpakking worden bevestigd, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder de apparatuur uit te pakken.

b)

Het etiket bevat de volgende informatie:

benaming (benaming van het apparaat overeenkomstig bijlage IB en categorie overeenkomstig bijlage IA );

identificatienummer van het apparaat (typenummer);

productiejaar (indien bekend);

naam en adres van het bedrijf dat heeft gecontroleerd of het apparaat goed functioneert;

resultaten van de beproeving als omschreven in stap 1;

aard van de uitgevoerde tests.

3.

Naast de in punt 1 vermelde documenten dient elke lading (bijv. container, vrachtwagen) gebruikte EEA vergezeld te gaan van:

a)

een CMR-document,

b)

een verklaring van de aansprakelijke persoon met betrekking tot zijn verantwoordelijkheid.

4.

Bij ontbreken van de overeenkomstig de punten 1 en 3 vereiste documenten, passende verpakking of juiste stapeling van de lading, die de houder van een over te brengen apparaat moet verzorgen, dienen de instanties van de lidstaten de betrokken apparaten als gevaarlijke AEEA te beschouwen en ervan uit te gaan dat de lading het voorwerp is van illegale overbrenging. In deze omstandigheden worden de betrokken bevoegde instanties geïnformeerd en wordt met de lading omgegaan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1013/2006.▐


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE III

Selectieve verwerking van materialen en onderdelen van AEEA als bedoeld in artikel 8, lid 2

1.

Uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minste de volgende stoffen, preparaten en onderdelen worden afgezonderd:

polychloorbifenyl (PCB)-houdende condensatoren overeenkomstig Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's) (1),

kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting,

batterijen,

printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt,

tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner,

kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten,

asbestafval en onderdelen die asbest bevatten,

beeldbuizen,

chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), koolwaterstoffen (HC's),

gasontladingslampen,

LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen,

uitwendige elektrische kabels,

onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten zoals beschreven in Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (2),

onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (3),

elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume).

Deze stoffen, preparaten en onderdelen dienen te worden verwijderd of nuttig te worden toegepast in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad.

2.

De volgende onderdelen van gescheiden ingezamelde AEEA moeten als volgt worden verwerkt:

beeldbuizen: de fluorescerende laag moet worden afgezonderd;

apparatuur die gassen bevat welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits: deze gassen moeten adequaat worden verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009;

gasontladingslampen: het kwik moet worden afgezonderd.

3.

De punten 1 en 2 worden, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van hergebruik en recycling, zodanig toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze hergebruiken en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt.


(1)  PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.

(2)  PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19.

(3)  PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE IV

Technische voorschriften als bedoeld in artikel 8, lid 3

1.

Locaties voor de opslag (ook tijdelijke opslag) van AEEA vóór verwerking (onverminderd de voorschriften van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (1)):

ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders,

weerbestendige afdekking van geschikte terreinen.

2.

Locaties voor de verwerking van AEEA:

weegapparatuur om het gewicht van het verwerkte afval te bepalen,

ondoorlatende ondergrond en waterdichte afdekking van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders,

geschikte opslag voor gedemonteerde reserveonderdelen,

geschikte containers voor de opslag van batterijen, PCB/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval, zoals radioactief afval,

installaties voor de behandeling van water, overeenkomstig de gezondheids- en milieuvoorschriften.


(1)  PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE V

Symbool als merkteken voor EEA

Het symbool voor gescheiden inzameling van EEA bestaat uit een doorgekruiste verrijdbare afvalbak zoals hieronder afgebeeld. Het symbool moet zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht.

Image


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE VI

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de opeenvolgende wijzigingen

(bedoeld in artikel 25)

Richtlijn 2002/96/EG

(PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24)

Richtlijn 2003/108/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106)

Richtlijn 2008/34/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 81 van 20.3.2008, blz. 65)

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 25)

Richtlijn

Omzettingstermijn

2002/96/EG

13 augustus 2004

2003/108/EG

13 augustus 2004

2008/34/EG


Donderdag 3 februari 2011
BIJLAGE VII

Concordantietabel (1)

Richtlijn 2002/96/EG

deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3, aanhef

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3, onder a)

Artikel 2, lid 1 (gedeeltelijk)

Artikel 2, lid 3, onder b)

Artikel 2, lid 3, onder c)

Bijlage IB, punt 5

Artikel 2, lid 3, onder d)

Bijlage IB, punt 8

Artikel 2, lid 3, onder e)

Artikel 2, lid 4

Artikel 3, onder a) tot en met d)

Artikel 3, onder a) tot en met d)

Artikel 3, onder e)

Artikel 3, onder e)

Artikel 3, onder f)

Artikel 3, onder f)

Artikel 3, onder g)

Artikel 3, onder g)

Artikel 3, onder h)

Artikel 3, onder h)

Artikel 3, onder i)

Artikel 3, onder i)

Artikel 3, onder j)

Artikel 3, onder j)

Artikel 3, onder k)

Artikel 3, onder k)

Artikel 3, onder l)

Artikel 3, onder l)

Artikel 3, onder m)

Artikel 3, onder m)

Artikel 3, onder n)

Artikel 3, onder o) tot en met s)

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, leden 1 tot en met 3

Artikel 5, leden 1 tot en met 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 5, lid 4

Artikel 6, lid 2

Artikel 5, lid 5

Artikel 7

Artikel 8, lid 1

Artikel 6, lid 1, eerste en tweede alinea, en lid 3

Artikel 8, leden 2 en 3 en lid 4, eerste alinea, en tweede alinea, eerste zin

Bijlage II, punt 4

Artikel 8, lid 4, tweede alinea, tweede zin

Artikel 6, lid 1, derde alinea

Artikel 8, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 8, lid 6

Artikel 6, lid 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 6, lid 4

Artikel 9, lid 3

Artikel 6, lid 5

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 7, lid 3, eerste alinea

Artikel 11, lid 3

Artikel 7, lid 3, tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 5

Artikel 11, lid 4

Artikel 8, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 8, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 12, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 8, lid 2, derde alinea

Artikel 8, lid 3, eerste alinea

Artikel 12, lid 3, eerste alinea

artikel 8, lid 3, tweede alinea

Artikel 8, lid 4

Artikel 9, lid 1, eerste alinea

Artikel 13, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 1, tweede alinea

Artikel 9, lid 1, derde alinea

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 9, lid 1, vierde alinea

Artikel 13, lid 1, derde alinea

Artikel 9, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 14, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikel 14, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 10, lid 4

Artikel 14, lid 5

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 16, leden 1 tot en met 4

Artikel 12, lid 1, eerste alinea

Artikel 16, lid 5

Artikel 12, lid 1, tweede, derde en vierde alinea

Artikel 12, lid 2

Artikel 16, lid 6

Artikel 13

Artikel 18

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 22

Artikel 16

Artikel 23, lid 1, eerste alinea

Artikel 23, lid 1, tweede alinea

Artikel 23, leden 2 en 3

Artikel 17, leden 1 tot en met 3

Artikel 24, leden 1 tot en met 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 25

Artikel 18

Artikel 26

Artikel 19

Artikel 27

Bijlage IA

Bijlage IB

Bijlage III

Bijlagen II tot en met IV

Bijlagen IV tot en met VI

Bijlage VII

Bijlage VIII


(1)  De concordantietabel werd nog niet gewijzigd om ze aan te passen aan het standpunt van het Parlement. De tabel wordt bijgewerkt nadat er overeenstemming is bereikt door het Parlement en de Raad.