22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 376/51


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa

COM(2011) 78 definitief

2011/C 376/09

Rapporteur: de heer LANNOO

Op 23 februari 2011 heeft de Commissie, op grond van art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa

COM(2011) 78 definitief.

De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 30 augustus 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 21 en 22 september 2011 gehouden 474e zitting (vergadering van 21 september) onderstaand advies uitgebracht, dat met 155 stemmen vóór en 3 tegen, bij 11 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC is verheugd dat veel van de door hem voorgestelde maatregelen in de herziene SBA zijn overgenomen. Het erkent dat de laatste jaren bij de uitwerking van EU-wetgevingsteksten meer rekening wordt gehouden met het MKB (1) en micro-ondernemingen. Het is zich er tevens van bewust dat zowel het EP als de lidstaten ervoor hebben gezorgd dat efficiënter rekening wordt gehouden met de behoeften van deze ondernemingen. De SBA vertegenwoordigt een belangrijke ommekeer in de Europese mentaliteit, door te kiezen voor de ontwikkeling van bestuur op basis van partnerschap tussen overheden, instanties, sociale en economische partners en organisaties die het MKB en micro-ondernemingen vertegenwoordigen.

1.2   De herziene SBA voor Europa is van doorslaggevend belang voor de politieke erkenning van het MKB en vooral van micro-ondernemingen. Het EESC dringt er allereerst bij de Commissie, het Parlement, de Raad en de lidstaten op aan om de Europese, nationale en territoriale besluiten op het fundamentele „Think small first”-beginsel te baseren. Ook vraagt het de lidstaten en regio's dit beginsel als uitgangspunt te hanteren voor hun beleid ten behoeve van het MKB en voor hun economisch en industriebeleid. Ten slotte is het van mening dat de SBA een meer bindend karakter moet krijgen, met name voor de EU-instellingen.

1.3   De herziene SBA bevestigt het groeiende belang dat aan het MKB wordt gehecht. Toch worden de SBA en het „Think small first”-beginsel variabel uitgevoerd en in sommige lidstaten zelfs niet. Hetzelfde geldt voor het Europese wetgevings- en besluitvormingsproces.

1.4   Het EESC is van mening dat de aanwijzing van nationale MKB-gezanten (SME Envoys) de lidstaten zou moeten helpen de SBA uit te voeren. Daarnaast beveelt het EESC aan om ook regionale MKB-gezanten aan te wijzen.

1.5   Het EESC is ingenomen met de voorstellen voor het ontwerp van meerjarig financieel kader voor de oprichting van een programma voor het concurrentievermogen van het MKB, naast de opname van MKB-maatregelen in de belangrijkste programma's voor de periode na 2013. Wel moet het vaststellen dat de Commissie, en DG Ondernemingen in het bijzonder, niet over voldoende personeelsleden beschikt om de SBA efficiënt ten uitvoer te leggen. Het dringt er bij de Europese instellingen op aan om het programma „Concurrentievermogen MKB” goed te keuren en dit met name te richten op kleine en micro-ondernemingen, en hiervoor de nodige personele en financiële middelen uit te trekken.

1.6   Nu is het tijd om over te gaan naar de fase „Act small first”. Om succesvol te zijn is het absoluut zaak dat de SBA hand in hand gaat met de totstandkoming van een echt „bestuur op basis van partnerschap: multi-actor and multilevel governance”. Het is zaak dat de sociaal-economische partners evenals alle representatieve publieke en particuliere actoren van begin af aan worden betrokken bij het politieke denkproces en de wetgeving. Het EESC dringt er dan ook op aan dat de representatieve organisaties van de verschillende categorieën van MKB's daadwerkelijk deelnemen aan het wetgevingsproces op alle niveaus.

1.7   Ten slotte wordt de Commissie verzocht om zonder uitstel overleg te plegen met de representatieve organisaties op Europees niveau van de verschillende categorieën MKB's teneinde de operationele maatregelen in kaart te brengen waaraan prioriteit moet worden verleend. Het EESC acht het zaak, dit overleg tussen de overheden en de sociaal-economische partners in de lidstaten en regio's te stimuleren.

2.   Algemene opmerkingen

2.1   Te algemene benadering van de uiteenlopende situaties binnen het MKB

2.1.1   Het motto „Think small First” wordt nog steeds vertaald met „Denk eerst aan het MKB”, terwijl 92 % van de ondernemingen kleine en microbedrijven zijn die op zeer uiteenlopende markten opereren. Dit zijn belangrijke werkgevers, die dus de doelgroep bij uitstek moeten zijn van de SBA en het EU-beleid. Desalniettemin ondervinden microbedrijven meer moeilijkheden om de Europese beleids- en wetgevingsmaatregelen ten uitvoer te leggen. Zij verdienen dus meer aandacht, en een aangepaste en vereenvoudigde aanpak.

2.1.2   De maatregelen die voortvloeien uit de SBA zullen rekening moeten houden met de werkelijkheid van kleine ondernemingen, zoals de veelzijdigheid van ondernemers, de overdracht van knowhow en de lokale verankering. Ook moet bedacht worden dat de aanpassing van het MKB aan de vele communautaire regels een zaak is van heel weinig mensen, in tegenstelling tot de grote ondernemingen, die over veel gespecialiseerde werknemers in hun eigen diensten beschikken.

2.1.3   In de evaluatie van de SBA wordt bevestigd dat rekening moet worden gehouden met de werkelijkheid van de verschillende categorieën MKB's, al naar gelang van hun grootte, kenmerken en structuur (productie, handel, vrije beroepen, enz.) alsook met de wijze waarop zij opereren, al naar gelang van de markten. Op Europees, nationaal en regionaal niveau zou bijzondere aandacht moeten worden geschonken aan familiebedrijven en eenmanszaken. Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op om speciale, doelgerichte wetgevings-, administratieve, fiscale en opleidingsmaatregelen te nemen.

2.1.4   Maar aangezien de effectbeoordelingen nog altijd op het MKB in het algemeen gericht zijn is het moeilijk om precieze informatie te verkrijgen over de gevolgen, beperkingen en voordelen van de EU-beleidsmaatregelen en programma's voor ieder van deze categorieën. Om deze tekortkomingen te verhelpen zou het verrichten van doelgerichte analyses en studies van deze verschillende categorieën een prioriteit van alle EU-programma's moeten worden.

2.1.5   Het beleid en de programma's van de EU alsook de maatregelen in het kader van de SBA zouden alle ondernemingen, dus niet alleen ondernemingen met een sterk ontwikkelingspotentieel, moeten helpen hun concurrentievermogen te vergroten. Ook de kleine en micro-ondernemingen die actief zijn op de lokale markten (95 % van het MKB), moeten worden geholpen hun concurrentievermogen te vergroten: ongeacht hun grootte bieden ook zij grote ontwikkelingsmogelijkheden en arbeidskansen. De huidige statistische methoden, die op het omzetcijfer zijn gebaseerd, brengen de sociale en culturele rol van deze kleine ondernemingen echter in gevaar, met name op regionaal en lokaal niveau. Het EESC vraagt de Commissie hier rekening mee te houden in haar analyses, en hiervoor de nodige relevante indicatoren te ontwikkelen.

2.1.6   Het EESC is verheugd dat ook de internationale dimensie van het MKB in de SBA wordt genoemd. Wel wil het erop wijzen dat de internationalisering voor de meeste kleine bedrijven een gevolg is van hun groei, en geen doel op zich. De Europese Unie zou hen actiever moeten begeleiden bij deze activiteiten, door met name de initiatieven in de lidstaten te steunen en de INTERPRISE-samenwerkingsprogramma's te hervatten.

2.2   Wordt op de belangrijkste EU-beleidsterreinen echt rekening gehouden met de SBA?

2.2.1   Ondanks de verwijzingen in verschillende teksten als de Europa 2020-strategie en de verschillende kerninitiatieven, wordt bij de uitstippeling van de grote lijnen van het EU-beleid niet echt rekening gehouden met de SBA en de beginselen daarvan. Kleine en micro-ondernemingen worden nog volledig over het hoofd gezien of ondergewaardeerd in het wetgevingsproces. Onderstaande voorbeelden bevestigen dit.

2.2.2   In het kader van het innovatiebeleid wordt voorrang gegeven aan snelgroeiende ondernemingen. Deze beperkte visie stemt niet overeen met de innovatierealiteit in kleine ondernemingen, die eerder behoefte hebben aan begeleidende diensten en instrumenten die zijn afgestemd op hun specifieke kenmerken.

Hetzelfde geldt ook voor het energiebeleid. In zijn advies over „Een doeltreffender EU-energiebeleid voor het MKB en met name micro-ondernemingen” (2) heeft het EESC onderstreept dat binnen dit voor de toekomst van de EU essentiële beleid nog nooit aandacht is geschonken aan de implementatie binnen kleine en microbedrijven.

De effectbeoordelingen van de maatregelen ter voltooiing van de interne markt houden onvoldoende rekening met de realiteit van kleine ondernemingen en de problemen die zij kunnen ondervinden in de grensoverschrijdende handel of bij hun gemeenschaps- en buurtactiviteiten.

2.2.3   Het EESC zou willen dat bij alle beleidsvoorstellen die verband houden met EU-prioriteiten wordt uitgegaan van het „Think small first”-beginsel. Het verzoekt de Europese instellingen om bij de uitvoering van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie en de prioriteiten van de Single Market Act rekening te houden met de belangen van kleine en micro-ondernemingen.

2.2.4   Het EESC is er in dat verband mee ingenomen dat de mededeling van de Commissie over de twaalf hefbomen voor het stimuleren van de interne markt als eerste kernactie maatregelen beschrijft om de toegang van het MKB tot risicokapitaal te vergemakkelijken, als onderdeel van de oplossing voor het meest schrijnende probleem van het MKB: de financiering. Volgens het EESC zou deze kernactie niet op zichzelf moeten staan maar moeten worden aangevuld met andere maatregelen die in het kader van de herziening van de SBA worden genoemd.

2.3   Wat ontbreekt in de SBA zijn de begeleiding van kleine bedrijven en de rol van bedrijfsorganisaties

2.3.1   De behoefte aan begeleiding van kleine ondernemingen wordt in de SBA slechts aangestipt. Het EESC heeft in het verleden dikwijls benadrukt dat de begeleiding van en adviesverlening aan kleine ondernemingen moet worden versterkt via aangepaste diensten die worden verleend door publieke of particuliere organisaties. Het hamert bovendien op de essentiële rol van de bedrijfsorganisaties, die tussen de politieke besluitvormers en de ondernemingen staan, en die beide partijen van advies voorzien.

2.3.2   Het is van mening dat de ondersteuning van deze begeleiding door verschillende MKB-organisaties en de verbetering van de dialoog tussen deze organisaties en de politieke besluitvormers, op alle niveaus, twee belangrijke sleutels tot het concurrentievermogen van kleine ondernemingen zijn. Deze organisaties zijn meestal de enige die rechtstreeks in contact staan met iedere onderneming, en zulks op individuele basis en aangepast aan de specifieke behoeften. Het is dankzij hun tussenkomst dat wetgeving kan worden toegepast door de kleinste ondernemingen, dat ondernemingen kunnen profiteren van EU-financiering en dat de besluitvormers hun behoeften leren kennen en er hun beleid op kunnen afstemmen.

2.3.3   Het Comité zou dan ook graag zien dat:

EU-programma's beter toegankelijk zijn voor de MKB-organisaties om collectief actie te ondernemen;

Europese wetgevingsmaatregelen voorzieningen voor technische ondersteuning bevatten om MKB-organisaties in staat te stellen activiteiten op het gebied van voorlichting, begeleiding en opleiding te ontplooien;

hun rol van „one stop shop” wordt geëvalueerd en versterkt, met name op het gebied van voorlichting, conformiteit en toegang tot de Europese programma's.

2.3.4   Gezien de beperkte budgettaire armslag en de noodzaak om de middelen op de prioriteiten te concentreren, is het EESC van mening dat de ondersteuning van de adviesverlening, begeleiding, voorlichting en opleiding van MKB's, met name kleine en micro-ondernemingen, een essentiële prioriteit is. Het dringt erop aan dat de EU-programma's voorrang geven aan deze ondersteuning en alle nodige steun verlenen aan de organisaties die de verschillende MKB-categorieën vertegenwoordigen.

3.   Bijzondere opmerkingen

3.1   Toegang tot financiering

3.1.1   Met het voortschrijden van de economische crisis is het voor kleine en middelgrote ondernemingen (MKB's) steeds moeilijker geworden om toegang tot financiering te krijgen. Organisaties die MKB's voorschotten in rekening-courant of contragaranties verstrekken zijn in deze omstandigheden van cruciaal belang worden. Het EESC hoopt dat de Europese Commissie de belangrijke rol van deze organisaties erkent, als een fundamenteel instrument om de toegang van micro-ondernemingen en MKB's tot financiering te verbeteren.

3.1.2   De financieringsinstrumenten van de EU moeten voor het gehele MKB (dus ook voor micro-ondernemingen) toegankelijk zijn. Het EESC dringt aan op versterking van de garantiemechanismen die aan alle activiteiten van het MKB ten goede moeten komen. Het gaat met name om de „MKB-garantie”, die zijn nut al heeft bewezen en die de eerste pijler van het MKB-actieprogramma voor de periode na 2013 zou moeten worden. Ten slotte dringt het EESC erop aan dat de toegang van niet-bancaire kredietinstellingen, zoals garantie-instellingen of onderlinge waarborgmaatschappijen, tot dergelijke financieringsinstrumenten wordt vergemakkelijkt.

3.1.3   Het EESC is van mening dat de maatregelen van het comité van Bazel (Bazel III) de handelswijzen van banken weer gezond kunnen maken. Wel maakt het zich zorgen om hun impact, waardoor de toegang van kleine bedrijven tot bankkredieten dreigt te worden bemoeilijkt, zodat MKB's en de reële economie in het algemeen dus over aanzienlijk minder financiële middelen kunnen beschikken. Het verzoekt de EU-instellingen om, met name in het kader van de toekomstige regelgeving inzake de kapitaaltoereikendheid (CRD IV), ervoor te zorgen dat de nieuwe vereisten waaraan banken moeten voldoen de financieringsmogelijkheden van het MKB niet dwarsbomen. Het EESC dringt aan op de goedkeuring van maatregelen die banken – met name lokale en coöperatieve banken, maar ook financiële instellingen die bankgaranties verlenen – in staat stellen de reële economie te blijven financieren.

3.1.4   De verschillende op risicokapitaal gebaseerde formules zouden interessant kunnen zijn voor innoverende en andere ondernemingen, mits zij aangepast zijn aan hun specifieke behoeften en situaties. De Europese Unie zou een goed functionerende risicokapitaalmarkt moeten bevorderen. Deze formules mogen echter niet in de plaats komen van andere instrumenten, zoals de garantie. Kleine ondernemingen moeten het meest geschikte instrument kunnen kiezen.

3.2   Naar een slimme regelgeving

3.2.1   Het EESC vindt het een bijzonder positieve ontwikkeling dat MKB-toetsen in effectbeoordelingen worden opgenomen, die nu ook rekening houden met sociale en milieugevolgen. Het dringt er bij de Commissie op aan deze toetsen uit te breiden door kleine en micro-ondernemingen hier nog meer bij te betrekken. Het EESC wijst er niet alleen op dat analyses en toetsen moeten worden uitgevoerd door volledig afhankelijke organen, maar dringt er ook op aan dat met de organisaties van het MKB overleg wordt gepleegd over de voorbereiding van deze analyses en dat zij vóór de definitieve publicatie daarvan nog gebruik kunnen maken van het recht op weerwoord.

3.2.2   In de hoop dat de administratievelastendruk voor het MKB wordt verlaagd, stelt het EESC voor het „Only once”-beginsel aan te vullen met het „One in one out”-beginsel, wat inhoudt dat de invoering van nieuwe administratieve lasten hand in hand moet gaan met de afschaffing van reeds bestaande lasten. Dit beginsel dient op zowel Europees als lokaal niveau te worden toegepast.

3.2.3   Het is lovenswaardig dat in de herziene SBA de bereidheid wordt getoond om de „Think small first” en „Only once”-beginselen beter toe te passen. Waar het nu om gaat, is de doeltreffende toepassing op nationaal niveau en binnen alle directoraten-generaal van de Commissie. Het EESC hecht dan ook bijzonder veel waarde:

aan de totstandkoming van degelijke effectbeoordelingen die rekening houden met het heterogene karakter van het MKB, en die onafhankelijk zijn;

aan de rol van de MKB-gezant van de Commissie, als intermediair tussen de Europese Commissie en het MKB, die al het beleid moet volgen dat van invloed kan zijn op kleine ondernemingen, die hun standpunt kenbaar moet maken en, zo nodig, bezwaar moet aantekenen tegen besluiten in hun nadeel zijn.

3.2.4   Evenredigheid zou voorop moeten staan bij de uitvoering van maatregelen om ervoor te zorgen dat kleine ondernemingen alleen strikt noodzakelijke formaliteiten moeten vervullen. Als de EU-besluitvormers het basisbeginsel „Think small first” – waartoe zij zich hebben verbonden – strikt toepassen, hoeven er geen uitzonderingen te worden voorzien.

3.2.5   Het erkennen van de verschillen tussen micro-ondernemingen hoeft er niet noodzakelijkerwijs toe te leiden dat micro-ondernemingen steevast worden uitgezonderd bepaalde formaliteiten. Indien zou blijken dat er een uitzondering moet worden gemaakt, dan zou daarover moeten worden overlegd met de vertegenwoordigers van de betrokken bedrijven. Zo niet, dan bestaat het gevaar dat er een negatief onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemingen die de regelgeving toepassen en zij die dat niet doen.

3.2.6   Het EESC adviseert derhalve om:

de beginselen „Think small first” en „Only once” toe te passen op alle onderdelen van de Europa 2020-strategie;

erop toe te zien dat de vertegenwoordigers van de kleine ondernemingen in kwestie van meet af aan worden betrokken bij de totstandkoming van de regelgeving;

het evenredigheidsbeginsel systematisch wordt toegepast bij de tenuitvoerlegging van deze regelgeving;

overregulering op nationaal en regionaal niveau te vermijden bij de omzetting of toepassing van de regels;

de MKB-gezant van de Commissie te betrekken bij de werkzaamheden van de dienst voor effectbeoordelingen (Impact Assesment Board) die met de kwaliteitscontrole op de effectbeoordelingen is belast.

3.3   Markttoegang

3.3.1   In de SBA wordt erkend dat de toegang van het MKB tot overheidsopdrachten moet worden vergemakkelijkt. Om de deelname van het MKB aan overheidsopdrachten aan te moedigen is het niet alleen zaak dat de procedures worden vereenvoudigd, maar ook dat de lidstaten een gunstig beleid voor het MKB uitwerken, wat nu nog maar in enkele landen het geval is.

3.3.2   Volgens het EESC is het de hoogste tijd om de „Europese code van best practices” (3) voor overheidsopdrachten integraal ten uitvoer te leggen. De Commissie en de lidstaten zouden een gunstig beleid moeten uitstippelen waarmee de toegang van het MKB en micro-ondernemingen tot overheidsopdrachten wordt verbeterd.

3.4   Ondernemerschap en het scheppen van werkgelegenheid

3.4.1   Kleine ondernemingen worden gekenmerkt door een bepaalde vorm van interne arbeidsverhoudingen en hebben een bijzonder grote behoefte aan gekwalificeerde arbeidskrachten. Het EESC erkent bovendien dat de werknemers een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven, omdat zij een bron van innovatie kunnen zijn en bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderneming. Het herinnert eraan dat kleine ondernemingen bij uitstek plaatsen zijn waar men kan leren en een beroepsopleiding kan volgen, en dat zij een cruciale rol spelen bij de verwerving van vaardigheden en het toepassen van opgedane kennis.

3.4.2   Het EESC betreurt het dat de problemen i.v.m. de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid, evenals de vaardigheden van werknemers en ondernemers, vrijwel ontbreken in de SBA, terwijl zij wel degelijk van invloed zijn op hun ontwikkelingscapaciteit en hun potentieel om nieuwe banen te scheppen.

3.4.3   Het EESC steunt de inspanningen van de Commissie om het vrouwelijk ondernemerschap te bevorderen en beveelt aan om gidsen met goede praktijken uit te wisselen waarin zowel acties van de lidstaten als acties van MKB-organisaties staan.

4.   Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de SBA en de prioriteiten daarvan in aanmerking worden genomen?

4.1   Zorg dragen voor bestuur op basis van partnerschap: multi-actor and multilevel governance

4.1.1   In de mededeling wordt gesteld dat een sterke governance van essentieel belang is en dat de prioritaire maatregelen van de SBA „alleen effect sorteren als zij zijn gebaseerd op een krachtige MKB-governance”. Het beleid, de programma's en de wetgeving van de EU kunnen alleen doeltreffend zijn als bij de vormgeving en tenuitvoerlegging ervan wordt samengewerkt met de vertegenwoordigende organisaties op alle niveaus. Binnen de herziene SBA moet topprioriteit uitgaan naar de totstandbrenging van dit partnerschap in het wetgevings- en/of besluitvormingsproces op Europees, nationaal en regionaal niveau.

4.1.2   Het EESC vindt dat de herziene MKB-panels van het Enterprise Europe Network weliswaar een goede bron van informatie kunnen zijn, maar dat zij de kennis en ervaring van de MKB-organisaties niet kunnen vervangen. In het voorgestelde programma voor het concurrentievermogen van het MKB van het meerjarig financieel kader staan geen maatregelen voor deze organisaties en wordt het accent uitsluitend gelegd op het Enterprise Europe Network; helaas zijn in veel lidstaten niet alle organisaties die de verschillende categorieën MKB vertegenwoordigen bij dit netwerk betrokken. Dit netwerk zou uitgebreid moeten worden geëvalueerd en de methodologie en regels zouden moeten worden verbeterd, om ervoor te zorgen dat organisaties die de verschillende categorieën MKB in de lidstaten vertegenwoordigen hier gemakkelijker aan kunnen deelnemen.

4.2   Van „Think small first” naar „Act small first”

4.2.1   Het EESC verzoekt de EU-instellingen om:

afspraken te maken over hoe zij de SBA en het „Denk eerst klein”-beginsel op meer bindende wijze in hun besluiten gaan integreren, wat de nationale en territoriale overheden ertoe zou aansporen om hetzelfde te doen;

een voorzorgsmaatregel te nemen in de vorm van de invoering, onder gezag van de Europese MKB-gezant, van een „Office of advocacy”, een systeem waarin ook de Amerikaanse SBA voorziet. Met dit systeem kan ervoor worden gezorgd dat alle EU-wetgeving die betrekking heeft op het MKB, de belangen van deze bedrijven niet schaadt;

4.3   Met welke middelen?

4.3.1   Het succes en de doeltreffendheid van de SBA hangen af van de beschikbare menselijke en financiële hulpbronnen. Het EESC juicht het voorstel voor een nieuw programma „Concurrentievermogen MKB” toe, waarvan de prioriteiten het volgende zouden moeten omvatten:

toezicht op en evaluatie van de toepassing van de beginselen van de SBA in alle EU-programma's en regelingen, alsook in alle lidstaten;

de invoering van een „advocacy unit”, die moet nagaan wat de mogelijke gevolgen zijn van toekomstige wetgeving voor kleine en microbedrijven zodat de effecten beter kunnen worden beoordeeld;

de invoering van instrumenten ter versterking van het concurrentievermogen, voor normalisatie, voorlichting en samenwerking, die zijn gebaseerd op het „Think small first”-beginsel;

de invoering van financiële instrumenten voor de ontwikkeling van het MKB, met name de „MKB-garantiefaciliteit”;

ondersteuning van de begeleidende en adviesverlenende activiteiten van MKB-organisaties en versterking van de bestuurlijke samenwerking met de representatieve organisaties;

de statistische en economische analyse van de verschillende MKB-categorieën, rekening houdend met hun heterogene karakter, de uitvoering van gerichte studies en onderzoeken naar deze onderdelen, evenals de verspreiding van goede praktijken van de lidstaten en regio's op dit vlak.

4.3.2   Het EESC maakt zich zorgen over het kleine aantal mensen dat tegenwoordig aan de materie 'MKB' en 'SBA' werkt. Om de ambities van de SBA te verwezenlijken moet – met name binnen DG Ondernemingen – voldoende personeel worden vrijgemaakt voor de uitvoering en met name voorbereiding van dit programma voor het MKB.

4.3.3   Het EESC is zeer te spreken over het aanstellen van nationale MKB-gezanten die tot taak hebben de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van de SBA in de lidstaten te vergemakkelijken, en ervoor te zorgen dat de stem van het MKB en van micro-ondernemingen wordt gehoord in de nationale beleidsmaatregelen en wetgeving. Hoe doeltreffend deze gezanten zijn, zal afhangen van hun vermogen om het nationale beleid en de wetgeving te beïnvloeden, alsook van het niveau van de samenwerking met de verschillende MKB-organisaties.

4.3.4   Ook de adviesgroep speelt volgens het EESC een belangrijke rol als forum voor overleg tussen de Commissie, de lidstaten en Europese MKB-organisaties. Binnen deze adviesgroep zou ook overleg kunnen worden gepleegd over de wetgevingsvoorstellen en operationele programma's van alle directoraten-generaal van de Commissie die zich bezighouden met kleine en microbedrijven. Het EESC is ermee ingenomen dat verschillende regio's een regionale MKB-gezant hebben benoemd, en vraagt dat dit soort initiatieven worden aangemoedigd.

5.   Politieke maatregelen

5.1   Het EESC verzoekt de Commissie om jaarlijks de stand van zaken te presenteren over:

de tenuitvoerlegging van de SBA door haar eigen diensten en op nationaal en regionaal niveau;

de wijze waarop in de door het Parlement en de Raad aangenomen teksten rekening wordt gehouden met de SBA-principes;

de stand van zaken en voortgang van de werkzaamheden van de SBA-adviesgroep.

Dit verslag moet ook worden voorgelegd aan de Raad, het Parlement en het Comité van de Regio's.

5.2   Tot slot verzoekt het EESC de Raad om jaarlijks een Mededingingsraad voor het MKB, microbedrijven en de SBA te organiseren.

5.3   Naar het voorbeeld van de Tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid, die bij een Raadsbesluit van 6 maart 2003 is ingesteld, stelt het EESC de Raad voor om een economische dialoog in het leven te roepen die twee keer per jaar ter gelegenheid van een Raad Concurrentievermogen zou moeten worden gehouden. Er zou aan moeten worden deelgenomen door de Europese MKB-organisaties, de ministers van industrie en MKB van de trojka, de lidstaten, de Commissie en het EESC als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld. Doel ervan is dat MKB-vertegenwoordigers en politici op het hoogste niveau met elkaar gaan samenwerken om het MKB te helpen bij de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie.

Brussel, 21 september 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PB L 124/36 van 20-05-2003

(2)  PB C 44 van 11.02.2011, blz. 118.

(3)  http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/sme_code_of_best_practices_nl.pdf


BIJLAGE

bij het Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Het volgende wijzigingsvoorstel, dat meer dan een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen kreeg, werd tijdens de beraadslagingen verworpen:

Paragraaf 1.7 (nieuw)

Een als volgt luidende nieuwe paragraaf invoegen na paragraaf 1.6:

„”

Stemuitslag

Stemmen vóór

:

57

Stemmen tegen

:

66

Onthoudingen

:

36