22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 376/81


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Europese strategie inzake handicaps 2010-2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa

COM(2010) 636 definitief

2011/C 376/15

Rapporteur: de heer VARDAKASTANIS

De Europese Commissie heeft op 13 januari 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Europese strategie inzake handicaps 2010-2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa

COM(2010) 636 definitief.

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 augustus 2011 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 21 en 22 september 2011 gehouden 474e zitting (vergadering van 21 september) onderstaand advies uitgebracht, dat met 151 stemmen vóór, zonder stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC verwelkomt de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 (hierna: de strategie) als een actief beleidsinstrument om het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: het VN-Verdrag) uit te voeren en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen. Het is een formele bevestiging van het VN-Verdrag door de EU, waarmee het wettelijk bindend karakter van dat Verdrag wordt erkend. Het EESC dringt erop aan dat de EU de volgende al even belangrijke stappen neemt, namelijk de ratificatie van het Facultatieve Protocol en de afstemming van de bestaande en toekomstige secundaire wetgeving op het VN-Verdrag. Het EESC is van mening dat het VN-Verdrag een duidelijk kader creëert om mensen met een handicap zelf hun potentieel te helpen verwezenlijken als hun participatie en betrokkenheid gewaarborgd zijn.

1.2   Het EESC stelt voor de uitvoering van de strategie te verbinden aan de uitvoering van de Europa 2020-strategie. De nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten zouden specifieke streefcijfers voor personen met een handicap moeten bevatten om ook voor die doelgroep armoede, arbeidsparticipatie en scholing te kunnen meten.

1.3   Het EESC is ermee ingenomen dat de Europese Commissie het initiatief heeft genomen voor een anti-discriminatierichtlijn (1), gebaseerd op artikel 19 van het VWEU (2). Op voorwaarde dat de artikelen betreffende de erkenning van een handicap overeenkomstig de bepalingen van het VN-Verdrag worden gewijzigd, dringt het er bij de lidstaten en het Europees Parlement op aan om een krachtdadige en adequate EU-wetgeving goed te keuren die de bescherming van de rechten van mensen met een handicap uitbreidt tot andere gebieden dan alleen maar de werkgelegenheid.

1.4   Het EESC wijst op de toegevoegde waarde van de raadpleging en actieve betrokkenheid van gehandicaptenorganisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van wetgeving en beleid op grond van artikel 4, lid 3 van het VN-Verdrag en artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Ook de sociale partners kunnen een belangrijke rol spelen en zouden in hun onderhandelingen meer aandacht moeten besteden aan gehandicaptenvraagstukken. Het EESC dringt erop aan dat het op 25 maart 2010 door de Europese sociale partners gesloten kaderakkoord voor een inclusieve arbeidsmarkt wordt uitgevoerd en verzoekt de lidstaten specifieke financiële maatregelen goed te keuren om te bevorderen dat collectieve onderhandelingen over gehandicaptenvraagstukken worden gevoerd. Het wijst erop dat het werkgelegenheidsbeleid voor mensen met een handicap zich moet richten op alles wat met leven en werk te maken heeft („lifestreaming”), en met name op een leven lang leren (LLL), aanwerving, arbeidszekerheid en herintreding, waarbij de regels inzake staatssteun in positieve zin moeten worden toegepast. Het is tevens ingenomen met de gezamenlijke acties van vakbonden en verenigingen, zoals de gezamenlijke conferentie van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en het Europees Gehandicaptenforum (EGF).

1.5   Het EESC is van mening dat een onbelemmerd Europa moet worden verwezenlijkt door een „Europese toegankelijkheidsakte” goed te keuren, oftewel een sterke en geschikte bindende wetgeving die mensen met een handicap het recht op vrij verkeer en toegang tot goederen, diensten en de bebouwde omgeving geeft. Op zowel Europees als nationaal niveau zou naar geschikte en doeltreffende handhavings- en monitoringsmechanismen moeten worden gezocht.

1.6   Het mainstreamen van toegankelijkheid zal bijdragen tot het concurrentievermogen en het economisch herstel van de EU, omdat nieuwe markten worden gecreëerd voor ondersteunende goederen en diensten, en nieuwe banen worden geschapen. Het EESC is ingenomen met het voorstel in de strategie om vóór 2015 de volledige toegankelijkheid van overheidswebsites en websites die basisdiensten aan de burger leveren te garanderen.

1.7   Het EESC is van mening dat een Europese mobiliteitskaart een concreet en doeltreffend middel zou zijn om het vrij verkeer van mensen met een handicap te bevorderen, door hen toegang te bieden tot diensten in de hele EU. De tenuitvoerlegging van de strategie zou ertoe moeten leiden dat de Europese mobiliteitskaart in alle lidstaten kan worden gebruikt.

1.8   Het EESC dringt erop aan dat de menselijke waardigheid en de gelijkheid geëerbiedigd worden bij de uitstippeling van EU-beleid. In de hele samenleving – ook in gezinnen – moet worden gewerkt aan bewustmaking ten aanzien van mensen met een handicap, eerbied voor de rechten en waardigheid van mensen met een handicap en bestrijding van stereotiepe denkbeelden over mensen met een handicap op gebieden als werkgelegenheid en onderwijs. Het EESC gelooft in de toegevoegde waarde van op EU-niveau genomen maatregelen om een einde te maken aan de ongelijke situaties van mensen met een handicap in de lidstaten, zoals de media aanmoedigen om het publiek bewust te maken van de capaciteiten en bijdragen van mensen met een handicap. Het EESC dringt aan op de ontwikkeling van indicatoren voor handicaps om consistente gegevens te verzamelen met betrekking tot alle gebieden van het leven, en om het aantal burgers met een handicap bij te houden. Dit laatste is van belang met het oog op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, namelijk het omlaag brengen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en van de armoede en werkloosheid.

1.9   Het EESC vindt dat er een Europees Comité voor gehandicapten moet komen, dat het structurele beheer van de strategie voor zijn rekening kan nemen, naast een sterker en doeltreffender mechanisme dat de Europese en nationale tenuitvoerlegging van het Verdrag overeenkomstig artikel 33, lid 1 van het VN-Verdrag zou moeten coördineren en monitoren. Ook het EESC zal de tenuitvoerlegging daarvan voortdurend evalueren en beoordelen.

1.10   Het EESC wijst op de negatieve impact van de financiële crisis op het leven van mensen met een handicap en de mogelijkheid die zij hebben om hun rechten te doen gelden. Het dringt erop aan dat personen met een handicap worden gesteund in tijden van crisis en waarschuwt tegen iedere verlaging van de sociale uitgaven in het kader van bezuinigingsmaatregelen. Hiervoor zou een beroep moeten worden gedaan op de Europese structuurfondsen en andere financiële instrumenten, die ook zouden moeten worden gebruikt om de implementatie van de strategie en het VN-Verdrag te financieren. Er zijn bijkomende mechanismen nodig, bijv. om middelen van de structuurfondsen rechtstreeks toe te wijzen (ringfencing) aan maatregelen ten behoeve van personen met een handicap en andere kwetsbare groepen. Het toekomstige cohesiebeleid moet overeenstemmen met het VN-Verdrag. Artikel 16 van de huidige verordening moet daadwerkelijk worden toegepast.

1.11   Het EESC bevestigt dat iedereen, met inbegrip van mensen met psychosociale stoornissen, meer hulp behoevende personen, kinderen en vrouwen met een handicap, op voet van gelijkheid met anderen ten volle alle mensenrechten en fundamentele vrijheden moeten kunnen genieten. Het erkent en promoot het recht om zelfstandig te leven en vindt dat de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg moet worden ondersteund.

1.12   Het EESC beveelt aan dat het toekomstige meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2022 de wettelijke status van de strategie en het VN-Verdrag in de EU erkent en de financiering van hun mainstreaming en tenuitvoerlegging mogelijk maakt. Het MFK moet op de overkoepelende doelstellingen zijn gericht, te weten de bevordering van de grondrechten en de integratie van mensen met een handicap, en zou middelen moeten investeren in discriminatiebestrijding en verbetering van de toegankelijkheid.

2.   Inleiding

2.1   De in november 2010 door de Europese Commissie goedgekeurde mededeling is een fundamenteel beleidsinstrument voor mensen met een handicap. In de Europese strategie inzake handicaps (hierna: de strategie) worden acht essentiële actieterreinen vastgesteld: toegankelijkheid, participatie, gelijkheid, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, sociale bescherming, gezondheid en externe actie. Voor elk terrein zijn sleutelacties vastgesteld voor de periode 2010-2015. Na die periode zullen nieuwe initiatieven worden uitgewerkt en zal de strategie worden herzien. Met de strategie wordt beoogd de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: het VN-Verdrag) aan te moedigen en mechanismen vast te stellen voor de uitvoering van het VN-Verdrag op EU-niveau, ook binnen de EU-instellingen. Tevens wordt in de strategie aangegeven dat steun nodig is voor financiering, onderzoek, sensibilisering en verzameling van statistieken en data. De mededeling gaat vergezeld van twee belangrijke documenten: de lijst met concrete acties die zijn gepland voor 2010-2015 (3) en een werkdocument (4) waarin de strategie wordt uitgelegd in het licht van het VN-Verdrag.

2.2   Het EESC dringt aan op een doeltreffende tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag door de bestaande Europese wetgeving te herzien en verder te ontwikkelen.

2.3   Het EESC is van oordeel dat het EU-beleid een afspiegeling moet zijn van de door het VN-Verdrag geïntroduceerde paradigmaverschuiving, waardoor het gehandicaptenvraagstuk uit de medische sfeer wordt gehaald en meer vanuit het oogpunt van de mensenrechten wordt bekeken. Het verbindt zich ertoe om ook zelf een sociale benadering van personen met een handicap te volgen.

2.4   Het EESC stemt in met de verklaring in het VN-Verdrag dat personen met een handicap ook personen zijn met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen, in wisselwerking met diverse belemmeringen, kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving (5).

2.5   Het EESC is er stellig van overtuigd dat ieder mens recht heeft op leven en benadrukt dat personen met een handicap dit recht net als ieder ander mens genieten.

2.6   Het EESC hekelt de moeilijke omstandigheden waarin personen met een handicap moeten leven, die worden blootgesteld aan vormen van meervoudige discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, leeftijd, seksuele geaardheid of enige andere status.

2.7   Het EESC stelt vast dat circa 16 % van de bevolking in de EU een handicap heeft, oftewel 80 miljoen mensen. Zij vertegenwoordigen tevens een zesde van de beroepsbevolking van de EU, terwijl 75 % van hen, die soms intensieve steun behoeven, geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. 38 % van de mensen met een handicap in de leeftijd van 16-34 jaar verdient 36 % minder dan mensen zonder handicap (6).

2.8   Het EESC bevestigt zijn toezegging in eerdere adviezen (7) om de gelijkheid en integratie van personen met een handicap te bevorderen, zowel door de Europese strategie inzake handicaps en het VN-Verdrag ten uitvoer te leggen, als via het externe optreden van de EU.

2.9   Het EESC dringt aan op doeltreffende maatregelen ter bestrijding van schooluitval, aangezien personen met een handicap twee keer minder kans maken om tertiair onderwijs te volgen.

2.10   Het EESC dringt aan op herziening van Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, om deze in overeenstemming te brengen met het VN-Verdrag. Immers, in het kader van de toepassing en omzetting van de richtlijn moet de weigering om redelijke voorzieningen aan te brengen, volgens het VN-Verdrag worden beschouwd als een vorm van discriminatie. Het EESC roept de lidstaten op om de richtlijn correct ten uitvoer te leggen en dringt bij de Europese Commissie aan op een adequate monitoring van die uitvoering.

2.11   Het EESC vindt het een goede zaak dat de structuurfondsen worden gebruikt om het economisch herstel te bevorderen en voor sociale cohesie te zorgen (8). In de toekomstige regelgeving zouden het non-discriminatiebeginsel en de toegankelijkheid als horizontale beginselen moeten worden gehandhaafd. Bovendien zou de toegevoegde waarde moeten worden erkend van de deelname van gehandicaptenorganisaties aan iedere fase van het proces (uitstippeling, uitvoering, beheer, evaluatie en monitoring). De bepalingen inzake non-discriminatie en toegankelijkheid moeten als criteria in de verordening worden versterkt. Ook artikel 16 van de huidige verordening moet worden versterkt en de Europese Commissie en de lidstaten moeten voor de uitvoering en handhaving daarvan instaan.

2.12   Ook moet worden gekeken naar geschikte mechanismen voor financiële steun (9), zoals de rechtstreekse toewijzing van middelen (ringfencing) aan maatregelen ten behoeve van personen met een handicap (10) en andere kwetsbare groepen, teneinde cohesiebeleid te concentreren op relevante prioriteiten (11). Het EESC heeft al eerder aanbevolen om de fondsen te richten op specifieke doelstellingen in verband met maatschappelijke integratie (12). Bovendien zou, om de steun te kunnen verlenen die nodig is om de beginselen van het VN-Verdrag en de strategie ten uitvoer te leggen, de maatschappelijke integratie van personen met een handicap als een specifieke uitgavencategorie moeten worden opgenomen.

2.13   Het EESC voert aan dat kinderen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen ten volle alle mensenrechten en fundamentele vrijheden moeten genieten en herinnert aan het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.

2.14   Het EESC pleit voor een overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg om het recht van personen met een handicap op zelfstandig wonen te respecteren. De Europese fondsen zouden niet moeten worden gebruikt om instellingen te bouwen of renoveren, maar om de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg te financieren, ook als dat betekent dat instellingen geschikt worden gemaakt voor gemeenschapsgerichte diensten. Het hamert erop dat een behoorlijke levensstandaard moet worden bevorderd, evenals actief ouder worden.

3.   Evaluatie van de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020

3.1   Het EESC is van mening dat de ambities van het VN-Verdrag gedeeltelijk doorklinken in de strategie en dat de actieterreinen van die strategie goed gekozen zijn en in het licht van het VN-Verdrag zouden moeten worden versterkt.

3.2   Het EESC betreurt dat gendergelijkheid geen horizontaal thema van de strategie is. Het dringt erop aan dat de gegevens m.b.t. gehandicaptenkwesties worden uitgesplitst naar geslacht, en dat de genderstatistieken ook rekening houden met de specifieke situatie van vrouwen met een handicap. Het EESC dringt aan op de invoering van genderbudgettering in de financiële instrumenten van de EU die betrekking hebben op personen met een handicap. Ook zou gendermainstreaming gewaarborgd moeten zijn bij de uitvoering van de strategie.

3.3   Het EESC is ermee ingenomen dat het gebrek aan gegevens over personen met een handicap door de strategie aan de kaak wordt gesteld en dringt aan op de ontwikkeling van indicatoren om de arbeidsparticipatie en armoede onder personen met een handicap, alsmede hun toegang tot onderwijs, te meten.

3.4   Het EESC erkent het belang van preventie – een thema dat in de strategie aan bod komt onder het kopje gezondheid – maar wijst erop dat de strategie meer gefocust zou moeten zijn op de bevestiging van de rechten van personen met een handicap, in plaats van dit aspect te vermengen met preventie.

3.5   Het EESC is ingenomen met het krachtige engagement van de strategie ten aanzien van de toegankelijkheid en de positieve impact daarvan op de samenleving (bijv. voor oudere mensen en personen met een beperkte mobiliteit). Toegankelijke bedrijven zullen meer klanten aantrekken (15 % van de consumenten). Nieuwe producten leveren nieuwe markten op en zijn een bron van duurzame groei voor de economie (13). Het EESC herinnert aan de resolutie van de Raad van de EU, waarin staat: „Toegankelijkheid is niet minder dan de hoeksteen van een inclusieve samenleving, die gebaseerd is op non-discriminatie” (14).

3.6   Het EESC pleit voor het gebruik van de structuurfondsen om de strategie naar behoren financieel te steunen. Er zou met name doeltreffender gebruik kunnen worden gemaakt van het Europees Sociaal Fonds (ESF) om de integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen, en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) om de toegankelijkheid in Europa op een hoog niveau te brengen.

3.7   Het EESC is van mening dat de strategie ervoor moet blijven zorgen dat personen met een handicap zelfstandig kunnen leven, door van institutionele zorg over te stappen op gemeenschapsgerichte zorg. De Europese fondsen zouden moeten worden gebruikt om gemeenschapsgerichte zorg te bevorderen en te waarborgen dat deze zorg van een behoorlijk niveau is.

3.8   Actieve integratie moet volgens het EESC (13) worden gekoppeld aan de arbeidsmarkt en de garantie van voldoende inkomen, evenals de toegang tot uitstekende sociale voorzieningen. Die laatste moeten leiden tot betere levensomstandigheden, óók voor mensen die maar heel weinig kans op een baan hebben (15).

3.9   Het EESC is van mening dat de EU, als 's werelds grootste hulpdonor, het goede voorbeeld zou moeten geven en de mainstreaming van de gehandicaptenproblematiek in haar samenwerkingsactiviteiten zou moeten bevorderen.

3.10   Het EESC is voorstander van een inclusieve eengemaakte markt en dringt erop aan dat bij overheidsopdrachten verplicht rekening wordt gehouden met sociale overwegingen, met name als het gaat om het bevorderen van de toegankelijkheid (dankzij de goedkeuring van een ambitieuze en wettelijk bindende „Europese toegankelijkheidsakte”), de verbetering van de werkgelegenheidssituatie, de toepassing van het non-discriminatiebeginsel en de kwaliteit van de sociale dienstverlening. Het is ingenomen met Europees normalisatiemandaat 473 (16) en dringt aan op verplichte toegankelijkheidsnormen – naar het voorbeeld van de Amerikaanse toegankelijkheidswetgeving – als ruggensteun voor wetgeving inzake overheidsopdrachten (17). Bij het vaststellen van deze normen is overleg tussen de betreffende instanties, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld van belang (18). Maar omdat dit in de praktijk maar weinig succesvol is gebleken, moet er in de toekomst een wettelijk bindend en meer gestructureerd mechanisme komen.

3.11   Het EESC spoort het Europees Parlement, de Europese Raad en het Comité van de Regio's aan om ambitieus te zijn als het gaat om de bescherming van de rechten van personen met een handicap en ervoor te zorgen dat het VN-Verdrag op correcte wijze ten uitvoer wordt gelegd in de Europese Unie.

4.   Uitvoering en beheer

4.1   Het EESC dringt aan op een gestructureerd beheer van de strategie via een Europees Comité voorpersonen met een handicap, omdat het daarin een concrete manier ziet om de bestaande Groep op hoog niveau voor het gehandicaptenbeleid te consolideren. Dit Europees Comité voor personen met een handicap kan dan, overeenkomstig artikel 33, lid 1 van het VN-Verdrag, optreden als coördinerende instantie voor de tenuitvoerlegging en monitoring van dat Verdrag.

4.2   Er zouden nationale comités voor personen met een handicap moeten komen die zouden moeten worden belast met de coördinatie van de uitvoering van de strategie en het VN-Verdrag op nationaal niveau. Deze nationale comités zouden ervoor moeten zorgen dat gehandicaptenorganisaties worden betrokken bij het coördinatieproces en zouden moeten samenwerken met de nationale contactpunten en relevante Europese spelers.

4.3   In het Europees Comité voor personen met een handicap zouden ook vertegenwoordigers van personen met een handicap zitting moeten hebben. Ook zou overleg moeten worden gepleegd met het EESC en andere relevante stakeholders en met organisaties voor personen met een handicap.

4.4   Het EESC verbindt zich ertoe een leidende rol op zich te nemen bij het promoten van het VN-Verdrag als het eerste door de EU geratificeerde internationale mensenrechtenverdrag. Het ijvert voor de interne tenuitvoerlegging van de strategie en het VN-Verdrag. Ook zal het de aandacht voor dit thema vergroten door evenementen te organiseren, zoals een conferentie op hoog niveau samen met de andere EU-instellingen en representatieve organisaties voor personen met een handicap.

4.5   Het EESC dringt erop aan dat artikel 33, lid 1 en lid 2 van het VN-Verdrag in acht wordt genomen en zonder onnodige vertraging en in samenwerking met de representatieve organisaties van personen met een handicap wordt uitgevoerd. Het hamert erop dat het contactpunt onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal van de Commissie moet worden geplaatst en dat de volledige onafhankelijkheid en het pluralistische karakter van de toezichtinstantie gewaarborgd moeten zijn.

4.6   Het EESC herinnert aan de verplichting om personen met een handicap en hun representatieve organisaties te betrekken bij de uitvoering en monitoring van het VN-Verdrag, met inbegrip van de strategie, in navolging van art. 33, lid 3 van dat Verdrag en artikel 11 van het VEU.

4.7   Het EESC acht het van belang dat er toezicht wordt uitgeoefend op de uitvoering van nationale acties die in het kader van de strategie uiterlijk in 2015 moeten zijn verwezenlijkt, door van de lidstaten voortgangsverslagen te vragen. Daarenboven zou de Europese Commissie verslag moeten uitbrengen over acties die op Europees niveau worden uitgevoerd. De uitvoering van de strategie zou moeten worden verbonden aan de uitvoering van de Europa 2020-strategie. De nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten zouden specifieke streefcijfers voor personen met een handicap moeten bevatten, zodat ook voor die doelgroep armoede, arbeidsparticipatie en scholing kunnen worden gemeten.

4.8   De toekomstige financieringsprogramma's van de Europese Commissie ter vervanging van PROGRESS zouden de deelname van organisaties voor personen met een handicap – die zowel meervoudige handicaps als specifieke gebreken kunnen vertegenwoordigen – moeten steunen. Dit zal de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag vergemakkelijken.

4.9   Het EESC roept de relevante stakeholders – zoals vakbonden, werkgevers, dienstverleners, actoren van de sociale economie en organisaties voor personen met een handicap – op om zich, binnen de grenzen van hun rol en verantwoordelijkheden, actief in te zetten voor de uitvoering van de strategie.

4.10   Volgens het EESC hebben de actoren van de sociale economie een sleutelrol te vervullen bij het verbeteren van de levensomstandigheden van kansarmen en hun toegang tot de arbeidsmarkt, goederen en diensten.

4.11   Het EESC verzoekt de vakbonden en werkgevers om tijdens hun cao-onderhandelingen specifieke clausules over mensen met een handicap mede in aanmerking te nemen, teneinde inclusieve arbeidsmarkten en de tenuitvoerlegging van de strategie te bevorderen. De lidstaten zouden specifieke financiële maatregelen moeten goedkeuren om deze onderhandelingen te ondersteunen.

4.12   Volgens het EESC zou de strategie de samenwerking tussen nationale organisaties voor personen met een handicap en nationale sociaaleconomische raden moeten bevorderen, teneinde te bevorderen dat de strategie in de lidstaten steeds meer ingang vindt.

4.13   De behoeften van personen die intensieve steun behoeven en van personen met pyschosociale stoornissen moeten worden gemainstreamd in alle onderdelen van de strategie.

5.   Herziening van de Europese strategie inzake handicaps in 2015 en het nieuwe raamwerk na 2020

5.1   Het EESC pleit voor een aandachtige herziening van de strategie en een ambitieus programma voor na 2015 van acties om in de EU discriminatie te bestrijden en gelijkheid te waarborgen.

5.2   De bestaande EU-wetgeving zou moeten worden herzien, en de beginselen van het VN-Verdrag zouden systematisch in nieuwe EU-wetten en nieuw EU-beleid moeten worden geïntegreerd.

5.3   De strategie zou in 2013 geheel moeten worden herzien om ervoor te zorgen dat de bepalingen van het VN-Verdrag worden nagekomen en dat zaken zoals het recht op leven en op wettelijke erkenning inbegrepen zijn.

5.4   Hoofddoelstelling van de strategie is volgens het EESC de gelijkheid van personen met een handicap op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, vrij verkeer en andere relevante gebieden van het leven.

5.5   Het EESC herhaalt dat het moet worden geraadpleegd voordat het EU-verslag over de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag wordt toegezonden aan het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap.

5.6   Het hamert nogmaals op het belang van consistente gegevens voor de ontwikkeling van beleid en voor een adequate evaluatie van de strategie en dringt erop aan dat op EU-niveau specifieke indicatoren voor handicaps worden uitgewerkt.

Eerste voorstellen voor een nieuwe lijst van maatregelen voor na 2015

5.7   Het EESC is van plan om de implementatie van de Europese toegankelijkheidsakte in de lidstaten nauwlettend te volgen, nadat het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie door het Europees Parlement en de Raad is goedgekeurd en aldus bindende werking krijgt. Er moet een concreet plan komen om alle EU-instellingen toegankelijk te maken voor personen met een handicap (infrastructuur, aanwervingsprocedures, vergaderingen, websites en informatie).

5.8   Het EESC benadrukt dat de aan handicaps gerelateerde artikelen uit het voorstel van de Europese Commissie voor een anti-discriminatierichtlijn overeenkomstig de bepalingen van het VN-Verdrag moeten worden gewijzigd en dringt er bij de lidstaten op aan om dienovereenkomstig krachtdadige Europese wetgeving goed te keuren die de bescherming van de rechten van mensen met een handicap uitbreidt tot andere gebieden dan alleen maar de werkgelegenheid.

5.9   De nieuwe lijst van maatregelen voor na 2015 zou acties moeten omvatten die betrekking hebben op de specifieke situatie van personen met psychosociale stoornissen, vrouwen en meisjes, kinderen en ouderen met een handicap en personen die intensieve steun behoeven.

5.10   Personen met een handicap moeten volledig gebruik kunnen maken van het recht op vrij verkeer. Het EESC pleit voor de invoering van een Europese mobiliteitskaart die is gebaseerd op de wederzijdse erkenning van niet-geldelijke voordelen voor personen met een handicap in alle EU-lidstaten. Daarin ziet het een instrument om mensen met een handicap in staat te stellen zich net als iedere andere EU-burger vrij te verplaatsen binnen de EU. Net als de parkeerkaart zou ook de mobiliteitskaart personen met een handicap toegang moeten geven tot tal van voordelen die worden aangeboden door veel publieke en particuliere instellingen, zoals toegang tot openbaar vervoer en musea. Het EESC rekent erop dat er concrete voorstellen zullen worden gedaan om ervoor te zorgen dat arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en specifieke ondersteunende diensten zoals sociale bijstand en assistentietechnologie, naar een andere lidstaat kunnen worden overgedragen.

5.11   Het EESC stelt voor een waarnemingspost voor handicaps op te richten om de situatie van personen met een handicap in de EU te analyseren, goede praktijkvoorbeelden uit te wisselen en de beleidsontwikkeling te ondersteunen.

5.12   Het EESC dringt aan op een juridisch bindend Europees kwaliteitskader voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging in de lidstaten van gemeenschapsgerichte diensten.

5.13   Het EESC is van mening dat het reguliere onderwijs een inclusief karakter moet hebben. Het stelt voor gebarentaal aan te leren op lagere scholen, leraren aan te werven die gekwalificeerd zijn om braille te gebruiken en andere geschikte manieren te vinden om leerlingen met een handicap te ondersteunen.

5.14   Het EESC dringt aan op de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees systeem voor de beoordeling van handicaps, gebaseerd op een mensenrechtenbenadering (19).

5.15   Volgens het EESC moeten personen met een handicap gelijk zijn voor de wet. Het Europese Hof van Justitie en de nationale rechtbanken moeten toegankelijk zijn en alle passende maatregelen nemen om discriminatie tegen te gaan.

5.16   Het EESC wijst erop dat het stemrecht een onvervreemdbaar mensenrecht is dat door het VN-Verdrag wordt toegekend aan alle mensen met een handicap. Het herinnert alle betrokken instellingen eraan dat uitsluitend vereisten m.b.t. leeftijd en staatsburgerschap kunnen bepalen of een persoon stemgerechtigd is en zich verkiesbaar kan stellen. Het EESC is faliekant tegen het idee om het actieve of passieve kiesrecht te beperken op grond van een handicap, zij het bij een gerechtelijke uitspraak of anderszins. Het EESC dringt er bij de EU-instellingen en de lidstaten op aan om discriminerende wetgeving inzake curatele af te schaffen, zodat personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen hun politieke rechten kunnen uitoefenen. Het wijst erop dat redelijke voorzieningen op het stuk van stemprocedures, faciliteiten en materiaal onontbeerlijk zijn om het recht op deelname aan nationale en Europese verkiezingen te waarborgen.

5.17   Het EESC wil dat de doeltreffendheid wordt aangetoond van bestaande beleidsinstrumenten voor de verbetering van de situatie van personen met een handicap. Hiervoor zouden EU-projecten, studies en onderzoek moeten worden gefinancierd.

Brussel, 21 september 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM(2008) 426 definitief

(2)  VWEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 19, lid 1: „Onverminderd de andere bepalingen van de Verdragen, kan de Raad, binnen de grenzen van de door de Verdragen aan de Unie verleende bevoegdheden, met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, op voorstel van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden.”

(3)  SEC(2010) 1324 definitief

(4)  SEC(2010) 1323 definitief

(5)  Art. 1 van het VN-Verdrag inzake rechten van personen met een handicap: http://www.un.org/disabilities/default.asp?id=261.

(6)  http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/statistics/themes.

(7)  PB C 354 van 28-12-2010, blz. 8-15.

(8)  PB C 132 van 3-5-2011, blz. 8-14.

(9)  Idem.

(10)  COM(2010) 636 definitief

(11)  PB C 234, 22-9-2005, blz. 27-31; PB C 162, 25-6-2008, blz. 92–95; PB C 354, 28-12-2010, blz. 8–15; COM(2010) 636 definitief.

(12)  PB C 120, 16-5-2008, blz. 73-81, § 4.5.2.

(13)  PB C 354 van 28-12-2010, blz. 8-15.

(14)  Resolutie van de Raad (2008/C 75/01).

(15)  EUROFOUND.

(16)  M/473 – Normalisatiemandaat aan CEN, CENELEC en ETSI om „Design for All” in relevante normalisatie-initiatieven op te nemen.

(17)  PB C 354, 28-12-2010, blz. 8-15. De Americans with Disabilities Act (ADA) is een wetgevingskader dat discriminatie van mensen met een handicap verbiedt op het gebied van werkgelegenheid, vervoer, huisvesting, communicatie en overheidsactiviteiten. De ADA stelt ook voorschriften vast ten aanzien van telecommunicatiediensten voor slechthorende gebruikers.

(18)  Zie de normen die nu al worden toegepast onder de mandaten 376 en 420, en de volgende links:

http://cms.horus.be/files/99909/MediaArchive/M420%20Mandate%20Access%20Built%20Environment.pdf.

(19)  Een gemeenschappelijk systeem voor de beoordeling van handicaps, gebaseerd op de in het VN-Verdrag verankerde rechten en een herziening van de internationale classificatie inzake functioneren, handicap en gezondheid (ICF).