17.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 84/45


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/112/EG van de Raad inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten

(COM(2010) 490 definitief)

2011/C 84/09

Afdelingsrapporteur: de heer NARRO

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 23 september 2010 en 7 oktober 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/112/EG van de Raad inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten

COM(2010) 490 final.

De gespecialiseerde afdeling, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 15 december 2010 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 19 en 20 januari 2011 gehouden 468e zitting (vergadering van 20 januari 2011) het volgende advies uitgebracht, dat met 159 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1

Het EESC steunt het initiatief van de Europese Commissie om Richtlijn 2001/112 voor de tweede keer te wijzigen, om deze aan te passen aan de algemene normen van de Codex Alimentarius voor vruchtensappen en nectars. Deze aanpassing zou zich echter niet op discretionaire wijze moeten beperken tot enkele zeer specifieke elementen van de richtlijn, maar algemeen van toepassing moeten zijn op alle punten van de bedoelde communautaire wetgeving.

1.2

Het verbod op de toevoeging van suiker aan vruchtensap is een adequate maatregel om de preventie van obesitas te bevorderen. Desalniettemin is het EESC het niet eens met de bijkomende verplichting om nectars te etiketteren als „gezoet”: deze maatregel zou de consument kunnen misleiden, zou een flagrante discriminatie betekenen ten opzichte van andere producten, en is ook niet terug te vinden in de Codex Alimentarius.

1.3

Het EESC betreurt dat in de lijst van toegestane ingrediënten geen melding wordt gemaakt van de toevoeging van maximaal 10 % mandarijnensap aan sinaasappelsap. De Codex Alimentarius, waaraan de richtlijn wordt aangepast, staat deze internationaal gebruikelijke techniek wél toe, die daarom ook in de tekst van de richtlijn opgenomen zou moeten worden.

1.4

In het tweede deel van bijlage II zou expliciet moeten worden vermeld dat vruchten die zijn bestemd voor de bereiding van vruchtensap en vruchtenmoes een behandeling na de oogst hebben kunnen ondergaan.

1.5

Het EESC is ermee ingenomen dat tomaten worden toegevoegd aan de lijst van vruchten die voor de productie van vruchtensap mogen worden gebruikt.

1.6

Het EESC toont zich ingenomen met het behoud van het onderscheid tussen vruchtensap (rechtstreeks verkregen door persing) en uit sapconcentraat verkregen vruchtensap (verkregen door geconcentreerd vruchtensap te reconstitueren met water). Dit onderscheid garandeert een correcte informatie aan de consument. Het is van belang dat deze dubbele benaming in stand wordt gehouden en dat in geen geval nuances worden ingevoerd die de interpretatie van de dubbele definitie kunnen versoepelen.

1.7

Het EESC acht het positief dat het voorstel van de Europese Commissie de mogelijkheid biedt voor de reconstitutie van aroma's in uit sapconcentraat verkregen vruchtensap.

2.   Achtergrond en samenvatting van het Commissievoorstel

2.1

De Europese Commissie stelt een tweede wijziging voor van Richtlijn 2001/112/EG van de Raad inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten. De te wijzigen richtlijn stelt technische bepalingen vast voor de samenstelling, benaming, bereidingsspecificaties en etikettering van deze producten.

2.2

Richtlijn 2001/112/EG is voor het eerst gewijzigd bij Richtlijn 2009/106/EG. Deze technische wijziging was bedoeld om de communautaire wetgeving aan te passen aan de algemene normen van de Codex Alimentarius voor vruchtensappen en nectars (Codex Stan 247-2005, welke voorziet in kwaliteitskenmerken en etiketteringsvoorschriften voor vruchtensappen en soortgelijke producten) en de praktijkcode van de Europese vereniging voor vruchtensappen (AIJN). Een en ander hield hoofdzakelijk in dat minimumbrixwaarden werden vastgesteld voor 18 soorten gereconstitueerd vruchtensap en gereconstitueerd vruchtenmoes en dat werd bepaald welke verkoopbenaming moest worden gebruikt voor uit sapconcentraat verkregen vruchtensap. De nieuwe richtlijn moest uiterlijk op 1 januari 2011 zijn omgezet.

2.3

Het onderhavige voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, COM(2010) 490, betreft een tweede, zeer technische wijziging, die net als de eerste aanpassing is gebaseerd op de overname van een aantal bepalingen van de Codex Alimentarius, in overeenstemming met de bepalingen uit de praktijkcode van de AIJN. De voornaamste veranderingen zijn:

Het schrappen van suiker uit de lijst van toegestane ingrediënten voor vruchtensappen. Nectars en de in bijlage III vermelde specifieke producten mogen worden gezoet door suikers of honing toe te voegen. De verkoopbenaming omvat de aanduiding „gezoet” of „met toegevoegde suiker”, gevolgd door de vermelding van de maximumhoeveelheid toegevoegde suikers.

Vereenvoudiging van de bepalingen inzake de reconstitutie van smaken en aroma’s.

Toevoeging van tomaten aan de lijst van vruchten die voor de productie van vruchtensap mogen worden gebruikt.

2.4

Voor dit voorstel voor een richtlijn wordt de gewone wetgevingsprocedure gevolgd waarin het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet. Nadat de richtlijn is goedgekeurd zullen de lidstaten 18 maanden de tijd hebben om deze in nationale wetgeving om te zetten.

3.   Opmerkingen

3.1

Het voorstel voor een richtlijn dat onderwerp is van dit advies komt hoofdzakelijk voort uit de noodzaak om de communautaire wetgeving aan te passen aan de internationale wetgeving, meer concreet de normen van de Codex Alimentarius voor vruchtensappen en vruchtenmoes. De Commissie zou derhalve niet mogen afwijken van bepaalde bepalingen van de Codex Alimentarius die internationaal zijn geaccepteerd. Anderzijds zou het wenselijk zijn om nieuwe bepalingen toe te voegen, in overeenstemming met de betreffende artikelen van de Codex Alimentarius.

3.2

De belangrijkste wijzigingen die met het voorstel worden ingevoerd zijn het verbod om suiker toe te voegen aan vruchtensappen, en, voor nectar, de verplichting om de toevoeging van suiker te vermelden in de verkoopbenaming. In het kader van de Europese strategie voor de preventie van obesitas is het door de Commissie voorgestelde verbod alleszins gerechtvaardigd. Wat nectars betreft wijkt het voorstel echter af van de bepalingen van de Codex Alimentarius, kent het geen precedenten voor andere producten (zoals frisdranken), is het strijdig met de horizontale etiketteringsvoorschriften en lijkt het overbodig, aangezien de definitie van nectar reeds duidelijk maakt dat het om een gezoet product gaat.

3.3

Het Commissievoorstel maakt geen melding van de mogelijkheid om mandarijnensap toe te voegen aan sinaasappelsap, zonder dat op het etiket moet worden vermeld dat het om een mengsel van sappen gaat. De norm van de Codex Alimentarius (STAN 45-1981) staat deze praktijk echter wel toe, tot maximaal 10 %, en van deze mogelijkheid wordt in internationaal verband vaak gebruik gemaakt door de belangrijkste producerende landen, zoals Brazilië of de VS. Gezien de mondialisering van de markten komen de Europese producenten van citrusvruchten en hun coöperaties als gevolg van de vereisten van Richtlijn 2001/112/EG in een nadelige concurrentiepositie ten opzichte van derde landen te staan. Het EESC is van mening dat de Europese benaming „sinaasappelsap” moet worden aangepast aan de internationale norm van de Codex Alimentarius, en is er dan ook voorstander van dat maximaal 10 % mandarijnensap aan sinaasappelsap mag worden toegevoegd. De toevoeging van mandarijnensap aan sinaasappelsap wordt gerechtvaardigd door het feit dat de twee soorten citrusvruchten botanisch gezien een sterke gelijkenis vertonen en soortgelijke organoleptische eigenschappen bezitten. Een kwaliteitsverschil kan niet analytisch worden aangetoond.

3.4

In de definitie van het begrip „vrucht” in punt 1 van Bijlage II (Definities van de grondstoffen) zou ook duidelijk moeten worden verwezen naar de behandeling na de oogst van vruchten die zijn bestemd voor de bereiding van vruchtensap.

3.5

Het EESC steunt de toevoeging van tomaten aan de lijst van vruchten die voor de productie van vruchtensap mogen worden gebruikt, en is ingenomen met het behoud van het onderscheid tussen vruchtensap en uit sapconcentraat verkregen vruchtensap, ten behoeve van een correcte informatie aan de consument, en met de mogelijkheid die wordt geboden voor reconstitutie van aroma's in uit sapconcentraat verkregen vruchtensap.

Brussel, 20 januari 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON