15.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/34


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een EU-agenda voor de rechten van het kind

(COM(2011) 60 definitief)

2012/C 43/08

Rapporteur: mevrouw JOÓ

Op 15 februari 2011 heeft de Commissie besloten om, overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een EU-agenda voor de rechten van het kind

COM(2011) 60 definitief.

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Burgerschap, die was belast met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies goedgekeurd op 8 november 2011.

Tijdens zijn 476e zitting van 7 en 8 december 2011 (vergadering van 7 december 2011) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 170 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen werd goedgekeurd:

1.   Samenvatting en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met de op 15 februari 2011 door de Commissie gepubliceerde Mededeling over een „EU- agenda voor de rechten van het kind” (hierna: de Mededeling) en spreekt de hoop uit dat dit document een eerste stap zal zijn op weg naar de volledige implementatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en het pad zal effenen voor de verwerking van kinderrechten in zoveel mogelijk ander beleid. Onderhavige Mededeling, waaraan vier jaar is gewerkt, is te zien als een vervolg op een andere, in juli 2006 verschenen mededeling van de Commissie, getiteld Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind, waarover het EESC al eerder advies heeft uitgebracht (1).

1.2

Kinderen vormen in de EU een bevolkingsgroep waarvan het welzijn van cruciaal belang is, zowel voor hun eigen leven en de kwaliteit van hun bestaan als voor de samenleving als geheel (investering in de toekomst). Een kwalitatief hoogstaande kindertijd, waarin de rechten van het kind worden geëerbiedigd, is een waarborg voor sociaal-economische ontwikkeling en schept de randvoorwaarden waarbinnen de EU haar doelstellingen op elk gebied kan verwezenlijken. Benadrukt dient te worden dat de visie op kinderen als „investering in de toekomst” niet los kan worden gezien van de idee van een gelukkige jeugd, waarbij de achterliggende gedachte is dat voor zowel kinderen als de samenleving het heden even belangrijk is als de toekomst.

1.3

Het EESC wijst erop dat met art. 3 (3) van het Verdrag betreffende de Europese Unie de bescherming van de rechten van het kind voor het eerst erkenning krijgt als doelstelling van de Europese Unie, en dat deze bescherming is vastgelegd in het bindende Handvest van de grondrechten. Het Handvest is van toepassing op de acties van alle Europese instellingen en organen en geldt ook voor de lidstaten wanneer deze EU-wetgeving omzetten. Dit betekent dat elk nieuw wetgevend voorstel van de EU beoordeeld zal moeten worden op zijn gevolgen voor de grondrechten, waaronder de rechten van kinderen.

1.4

Het EESC stelt vast dat de doelstellingen die in de Mededeling worden geformuleerd, bescheiden en beperkt van opzet zijn. De EU heeft het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind niet geratificeerd, terwijl ze wel het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2) heeft goedgekeurd. De EU zou een manier moeten vinden om unilateraal toe te treden tot het VN CRC. (3) De lidstaten zouden gedetailleerde tweejaarlijkse rapporten moeten overleggen waarin de situatie van kinderen in kaart wordt gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om de economische situatie van kinderen, maar ook om alle andere factoren die bijdragen tot kinderwelzijn. De rapporten moeten gebaseerd zijn op systematisch verzamelde gegevens, onderzoeksresultaten en analyses. Hierdoor zou het gemakkelijker worden om een EU-databank en evaluatie-instrument op te zetten, ter aanvulling op de informatie die op dit moment ter beschikking staat.

1.5

Naar de mening van het EESC dient er meer gebruik te worden gemaakt van beschikbare gegevens en informatie, zoals de rapporten die door regeringen en maatschappelijke organisaties worden opgesteld voor het VN-Comité inzake de rechten van het kind. Aldus wordt vergelijking mogelijk tussen de maatregelen die de lidstaten nemen om de rechten van kinderen te beschermen en de naleving ervan af te dwingen. Daarnaast zouden Eurostat, de OESO, de Wereldbank en andere internationale organisaties moeten worden aangemoedigd om gegevens over de rechten van kinderen te verzamelen en gebruik te maken van de hiervoor ontwikkelde indicatoren d.m.v. systematische samenvoeging en analyses. Het zou goed zijn als de EU hier nauw zou samenwerken met de Raad van Europa, zodat er synergieën tussen de programma's van beide organisaties kunnen worden ontwikkeld (4).

1.6

Het EESC stelt met bezorgdheid vast dat een effectieve uitvoeringsstrategie in de Mededeling ontbreekt, ook al zouden de door het EU-Bureau voor de grondrechten gepubliceerde indicatoren en de uitgebreide lijst met evaluatie-instrumenten, opgesteld ter implementatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, hier goed als uitgangspunt kunnen dienen. Het is immers zo dat een dergelijke uitvoeringsstrategie de waarborg biedt dat het beleid inzake de rechten van het kind ook daadwerkelijk gestalte krijgt.

1.7

Kinderen zouden op adequate wijze betrokken moeten worden bij de voorbereiding van besluiten die hen aangaan, en bij de beoordeling van de op hen betrekking hebbende programma's. Het zou ook zinvol zijn om te meten hoe tevreden kinderen zijn en naar hun mening te polsen. Het EESC staat achter de pogingen van de Commissie om kinderen een eigen stem te geven en hen te betrekken bij alle voor hen relevante onderwerpen. Daarnaast is het van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met de standpunten van organisaties en personen die beroepsmatig met kinderen werken.

1.8

Het EESC adviseert om ervoor te zorgen dat er synergieën en wisselwerkingen optreden tussen projecten ter bescherming en waarborging van de rechten van het kind en andere programma's van de EU (op het gebied van onderwijs, jongeren, de integratie van de Roma, de bestrijding van armoede, kindvriendelijke justitie, de solidariteit tussen de generaties en externe betrekkingen). Ook zouden deze programma's expliciet aandacht moeten besteden aan kwesties die verband houden met de rechten van kinderen en met hun welzijn. Het is ook belangrijk om de rechten van kinderen te waarborgen door gebruik te maken van een geïntegreerde aanpak, waarbij de verschillende DG's van de Commissie nauw met elkaar samenwerken en hun activiteiten coördineren.

1.9

Het EESC beveelt aan om de uitvoering van de Europa 2020-strategie zeker ook te evalueren vanuit het perspectief van de rechten en het welzijn van kinderen. Een en ander dient aan te sluiten op de in de strategie geformuleerde doelstellingen, die ieder voor zich moeten worden beoordeeld aan de hand van het criterium van lange-termijnplanning (gezien het feit dat kinderen een investering in de toekomst zijn).

1.10

Het EESC zou graag zien dat de EU zich, op zowel nationaal als Europees niveau, speciaal gaat inzetten voor de bescherming en handhaving van de rechten van bijzonder kwetsbare groepen kinderen (kinderen die in armoede leven, niet in het eigen gezin wonen of in een instelling verblijven, kinderen die dreigen te worden blootgesteld aan geweld of uitbuiting of daaronder lijden, kinderen die moeten zien te leven met een handicap, kinderen die tot een etnische minderheid behoren of uit een migrantengezin komen, kinderen zonder begeleiding, kinderen die vluchteling zijn, kinderen die weggelopen zijn van huis, kinderen die in hun land van oorsprong worden achtergelaten door emigrerende ouders). Bescherming van de rechten van kinderen, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke integriteit en menselijke waardigheid, houdt voor het EESC in dat elke vorm van geweld tegen kinderen, ook huiselijk geweld om „pedagogische” redenen, moet worden veroordeeld. Het EESC doet dan ook een beroep op alle lidstaten om lijfstraffen wettelijk te verbieden en herhaalt zijn voorstel om hiertoe een speciale vertegenwoordiger aan te stellen.

1.11

Het EESC acht het van bijzonder belang dat bij het geven van bekendheid aan de rechten van het kind en de voorlichting hierover ook aandacht wordt besteed aan de manier waarop deze rechten kunnen worden beschermd en de naleving ervan kan worden afgedwongen. Niet alleen moet het grote publiek uitgebreid worden geïnformeerd, maar er zal ook speciale aandacht moeten worden besteed aan de voorlichting van besluitvormers en justitiële en andere autoriteiten alsmede aan die van nationale en Europese deskundigen en politici. Een ander aandachtsgebied zou de opleiding van personen die met kinderen en gezinnen werken, moeten zijn, evenals de voorlichting aan ouders en kinderen zelf. Het gaat er niet alleen om dat men bewust wordt gemaakt van de problematiek van de kinderrechten, maar ook dat men doordrongen raakt van de noodzaak om kinderen te zien als personen op wie de universele mensenrechten van toepassing zijn, en die dus niet alleen maar „minivolwassenen met bijbehorende minirechten” zijn. Juist op grond van hun kwetsbaarheid, leeftijd en situatie hebben ze recht op extra bescherming. De lidstaten zouden gezinnen op alle mogelijke manieren moeten ondersteunen, omdat dit in het primaire belang van het kind is.

1.12

Enerzijds dient bij de problematiek van de kinderrechten te worden uitgegaan van een holistische en complexe benadering waarbij deze rechten niet worden gezien als geïsoleerde fenomenen, anderzijds vragen bepaalde kwesties toch om speciale aandacht, zoals een kwalitatief hoogstaande, gemakkelijk toegankelijke en kostenloze pre- en postnatale zorg voor moeders (in het belang van de volksgezondheid en de gezondheid van kinderen) en de kwesties die in de Mededeling aan de orde komen, waaronder kindvriendelijke justitie, incl. het probleem van minderjarigen die strafbare feiten plegen (5).

1.13

Het EESC pleit voor maatregelen om ervoor te zorgen dat kinderen geen schade ondervinden van rechtspraak, met dien verstande dat zij worden beschermd als ze getuigenis afleggen. Dit geldt zowel voor kinderen die seksueel zijn misbruikt als voor kinderen die door de rechter worden gehoord in civiele procedures bij de scheiding van hun ouders. Voorkomen moet worden dat kinderen doordat ze getuigenis moeten afleggen, nog meer trauma's oplopen. Daarom moeten getuigenissen van kinderen worden afgenomen met hulp van speciaal daarvoor opgeleide deskundigen en zo mogelijk op „neutrale” plaatsen, d.w.z. niet in de rechtbanken zelf.

1.14

Armoede bij kinderen, de situatie dat niet kan worden voldaan aan hun elementaire levensbehoeften, discriminatie en uitsluiting van kinderen – ziedaar enkele van de belangrijkste obstakels voor de naleving van de rechten van het kind. Het EESC herhaalt dan ook zijn reeds in eerdere adviezen geformuleerde aanbeveling dat er op deze terreinen speciale aandacht moet worden besteed aan het uitvoeren, monitoren en evalueren van programma's in nauwe samenhang met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie betreffende de vermindering van armoede en op alle gebieden van onderwijs. Hiervoor zullen toereikende middelen moeten worden vrijgemaakt. Er zal te allen tijde prioriteit moeten worden verleend aan kindgerelateerde strategieën en maatregelen.

1.15

Tegen de achtergrond van de economische crisis, de noodgedwongen besparingen en de krappe middelen wil het EESC er op hameren dat de bestaande problemen niet nog erger mogen worden en dat de tot dusverre verrichte inspanningen ter bescherming en versterking van de rechten van het kind niet teniet mogen worden gedaan door besparingsmaatregelen.

2.   Achtergrond

2.1

Alle lidstaten van de EU hebben het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind geratificeerd (6) en in de meeste landen is dit Verdrag een integraal onderdeel van de nationale wetgeving geworden, waardoor het onverkort moet worden uitgevoerd. Er is geen ander mensenrechtenverdrag in de wereld dat door meer landen is geratificeerd. Dankzij dit Verdrag zijn de principes en praktijken m.b.t. de situatie, de rechten en de rol van kinderen gedurende de afgelopen twintig jaar ingrijpend gewijzigd.

2.2

De Commissie heeft bij het formuleren van haar strategische doelstellingen voor de periode 2005-2009 kinderaangelegenheden aangewezen als prioritair aandachtsgebied. In juli 2006 heeft ze hieraan een aparte mededeling - Naar een EU -strategie voor de rechten van het kind  (7) - gewijd, waarin de lijnen voor een omvattende kinderrechtenstrategie worden uitgezet, waarbij de bescherming van de rechten van het kind en het toezicht op de naleving ervan worden geïntegreerd in alle interne en externe beleidsterreinen van de EU en steun wordt gegeven aan de inspanningen die de lidstaten op dit gebied leveren.

2.3

Het EESC heeft aangedrongen op een omvattende, complexe en holistische EU-strategie, bedoeld om de naleving van de kinderrechten, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, effectief en optimaal te verzekeren, zowel in het interne en externe beleid van de EU als in het kader van de activiteiten van de lidstaten om de kinderrechtenstrategie (8) toe te passen.

2.4

In zijn advies uit 2006 heeft het EESC ervoor gepleit om de aanpak die de EU kiest voor haar kinderrechtenbeleid, te baseren op het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de twee hierbij behorende facultatieve protocollen, alsmede op de relevante millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (9) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het EESC heeft de afgelopen jaren een aantal adviezen gepubliceerd waarin verschillende kanten van de kinderrechtenproblematiek worden belicht (10).

2.5

Het Handvest van de Grondrechten van de EU, waarin onder artikel 24 het beginsel van bescherming en bevordering van de rechten van het kind geformuleerd staat, heeft kracht van wet gekregen met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon per 1 december 2009. Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betekende dat voor het eerst in de geschiedenis van de EU expliciet gewag werd gemaakt van de bescherming van kinderrechten (11). „Bescherming en bevordering van de rechten van het kind is een van de doelstellingen van de Europese Unie. Bij elk beleidsonderdeel en elke maatregel die gevolgen heeft voor kinderen, moet in alle fasen van de voorbereiding, uitvoering en monitoring worden gekeken of een en ander wel optimaal de belangen van het kind dient” (12).

2.6

In de programma's van de EU, de Raad van Europa en de VN kunnen de volgende vier gemeenschappelijke thema's worden onderscheiden: armoede en sociale uitsluiting; kinderen als slachtoffer van geweld; bijzonder kwetsbare groepen van kinderen, en de noodzaak om kinderen te betrekken bij zaken die die hen rechtstreeks aangaan, en om naar hun mening te luisteren. Een ander thema dat de EU en de Raad van Europa met elkaar gemeen hebben, is kindvriendelijke justitie en gezinsbeleid.

2.7

In zijn advies van juni 2010 (13) heeft het Comité van de Regio's erop gewezen dat de kwestie van de rechten van het kind om een horizontale aanpak vraagt waarbij alle aspecten worden bestreken. Dit betekent een multidimensionale aanpak en de integratie van kindgerelateerde kwesties in alle relevante Europese en nationale beleidsonderdelen.

2.8

De Commisie heeft een voor het maatschappelijk middenveld bedoeld Europees Forum voor de rechten van het kind opgezet. Dit Forum, dat inmiddels vijf keer bijeen is gekomen, heeft zijn mening gegeven over de strategie zoals die op dit moment wordt uitgestippeld. Verder zijn er twee enquêtes gehouden om te onderzoeken in hoeverre kinderen zich bewust zijn van hun rechten, en wat hun opvattingen hierover zijn. Met de resultaten van deze enquêtes is rekening gehouden bij de voorbereiding van het programma (14). In de Mededeling wordt ook verwezen naar de kinderrechten die door de Raad van Europa zijn geformuleerd, waarbij de aandacht met name ligt bij geweld jegens kinderen, pogingen om te zorgen voor een kindvriendelijke justitie en de hierop betrekking hebbende aanbevelingen en verdragen.

2.9

De Child Rights Action Group (CRAG) (15) is een belangrijke groep van maatschappelijke organisaties. Het gaat om een informele groepering van ngo's die gezamenlijk trachten de doelstellingen uit de Mededeling van de Commissie Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind na te streven en te verwezenlijken.

2.10

In het voorjaar van 2011 is binnen het Europees Parlement een informele en politiek neutrale alliantie inzake kinderrechten opgericht, die zichzelf ten doel heeft gesteld om een gecoördineerde en samenhangende aanpak t.a.v. kindgerelateerde kwesties, vooral op het gebied van de rechten van het kind, te volgen (16).

3.   De rechten van het kind in de EU

3.1

Het EESC is ingenomen met het eerste verslag van de Europese Commissie over de toepassing van het EU-Handvest van de grondrechten (17), dat op 31 maart 2011 werd gepubliceerd. Hierin worden de zes hoofdstukken van het Handvest (Waardigheid, Vrijheden, Gelijkheid, Solidariteit, Burgerrechten en Rechtspleging) onder de loep genomen, waarbij onder het hoofd „Gelijkheid” apart aandacht wordt besteed aan de rechten van het kind. Het Handvest van de grondrechten verplicht de EU ertoe om toe te zien op de naleving van de rechten van het kind en te verzekeren dat kinderen hun recht op leven kunnen laten gelden, bescherming genieten, zich kunnen ontplooien en actief worden betrokken bij de samenleving.

3.2

Het EESC constateert met voldoening dat het EU-Agentschap voor de Grondrechten, na een uitgebreide raadpleging van deskundigen en maatschappelijke organisaties, indicatoren heeft ontwikkeld om te meten in hoeverre de naleving van de rechten van het kind wordt afgedwongen (18), en studie heeft verricht naar het welzijn van kinderen in de EU. Deze studie bevat echter alleen gegevens over de materiële leefomstandigheden en welvaart, terwijl samengestelde indicatoren ter meting van de kwaliteit van het bestaan en de bescherming van kinderen (hoe die praktisch is geregeld, en hoe ver die gaat) geheel ontbreken (19).

3.3

Het EESC benadrukt dat alleen met een horizontaal partnerschap de rechten van het kind succesvol kunnen worden beschermd en verzekerd. In een dergelijk partnerschap wordt ter verwezenlijking van bepaalde doelstellingen samengewerkt door lidstaten, de verschillende bestuursniveaus, nationale en internationale ngo's en andere maatschappelijke organisaties, fora die opkomen voor de belangen van kinderen en de organisaties die hen vertegenwoordigen, alsmede de sociale partners (werkgevers, vakbonden, zakenwereld e.d.).

3.4

De problematiek van armoede onder kinderen en die van diverse categorieën bijzonder kwetsbare kinderen wordt in de Mededeling weliswaar aangestipt, maar zonder dat daarop dieper wordt ingegaan, hoewel deze onderwerpen toch verstrekkende gevolgen hebben voor kinderen. Zowel het welzijn van kinderen op dit moment als de mogelijkheden die zij later hebben om succesvol de stap naar de volwassenheid te zetten en maatschappelijk te integreren, worden erdoor bepaald. Een en ander is des te belangrijker als we denken aan de welbekende demografische problemen waarmee Europa te kampen heeft. In dit verband zal er speciaal op moeten worden toegezien dat ook kinderen niet worden gediscrimineerd op grond van hun geslacht.

3.5

De economische crisis is een bedreiging voor het welzijn van kinderen en heeft velerlei gevolgen voor hen, vooral voor degenen die het toch al moeilijk hebben. Meestal ondervinden de diensten en professionele hulpverleners die met kinderen werken, zelf de nodige moeilijkheden. De elementaire diensten zijn steeds schaarser beschikbaar of ontbreken zelfs helemaal.

3.6

De EU besteedt in haar externe betrekkingen veel aandacht aan kwesties die van specifiek belang zijn voor het beschermen en waarborgen van de rechten van het kind. Deze kwesties betreffen o.a. grensoverschrijdende voogdij, kinderen die worden vermist, uit een migrantenmilieu komen, niet worden begeleid, o.g.v. hun onregelmatige migrantenstatus gedetineerd zijn of worden uitgebuit, alsmede kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of sekstoerisme (20). Daarentegen veronachtzaamt de EU het steeds ernstiger wordende probleem van kinderen die door emigrerende ouders worden achtergelaten in hun land van oorsprong. Dergelijke kinderen ondervinden grote moeilijkheden door het gebrek aan toezicht als hun ouders in een EU-lidstaat aan het werk zijn. Dat is bijv. het geval wanneer ouders hun kinderen niet mee kunnen nemen wegens een gebrek aan geschikte voorzieningen. Dan ontstaat de situatie dat, zelfs als in een ander land gevraagd wordt om het werk van dergelijke ouders en deze daar ook belastingen en premies betalen, hun kinderen geen rechten hebben en ernstig bedreigd worden in hun bestaan.

3.7

Het EESC hecht er m.n. belang aan dat er nu voor het eerst een aanbeveling is opgesteld betreffende het verband tussen de rechten van het kind en het bedrijfsleven (21). Het gaat om een gezamenlijk initiatief van UNICEF, Global Compact van de VN en Save the Children ter ontwikkeling van een aantal principes en richtsnoeren voor bedrijven om deze te helpen de rechten van het kind te beschermen en te bevorderen. Aan de ene kant worden zo meer mogelijkheden geschapen voor positieve maatregelen, aan de andere kant wordt hiermee aandacht gevraagd voor eventuele negatieve gevolgen, m.n. op het gebied van reclame (die op kinderen is gericht en waarin producten worden aangeprezen die schadelijk zijn voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid, waarin wordt aangezet tot gewelddadig of gevaarlijk gedrag of die erotisch/pornografisch van aard zijn), consumptiepatronen (m.b.t. gezondheid, voedsel enz.), toerisme, kinderarbeid en discriminatie. Alle sectoren spelen hier een cruciale rol en zouden daarom nauw moeten samenwerken met overheidsinstanties, ngo's, maatschappelijke organisaties, bedrijfsorganisaties en vakbonden ter verwezenlijking van de betreffende doelstellingen in zowel de EU als de afzonderlijke lidstaten.

3.8

Hoewel de meeste kindgerelateerde programma's binnen de nationale bevoegdheden vallen, heeft het EESC de indruk dat de EU op tal van terreinen steeds meer aanbevelingen doet en activiteiten ontplooit (op gebieden als de vroege kinderjaren, beroepsopleiding, vroegtijdige schoolverlaters en vermiste kinderen). Hierdoor wordt het beleid in de lidstaten inderdaad beïnvloed, al is vaak niet duidelijk in hoeverre dat ook daadwerkelijk leidt tot maatregelen op nationaal niveau.

3.9

In verschillende programma's van de EU (op gebieden als jongerenaangelegenheden, onderwijs, levenslang leren, integratie van de Roma, bestrijding van armoede, solidariteit tussen de generaties, evenwicht tussen werk en privé leven en externe betrekkingen), zou voorrang moeten worden verleend aan het beschermen van de rechten van het kind en het afdwingen van de naleving ervan, waarbij de nadruk moet worden gelegd op de verschillende categorieën bijzonder kwetsbare kinderen, zoals kinderen die in hun eigen land worden achtergelaten door ouders die in het buitenland gaan werken.

3.10

Het EESC heeft al in een eerder advies (22) de Commissie opgeroepen om een speciale vertegenwoordiger aan te stellen die toeziet op de naleving van de rechten van kinderen, alsmede een beroep gedaan op de lidstaten om een einde te maken aan alle vormen van geweld tegen kinderen. Het EESC betreurt het dan ook dat de Commissie haar stem niet verheft tegen lijfstraffen voor kinderen. Lijfstraffen gaan in tegen het recht van kinderen om niet geslagen te worden. Kinderen die slaag krijgen, raken eraan gewend om zelf ook geweld te gebruiken. Bescherming van de rechten van kinderen, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke integriteit en menselijke waardigheid, houdt voor het EESC in dat elke vorm van geweld tegen kinderen, ook huiselijk geweld om „pedagogische” redenen, moet worden veroordeeld. Het EESC doet dan ook een beroep op alle lidstaten om lijfstraffen wettelijk te verbieden. We herhalen onze eis om hiertoe een speciale vertegenwoordiger aan te stellen en dringen er andermaal bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan om in alle landen van de EU te ijveren voor een verbod op lijfstraffen tegen kinderen.

3.11

Het EESC is het ermee eens dat het luisteren naar kinderen, het vragen naar hun mening en het betrekken van hen bij alle kwesties die hen aangaan, een voorwaarde is om hun rechten te waarborgen en hen voor te bereiden op een actief burgerschap. Hiertoe zullen o.a. kindvriendelijke versies van officiële documenten beschikbaar moeten worden gesteld, en zal er ook moeten gezorgd voor even toegankelijke brochures en websites resp. speciale webpagina's, zoals gepland door DG Justitie (23).

3.12

Voor alle rechtstelsels in de EU moeten de volgende maatregelen worden genomen om te zorgen voor een rechtspraak waarin kinderen worden gerespecteerd en die hun geen psychologische schade berokkent:

bij het afnemen van getuigenissen van seksueel misbruikte kinderen moet worden voorkómen dat die kinderen nog meer trauma's oplopen. Daarom mogen kinderen alleen worden gehoord met hulp van speciaal daarvoor opgeleide deskundigen en, waar mogelijk, op „neutrale” plaatsen, d.w.z. niet in een rechtbank;

kinderen die worden gehoord in civiele procedures voor de scheiding van hun ouders, moeten met evenveel zorgvuldigheid worden benaderd als de hierboven bedoelde kinderen en moeten ertegen worden beschermd dat hun ouders of de advocaten van hun ouders hen misbruiken om hun eigen belangen te dienen.

3.13

Als we de rechten van het kind op effectievere wijze voor het voetlicht willen brengen, zijn we aangewezen op de media, waaronder ook de sociale media. Deze kunnen hier een positieve rol spelen en hebben de mogelijkheid om ouders, personen die beroepshalve met kinderen werken, en de kinderen zelf te bereiken.

3.14

Het EESC pleit voor het gebruik van de OCM als een middel dat zijn waarde heeft bewezen bij het verzekeren van de samenwerking tussen de lidstaten, en voor mogelijke andere mechanismen die hier van nut kunnen zijn. Door bekendheid te geven aan beste praktijken kan worden bijgedragen tot de bescherming en handhaving van de rechten van het kind en kunnen kindgerelateerde aspecten worden verwerkt in ander beleid.

3.15

In zijn belangrijke rol als spreekbuis van het maatschappelijk middenveld is het EESC van plan, hieraan zijn steentje bij te dragen. Het zal systematisch volgen wat het beleid oplevert, en via zijn leden de rechten van het kind algemeen bekend maken en bevorderen.

3.16

Om een doeltreffendere naleving van de desbetreffende wetgeving af te dwingen, acht het EESC het wenselijk en noodzakelijk dat de samenwerking zoals die tot nu toe heeft plaatsgevonden tussen de verschillende VN-organen (o.a. het Comité inzake de rechten van het kind), de Raad van Europa en internationale kinderorganisaties resp. organisaties die de belangen van kinderen behartigen, wordt versterkt, omdat deze allemaal hetzelfde doel nastreven, nl. ervoor zorgen dat de rechten van kind op brede schaal worden nageleefd.

Brussel, 7 december 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM(2006) 367 definitief en PB C 325, 30.12.2006, blz. 65–70.

(2)  http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/11/4.

(3)  Alleen landen kunnen het VN CRC ondertekenen of zich daarbij aansluiten (in tegenstelling tot het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap waar ook regionale organisaties zich bij kunnen aansluiten). Een mogelijke oplossing is een unilaterale verklaring van toetreding van de EU, omdat zo'n verklaring in de praktijk neerkomt op toetreding zonder alle rompslomp van ratificatie.

(4)  Zie de binnenkort te publiceren strategie van de Raad van Europa inzake de rechten van het kind (periode 2012-2015) en andere hierop aansluitende strategieën.

(5)  PB C 110 van 09.05.2006, blz. 75.

(6)  http://www2.ohchr.org/english/law/crc.htm.

(7)  COM(2006) 367 definitief.

(8)  PB C 325, 30.12.2006, blz. 65-70.

(9)  Algemene Vergadering van de VN, Millenniumverklaring, 8 september 2000.

(10)  PB C, 15.2.2011, blz. 138-144; PB C 44, 11.2.2011, blz. 34-39; PB C 339, 14.12.2010, blz. 1-6; PB C 317, 23.12.2009, blz. 43-48.

(11)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2008:115:0013:0045:NL:PDF.

(12)  http://ec.europa.eu/justice/fundamental-rights/rights-child/index_en.htm.

(13)  PB C 267, 1.10.2010, blz. 46-51.

(14)  Eurobarometer: http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_235_en.pdf.

(15)  Leden van de groep zijn: Terre des Hommes, World Vision, European Foundation for Street Children Worldwide, Save the Children, Euronet – European Children's Network, Eurochild, Plan International en SOS-Kinderdorf International, http://www.epha.org/a/2610.

(16)  http://www.eurochild.org/. (http://www.eurochild.org/index.php?id=208&tx_ttnews%5Btt_news%5D=1819&tx_ttnews%5BbackPid%5D=185&cHash=cc6d4444ebae436b2a844a082a0ea2a8).

(17)  http://fra.europa.eu/fraWebsite/attachments/charter-applic-report-2010_EN.pdf.

(18)  http://fra.europa.eu/fraWebsite/attachments/FRA-report-rights-child-conference2010_EN.pdf.

(19)  http://www.tarki.hu/en/research/childpoverty/tarki_chwb_mainreport_online.pdf.

(20)  EESC-advies over de „Bescherming van kinderen tegen reizende seksuele delinquenten” (PB C 317van 23 december 2009, blz. 43–48).

(21)  Children's Rights and Business Principles Initiative.

(22)  PB C 325, 30 december 2006, blz. 65-70.

(23)  Kids' Corner op www.europa.eu.