26.5.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 135/2 |
Conclusies van de Raad van 11 mei 2010 over de sociale dimensie van onderwijs en opleiding
2010/C 135/02
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
GEZIEN HET VOLGENDE:
1. |
De conclusies, van 14 november 2006, van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding (1), waarin de lidstaten verzocht wordt te zorgen voor rechtvaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die erop gericht zijn kansen, toegangsmogelijkheden, benaderingen en resultaten te bieden waarop de sociaaleconomische achtergrond en andere factoren die tot een onderwijsachterstand kunnen leiden niet van invloed zijn; |
2. |
De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (2), waarin het belang wordt onderstreept van het ontwikkelen van sleutelcompetenties voor iedereen en van het treffen van passende voorzieningen voor degenen die als gevolg van een onderwijsachterstand speciale ondersteuning behoeven om hun leerpotentieel te verwezenlijken; |
3. |
De resolutie van de Raad van 15 november 2007 over nieuwe vaardigheden (3) voor nieuwe banen, waarin wordt benadrukt dat het nodig is te anticiperen op de vaardigheidsbehoeften en het algemene vaardigheidsniveau te verhogen en daarbij prioriteit te geven aan onderwijs en opleiding voor degenen die het risico op economische en sociale uitsluiting lopen; |
4. |
De resolutie van de Raad van 23 november 2007 over de modernisering van de universiteiten ten behoeve van het concurrentievermogen van Europa in een mondiale kenniseconomie (4), waarin wordt bevestigd dat het belangrijk is de mogelijkheden voor een leven lang leren te vergroten, de toegang tot het hoger onderwijs voor niet-traditionele en volwassen leerlingen te verruimen en de „levenslang leren”-dimensie van universiteiten te ontwikkelen; |
5. |
De conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over volwasseneneducatie (5), waarin wordt gesteld dat het vaardigheidsniveau van het nog aanzienlijke aantal laaggeschoolde werknemers moet worden verhoogd en waarin de bijdrage van volwasseneneducatie aan de versterking van de sociale cohesie en de economische ontwikkeling wordt benadrukt; |
6. |
Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (6), waarin staat dat het ontbreken van basiscompetenties en -kwalificaties die aansluiten bij de eisen van de arbeidsmarkt, een belangrijke belemmering is voor integratie in de samenleving; |
7. |
De conclusies, van 21 november 2008, van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de toekomstige prioriteiten voor nauwere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (7), waarin wordt beklemtoond dat beroepsonderwijs en -opleiding niet alleen het concurrentievermogen, de prestaties van de ondernemingen en de innovatie in het kader van een gemondialiseerde economie bevorderen, maar ook de kansengelijkheid, de sociale samenhang, de persoonlijke ontplooiing en het actief burgerschap, en dat beroepsonderwijs en -opleiding voor iedereen aantrekkelijker moeten worden; |
8. |
De conclusies van 21 november 2008 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied (8), waarin de lidstaten wordt verzocht toegang te garanderen tot hoogwaardige onderwijskansen en -voorzieningen, met name voor kinderen en jongeren die als gevolg van persoonlijke, sociale, culturele en/of economische omstandigheden mogelijk in een kansarme positie verkeren; |
9. |
De conclusies van de Raad van 26 november 2009 over het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond (9), waarin de lidstaten wordt verzocht om op het daarvoor in hun situatie geëigende bestuursniveau — plaatselijk, regionaal of landelijk — passende maatregelen te nemen, teneinde te garanderen dat alle kinderen eerlijke en gelijke kansen geboden worden, alsmede de noodzakelijke steun om, ongeacht hun achtergrond, al hun mogelijkheden te ontwikkelen; |
10. |
De resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (10), waarin de lidstaten worden opgeroepen te zorgen voor gelijke toegang van jongeren tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit op alle niveaus en betere koppelingen tussen formeel onderwijs en niet-formeel leren te ontwikkelen. |
IN HET BIJZONDER INDACHTIG:
De conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”) (11), waarin bevordering van kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap wordt genoemd als een van de vier strategische doelstellingen en waarin voor de Europese gemiddelde prestatie vijf referentieniveaus („Europese benchmarks”) worden vermeld, die mede gekenmerkt zijn door de sterke nadruk op het verwezenlijken van gelijkheid;
ALSMEDE IN HET LICHT VAN:
De op 11-12 maart 2010 te Madrid gehouden conferentie over Inclusive Education: a way to promote social cohesion (Inclusief onderwijs als middel om de sociale cohesie te bevorderen);
NOTA NEMENDE VAN HET ONDERSTAANDE:
De onderwijs- en opleidingsstelsels in de gehele EU moeten gelijkheid en een uitmuntend niveau garanderen. Het verbeteren van het opleidingsniveau en het bieden van sleutelcompetenties voor allen zijn niet alleen van cruciaal belang voor de economische groei en het concurrentievermogen, maar ook voor armoedebestrijding en het bevorderen van de sociale insluiting;
Sociale insluiting door middel van onderwijs en opleiding moet zorgen voor gelijke kansen op toegang tot kwaliteitsonderwijs, en voor gelijke behandeling, ook middels afstemming van de voorzieningen op de individuele behoeften. Tegelijkertijd moet sociale insluiting zorgen voor gelijke kansen op het bereiken van de beste resultaten, doordat het hoogste niveau van sleutelcompetenties voor iedereen wordt nagestreefd;
ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:
Onderwijs- en opleidingsstelsels dragen in beduidende mate bij tot het bevorderen van sociale samenhang, actief burgerschap en persoonlijke ontplooiing in de Europese samenlevingen. Zij kunnen de opwaartse maatschappelijke mobiliteit bevorderen en de cirkel van armoede, sociale achterstelling en uitsluiting doorbreken. Hun rol zou nog groter kunnen worden als ze werden aangepast aan de verscheidenheid in achtergrond van de burgers, wat betreft culturele rijkdom, beschikbare kennis en vaardigheden, en leerbehoeften;
Onderwijs is niet de enige oorzaak van of de enige oplossing voor maatschappelijke uitsluiting. Onderwijsmaatregelen alleen zullen zeer waarschijnlijk het effect van de diverse achterstandsfactoren niet verzachten, en daarom zijn er multisectorale benaderingen nodig waarmee deze maatregelen kunnen worden ingepast in een breder sociaal en economisch beleid;
Meer internationaal concurrentievermogen vergt grote vakbekwaamheid, in combinatie met het vermogen om te scheppen, te vernieuwen en te werken in een multiculturele en meertalige omgeving. Om die reden, alsook vanwege het demografische tekort, is het des te belangrijker dat de onderwijs- en opleidingsstelsels het algemene peil verhogen, en er tegelijk voor zorgen dat iedereen, jong of volwassen, ongeacht sociaaleconomische achtergrond of persoonlijke omstandigheden, zich dankzij een leven lang leren volledig kan ontplooien. In dit verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar hetgeen nodig is voor personen met speciale onderwijsbehoeften, personen met een migrantenachtergrond, en de Roma-gemeenschap;
De maatschappelijke gevolgen van de economische crisis houden aan en inmiddels is het — ook in de context van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (12) — duidelijk dat de neergang de kansarmsten hard heeft getroffen, en de op hen gerichte begrotingsinspanningen in gevaar brengt;
CONSTATEERT HET VOLGENDE:
Als Europa concurrerend en welvarend wil zijn als kenniseconomie, gebaseerd op duurzame, hoge werkgelegenheid en grotere sociale cohesie, zoals wordt beoogd in de EU 2020-strategie, is de rol van onderwijs en opleiding in een levenslang leerperspectief, van cruciaal belang. Het bieden van sleutelcompetenties voor allen op basis van een leven lang leren zal een centrale rol vervullen bij het verbeteren van de inzetbaarheid, de sociale insluiting en de persoonlijke ontplooiing van de mensen.
In het licht van de Europese benchmarks die in ET 2020 (Strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding) zijn overeengekomen, moet er dringend iets gedaan worden om het aantal mensen dat thans de basisvaardigheden slecht beheerst, terug te dringen, vooral op het gebied van leesvaardigheid (uit huidige gegevens blijkt dat gemiddeld een op de vier leerlingen niet goed kan lezen en schrijven), alsmede om de school — en opleidingsuitval verder te verminderen en de participatie in onderwijs en voor — en vroegschoolse educatie en opvang, het aantal jongeren met een kwalificatie op tertiair niveau, evenals de participatie van volwassenen aan een leven lang leren te verhogen. De behoeften zijn het grootst bij personen uit kansarme milieus die in de statistieken voor elk van de ijkpunten beduidend lager blijken te scoren. Eigenlijk kunnen de doelstellingen van het strategisch kader alleen worden gehaald door te voorzien in de behoeften van degenen die door sociale uitsluiting worden bedreigd.
IS HET VOLGENDE VAN OORDEEL:
Uit de verschillen in de door de lidstaten bereikte mate van sociale insluiting blijkt dat ongelijkheid en uitsluiting in de EU nog aanzienlijk kunnen worden teruggedrongen, zowel door middel van structurele veranderingen als door bijkomende steun voor leerlingen die het risico lopen maatschappelijk te worden uitgesloten. Gelijkheid en uitmuntendheid sluiten elkaar niet uit, maar zijn complementair, en moeten zowel nationaal als Europees worden nagestreefd. De situatie verschilt per lidstaat, maar mede door Europese samenwerking kan worden uitgemaakt hoe sociale insluiting en gelijkheid kunnen worden bevorderd zonder dat de uitmuntendheid in het gedrang komt.
Stelsels die hoge normen hanteren wat betreft kwaliteit voor iedereen en voor meer verantwoordingsplicht zorgen, gepersonaliseerde en inclusieve benaderingen stimuleren, vroeg ingrijpen en in het bijzonder gericht zijn op kansarme leerlingen, kunnen een sterke factor van maatschappelijke insluiting zijn.
Steunstelsels voor studenten, zoals beurzen, leningen en aanvullende, niet-geldelijke steun, kunnen in belangrijke mate gelijke toegang bevorderen, in het bijzonder in het hoger onderwijs. De financiële middelen voor onderwijs staan onder steeds grotere druk, en daarom moeten de overheidsinvesteringen beslist efficiënter worden; een analyse van de opzet en het effect van diverse financieringsstelsels kan een middel zijn om keuzes te onderbouwen.
IS TEVENS HET VOLGENDE VAN OORDEEL:
Inzake onderwijs in de vroege jeugd en op school:
1. |
Participatie in onderwijs en opvang van hoge kwaliteit in de vroege jeugd, met hoog opgeleid personeel en een goede verhouding tussen aantal kinderen en personeelssterkte, levert bij alle kinderen positieve resultaten op en biedt de grootste voordelen voor de kansarmsten. Adequate stimulansen en ondersteuning, het aanpassen van het aanbod aan de behoeften, alsmede grotere toegankelijkheid, kunnen de participatie van kinderen uit kansarme milieus ten goede komen (13); |
2. |
Een van de factoren die het meest bijdragen tot maatschappelijke insluiting is een kwaliteitsonderwijs dat iedereen sleutelcompetenties bijbrengt. Scholen met veel leerlingen uit kansarme milieus moeten extra worden gesteund; |
3. |
Om schooluitval met succes te voorkomen, moet kennis worden opgedaan over risicogroepen van schooluitvallers op lokaal, regionaal en nationaal niveau (bijvoorbeeld als gevolg van persoonlijke of sociaaleconomische omstandigheden, of van leerproblemen) en moeten er systemen komen voor het vroegtijdig opsporen van personen die dit risico lopen. Er moeten algemene, transsectorale strategieën worden gevolgd met een reeks stelselmatige beleidsmaatregelen voor de hele school waarmee de diverse oorzaken van schooluitval worden aangepakt. Geïndividualiseerde steun voor risicoleerlingen kan de vorm aannemen van onderwijsmaatwerk, counseling, mentorschap en begeleiding, welzijnszorg en buitenschoolse activiteiten die het leren ondersteunen; |
4. |
In iedere onderwijsinstelling vergen insluitingsstrategieën krachtig leiderschap, stelselmatige controle van resultaten en kwaliteit, innovatief en door een goede docentenopleiding geschraagd kwaliteitsonderwijs, empowerment en motivering, samenwerking met andere deskundigen en voldoende middelen. Beter geïntegreerde steun aan leerlingen met problemen vereist samenwerking met ouders en belanghebbenden in de gemeenschap, bijvoorbeeld wat niet-formele en informele leeractiviteiten buiten de schooluren betreft; |
5. |
Dat de voorwaarden worden geschapen voor een geslaagde insluiting in het reguliere onderwijs van leerlingen met speciale behoeften, komt ook de andere leerlingen ten goede. De kwaliteit kan voor iedereen worden verbeterd door meer gebruik te maken van gepersonaliseerde methoden — zoals geïndividualiseerde leerplannen en inzetbeoordeling ter ondersteuning van het leerproces —, leraren de vaardigheden bij te brengen om met verscheidenheid om te gaan en er voordeel uit te halen, het gebruik van samenwerkend onderwijzen en leren te stimuleren, naast verruiming van de toegang en de participatie. |
Inzake beroepsonderwijs en -opleiding:
— |
Een gediversifieerd aanbod van beroepsscholing, met meer nadruk op sleutelcompetenties, ook transversale, kan individuele personen de broodnodige kansen bieden om hun kwalificaties te verbeteren en zodoende toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. De betekenis van beroepsscholing voor kansarme groepen kan worden vergroot door meer maatwerk, meer begeleiding en advies, het erkennen van verschillende vormen van eerdere leerervaringen, en het bevorderen van alternatieve regelingen voor leren op de werkplek. Grotere participatie, in het bijzonder van laaggeschoolden, in voortgezet beroepsonderwijs en voortgezette beroepsopleiding is de sleutel tot een beleid van actieve insluiting en tot het beperken van de werkloosheid bij veranderingen in het bedrijfsleven. |
Inzake hoger onderwijs:
1. |
Om het ambitiepeil te verhogen en het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor studenten uit kansarme milieus, moet worden voorzien in krachtiger financiële steunregelingen en andere stimulansen, die beter op de situatie zijn afgestemd. Betaalbare, toegankelijke, toereikende en meeneembare studieleningen en op middelentoetsen gebaseerde studietoelagen kunnen de participatiepercentages doen stijgen van degenen die de kosten van hoger onderwijs niet kunnen betalen; |
2. |
Flexibeler en meer gediversifieerde leertrajecten, bijvoorbeeld erkenning van eerdere leerervaringen, deeltijdonderwijs en leren op afstand, kunnen hulpmiddelen zijn om het hoger onderwijs te combineren met werk of gezinsverplichtingen en een bredere participatie aan te moedigen. Uitvoeringsmaatregelen die gericht zijn op het volgen en vergroten van het doorstromingspercentage in het hoger onderwijs, het bieden van geïndividualiseerde steun, en op het verbeteren van de begeleiding, het volgen en het oefenen van de vaardigheden, met name in de eerste stadia van een universitaire studie, kunnen de slaagpercentages voor kansarme leerlingen verbeteren; |
3. |
Er moeten, zeker wat financiering betreft, bijzondere inspanningen worden gedaan opdat ten volle rekening wordt gehouden met de behoeften van kansarme studenten, die vaak geen baat vinden bij de beschikbare mobiliteitsstelsels; |
4. |
Ongelijkheid, armoede en sociale uitsluiting kunnen beter worden bestreden als wordt erkend dat instellingen voor hoger onderwijs de maatschappelijke taak hebben om de samenleving te laten profiteren van de kennis, kennis ten dienste te stellen van de gehele gemeenschap, zowel plaatselijk als mondiaal, en tegemoet te komen aan sociale behoeften; |
5. |
Instellingen voor hoger onderwijs kunnen zich ook van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid kwijten door hun middelen ter beschikking te stellen van volwassen, informele en niet-formele leerlingen, meer onderzoek te doen naar sociale uitsluiting, innovatie te bevorderen en onderwijskundige middelen en methodologie te actualiseren. |
Inzake volwassenenonderwijs:
1. |
Een betere toegang tot volwassenenonderwijs kan nieuwe mogelijkheden bieden voor actieve insluiting en betere maatschappelijke participatie, met name voor laaggeschoolden, werklozen, volwassenen met speciale behoeften, ouderen en migranten. In het bijzonder voor migranten kan het leren van de taal of de talen van het gastland een belangrijke rol spelen bij hun maatschappelijke integratie, en de basisvaardigheden en de inzetbaarheid ten goede komen; |
2. |
Volwassenenonderwijs, aangeboden in een veelheid van omgevingen, met inzet van diverse belanghebbenden (zoals de openbare en de particuliere sector, instellingen voor hoger onderwijs, plaatselijke gemeenschappen en ngo′s), en gericht op leren voor persoonlijke, burgerschaps-, sociale en werkgebonden doeleinden, is van centraal belang voor het bereiken van kansarme en risicogroepen. Wat bepaaldelijk werkgerelateerd leren betreft, kan het bedrijfsleven, als een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen, anticiperen op structurele veranderingen en zorgen voor herscholingsmogelijkheden; |
3. |
Te onderzoeken valt hoe het potentieel van intergenerationeel leren kan worden benut om kennis en expertise te delen en de communicatie en solidariteit tussen jongere en oudere generaties te verbeteren, de breder wordende digitale kloof te overbruggen en maatschappelijke isolement terug te dringen. |
In het teken van een leven lang leren:
— |
Onderwijs- en opleidingsstelsels met flexibele leertrajecten die — zo lang als het kan — mogelijkheden openhouden en doodlopende trajecten mijden, helpen om kansarmoede te overwinnen. Ook dragen zij ertoe bij dat mensen in sociaaleconomisch of cultureel opzicht niet gemarginaliseerd raken en niet worden geremd door lage verwachtingen. Levenslange begeleiding en validering van verworven vaardigheden, erkenning van eerdere studie en ervaring, diversificatie van inschrijvingsvormen voor alle onderwijs- en opleidingsniveaus, inclusief hoger onderwijs en volwassenenonderwijs, en scherper instellen op de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de leeromgeving, kunnen de overgang voor leerlingen vergemakkelijken. Vernieuwende vormen van begeleiding en samenwerking met andere sociale diensten en het maatschappelijk middenveld zijn nodig voor het bereiken van kansarme groepen die buiten de onderwijs- en opleidingsstelsels staan. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN DERHALVE:
Inzake onderwijs in de vroege jeugd en op school:
1. |
Te zorgen voor een bredere toegang tot kwaliteitsonderwijs en -opvang in de vroege jeugd, met als doel alle kinderen, in het bijzonder de kinderen uit kansarme milieus of met speciale onderwijsbehoeften, op weg te helpen en hun leermotivatie te vergroten; |
2. |
De kwaliteit van het aanbod in scholen verbeteren en de verschillen tussen en binnen de scholen te beperken, teneinde mogelijke sociaal-economische of culturele marginalisering tegen te gaan; |
3. |
Alle aandacht te richten op het aanleren van essentiële basisvaardigheden, in het bijzonder lezen, schrijven, rekenen en, vooral voor leerlingen met een migrantenachtergrond, taalvaardigheid; |
4. |
Netwerkactiviteiten tussen scholen aan te moedigen, voor de uitwisseling van ervaringen en voorbeelden van goede werkwijzen; |
5. |
Meer inspanningen te doen om schooluitval te voorkomen, door het ontwikkelen van waarschuwingssystemen die aangeven voor welke leerlingen uitval dreigt, insluitingsstrategieën voor de gehele school te bevorderen, waarin de nadruk ligt op kwaliteit en die berusten op een adequate management- en lerarenopleiding in het perspectief van een leven lang leren; |
6. |
Meer geïndividualiseerde benaderingen en systeemgebonden responsen te ontwikkelen ter ondersteuning van alle leerlingen, en extra hulp te geven aan leerlingen uit kansarme milieus en met speciale behoeften; |
7. |
Het belang van schoolonderwijs duidelijker te maken, zodat leerlingen hogere ambities gaan koesteren, en niet alleen het vermogen, maar ook de motivatie om te leren wordt gestimuleerd; |
8. |
Het beroep van docent aantrekkelijker te maken, goede praktijkopleidingen aan te bieden en te zorgen voor een krachtige schoolleiding; |
9. |
Scholen meer verantwoording te laten afleggen tegenover de gehele samenleving, partnerschappen tussen scholen en ouders, bedrijfsleven en lokale gemeenschappen te versterken en formele en niet-formele activiteiten verder te integreren; |
10. |
Succesvolle methoden van inclusief onderwijs voor alle leerlingen — vooral leerlingen met speciale behoeften — te bevorderen, door van scholen leergemeenschappen te maken waar van elke leerling, in een geest van insluiting en onderlinge steun, de talenten worden erkend. Meten wat het effect is van deze methoden, met als specifiek doel dat elk onderwijsniveau toegankelijker wordt voor leerlingen met speciale behoeften, en dat hun slaagpercentages toenemen. |
Inzake beroepsonderwijs en -opleiding:
1. |
Het verwerven van sleutelcompetenties te bevorderen met behulp van beroepsopleidingen en beroepsopleidingsprogramma′s, en beter in te spelen op de behoeften van kansarme leerlingen; |
2. |
Beroepsonderwijs- en opleiding verder te ontwikkelen zodat leerlingen hun eigen trajecten kunnen opzetten; |
3. |
Na te streven dat beroepsonderwijs en -opleiding goed worden geïntegreerd in de algemene onderwijs- en opleidingsstelsels, met inbegrip van flexibele trajecten die de leerlingen de mogelijkheid bieden over te stappen naar een andere sector en naar een baan; |
4. |
Te zorgen voor meer begeleiding en advies en leraren daar beter in op te leiden, ter ondersteuning van de loopbaankeuzes van de studenten en hun overstap binnen het onderwijs of vanuit het onderwijs naar een baan. Dit is bijzonder belangrijk om een geslaagde integratie op de arbeidsmarkt en de insluiting van leerlingen met speciale behoeften te bewerkstelligen. |
Inzake hoger onderwijs:
1. |
Een ruimere toegang te bieden, bijvoorbeeld door financiële steunregelingen voor studenten te versterken en door middel van flexibele en gediversifieerde leertrajecten; |
2. |
Beleid te ontwikkelen dat erop gericht is in het hoger onderwijs een hoger percentage voltooide studies te bereiken, onder meer door individuele ondersteuning, begeleiding en advies; |
3. |
Voort te gaan met het wegnemen van barrières, de mogelijkheden voor leermobiliteit te vergroten en de kwaliteit ervan te verbeteren, met name door studenten uit kansarme milieus met passende middelen tot mobiliteit aan te moedigen; |
4. |
Specifieke programma's voor volwassenen en andere niet-traditionele lerenden te bevorderen. |
Inzake volwassenenonderwijs:
1. |
Krachtiger beleid te voeren, dat laaggeschoolden, werkloze volwassenen en, waar nodig, burgers met een migrantenachtergrond, de kans biedt op verwerving van een kwalificatie of hogere vakbekwaamheid, en meer tweedekansonderwijs voor jonge volwassenen aan te bieden; |
2. |
Maatregelen te steunen die ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot de basisvaardigheden en sleutelcompetenties die nodig zijn om in de kennismaatschappij te leven en te leren, in het bijzonder lees- en schrijfvaardigheid en ICT-vaardigheden. |
En, in het algemeen, de sociale dimensie van onderwijs en opleiding te versterken door:
1. |
De doorstroommogelijkheden in het onderwijs te verbeteren en de barrières rond, binnen en tussen onderwijs- en opleidingsstelsels uit de weg te ruimen; |
2. |
Nauwere banden tot stand te brengen tussen de onderwijswereld en de werkende wereld en de gehele samenleving, met het oog op een grotere inzetbaarheid en een versterkt actief burgerschap; |
3. |
Stelsels in te voeren voor het valideren en erkennen van eerdere studies, inclusief informele en niet-formele studies, en intensiever levenslange begeleiding toe te passen bij kansarme en laaggeschoolde leerlingen; |
4. |
Impact en effectiviteit van de financiële steunmaatregelen voor kansarmen te evalueren, evenals het effect dat de opzet van onderwijsstelsels en -structuren op hen heeft; |
5. |
Te denken aan het verzamelen van gegevens over leerresultaten en schooluitvalpercentages en over de sociaaleconomische achtergrond van leerlingen, met name in beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwassenenonderwijs; |
6. |
Te overwegen gekwantificeerde doelstellingen te bepalen op het gebied van sociale insluiting middels onderwijs, die aansluiten op de situatie van iedere lidstaat; |
7. |
Te denken aan een geïntegreerde aanpak voor deze doelstellingen, in coördinatie met andere beleidssectoren; |
8. |
Passende middelen uit te trekken voor kansarme leerlingen en scholen, en in voorkomend geval het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ook te gebruiken om door middel van onderwijs sociale uitsluiting terug te dringen. |
VERZOEKT DERHALVE DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE:
1. |
Te blijven samenwerken aan de strategische prioriteit, namelijk het bevorderen van kansengelijkheid, sociale samenhang en actief burgerschap, en wel door actief gebruik te maken van de open coördinatiemethode in de context van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) en door de sociale dimensie van de processen van Bologna en Kopenhagen uit te voeren, en maatregelen te treffen die aansluiten op de Raadsconclusies van 2008 inzake volwasseneneducatie; |
2. |
Actief gebruik trachten te maken van ieder onderdeel van het Programma Een leven lang leren, en in voorkomend geval van het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het programma PROGRESS, met als doel de sociale insluiting te verbeteren door middel van onderwijs en opleiding, en in voorstellen voor de volgende generatie programma's een sterke nadruk te blijven leggen op deze dimensie; |
3. |
Een grotere participatie van leerlingen uit een kansarm milieu of met speciale behoeften, aan transnationale mobiliteitsregelingen, partnerschappen en projecten te stimuleren en te ondersteunen, in het bijzonder aan die welke berusten op het Programma Een leven lang leren; |
4. |
Vergelijkend onderzoek naar de doeltreffendheid van beleidsmaatregelen te steunen, met als doel de gelijkheid in onderwijs en opleiding te vergroten, de kennisbasis te verbreden in samenwerking met andere internationale organisaties en te bereiken dat onderzoeksresultaten een brede verspreiding krijgen; |
5. |
De rol te benadrukken die onderwijs en opleiding hebben als bepalende instrumenten ter verwezenlijking van de doelstellingen van het proces van sociale insluiting en sociale bescherming. |
(1) PB C 298 van 8.12.2006, blz. 3.
(2) PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.
(3) PB C 290 van 4.12.2007, blz. 1.
(4) Doc. 16096/1/07 REV 1.
(5) PB C 140 van 6.6.2008, blz. 10.
(6) PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.
(7) PB C 18 van 24.1.2009, blz. 6.
(8) PB C 319 van 13.12.2008, blz. 20.
(9) PB C 301 van 11.12.2009, blz. 5.
(10) PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.
(11) PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.
(12) Vgl. voetnoot 6.
(13) In de onderhavige tekst wordt met „kansarm milieu” in voorkomend geval ook gedoeld op lerenden met speciale onderwijsbehoeften.