6.4.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 107/68 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een Verordening (EU) nr. …/…. van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
(COM(2010) 611 definitief — 2010/0303 (COD))
2011/C 107/14
Rapporteur: de heer SIMONS
De Raad en het Europees Parlement hebben respectievelijk op 22 en 10 november 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 100, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het
Voorstel voor een Verordening (EU) […/…] van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
COM(2010) 611 definitief — 2010/0303 (COD).
De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 februari 2011 goedgekeurd.
Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 februari 2011 gehouden 469e zitting (vergadering van 16 februari 2011) het volgende advies uitgebracht, dat met 114 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Het Comité is positief over de rol die het EMSA speelt bij de verbetering van de maritieme veiligheid in de lidstaten. Ook voor de toekomst acht het Comité het van groot belang dat de taken en bevoegdheden van het EMSA op een verantwoorde manier worden uitgebreid.
1.2 Met „op een verantwoorde manier” wil het Comité aangeven dat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het EMSA op een duidelijker manier dan tot nu toe dienen te worden geformuleerd en vastgesteld, zodat er geen misverstand kan ontstaan over de taakverdeling tussen het EMSA, de Commissie en de lidstaten.
1.3 Ten aanzien van het proportionaliteitsbeginsel wil het Comité opmerken dat de Commissie in haar Voorstel op enkele onderdelen een voorschot neemt op de rol die het EMSA zou kunnen spelen in de toekomst. Eerst zal besluitvorming hierover op EU-niveau moeten plaatsvinden.
1.4 Het Comité is verbaasd dat ineens in artikel 2, lid 2 onder letter d) „binnenwateren” wordt genoemd. Noch in de bestaande, zo ook al de titel zelf aangeeft louter op het maritieme betrekking hebbende, regelgeving noch in de toelichting, effectrapportage en de overwegingen bij het onderhavige wijzigingsvoorstel wordt er verder over uitgewijd. Geen enkele vermelding van aanleiding, behoefte, reikwijdte, technische uitvoering, het omgaan met het in zee- en binnenvaart verschillende beleid alsmede met de nationaal en internationaal totaal verschillende bestuurs- en beheersinstellingen. Om deze reden alleen al dient deze vermelding dus te komen vervallen, nog afgezien van het inhoudelijke argument dat de zeer sterk verschillende karakteristieken van beide vervoersmodi al aanleiding hebben gegeven tot het opzetten van aparte verkeersbegeleidingssystemen.
1.5 Wel kan het Comité zich voostellen dat er zo snel mogelijk een juridische basis, en daarmee ook een budgettaire mogelijkheid, komt waardoor het Agentschap de mogelijkheid krijgt de Commissie te ondersteunen met relevante en welomschreven, uit EMSA's werkzaamheden op maritiem gebied voortvloeiende, kennis en kunde, maar dat gaat dan op, niet alleen voor alle vervoersmodi, maar zelfs ook voor beleidsgebieden buiten het vervoer.
1.6 Overigens kan het Comité instemmen met het voorstel de oprichtingsverordening beter te laten aansluiten bij de Europese regelgeving uit het derde maritieme veiligheidspakket.
1.7 Het Comité beveelt aan verduidelijkingen aan te brengen in de rollen van het EMSA, de Commissie, de lidstaten en de Raad van Bestuur, met name op het gebied van de organisatie van de inspecties.
1.8 Daarom is het Comité positief over het voorstel van de Commissie voor wat betreft de vaststelling van de operationele werkmethoden van het EMSA op het gebied van inspecties het voorbeeld van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart te volgen.
1.9 Het Comité acht het noodzakelijk dat het EMSA, omdat zij in het verleden bewezen heeft toegevoegde waarde te hebben, de personele en financiële mogelijkheden moet krijgen haar rol ook in de toekomst op een verantwoorde manier te kunnen blijven vervullen. Het continueren van een regelmatige externe audit maakt hier, ook in de ogen van het Comité, onderdeel van uit.
2. Inleiding
2.1 Op 28 oktober 2010 heeft de Commissie het „Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid” (COM(2010) 611 definitief) gepubliceerd en het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie, gevraagd hierover advies uit te brengen.
2.2 Het Comité voldoet graag aan deze wens, omdat zij dit Voorstel tot wijziging van Verordening nr. 1406/2002 beschouwt als een volgende, belangrijke stap om de maritieme veiligheid te vergroten.
2.3 Geconstateerd moet worden dat de politieke aandacht voor maritieme veiligheid pas echt is toegenomen na de ramp met de olietanker „Erika” als gevolg waarvan een grote olievervuiling heeft plaatsgevonden.
2.4 De Commissie heeft eind 2000 een voorstel gedaan voor een Verordening tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA). Dit Agentschap zou moeten gaan functioneren als een technisch orgaan, om in de EU een hoog, uniform en efficiënt niveau van veiligheid op zee te krijgen en voorkoming van verontreiniging door schepen te waarborgen.
2.5 De Verordening is in augustus 2002 in werking getreden en het EMSA is in maart 2003 gestart met zijn activiteiten. Sindsdien is de Verordening driemaal gewijzigd.
2.6 De eerste wijziging, bij Verordening nr. 1644/2003 betrof vooral de financiële en begrotingsprocedures en moest een grotere transparantie waarborgen.
2.7 Bij de tweede wijziging, bij Verordening nr. 724/2004, die zijn oorsprong vond in het ongeval met de „Prestige” in 2002, werd een aantal nieuwe taken aan het Agentschap opgedragen, die vooral lagen op het vlak van de alertheid en bestrijding van verontreiniging. Tevens werd bij deze herziening rekening gehouden met de ontwikkelingen van de EU-bevoegdheden op het gebied van de maritieme veiligheid.
2.8 Het EMSA werd bij deze herziening verzocht technische bijstand te verlenen bij de inspecties, betrekking hebbend op de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, die de Commissie als gevolg van de inwerkingtreding van Verordening nr. 725/2004 moest uitvoeren.
2.9 Daarnaast werd het EMSA verzocht de Commissie bij te staan bij de beoordeling van certificeringsprocedures en onderwijsinstellingen voor zeevarenden in zowel EU- als niet-EU-landen. Het betreft hier normen voor opleiding, diplomering en wachtdienst die zijn vastgelegd in het zogenaamde STWC-Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
2.10 De derde wijziging vond plaats in 2006 bij Verordening nr. 2038/2006. Hierbij werd voor het EMSA voor de periode 2007-2013 een financieel kader vastgelegd van 154 miljoen euro ten behoeve van activiteiten voor de bestrijding van verontreiniging.
2.11 De ontwikkelingen staan echter niet stil. Om het EMSA in staat te stellen slagvaardig en efficiënt te kunnen blijven opereren is bijgaand Voorstel voor de – vierde - wijziging van Verordening nr. 1406/2002 noodzakelijk.
2.12 De doelstelling van het wijzigingsvoorstel van de Commissie is enerzijds de verduidelijking van de bestaande taken en rol van het EMSA en anderzijds de uitbreiding van taken tot nieuwe gebieden in ontwikkeling op internationaal en/of EU-niveau.
2.13 Voor wat betreft de huidige werkzaamheden verstrekt het EMSA de lidstaten en de Commissie technische en wetenschappelijke bijstand om de Uniewetgeving op het gebied van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en preventie van verontreiniging door schepen op een ordentelijke manier toe te passen, de uitvoering van deze wetgeving te controleren, de effectiviteit van de maatregelen te evalueren en de ontwikkeling van nieuwe maatregelen te ondersteunen.
2.14 De Commissie heeft in haar Mededeling „Strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2018” aangegeven het mandaat en de werking van het EMSA te willen herzien teneinde de technische en wetenschappelijke ondersteuning van het EMSA aan de lidstaten en de Commissie nog te bevorderen.
2.15 De Raad heeft in zijn conclusies van 30 maart 2009 de Commissie verzocht om maatregelen te ontwikkelen die, gelet op de toekomstige uitdagingen, het mogelijk maken dat de werkzaamheden van het EMSA voor wat betreft het verlenen van technische en wetenschappelijke bijstand aan de lidstaten en de Commissie zullen verbeteren.
2.16 De Commissie heeft op verzoek van het Europees Parlement en de Raad onderzocht en geconcludeerd dat synergieën op EU-niveau ten aanzien van kustwachtoperaties versterkt kunnen worden door de activiteiten van het EMSA. Dit zou kunnen geschieden door de taken van het EMSA uit te breiden, met name op het gebied van toezicht op het maritieme verkeer en de scheepsroutes en van bijstand aan de lidstaten bij het opsporen van potentiële verontreinigers.
2.17 Zoals vastgelegd in de Verordening nr. 1406/2002 heeft de Raad van Bestuur van het EMSA in 2007 opdracht gegeven aan een extern bureau een onafhankelijke externe evaluatie te doen van het uitvoeren van de Verordening. In het verslag van dit bureau wordt gesteld dat op enkele terreinen verbeteringen en verduidelijkingen mogelijk zijn, maar de algemene conclusie is dat het Agentschap een toegevoegde waarde biedt voor de sector in zijn algemeenheid en voor zijn twee belangrijkste stakeholders, te weten de lidstaten en de Commissie, in het bijzonder.
3. Algemene opmerkingen
3.1 Het Comité heeft zich in eerdere adviezen (1) (2) positief uitgelaten over de cruciale rol die het EMSA speelt bij de verbetering van de maritieme veiligheid in de lidstaten. Gezien de continue ontwikkelingen op het gebied van de maritieme veiligheid en daarmee samenhangende noodzaak tot inspecties en bestrijding van verontreiniging, acht het Comité het van groot belang dat de taken en bevoegdheden van het EMSA worden uitgebreid.
3.2 De voorgestelde uitbreiding heeft o.m. betrekking op de volgende elementen: de ondersteuning door het ESMA in internationale organisaties zoals IMO; de rol van operationele diensten als Safe SEA NET ten behoeve van het geïntegreerd maritiem beleid en het interoperabel maken van die systemen; bestrijding van mariene verontreiniging van off shore winningsactiviteiten; technische samenwerking met derde landen en assistentie van de Commissie bij inspecties op het gebied van security.
3.3 De aanleiding voor de aanpassing van de Verordening vormen vooral het derde maritieme veiligheidspakket, de nieuwe thema's die in de vijfjarenstrategie 2010-2014 van het EMSA zijn opgenomen en de aanbevelingen van de Raad van Bestuur van EMSA naar aanleiding van de evaluatie van EMSA door een extern bureau.
3.4 Het is noodzakelijk de taken van het EMSA duidelijker te omschrijven en nauwkeuriger vast te stellen betreffende de bijstand, die het EMSA aan de Commissie en lidstaten moet verstrekken, met name tegen de achtergrond van nieuwe ontwikkelingen, zoals het derde pakket inzake maritieme veiligheid, het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie, maritieme surveillance, de mogelijkheden van een Europese kustwacht enz.
3.4.1 Het Comité is verbaasd dat ineens in artikel 2, lid 2 onder letter d) „binnenwateren” wordt genoemd. Noch in de bestaande, zo ook al de titel zelf aangeeft louter op het maritieme betrekking hebbende, regelgeving noch in de toelichting, effectrapportage en de overwegingen bij het onderhavige wijzigingsvoorstel wordt er verder over uitgewijd. Geen enkele vermelding van aanleiding, behoefte, reikwijdte, technische uitvoering, het omgaan met het in zee- en binnenvaart verschillende beleid alsmede met de nationaal en internationaal totaal verschillende bestuurs- en beheersinstellingen. Om deze reden alleen al dient deze vermelding dus te komen vervallen, nog afgezien van het inhoudelijke argument dat de zeer sterk verschillende karakteristieken van beide vervoersmodi al aanleiding hebben gegeven tot het opzetten van aparte verkeersbegeleidingssystemen.
3.4.2 Wel kan het Comité zich voostellen dat er zo snel mogelijk een juridische basis, en daarmee ook een budgettaire mogelijkheid, komt waardoor het Agentschap de mogelijkheid krijgt de Commissie te ondersteunen met relevante en welomschreven, uit EMSA's werkzaamheden op maritiem gebied voortvloeiende, kennis en kunde, maar dat gaat dan op niet alleen voor alle vervoersmodi, maar zelfs ook voor beleidsgebieden buiten het vervoer.
3.4.3 In artikel 2 geeft lid 1 aan op welke terreinen het agentschap de Commissie ondersteunt. De in lid 2 soms niet, soms wel en dan nog weer met verschillende bewoordingen aangegeven toevoegingen dat die ondersteuningsactie binnen het takenpakket van de EMSA moet vallen is verwarrend en soms (onder e) niet duidelijk. De oplossing is dat soort toevoegingen in lid 2 te schrappen, daar ze al in lid 1 gegeven zijn.
3.5 Voor wat betreft het proportionaliteitsbeginsel merkt het Comité op, dat zij kan instemmen met het voorstel de verordening beter te laten aansluiten bij de Europese regelgeving uit het derde maritieme veiligheidspakket. Zij wil wel opmerken, dat op enkele onderdelen het Voorstel een voorschot neemt op de rol die het EMSA zou kunnen spelen in de toekomst, zoals de oprichting van regionale centra, terwijl hierover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
4. Specifieke opmerkingen
4.1 Ten aanzien van de governanceaspecten merkt het Comité in het voorstel op dat het „met name op het gebied van de organisatie van inspecties, noodzakelijk is verduidelijkingen aan te brengen in de rollen van het EMSA, de Commissie, de lidstaten en de Raad van Bestuur”.
4.2 Immers, de representanten van de lidstaten in de Raad van Bestuur krijgen te maken met een mogelijk belangenconflict: enerzijds moeten zij besluiten over de activiteiten en de middelen van het EMSA, met name over het inspectiebeleid, anderzijds zijn zij de representant van de nationale overheden die zelf namens de Commissie door het EMSA worden geïnspecteerd teneinde de nationale wetgeving en praktijk aan de EU-wetgeving te toetsen.
4.3 Daarom kan het Comité zich vinden in de aanpassing van de tekst van artikel 3 met betrekking tot de inspecties van het EMSA en stemt ze in met het voorstel van de Commissie het voorbeeld van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart te volgen voor wat betreft de vaststelling van de operationele werkmethoden van het EMSA op het gebied van inspecties (comitéprocedure).
4.4 Het voordeel hiervan is, dat alle belanghebbende actoren, het EMSA, de Commissie en de lidstaten, zijn betrokken, terwijl de vastgelegde verantwoordelijkheden en bevoegdheden van betrokken partijen worden gerespecteerd.
4.5 Ook is het Comité van mening dat, hier uiteraard voor zover het de EMSA regardeert, aandacht dient te worden besteed aan de leef- en werkomstandigheden van zeevarenden, waarbij met name moet worden gedacht aan de omzetting van het internationale verdrag betreffende maritieme arbeid (MLC ILO).
4.6 Een opmerking wil het Comité plaatsen bij de voorgestelde wijziging in artikel 5 lid 3 van het Voorstel. De voorgestelde wijziging impliceert dat de op te richten plaatselijke kantoren zich niet uitsluitend hoeven toe te leggen op het toezicht op de scheepvaart en het zeevervoer. Het Comité waarschuwt dat een goed functioneren staat of valt met eenduidige afspraken tussen de lidstaten en het EMSA over wie waar verantwoordelijk en bevoegd voor is.
4.7 De overige wijzigingen in de artikelen 10 t/m 19 hebben vooral betrekking op de bestaande of nieuw in te stellen lichamen van het EMSA, hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, personele toename en financieringsbronnen.
4.8 Het Comité is van oordeel dat, daar waar het EMSA in het verleden heeft bewezen een belangrijke toegevoegde waarde te kunnen creëren, zij ook de mogelijkheden moet krijgen deze en nieuwe taken in de toekomst op een verantwoorde manier te kunnen blijven vervullen. Beperking van personele en financiële middelen, waardoor het EMSA minder taken kan vervullen, dient altijd te worden afgewogen tegen de – nadelige - consequenties die dit met zich meebrengt in de zin van niet-verrichte activiteiten.
4.9 Tot slot stemt het Comité in met de aanbeveling, gedaan door de Raad van Bestuur van het EMSA in de toekomst een regelmatig externe audit op het functioneren van het EMSA te laten uitvoeren door een onafhankelijk extern bureau.
Brussel, 16 februari 2011
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) PB C 28 van 03.02.2006, blz. 16.
(2) PB C 108 van 30.04.2004, blz. 52.