30.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 323/11


Conclusies van de Raad over het verhogen van het niveau van de basisvaardigheden in de context van Europese samenwerking inzake scholen voor de 21e eeuw

2010/C 323/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

GEZIEN HET VOLGENDE:

De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (1), die voorziet in het Europees referentiekader van acht sleutelcompetenties die alle jongeren tijdens hun initieel onderwijs en hun initiële opleiding moeten ontwikkelen. Het verwerven van basisvaardigheden (2) in leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen op school is van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van sleutelcompetenties om een leven lang verder te kunnen leren. Deze vaardigheden komen tijdens de verwerving van sleutelcompetenties verder tot ontwikkeling naarmate lerenden steeds complexere informatie nauwgezet en met inzicht verwerken, en liggen bijgevolg aan de basis van eigenschappen als probleemoplossend denkvermogen, kritisch denkvermogen, initiatief en creativiteit.

EN OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT

1.

Verbetering van de leesvaardigheid was in 2002 een van de dertien doelstellingen van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”. Tevens was het een van de vijf in 2003 door de Raad vastgestelde referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties („Europese benchmarks”): in 2010 moest in de Europese Unie het percentage 15-jarigen die slecht lezen met ten minste 20 % zijn gedaald ten opzichte van het jaar 2000. Voor wiskunde, overige exacte vakken en technologie is voor 2010 voorts als benchmark vastgesteld dat het aantal afgestudeerden in deze vakken met ten minste 15 % moest zijn gestegen.

2.

De Europese Raad van maart 2008 verzocht de lidstaten opnieuw het aantal jongeren dat niet goed leest aanzienlijk terug te dringen en ervoor te zorgen dat leerlingen met een migrantenachtergrond of uit kansarme groepen beter presteren (3).

3.

De conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van november 2008 (4), voorzien in een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied, waarbij wordt herhaald dat er onvoldoende vorderingen zijn gemaakt met betrekking tot de doelstellingen inzake de leesprestaties. De Raad was het eens over de noodzaak de verwerving van essentiële elementen van de sleutelcompetenties, met name op het vlak van taalvaardigheid en rekenen, te waarborgen en te verbeteren. De lidstaten werd verzocht hun samenwerking toe te spitsen op het verbeteren van de lees- en rekenvaardigheid en het wekken van grotere belangstelling voor wiskunde, wetenschap en techniek.

4.

In de conclusies van de Raad van mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (5) wordt het belang van lees- en rekenvaardigheid als fundamentele elementen van sleutelcompetenties opnieuw onderstreept, evenals het belang van het aantrekkelijker maken van wiskunde, wetenschappen en technologie. De nieuwe benchmark die door de Raad in dit kader is vastgesteld beoogt de verwerving van een adequaat niveau van basisvaardigheden inzake lezen, wiskunde en wetenschappen, waarbij uiterlijk in 2020 het percentage leerlingen dat slecht presteert op het gebied lezen, wiskunde en wetenschappen in 2020 minder dan 15 % moet bedragen.

5.

In het gezamenlijk voortgangsverslag 2010 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (6) wordt benadrukt dat partnerschappen tussen onderwijsinstellingen en de wereld van het beroepsleven belangrijk zijn om vaardigheden te vergroten en inzicht te verwerven in het beroepsleven en carrièreverloop. Volgens deskundigen hebben samenwerkingsprogramma's tussen scholen, universiteiten en het bedrijfsleven een positieve weerslag op de leerprestaties in wiskunde, exacte vakken en technologie.

6.

De lidstaten zijn zeer onlangs, tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van juni 2010, overeengekomen te streven naar betere onderwijsniveaus in het kader van de Europa 2020-strategie voor groei en banen (7), waarin basisvaardigheden integrerend deel uitmaken van de agenda's voor „slimme groei” en „inclusieve groei” en bijdragen tot vlaggenschipinitiatieven zoals de Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen en de Digitale agenda.

NOTA NEMEND VAN HET VOLGENDE

1.

In het afgelopen decennium is er over de gehele lijn sprake geweest van betere onderwijs- en opleidingsprestaties in de EU, maar de vorderingen waren onvoldoende om de voor 2010 overeengekomen Europese benchmarks te realiseren. De vaardigheden op het gebied van lezen en wiskunde van 15-jarigen in Europa zijn gemiddeld zelfs achteruitgegaan. Het percentage 15-jarigen die slecht lezen is gestegen van 21,3 % in 2000 tot 24,1 % in 2006 (8), terwijl voor wiskunde het percentage achterblijvers gestegen is van 20,2 % naar 24 % (9). Het gemiddelde percentage achterblijvers in de exacte vakken in de lidstaten bedroeg in 2006 20,2 % (10).

2.

Er zijn ook aanwijzingen dat de prestaties van leerlingen in de basisvaardigheden worden beïnvloed door hun sociaal-economische achtergrond en het onderwijsniveau van hun ouders. De prestaties op het gebied van lezen, wiskunde en exacte vakken van leerlingen met een migrantenachtergrond blijven in alle lidstaten waarvoor vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn, achter bij die van autochtone leerlingen (11).

3.

De afgelopen decennia is de vraag naar gekwalificeerd personeel op het gebied van wiskunde, exacte vakken en technologie gegroeid. Hoewel de desbetreffende Europese benchmark voor 2010 is gerealiseerd, zijn de behoeften op deze gebieden nog steeds actueel. Vooral dankzij de mogelijkheden van de computer en als gevolg van de uitbreiding is het percentage afgestudeerden over het geheel genomen gestegen, maar de toename was veel minder sterk bij wiskunde, statistiek en techniek, terwijl er bij de natuurwetenschappen in feite sprake is van achteruitgang. Bovendien zijn vrouwelijke studenten in deze vakken nog steeds sterk ondervertegenwoordigd (12).

4.

Er bestaat een groot aantal initiatieven ter verbetering van de leesvaardigheid in de lidstaten, naast nationale, regionale en lokale maatregelen ter bevordering van een positievere instelling ten opzichte van wiskunde en exacte vakken, en ter verbetering van de prestaties. Bovendien hebben vele lidstaten in de afgelopen jaren aangelegenheden in verband met prestaties en attitudes op het gebied van wiskunde en exacte vakken op hun beleidagenda's geplaatst. Ook hebben zij aanzienlijke bedragen uitgetrokken voor de verbetering van het onderwijs in de exacte vakken op school. In de meeste landen wordt de laatste tijd steeds vaker uitdrukkelijk gekozen voor de strategie van programma's voor de vroegtijdige verwerving van basisvaardigheden en een op maat gesneden leeraanpak (13).

EN HERINNEREND AAN HET VOLGENDE

Specifiek met betrekking tot wiskunde, exacte vakken en technologie:

1.

Uit de werkzaamheden betreffende wiskunde, exacte vakken en technologie in het kader van de open coördinatiemethode is naar voren gekomen dat de attitudes en prestaties van leerlingen ten aanzien van deze vakken dankzij innovatieve pedagogische benaderingen en met behulp van goedopgeleide leerkrachten kunnen worden verbeterd. Dit kan ertoe leiden dat meer leerlingen een hogere studie op deze gebieden aanvatten en dat het aantal gediplomeerden in wiskunde, exacte vakken en technologie op termijn toeneemt;

2.

Het verslag van de Commissie van 2007 Science education now: a renewed pedagogy for the future of Europe  (14) bevatte de aanbevelingen om voor de exacte vakken meer gebruik te maken van onderwijsvormen waarin vraagstelling centraal staat, het isolement van leerkrachten in de exacte vakken te doorbreken door middel van netwerken, bijzondere aandacht te schenken aan de attitudes van meisjes ten aanzien van wiskunde, de exacte vakken en technologie, en scholen verder open te stellen voor de gemeenschap waar zij deel van uitmaken.

CONSTATEERT HET VOLGENDE

1.

Het verwerven van basisvaardigheden als een van de pijlers voor de ontwikkeling van sleutelcompetenties voor een leven lang leren zal van cruciaal belang zijn voor het verbeteren van de inzetbaarheid, de sociale insluiting en de persoonlijke ontplooiing van de burgers. Er moeten derhalve maatregelen worden genomen om achterblijvende onderwijsprestaties en sociale uitsluiting tegen te gaan.

2.

Een goede lees- en rekenvaardigheid, alsmede een gedegen beheersing van de basisbeginselen van de natuur en van fundamentele wetenschappelijke concepten, vormen de grondslag voor de verwerving van sleutelcompetenties voor een leven lang leren en moeten dus reeds op jeugdige leeftijd worden aangeleerd.

3.

De basisvaardigheden lezen en wiskunde vormen tevens de bouwstenen voor de vaardigheid van het „leren leren”: zij helpen mensen om nieuwe kennis en vaardigheden te ontsluiten, te verwerven, te verwerken, op te nemen en door te geven, en om uit te groeien tot zelfstandig lerenden.

4.

Uit internationale gegevens, waaronder de studies PISA en TIMSS, is gebleken dat er systematische problemen bestaan, zoals verschillen tussen scholen en in de achtergrond van leerlingen (bijvoorbeeld als gevolg van sociaal-economische omstandigheden, het onderwijsniveau van de ouders, beschikbaarheid van ICT-apparatuur thuis, enz.) die van invloed zijn op de prestaties bij het lezen en in de wiskunde en de exacte vakken.

5.

De kwalificaties, competenties en inzet van leerkrachten, schoolleiders en leerkrachtenopleiders zijn belangrijke factoren bij het neerzetten van onderwijsresultaten van hoge kwaliteit. Het is daarom van doorslaggevend belang dat de hoogste normen voor initiële opleiding, ondersteuning bij het begin van de loopbaan en continue beroepsopleiding voor leerkrachten en schoolleiders worden aangelegd, geschraagd met diensten die de nodige educatieve en professionele begeleiding aanbieden.

6.

Voor het verwezenlijken van de nieuwe, ambitieuze benchmark in het kader van het strategisch kader „ET 2020” zullen meer doeltreffende nationale initiatieven nodig zijn. De economische neergang, in combinatie met de demografische uitdaging, heeft aangetoond dat schoolstelsels dringend zo efficiënt en zo billijk mogelijk moeten worden gemaakt en dat doorlopend efficiënt in onderwijs en opleiding moet worden geïnvesteerd om de huidige en toekomstige economische en maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden.

IS HET EENS OVER HET VOLGENDE

Bij het zoeken naar een antwoord op de complexe vraag hoe de leesvaardigheid en de prestaties op het gebied van wiskunde, exacte vakken en technologie kunnen worden verbeterd, moet aandacht worden geschonken aan de volgende aspecten:

1.   Opbouw van het curriculum

Hierbij kan onder meer gedacht worden aan: vroegtijdig beginnen met het verwerven van basisvaardigheden, een holistische onderwijsbenadering waarin alle mogelijkheden van ieder kind worden ontwikkeld, het gebruik van nieuwe evaluatiemethoden en de gevolgen daarvan voor het curriculum, het gebruik van innovatieve pedagogische benaderingen zoals onderzoekend leren in de exacte vakken („inquiry-based science education” — IBSE) alsmede probleemgestuurd onderwijs (PGO) („problem-based learning” — PBL) bij wiskunde en de exacte vakken, voortdurende aandacht voor leesvaardigheid op alle onderwijsniveaus in plaats van enkel in de preprimaire en de primaire fasen, en een meer op het individu toegesneden aanpak van lesgeven en leren.

2.   Motivering voor leesvaardigheid en wiskunde, exacte vakken en technologie

Gebleken is dat het bestaan van een leescultuur thuis (boeken, kranten, kinderboeken) en op school, voorschools lezen, de lectuur en de attitudes van de ouders, de belangstellingssfeer van de leerling, zelfdiscipline en betrokkenheid bij leesactiviteiten in en buiten school van eminent belang zijn voor een betere leesvaardigheid. In leermethodes moet de aangeboren nieuwsgierigheid van kinderen op het gebied van wiskunde en exacte vakken vanaf jeugdige leeftijd beter wordt benut. Het is belangrijk kinderen te helpen uit te groeien tot zelfstandige, gemotiveerde lerenden, voor wie leesvaardigheid en het gebruik van competenties op het gebied van wiskunde en de exacte vakken deel uitmaken van het dagelijks leven.

3.   De gevolgen van nieuwe technologieën voor de basisvaardigheden en hun nut om lerenden te helpen bij het verwerven van zelfstandigheid en het behoud van hun motivatie

Deze technologieën, zoals een breder gebruik van internet en van mobiele technologieën, hebben de aard en de betekenis van leesvaardigheid in de 21e eeuw veranderd. De invloed van nieuwe technologieën op de leesvaardigheid van kinderen en op hun vaardigheden op het gebied van wiskunde en exacte vakken moet zorgvuldig worden onderzocht om passende lesmethoden te kunnen ontwikkelen en aldus het potentieel van deze technologieën te benutten voor nieuwe vormen van leren.

4.   De genderdimensie

Er bestaan belangrijke genderverschillen met betrekking tot leesvaardigheid, wiskunde en exacte vakken, zowel wat attitude als wat prestaties betreft. Meisjes zijn vaak meer gemotiveerd om te lezen dan jongens, en doen dit dan ook beter. Bij de prestaties op het gebied van wiskunde, exacte vakken en technologie zijn de genderverschillen minder significant dan bij de leesvaardigheid. Onderwijskeuzes worden nog steeds in hoge mate op basis van geslacht gemaakt. Jongens hebben doorgaans meer belangstelling voor verdere studie en een loopbaan in wiskunde, exacte vakken en technologie dan meisjes. De diepere redenen hiervoor moeten nader worden onderzocht en er moeten doeltreffende strategieën worden vastgesteld om de kloof tussen de geslachten te dichten, zowel wat prestaties als attitudes betreft (15).

5.   De aard van het verband tussen de achtergrond van de leerling (zowel de sociaal-economische als de culturele aspecten) en de mate waarin de basisvaardigheden worden beheerst

Leerlingen met een kansarme sociaal-economische achtergrond en/of een migrantenachtergrond, vooral degenen die een andere taal spreken dan die van het gastland, lopen veel meer het risico om op school ondermaats te presteren. Het maatschappelijk profiel van de leerlingen en de gezinnen waaruit zij afkomstig zijn, lijkt een belangrijker factor te zijn op scholen met meer kansarme leerlingen (16).

6.   Leerkrachten en leerkrachtenopleiders

In de initiële opleiding van leerkrachten, de ondersteuning bij het begin van hun loopbaan en hun continue beroepsopleiding dient een centrale plaats te worden ingeruimd voor het ontwikkelen en beoefenen van de competenties die zij, ongeacht hun vak, nodig hebben om de verwerving van basisvaardigheden (met name leesvaardigheid) te bevorderen, zowel in het primair als in het secundair onderwijs. Om onderkwalificatie te voorkomen moet meer nadruk worden gelegd op de vakspecifieke opleiding van degenen die basisvaardigheden onderrichten (met name wiskunde, exacte vakken en technologie). Het stimuleren van netwerken tussen leerkrachten wiskunde, exacte vakken en technologie en het koppelen van het onderwijs in deze vakken aan de onderzoeks- en wetenschappelijke gemeenschap en het beroepsleven zouden in dit verband nut kunnen afwerpen. Tot slot moet er meer worden gedaan aan de onevenwichtige samenstelling van het leerkrachtenbestand door de loopbaan van leerkrachten aantrekkelijker te maken voor mannen, zodat leerlingen rolmodellen van beide geslachten hebben.

7.   Ethos en kenmerken van de school

Hieronder vallen nadruk op aspecten als het leesonderricht, innovatie in lesgeven en leren, de kwaliteit van het leven op school, alsook de plaats waar de school gevestigd is, de omvang van de school en de mate waarin deze openstaat voor de buitenwereld, evenals samenwerking met de ouders en met een breed scala aan betrokkenen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN DERHALVE

1.

Strategische nationale benaderingen vast te stellen of verder te ontwikkelen ter verbetering van de prestaties van de leerlingen op het gebied van lezen, wiskunde en de exacte vakken, met bijzondere aandacht voor leerlingen met een kansarme sociaal-economische achtergrond.

2.

De doeltreffendheid van de bestaande benaderingen op nationaal niveau te analyseren en te beoordelen met het oog op de verdere ontwikkeling van een empirische basis voor beleidsvorming.

VERZOEKT DE COMMISSIE

1.

Een groep van deskundigen op hoog niveau in te stellen en die te belasten met het analyseren van de bestaande onderzoeken, studies en internationale verslagen over leesvaardigheid, waarbij de in deze conclusies geschetste problematiek centraal dient te staan. Deze groep dient onderzoek te doen naar de meest effectieve en doelmatige manieren om de leesvaardigheid in het kader van een leven lang leren te ondersteunen, en in de eerste helft van 2012 op basis van voorbeeldige beleidsvormen conclusies op te stellen en voorstellen te doen ter ondersteuning van het beleid in de lidstaten.

2.

Voortbouwend op de werkzaamheden van het wiskunde-exacte vakken-technologie-cluster in het kader van de open coördinatiemethode, een thematische werkgroep in te stellen van beleidsmakers en deskundigen uit de lidstaten, om te helpen voortgang te boeken met betrekking tot de nieuwe „ET 2020”-benchmark.

3.

Collegiaal leren en het bepalen en verspreiden van goede praktijken door de lidstaten op het gebied van het verwerven van basisvaardigheden te bevorderen, en toe te zien op alsmede verslag uit te brengen over vorderingen met betrekking tot de „ET 2020”-benchmark.

EN VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE

1.

Erop toe te zien dat er telkens als nodig bijeenkomsten worden georganiseerd van directeuren-generaal die belast zijn met onderwijs, om nota te nemen van de vorderingen die geboekt zijn in het kader van de Europese beleidssamenwerking ten aanzien van schoolaangelegenheden, input te verschaffen voor de beleidsvorming op nationaal niveau en prioriteiten overeen te komen voor toekomstige EU-werkzaamheden op dit gebied, en ervoor te zorgen dat de resultaten van dergelijke besprekingen op grote schaal worden verspreid onder alle betrokkenen en in voorkomend geval op ministerieel niveau worden besproken.

2.

Mogelijkheden voor het ontwikkelen van gezamenlijke proefprojecten tussen de lidstaten te bevorderen, teneinde de basisvaardigheden voor alle jongeren door middel van innovatieve benaderingen te verbeteren. Deze projecten zouden op vrijwillige basis worden georganiseerd volgens gemeenschappelijk overeengekomen criteria, gezamenlijk worden geëvalueerd en worden opgezet met behulp van bestaande EU-instrumenten.

3.

Alle relevante instrumenten te gebruiken zoals de open coördinatiemethode, het programma „een leven lang leren”, het 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en, overeenkomstig de nationale prioriteiten, de Europese structuurfondsen, teneinde bovengenoemde doelstellingen te bevorderen.


(1)  Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10).

(2)  Onder „basisvaardigheden” worden in dit verband de basisvaardigheden verstaan op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen, zoals bedoeld in de nieuwe Europese benchmark van het strategisch kader „ET 2020”.

(3)  Doc. 7652/08, punt 15, blz. 10.

(4)  PB C 319 van 13.12.2008.

(5)  PB C 119 van 28.5.2009.

(6)  PB C 117 van 6.5.2010.

(7)  Doc. EUCO 7/10 van 26 maart 2010 en 13/10 van 17 juni 2010.

(8)  http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc34_en.htm

(9)  PISA 2006. (BG en RO zijn verwerkt in de cijfers voor 2006, maar niet in die voor 2003).

(10)  NB: Er is geen vergelijkbaar cijfer voor 2000.

(11)  PISA 2006.

(12)  Zie „Progress towards the Lisbon objectives in education and training: Indicators and benchmarks — 2009”, Chapter III, p. 97 on gender imbalance among graduates in MST.

(13)  Gezamenlijk verslag over de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon (COM(2009) 640).

(14)  Opgesteld door de Groep deskundigen op hoog niveau betreffende het onderwijs in de exacte vakken, onder voorzitterschap van Michel Rocard, lid van het EP. Zie http://www.ec.europa.eu/research/science-society/document_library/pdf_06/report-rocard-on-science-education_en.pdf

(15)  Zie Gender differences in educational outcomes: a study on the measures taken and the current situation in Europe (Eurydice, 2010).

(16)  PISA 2006 (OESO, 2007), Messages from PISA 2000 (OECD, 2004).