52010PC0738




Brussel, 10.12.2010

COM(2010) 738 definitief

2010/0354 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de handelsnormen betreft

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het kwaliteitspakket bestaat uit een reeks voorstellen voor een coherent kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten dat landbouwers beter helpt te communiceren over de kwaliteiten, kenmerken en eigenschappen van landbouwproducten en waarmee juiste consumenteninformatie wordt verzekerd. Het kwaliteitspakket omvat:

- een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten [COM(2010) XXXX];

- een voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (de Integrale-GMO-verordening) wat de handelsnormen betreft [COM(2010) XXXX];

- EU-richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen [C(2010)XXXX], en

- Richtsnoeren betreffende de etikettering van levensmiddelen die ingrediënten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en een beschermde geografische aanduiding (BGA) bevatten [C(2010) XXXX].

Motivering en doel van het voorstel

Landbouwers en producenten van landbouwproducten worden geconfronteerd met concurrentiedruk die het gevolg is van de hervorming van het landbouwbeleid, de globalisering, de concentratie van onderhandelingsmacht bij de detailhandel en de economische situatie. Tezelfdertijd zijn consumenten in toenemende mate op zoek naar authentieke producten die volgens typische en traditionele methoden zijn geproduceerd. De diversiteit en de kwaliteit van de landbouwproductie van de Europese Unie zouden voor de landbouwers van de Unie een troef en een concurrentievoordeel moeten betekenen.

Om goed te zijn geïnformeerd over de kenmerken en de productie-eigenschappen van landbouwproducten moeten consumenten en klanten juiste en betrouwbare etiketinformatie krijgen. Producenten de juiste instrumenten in handen geven om productkenmerken en productie-eigenschappen kenbaar te maken aan kopers en consumenten en hen te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken is een van de krachtlijnen van het EU-kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten.

De meeste instrumenten bestaan al op het niveau van de Europese Unie. Uit analyse en besprekingen met belanghebbenden is gebleken dat ze beter, eenvoudiger en coherenter kunnen. Het kwaliteitspakket moet de wetgeving van de Unie inzake kwaliteit en met betrekking tot het beheer van nationale en particuliere certificeringsregelingen verbeteren, om ze eenvoudiger, transparanter, begrijpelijker, aanpasbaar aan innovatie en minder inspannend voor producenten en autoriteiten te maken.

Algemene context

Sinds de jaren negentig wordt het EU-kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten sterk geassocieerd met drie regelingen van de Unie, met name de regeling voor beschermde oorsprongsbenamingen/beschermde geografische aanduidingen, de regeling voor biologische landbouw en de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten. Daarnaast vormden de uniale handelsnormen van bij de aanvang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een wetgevend kader voor eerlijke concurrentie en de goede werking van de markt. Bij die normen en regelingen van de Unie kwamen de laatste tien jaar een plotseling toenemend aantal certificeringsregelingen van de particuliere sector die erop zijn gericht via kwaliteitsborgingscertificering consumenten te verzekeren van de waardetoevoegende kenmerken en eigenschappen en de naleving van de basisnormen.

In de context van de herschikking van de regeling voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen heeft de Commissie zich er in 2006 toe verbonden in de toekomst een evaluatie van de werking van de verordening en de verdere ontwikkeling ervan te zullen ondernemen[1].

In 2007 werd een belangrijke conferentie gehouden waarop alle soorten kwaliteitsregelingen aan bod kwamen: “Voedselkwaliteitscertificering – waarde toevoegen aan landbouwproductie”. De conferentie resulteerde in 2008 in het Groenboek over de kwaliteit van landbouwproducten[2], dat 560 uitvoerige antwoorden van belanghebbenden ontlokte en input opleverde voor de mededeling over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten[3] in 2009. Daarin zijn de volgende strategische hoofdlijnen uiteengezet:

- verbetering van de communicatie tussen boeren, inkopers en consumenten over de kwaliteiten van landbouwproducten;

- vergroting van de samenhang tussen de beleidsinstrumenten van het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten in de EU; en

- vereenvoudiging om het de boeren, producenten en consumenten gemakkelijker te maken om de verschillende regelingen en etiketteringstermen te gebruiken en te begrijpen.

Bestaande bepalingen op dit gebied

De wetgeving van de Europese Unie voorziet in een beschermingsregeling voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ten aanzien van landbouwproducten en levensmiddelen. In 1992 werd in de Europese Unie een geharmoniseerd reguleringssysteem opgezet voor de registratie van waardevolle namen van landbouwproducten en levensmiddelen die volgens een productdossier in een bepaald geografisch gebied door producenten met erkende knowhow zijn geproduceerd[4].

Ook in 1992 werd via de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten een register aangelegd met namen van specialiteiten met een traditioneel karakter, dat ofwel het gevolg is van hun traditionele samenstelling ofwel van de gebruikte traditionele productiemethoden[5].

Met betrekking tot handelsnormen is er een omvangrijk pakket wetgeving dat voornamelijk op sectoriële basis is ontwikkeld, in de vorm van verordeningen en richtlijnen die zowel op het niveau van de Raad als de Commissie zijn vastgesteld.

Bovendien garanderen facultatieve kwaliteitsaanduidingen, die worden gereguleerd in het kader van de handelsnormen, dat er op de markt geen misbruik wordt gemaakt van termen die waardetoevoegende kenmerken of eigenschappen van de productie of de verwerking beschrijven en dat consumenten deze kunnen vertrouwen bij het onderscheiden van verschillende productkwaliteiten.

Samenhang met andere beleidsgebieden

Kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten maakt deel uit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de recente mededeling[6] van de Commissie over het beleid in de periode na 2013 zijn verschillende belangrijke uitdagingen vastgesteld waaraan een bijdrage zal worden geleverd door het kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten, zoals het behoud van de diversiteit van landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden en de verhoging van het concurrentievermogen. Aangezien kwaliteitsbeleid een belangrijke troef voor het concurrentievermogen van de landbouw van de EU is, sluit het beleid ook aan bij de in de Europa 2020-mededeling[7] vastgestelde prioriteiten voor de Europese Unie, met name de doelstelling van een economie met meer concurrentiekracht.

Dit voorstel knoopt aan bij en is in overeenstemming met het beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument, het beleid inzake de eengemaakte markt en concurrentie, alsook het beleid inzake buitenlandse handel.

RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen

De belanghebbenden zijn uitvoerig geraadpleegd. De belangrijkste gelegenheden voor raadpleging waren de raadgevende groep “kwaliteit van de landbouwproductie” en de raadpleging in het kader van het Groenboek[8], afgesloten met een door het Tsjechische voorzitterschap georganiseerde conferentie op hoog niveau in maart 2009. De Raad van Ministers heeft conclusies over de mededeling aangenomen tijdens zijn zitting van juni 2009[9]. In maart 2010 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen, “Kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten: welke strategie?”[10]. Adviezen werden vastgesteld door het Europees Economisch en Sociaal Comité in januari 2010[11] en het Comité van de Regio's in februari 2010[12].

Belangrijkste resultaten van de raadplegingen

Over het algemeen stonden de belanghebbenden positief tegenover de in de mededeling van 2009 uitgesproken beleidsintenties. De belangrijkste standpunten die werden gegeven, kunnen als volgt worden samengevat:

- Voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen werd verzet aangetekend tegen vereenvoudiging van de regeling door het samenvoegen van de twee instrumenten (de “beschermde oorsprongsbenaming” en de “beschermde geografische aanduiding”). Tegenover het samenvoegen van de bestaande systemen (voor wijn, gedistilleerde dranken, gearomatiseerde wijnen en agrarische producten en levensmiddelen) stonden de meeste belanghebbenden positief, behalve die in de sectoren wijn en gedistilleerde dranken. De Commissie werd aangemoedigd de systemen verder te vereenvoudigen, te verduidelijken en te stroomlijnen en de internationale erkenning van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen te verbeteren.

- Voor gegarandeerde traditionele specialiteiten spraken de belanghebbenden nagenoeg unaniem hun steun uit voor de voortzetting van de GTS-regeling en onderstreepten zij het potentieel en het belang ervan voor producenten van traditionele producten die niet onder de regeling voor geografische aanduidingen vallen. Sommige belanghebbenden riepen op de regeling te stroomlijnen en te vereenvoudigen, met name door de mogelijkheid te schrappen om namen te registreren zonder deze te reserveren. Belanghebbenden die producenten van producten met oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen vertegenwoordigden, gaven aan dat de regeling een afzetkanaal voor dergelijke producten kan vormen, met name wanneer deze worden gebruikt in bereidingen.

- De vereenvoudiging van de handelsnormen, de etikettering betreffende de ligging van het landbouwbedrijf en de verdere ontwikkeling van facultatieve kwaliteitsaanduidingen werden over het algemeen gunstig onthaald door de belanghebbenden.

- Er werd gewezen op de noodzaak om te voorzien in de behoeften van kleinschalige producenten voor wie de uniale regelingen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten te veel inspanningen vergen.

Effectbeoordeling

Na de mededeling van 2009 en de belangrijkste reacties erop werden twee effectbeoordelingen voorbereid ter verkenning van de in de mededeling aangewezen mogelijkheden. Deze hadden betrekking op oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en op gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Met betrekking tot geografische aanduidingen bleek uit de analyse dat er zeer gegronde redenen zijn voor een regeling voor geografische aanduidingen op het niveau van de Unie en dat alternatieven voor een EU-regeling moeten worden verworpen wegens hun te lage doeltreffendheid en doelmatigheid (met inbegrip van coregulering en zelfregulering door de sector, geen actie op EU-niveau, bescherming via de internationale Overeenkomst van Lissabon[13], vervanging door een aanmeldingssysteem voor nationale geografische aanduidingen, en bescherming via het bestaande collectieve Gemeenschapsmerk). Blijkens de effectbeoordeling zijn er goede gronden om de complexiteit terug te dringen en de handhaving te vergemakkelijken door de regeling voor landbouwproducten en levensmiddelen samen te voegen met de regeling voor alcoholische dranken en tegelijk te waken over de eigenheid van elke regeling. Bij de effectbeoordeling werd evenwel vastgesteld dat bepaalde belanghebbenden tegen deze optie gekant zijn.

Uit een analyse van de prijsgegevens blijkt dat de inkomsten van producenten voor producten met beschermde oorsprongsbenamingen (BOB's) en beschermde geografische aanduidingen (BGA's) hoger liggen dan voor producten zonder en dat het BOB-logo een hogere prijs oplevert dan het BGA-logo. De totale waarde van landbouwproducten en levensmiddelen die worden verkocht met BOB's en BGA's bedraagt 14,2 miljard euro (1997) tegen groothandelsprijzen, en wordt geschat op 21 miljard euro tegen consumentenprijzen. Wat de handel op de interne markt betreft, wordt 18,4 % van de BOB- en BGA-producten afgezet buiten de producerende lidstaat.

Bij de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat het samenvoegen van de instrumenten voor beschermde oorsprongsbenamingen (BOB) en beschermde geografische aanduidingen (BGA) de toegevoegde waarde van de BOB-aanduiding zou doen afnemen. Wat de milieueffecten betreft, tonen onderzoeken aan dat bepaalde BOB- en BGA-producten afkomstig zijn van extensieve landbouwsystemen die waardevol zijn voor het milieu. Zulke BOB's en BGA's geven de collectieve milieugoederen een economische basis. Als daar reden toe is, kunnen producenten milieufactoren opnemen in het kader van de geanalyseerde opties.

Met betrekking tot gegarandeerde traditionele specialiteiten werden drie mogelijkheden geanalyseerd: het invoeren van de term “traditioneel” als facultatieve kwaliteitsaanduiding en het afschaffen van de huidige regeling; geen EU-actie; vereenvoudiging van de huidige regeling (door uitsluitend gereserveerde namen registreerbaar te maken). Afschaffing van de GTS-regeling zou volgens de effectbeoordeling een verlies van de economische en sociale voordelen van EU-brede bescherming teweegbrengen en werd door de belanghebbenden en de wetgever van de EU onaanvaardbaar geacht. Bovendien werd de optie om namen over de hele eengemaakte markt te beschermen aangewezen als een functie die enkel op het niveau van de Unie doeltreffend kan worden vervuld. Door de tot nu toe lage penetratiegraad van de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS) waren de gegevens beperkt. Uit casestudy's en onderzoeken blijkt dat GTS-registratie positieve economische en sociale effecten sorteert, waaronder de instandhouding van traditionele vormen van productie, de mogelijkheid om voor traditionele methoden af te wijken van hygiënevoorschriften, en de totstandbrenging van waardetoevoegende economische voordelen.

Voor de niet-beschermde namen daarentegen, zou de afschaffingsoptie weinig economische of sociale effecten hebben, daar de functie ervan door nationale of regionale regelingen zou kunnen worden overgenomen en nu reeds door verschillende nationale regelingen met succes wordt vervuld; om redenen van subsidiariteit viel uniale actie in dit verband daarom moeilijk te rechtvaardigen.

Vanuit sociaal oogpunt bleken de aanduidingen BOB, BGA en GTS bij te dragen aan de voortzetting van traditionele vormen van productie, wat zowel producenten als consumenten tot voordeel strekt.

Uit zowel de effectbeoordelingen voor geografische aanduidingen als voor gegarandeerde traditionele specialiteiten komt echter sterk naar voren dat deze regelingen er vrijwel volledig in gefaald hebben zeer kleinschalige producenten tot deelname te bewegen. Terwijl kleinschalige producenten vaak worden geassocieerd met artisanale producten, traditionele methoden en lokale afzet, gelden de EU-regelingen als moeilijk toepasbaar, vergen zij dure controles en schrijven zij voor dat er een productiedossier wordt gevolgd. Daarom zullen er extra onderzoeken worden verricht ter beoordeling van de problemen waarmee kleinschalige producenten worden geconfronteerd wanneer zij deelnemen aan kwaliteitsregelingen van de Unie. Op basis van de resultaten daarvan kan de Commissie eventueel passende vervolgmaatregelen voorstellen.

Wat handelsnormen betreft, zullen bovenop de reeds in de context van de mededeling van 2009 verrichte effectbeoordelingswerkzaamheden, waar nodig extra effectbeoordelingsinspanningen worden gedaan voor de voorstellen over de specifieke normen in het kader van de gedelegeerde bevoegdheden waarvoor een wettelijk kader wordt geboden door de aanpassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan het Verdrag van Lissabon.

De tekst van de effectbeoordelingen vindt u op de volgende website:

http://ec.europa.eu/ agriculture/quality/policy/backdocuments-links/index_en.htm

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

De overkoepelende verordening voor kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten brengt drie complementaire regelingen (oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen; gegarandeerde traditionele specialiteiten; facultatieve kwaliteitsaanduidingen) samen in één regelgevende structuur, waarop toezicht wordt gehouden door één comité voor kwaliteitsbeleid. De handelsnormen worden in een afzonderlijke verordening geregeld.

Beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, met uitzondering van wijnen, gearomatiseerde wijnen en gedistilleerde dranken

In het voorstel wordt de regeling voor landbouwproducten en levensmiddelen behouden en versterkt, maar worden de regelingen voor geografische aanduidingen voor wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen niet samengevoegd. In het licht van relatief recente hervormingen van de wetgeving inzake wijn en gedistilleerde dranken moeten de regelingen in dit stadium gescheiden worden gehouden. Op deze kwestie kan later worden teruggekomen. Intussen zullen de voorschriften voor de regeling voor landbouwproducten en levensmiddelen, indien passend, worden afgestemd op die voor wijnen.

De belangrijkste elementen ter versterking en vereenvoudiging van de regeling zijn de volgende:

- erkenning van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van controle, afzetbevordering en communicatie van de groeperingen[14] die registratie van namen aanvragen;

- versterking en verduidelijking van het beschermingsniveau van geregistreerde namen en van de gemeenschappelijke symbolen van de Unie.

- de procedure voor het registreren van namen wordt ingekort;

- de respectieve taken van lidstaten en registratie aanvragende groeperingen met betrekking tot de handhaving van de bescherming van de geregistreerde namen in de hele Europese Unie zijn verduidelijkt; en

- de definities van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen zijn beter aangepast aan het gebruik in internationaal verband.

In het voorstel wordt de huidige registratieprocedure voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen gestroomlijnd door de termijnen in te korten. Daarnaast worden bepaalde juridische kwesties opgehelderd en wordt de terminologie aangepast aan de onlangs vastgestelde wetgeving inzake geografische aanduidingen voor wijn. Tevens worden gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor officiële controles vastgesteld om te verzekeren dat de vervaardiging van het product conform het productdossier verloopt en dat het product met de juiste etikettering op de markt wordt gebracht. Het toepassingsgebied van de verordening blijft “landbouwproducten voor menselijke consumptie en bepaalde andere producten” en wordt uitgebreid met pure chocolade.

Gegarandeerde traditionele specialiteiten

In het voorstel wordt vastgehouden aan de regeling voor de reservering van namen van gegarandeerde traditionele specialiteiten in de Europese Unie, maar de mogelijkheid om namen zonder reservering te registeren, wordt geschrapt. Het verlenen van publiciteit aan traditionele producten, zonder deze te beschermen, gebeurt het best op nationaal (of regionaal) niveau; EU-actie in dit verband is niet gerechtvaardigd. De vernieuwde regeling van de Europese Unie voor gegarandeerde traditionele specialiteiten wordt in velerlei opzichten vereenvoudigd (het registratieproces wordt gestroomlijnd door de termijnen te verkorten, de procedures worden aangepast aan die voor BOB's/BGA's) en doelgerichter gemaakt: het traditiecriterium wordt van 25 naar 50 jaar verlengd om de geloofwaardigheid van de regeling te vergroten; de regeling wordt beperkt tot bereide maaltijden en verwerkte producten; en definities en procedurele vereisten worden aanzienlijk vereenvoudigd om de regeling begrijpelijker te maken.

Facultatieve kwaliteitsaanduidingen

Er wordt voorgesteld om in de huidige regeling de facultatieve kwaliteitsaanduidingen op te nemen, die met de kwaliteitsregelingen gemeen hebben dat zij facultatief zijn en landbouwers helpen bij het op de markt kenbaar maken van de waardetoevoegende kenmerken en eigenschappen van producten. De facultatieve kwaliteitsaanduidingen blijven inhoudelijk ongewijzigd, maar worden aangepast aan het wetgevende kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Afzetvoorschriften

De mededeling van de Commissie inzake kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten en de daaropvolgende debatten hebben duidelijk gemaakt dat handelsnormen kunnen bijdragen tot gunstigere economische productie- en afzetomstandigheden en tot een betere kwaliteit van zulke producten. Een minimumvereiste van “gezonde handelskwaliteit” bestaat al in de maatregelen voor marktbeheer. Deze minimumvereisten uitbreiden naar de producten die niet aan specifieke normen gebonden zijn, kan nuttig zijn om consumenten te verzekeren van de basiskwaliteit van de producten die zij aanschaffen.

Het voorstel houdt ook rekening met de vereiste aanpassing aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dus worden de bevoegdheden om normen vast te stellen en te ontwikkelen in de toekomst aan de Commissie gedelegeerd.

In dit nieuwe kader zal een rechtsgrondslag voor de verplichte etikettering van de ligging van het landbouwbedrijf worden ingevoerd voor alle sectoren. Dit stelt de Commissie in staat om na passende effectbeoordelingen en geval per geval, gedelegeerde handelingen inzake de mogelijke verplichte etikettering van de ligging van het landbouwbedrijf op het passende geografische niveau vast te stellen en zodoende tegemoet te komen aan de vraag van de consument naar transparantie en informatie. Een van de eerste sectoren die zal worden onderzocht is de zuivelsector. Tezelfdertijd overweegt de Commissie de verplichte oorsprongsaanduiding in de sectoren waar zij al bestaat, in de toekomst te behouden.

Rechtsgrondslag (indien nodig met verantwoording van de keuze van de rechtsgrondslag)

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 43, lid 2.

Subsidiariteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel

Wat subsidiariteit betreft, wordt door de regelingen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, gegarandeerde traditionele specialiteiten en facultatieve gereserveerde vermeldingen over het gehele grondgebied van de Europese Unie voorzien in de bescherming of reservering van waardetoevoegende namen en aanduidingen. Dit heeft voor gevolg dat niet in aanmerking komende producenten de aanduidingen niet mogen gebruiken. Indien zij door de lidstaten op zichzelf zouden zijn beschermd, dan zouden de aanduidingen en namen in elke lidstaat een verschillend beschermingsniveau genieten, wat de consumenten zou kunnen misleiden, handel binnen de Unie zou kunnen belemmeren en ongelijke concurrentie in de hand zou kunnen werken. De vaststelling van zulke rechten over de hele Europese Unie kan enkel doeltreffend en doelmatig gebeuren op het niveau van de Unie. 18 % (in waarde uitgedrukt) van de in het kader van de BOB- en BGA-regeling verkochte producten wordt buiten de lidstaat van oorsprong verhandeld en is afhankelijk van de door de EU-brede regeling geboden bescherming van de intellectuele eigendom. Voor producenten van producten met in het kader van de GTS-regeling beschermde namen is de verkoop op de interne markt van groot belang. Aangezien een aanzienlijk deel van de intra-uniale handelsstromen producten met facultatieve kwaliteitsaanduidingen betreft, zouden uiteenlopende definities en betekenissen de werking van de markt hinderen.

De regelingen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en voor gegarandeerde traditionele specialiteiten steunen op EU-symbolen die informatie over de aard van elke kwaliteitsregeling moeten geven. Om ervoor te zorgen dat de symbolen door consumenten over de hele Europese Unie worden herkend en zo de kennis van de regeling en de grensoverschrijdende handel in kwaliteitsproducten te bevorderen, moeten de symbolen worden vastgesteld op EU-niveau.

De verwerking en analyse van de aanvragen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten is een taak die niet op het niveau van de Europese Unie moet worden uitgevoerd, behalve indien het om bepaalde elementen gaat. Hiertoe behoren onder meer het beoordelen of namen in aanmerking komen voor bescherming in de hele Europese Unie, het handhaven van de rechten van vroegere gebruikers van de namen (in het bijzonder die buiten de lidstaat van aanvraag), en het controleren van aanvragen op kennelijke fouten. De eerste uitvoerige analyse van een aanvraag kan evenwel doeltreffender en doelmatiger worden ondernomen op nationaal niveau.

Het beheer van etiketteringsregelingen die erop zijn gericht producten met bepaalde eigenschappen aan te wijzen, maar die geen bescherming of reservering van de namen in de hele EU bewerkstelligen, gebeurt het doeltreffendst door de nationale autoriteiten. Daarom wordt in de voorgestelde herziening van de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten de mogelijkheid om niet-beschermde namen te registreren, geschrapt.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen moet de controle van alle regelingen in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde nationale autoriteiten worden verricht. Overeenkomstig de in die verordening neergelegde principes moet het toezicht op controleactiviteiten van de lidstaten worden ondernomen op EU-niveau om erover te waken dat de regelingen met betrekking tot levensmiddelenwetgeving in de hele Europese Unie geloofwaardig blijven.

Wat proportionaliteit betreft, is het zo dat de regelingen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en voor gegarandeerde traditionele specialiteiten de inachtneming van een streng productdossier en effectieve controles van de productie voorschrijven, die lastig kunnen zijn voor producenten. Dit is evenwel proportioneel en noodzakelijk om de geloofwaardigheid van de regeling te ondersteunen en de consument te garanderen dat de voorschriften worden nageleefd. Zonder die garantie kan van de consument niet worden verwacht dat hij een billijke prijs betaalt voor de aangeboden kwaliteitsproducten. De regelingen voor facultatieve kwaliteitsaanduidingen daarentegen steunen hoofdzakelijk op de verklaringen van overeenstemming door de producenten zelf, ondersteund door gewone landbouwcontroles door de lidstaten op basis van risicobeoordeling. Omdat de deelnemingsvoorwaarden voor deze regelingen minder zwaar zijn dan die voor regelingen voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en voor gegarandeerde traditionele specialiteiten, is het minder belastende systeem van deelname en controles proportioneel.

De kwaliteitsregelingen vormen een cruciaal onderdeel van de ontwikkelingsstrategie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om landbouwers in de Europese Unie in staat te stellen en aan te moedigen hun deskundigheid in het afzetten van producten van hoge kwaliteit met waardtoevoegende kenmerken en productie-eigenschappen, te ontwikkelen. In dat verband is het essentieel dat alle landbouwers toegang hebben tot de regelingen. Dus terwijl de landbouwers goed moeten afwegen of zij alle lasten en verplichtingen die gepaard gaan met het afzetten van kwaliteitsproducten in het kader van de regelingen op zich willen nemen, kan het beleid maar aan de landbouwsector en de consument ten goede komen als elke landbouwer die het wil, toegang tot de regelingen heeft. Daarom is de vereiste dat alle lidstaten de regelingen op hun volledige grondgebied toepassen, proportioneel aan de doelstelling.

Keuze van instrumenten

Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad wat de handelsnormen betreft is een wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, aangepast aan de bepalingen van het VWEU.

De verordening gaat vergezeld van een parallel wetgevingsvoorstel inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten, dat de bestaande Verordeningen (EG) nr. 509/2006 en (EG) nr. 510/2006 van de Raad vervangt en bestaande bepalingen omvat inzake facultatieve kwaliteitsaanduidingen die momenteel zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten[15], en in Richtlijn 2001/110/EG inzake honing[16].

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. AANVULLENDE INFORMATIE VEREENVOUDIGING

De voorgestelde verordening maakt de administratie van de regelingen eenvoudiger door de verschillende kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en voor de facultatieve kwaliteitsaanduidingen samen te brengen in één wetgevend instrument. Zij zorgt voor samenhang tussen de instrumenten en maakt de regelingen voor belanghebbenden gemakkelijker te begrijpen. Het voorstel zorgt voor duidelijkere en eenvoudigere voorschriften voor de lidstaten, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en de controle van de regelingen.

De vereenvoudiging behelst met name het volgende:

- waar mogelijk worden voorschriften voor aanvraagprocedures en controles gecombineerd, wat voordelen oplevert met betrekking tot de coherentie van de voorschriften tussen verschillende regelingen en de bestaande verschillen tussen procedures opheft;

- waar mogelijk worden de procedures ingekort en gestroomlijnd;

- er worden verduidelijkingen aangebracht, met name met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten;

- met name in de regeling voor gegarandeerde traditionele specialiteiten worden eenvoudiger concepten ingevoerd die gemakkelijker te begrijpen zijn door de consumenten;

- er wordt een comité (het comité voor kwaliteitsbeleid) opgericht voor alle regelingen; Dit comité vervangt twee comités die thans actief zijn in het kader van de regeling voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en die voor gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Wat de handelsnormen betreft, zal de voorgestelde wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 voor eenvoudiger procedures en meer transparantie zorgen.

2010/0354 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de handelsnormen betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[17],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[18],

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

1. De “Mededeling over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten” die de Commissie op 28 mei 2009 heeft ingediend, omvat strategische richtsnoeren die erop gericht zijn het kwaliteitsbeleid van de Unie ten aanzien van landbouwproducten te verbeteren[19]. Met die mededeling, de daaropvolgende besprekingen van de belangrijkste elementen daarvan in het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en de talrijke bijdragen in het kader van de openbare raadpleging moet rekening worden gehouden. Met name wordt het dienstig geacht sector- of productspecifieke handelsnormen te behouden om rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot de verbetering van de economische productie- en afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en tot de kwaliteit van die producten.

2. In Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”)[20] is de sectorale aanpak voor handelsnormen behouden die werd gehanteerd in de aan die verordening voorafgaande gemeenschappelijke marktordeningen. De handelsnormen zijn stukje bij beetje geëvolueerd, instrument per instrument of product per product. Een coherentere aanpak zou ze begrijpbaarder helpen maken voor de consument en zou het de producenten gemakkelijker maken om informatie te verstrekken over de kenmerken en de eigenschappen van hun producten. Het is dan ook passend horizontale bepalingen in die verordening op te nemen.

3. Bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om voor een aantal bepalingen inzake handelsnormen uitvoeringsbepalingen vast te stellen.

4. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de bevoegdheden die aan de Commissie zijn overgedragen voor de uitvoering van de bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde bepalingen inzake handelsnormen, worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

5. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deel II, titel II, hoofdstuk I, sectie I, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan te vullen of te wijzigen. De onderdelen waarvoor deze bevoegdheid mag worden uitgeoefend, en de voorwaarden waaraan deze delegatie moet worden onderworpen, moeten worden vastgesteld.

6. Om een uniforme toepassing van de handelsnormen in alle lidstaten te waarborgen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 VWEU vast te stellen. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, moet de Commissie deze uitvoeringshandelingen vaststellen overeenkomstig Verordening (EU) nr. [xxxx/yyyy] van het Europees Parlement en de Raad … [ Moet worden aangevuld na de goedkeuring van de in artikel 291, lid 2, VWEU bedoelde verordening betreffende de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren; deze verordening wordt momenteel in het Europees Parlement en de Raad besproken] .

7. De toepassing van normen voor het in de handel brengen van landbouwproducten kan de economische productie- en afzetvoorwaarden voor die producten en de kwaliteit ervan helpen verbeteren. De toepassing van dergelijke normen is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten.

8. Om te garanderen dat alle producten van deugdelijke handelskwaliteit zijn, zou het, onverminderd de in de levensmiddelensector vastgestelde bepalingen en met name de algemene levensmiddelenwetgeving die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden[21] en de beginselen en voorschriften daarvan, dienstig zijn een algemene basishandelsnorm, als overwogen in de genoemde mededeling van de Commissie, in te stellen voor producten waarvoor geen sector- of productspecifieke handelsnormen bestaan. Als die producten in voorkomend geval aan een toepasselijke internationale norm voldoen, moeten die producten worden geacht aan de algemene handelsnorm te voldoen.

9. Voor sommige sectoren en/of producten zijn definities, aanduidingen en/of verkoopsbenamingen een belangrijk element voor de vaststelling van de mededingingsvoorwaarden. Het is dan ook dienstig voor die sectoren en/of producten definities, aanduidingen en verkoopsbenamingen vast te stellen die in de Unie uitsluitend mogen worden gebruikt voor het in de handel brengen van producten die aan de overeenkomstige voorschriften voldoen.

10. Tot dusver was de Commissie krachtens Verordening (EG) nr. 1234/2007 belast met het vaststellen van bepalingen inzake handelsnormen voor bepaalde sectoren. Gezien de gedetailleerde, technische aard van deze normen en de noodzaak om voortdurend de efficiëntie ervan te verbeteren en ze aan de evoluerende handelspraktijken aan te passen, is het dienstig deze aanpak uit te breiden tot alle handelsnormen, en daarbij de criteria aan te geven waarmee bij de vaststelling van de betrokken regels rekening moet worden gehouden.

11. Er moeten handelsnormen worden toegepast om ervoor te zorgen dat de markt met gestandaardiseerde producten van toereikende kwaliteit wordt bevoorraad. Deze normen moeten met name betrekking hebben op de definities, de indeling in klassen, de aanbiedingsvorm en de etikettering, de verpakking, de productiemethode, de bewaring, het vervoer, de producentengegevens, het gehalte aan bepaalde stoffen, de betrokken administratieve documenten, de opslag, de certificering, de afzet en de termijnen.

12. Met name moet het, rekening houdend met het belang dat de consument erbij heeft adequate en transparante productinformatie te ontvangen, mogelijk zijn passende aanduidingen met betrekking tot de ligging van het landbouwbedrijf geval per geval op het geschikte geografische niveau vast te stellen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van bepaalde sectoren, met name wat verwerkte landbouwproducten betreft.

13. Het is dienstig bepaalde oenologische procedés en beperkingen voor de wijnbereiding vast te stellen.

14. Bij de vaststelling van sector- of productspecifieke handelsnormen moet de Commissie rekening houden met de verwachtingen van de consument, de specifieke kenmerken van elke sector en de aanbevelingen van internationale instanties. Om te voldoen aan de internationale normen moet de Commissie zich voor verdere oenologische procedés in de regel baseren op de oenologische procedés die worden aanbevolen door de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV).

15. Om misbruik met betrekking tot de kwaliteit en de authenticiteit van de aan de consument aangeboden producten te voorkomen, kan het nodig zijn specifieke maatregelen te nemen, en met name analysemethoden vast te stellen. Om te garanderen dat aan de handelsnormen wordt voldaan, moeten controles worden verricht en moeten in geval van niet-nakoming van de verplichtingen sancties worden opgelegd. De lidstaten moeten de verantwoordelijkheid voor die controles op zich nemen.

16. In de regel zouden de handelsnormen moeten gelden voor alle producten die in de Unie worden verhandeld. Voor producten die uit derde landen worden ingevoerd, is het dienstig bijzondere voorschriften vast te stellen volgens welke het op grond van bijzondere bepalingen die in bepaalde derde landen gelden, verantwoord kan zijn van de handelsnormen af te wijken als de gelijkwaardigheid van die bepalingen met de wetgeving van de Unie wordt gegarandeerd. De voorschriften voor wijn moeten worden toegepast in het licht van de overeenkomsten die op grond van artikel 218 VWEU worden gesloten.

17. Het is dienstig voorschriften voor de indeling van wijndruivenrassen vast te stellen op grond waarvan de lidstaten die meer dan 50 000 hectoliter per jaar produceren, verantwoordelijk blijven voor de indeling van de wijndruivenrassen waarvan op hun grondgebied wijn mag worden gemaakt. Sommige wijndruivenrassen moeten worden uitgesloten.

18. Voor smeerbare vetproducten is het dienstig de lidstaten de mogelijkheid te bieden bepaalde nationale voorschriften met betrekking tot de kwaliteitsniveaus te behouden of vast te stellen.

19. In de wijnsector moeten de lidstaten worden gemachtigd de toepassing van bepaalde oenologische procedés te beperken of uit te sluiten, stringentere beperkingen voor op hun grondgebied geproduceerde wijnen te behouden en het experimentele gebruik van niet-toegestane oenologische procedés onder vast te stellen voorwaarden toe te staan.

20. Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt als volgt gewijzigd:

(1)* Een nieuw artikel 4 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 4bis [Vaststelling van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen]

Tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt bepaald, handelt de Commissie, wanneer haar bevoegdheden worden verleend, bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig de procedure van artikel 196 bis en bij uitvoeringshandelingen overeenkomstig de procedure van artikel 196 ter.”

(2) In deel II, titel II, hoofdstuk I, sectie I, worden de volgende nieuwe artikelen vóór artikel 113 ingevoegd:

“Artikel 112 bis Toepassingsgebied

Onverminderd eventuele andere bepalingen die van toepassing zijn op de in bijlage I vermelde producten en op ethylalcohol van landbouwproducten als bedoeld in deel I van bijlage II, en de bepalingen die in de veterinaire sector en de levensmiddelensector zijn vastgesteld om te garanderen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen voldoen en om de gezondheid van dieren en mensen te beschermen, worden in deze sectie voorschriften betreffende de algemene handelsnorm en de sector- of productspecifieke handelsnormen vastgesteld voor de in bijlage I vermelde producten en voor ethylalcohol van landbouwproducten als bedoeld in deel I van bijlage II.

Artikel 112 ter Conformiteit met de algemene handelsnorm

1. Voor de toepassing van deze verordening voldoet een product aan de “algemene handelsnorm” als het van deugdelijke handelskwaliteit is.

2. Als geen handelsnormen als bedoeld in de artikelen 112 sexies, 112 septies en 112 nonies of in de Richtlijnen 2000/36/EG*, 2001/112/EG**, 2001/113/EG***, 2001/114/EG****, 2001/110/EG***** en 2001/111/EG****** van de Raad zijn vastgesteld, mogen producten die in bijlage I bij deze verordening zijn vermeld en klaar zijn om als levensmiddel te worden verkocht in de detailhandel als bedoeld in artikel 3, punt 7, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad*******, slechts in de handel worden gebracht als zij conform de algemene handelsnorm zijn.

3. Een product dat bestemd is om in de handel te worden gebracht, wordt geacht conform de algemene handelsnorm te zijn als het in overeenstemming is, in voorkomend geval, met een toepasselijke norm die door een van de in bijlage XII ter vermelde internationale organisaties is goedgekeurd.

Artikel 112 quater Gedelegeerde bevoegdheden met betrekking tot de algemene handelsnorm

Om te reageren op wijzigingen in de marktsituatie kan de Commissie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, via gedelegeerde handelingen voorschriften betreffende de algemene handelsnorm als bedoeld in artikel 112 ter, lid 1, en betreffende de conformiteit als bedoeld in lid 3 van dat artikel, vaststellen, wijzigen of daarvan afwijken.

Artikel 112 quinquies Sector- of productspecifieke handelsnormen

De producten waarvoor sector- of productspecifieke handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts in de Unie in de handel worden gebracht als zij aan die normen voldoen.

Artikel 112 sexies Vaststelling en inhoud van sector- en productspecifieke handelsnormen

1. Om rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot de verbetering van de economische productie- en afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en tot de kwaliteit van die producten, kan de Commissie via gedelegeerde handelingen sector- of productspecifieke handelsnormen als bedoeld in artikel 112 bis voor alle handelsstadia vaststellen, alsmede afwijkingen en vrijstellingen van de toepassing van die normen om op de voortdurend veranderende marktomstandigheden en de evoluerende vraag van de consument te kunnen inspelen, rekening te houden met de ontwikkelingen in de betrokken internationale normen en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen.

2. De in lid 1 bedoelde handelsnormen kunnen, indien van toepassing, bestaan uit voorschriften inzake:

a) andere definities, aanduidingen en/of verkoopsbenamingen dan die welke in deze verordening zijn opgenomen, en de lijsten van karkassen en delen daarvan waarvoor bijlage XII bis geldt;

b) de indelingscriteria, zoals indeling in klassen, gewicht, grootte, leeftijd en categorie;

c) het plantenras, het dierenras of het handelstype;

d) de aanbiedingsvorm, de verkoopsbenamingen, de met de verplichte handelsnormen verband houdende etikettering, de verpakking, de regels voor verpakkingscentra, het merken, de onmiddellijke verpakking, het oogstjaar en het gebruik van specifieke aanduidingen;

e) criteria zoals verschijningsvorm, consistentie, bevleesdheid en productkenmerken;

f) de specifieke stoffen die bij de productie worden gebruikt of de componenten of bestanddelen, met inbegrip van hun gewichtsaandeel, zuiverheid en identificatie;

g) het houderijsysteem en de productiemethode, met inbegrip van de oenologische procedés en de desbetreffende administratieve voorschriften, en het bewerkingscircuit;

h) de versnijding van most en wijn - met inbegrip van definities daarvan -, het mengen en de daarvoor geldende beperkingen;

i) de bewaarmethode en –temperatuur;

j) de ligging van het landbouwbedrijf en/of de plaats van oorsprong;

k) de frequentie van inzameling, levering, bewaring en behandeling,

l) de identificatie of registratie van de producent en/of de industriële installaties waar het product is bereid of verwerkt;

m) het watergehalte (in procenten);

n) beperkingen wat betreft het gebruik van bepaalde stoffen en/of bepaalde procedés;

o) specifiek gebruik;

p) handelsdocumenten, begeleidende documenten en bij te houden registers;

q) opslag en vervoer;

r) de certificeringsprocedure;

s) de voorwaarden inzake het verwijderen, in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van producten die niet voldoen aan de in lid 1 bedoelde sector- of productspecifieke handelsnormen en/of de in artikel 112 septies bedoelde definities, aanduidingen en verkoopsbenamingen, en inzake de verwijdering van bijproducten;

t) de termijnen;

u) kennisgevingen van de lidstaten, kennisgevingen van verschillende inrichtingen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en voorschriften voor het verzamelen van statistische gegevens over de markten voor de verschillende producten.

3. De in lid 1 bedoelde sector- of productspecifieke handelsnormen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen inzake facultatieve kwaliteitsaanduidingen van de verordening van het Europees Parlement en de Raad******** [Verordening inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten], en rekening houdend met:

a) de specifieke kenmerken van de betrokken producten;

b) de noodzaak om voorwaarden voor een vlotte afzet van die producten op de markt te creëren;

c) het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van adequate en transparante productinformatie, waaronder die over de ligging van het landbouwbedrijf die geval per geval op het geschikte geografische niveau moet worden vastgesteld;

d) indien van toepassing, de methoden die worden toegepast om de fysieke, chemische en organoleptische kenmerken van de producten vast te stellen;

e) de standaardaanbevelingen van de internationale instanties.

Artikel 112 septies Definities, aanduidingen en/of verkoopsbenamingen voor bepaalde sectoren en/of producten

1. De in bijlage XII bis opgenomen definities, aanduidingen en/of verkoopsbenamingen gelden voor de volgende sectoren en producten:

a) olijfolie en tafelolijven,

b) wijn,

c) rundvlees,

d) melk en zuivelproducten voor menselijke consumptie,

e) vlees van pluimvee,

f) smeerbare vetproducten voor menselijke consumptie.

2. Een in bijlage XII bis opgenomen definitie, aanduiding of verkoopsbenaming mag in de Unie uitsluitend worden gebruikt voor het in de handel brengen van een product dat voldoet aan de in bijlage XII bis vastgestelde overeenkomstige voorschriften.

3. Om op de evoluerende vraag van de consument te kunnen inspelen, rekening te houden met de technische vooruitgang en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen, kan de Commissie, via gedelegeerde handelingen, de in bijlage XII bis opgenomen definities en verkoopsbenamingen zo nodig wijzigen en afwijkingen of vrijstellingen daarvan vaststellen.

Artikel 112 octies Tolerantie

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector kan de Commissie via gedelegeerde handelingen voor elke norm een tolerantie vaststellen bij overschrijding waarvan de hele partij producten wordt geacht niet aan de norm te voldoen.

Artikel 112 nonies Oenologische procedés

1. Als de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV) analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van de producten of voorschriften aan de hand waarvan kan worden bepaald of producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés, heeft aanbevolen en gepubliceerd, moeten deze methoden en voorschriften worden toegepast.

Als de OIV geen methoden of voorschriften heeft aanbevolen of gepubliceerd, stelt de Commissie de desbetreffende methoden en voorschriften vast als bedoeld in artikel 112 sexies, lid 2, onder g).

In afwachting van de vaststelling van die voorschriften worden de methoden en voorschriften toegepast die door de betrokken lidstaat zijn toegestaan.

2. Voor de productie en de bewaring in de Unie van wijnbouwproducten mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de oenologische procedés die op grond van bijlage XII quater zijn toegestaan of die zijn bedoeld in artikel 112 sexies, lid 2, onder g), of artikel 112 duodecies, leden 2 en 3.

De eerste alinea is niet van toepassing op:

a) druivensap en geconcentreerd druivensap;

b) voor de bereiding van druivensap bestemde druivenmost en geconcentreerde druivenmost.

De toegestane oenologische procedés mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen.

De wijnbouwproducten worden in de Unie geproduceerd met inachtneming van de betrokken beperkingen die in bijlage XII quater zijn vastgesteld.

In bijlage XII bis, deel II, opgenomen wijnbouwproducten die met niet door de Unie toegestane of, in voorkomend geval, niet-toegestane nationale oenologische procedés zijn geproduceerd of niet voldoen aan de in bijlage XII quater vastgestelde beperkingen, mogen niet in de Unie in de handel worden gebracht.

3. Als de Commissie oenologische procedés voor wijn toestaat als bedoeld in artikel 112 sexies, lid 2, onder g),

a) gaat zij uit van de door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en analysemethoden en van de resultaten die zijn geboekt met het experimentele gebruik van vooralsnog niet-toegestane oenologische procedés;

b) houdt zij rekening met overwegingen op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid;

c) houdt zij rekening met het risico dat de consument door zijn vaste verwachtings- en ideeënpatroon wordt misleid en gaat zij na of dat risico aan de hand van beschikbare voorlichting kan worden uitgesloten;

d) maakt zij de instandhouding van de natuurlijke en essentiële kenmerken van de wijn mogelijk zonder dat daarbij de samenstelling van het betrokken product substantieel wordt gewijzigd;

e) ziet zij erop toe dat een aanvaardbaar minimumniveau van milieuzorg wordt gehandhaafd;

f) neemt zij de algemene voorschriften inzake oenologische procedés en beperkingen in acht die zijn vastgesteld in bijlage XII quater.

Artikel 112 decies Wijndruivenrassen

1. De in de Unie geproduceerde producten van bijlage XII bis, deel II, worden verkregen van wijndruivenrassen die overeenkomstig lid 2 van dit artikel in een indeling mogen worden opgenomen.

2. Met inachtneming van lid 3 stellen de lidstaten in een indeling vast welke wijndruivenrassen op hun grondgebied met het oog op de wijnbereiding mogen worden aangeplant, heraangeplant of geënt.

Uitsluitend wijndruivenrassen die voldoen aan de onderstaande voorwaarden mogen in de indeling van de lidstaten worden opgenomen:

a) het betrokken ras behoort tot de soort Vitis vinifera of is verkregen uit een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis;

b) het ras is niet een van de volgende rassen: Noah, Othello, Isabelle, Jacquez, Clinton of Herbemont.

Wanneer een wijndruivenras uit de in de eerste alinea bedoelde indeling wordt geschrapt, moeten de wijnstokken van dit ras binnen vijftien jaar na die schrapping worden gerooid.

3. Lidstaten met een wijnproductie van niet meer dan 50 000 hectoliter per wijnoogstjaar, berekend op basis van de gemiddelde productie gedurende de laatste vijf wijnoogstjaren, worden vrijgesteld van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde verplichting tot indeling.

Ook in de in de eerste alinea bedoelde lidstaten mogen met het oog op de wijnbereiding evenwel uitsluitend wijndruivenrassen worden aangeplant, heraangeplant of geënt die aan lid 2, tweede alinea, voldoen.

4. In afwijking van lid 2, eerste en derde alinea, en lid 3, tweede alinea, staan de lidstaten in het kader van wetenschappelijk onderzoek en experimenten het aanplanten, heraanplanten of enten van de volgende wijndruivenrassen toe:

a) wijndruivenrassen die niet zijn ingedeeld voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten;

b) wijndruivenrassen die niet voldoen aan lid 2, tweede alinea, onder a) en b), voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten.

5. Oppervlakten die met het oog op de wijnbereiding met wijndruivenrassen zijn beplant in strijd met de leden 2, 3 en 4, worden gerooid.

De verplichting tot rooien van dergelijke oppervlakten vervalt evenwel wanneer de betrokken productie uitsluitend bestemd is om door de wijnbouwer en zijn gezin te worden geconsumeerd.

6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producenten de leden 2 tot en met 5 naleven.

Artikel 112 undecies Specifiek gebruik van wijn

Met uitzondering van wijn in flessen die aantoonbaar vóór 1 september 1971 is gebotteld, mag wijn die is verkregen van wijndruivenrassen die zijn opgenomen in overeenkomstig artikel 112 decies, lid 2, eerste alinea, opgestelde indelingen, maar niet overeenstemt met één van de in bijlage XII bis, deel II, vermelde categorieën, slechts worden gebruikt voor consumptie door de individuele wijnbouwer en zijn gezin, voor de vervaardiging van wijnazijn of voor distillatie.

Artikel 112 duodecies Nationale voorschriften voor bepaalde producten en/of sectoren

1. Onverminderd artikel 112 sexies, lid 1, kunnen de lidstaten nationale voorschriften inzake andere kwaliteitsniveaus van smeerbare vetproducten vaststellen of handhaven. Deze voorschriften moeten de mogelijkheid bieden om deze kwaliteitsniveaus te beoordelen aan de hand van criteria inzake met name de verwerkte grondstoffen, de organoleptische kenmerken van de producten en hun fysische en microbiologische stabiliteit.

De lidstaten die van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid gebruik maken, zorgen ervoor dat de in andere lidstaten vervaardigde producten die aan de in deze nationale voorschriften vastgestelde criteria voldoen, onder niet-discriminerende voorwaarden gebruik mogen maken van vermeldingen die, uit hoofde van deze voorschriften, aangeven dat aan deze criteria wordt voldaan.

2. De lidstaten mogen het gebruik van bepaalde krachtens de wetgeving van de Unie toegestane oenologische procedés voor op hun grondgebied geproduceerde wijn beperken of verbieden en voorzien in strengere beperkingen met het oog op de bevordering van het behoud van de wezenlijke kenmerken van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, mousserende wijn en likeurwijn.

De lidstaten delen deze beperkingen en verbodsbepalingen aan de Commissie mee, die deze ter kennis van de andere lidstaten brengt.

3. De lidstaten mogen toestemming verlenen voor het gebruik van niet-toegestane oenologische procedés voor experimentele doeleinden onder voorwaarden die de Commissie nader omschrijft via overeenkomstig lid 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

4. Met het oog op een correcte en transparante toepassing kan de Commissie via gedelegeerde handelingen de voorwaarden voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 vaststellen, alsmede de voorwaarden voor het in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van de producten die via in lid 3 bedoelde experimentele procedés zijn verkregen.

Artikel 112 terdecies Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen en met de bijzondere aard van sommige landbouwproducten, kan de Commissie via gedelegeerde handelingen enerzijds bepalen onder welke voorwaarden ingevoerde producten kunnen worden geacht een equivalent niveau van inachtneming van de voorschriften van de Unie betreffende de handelsnormen te bieden, wat het mogelijk maakt van artikel 112 quinquies afwijkende maatregelen te nemen, en anderzijds voorschriften vaststellen met betrekking tot de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde producten.

Artikel 112 quaterdecies Bijzondere bepalingen voor de invoer van wijn

1. Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten, zijn de bepalingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en etikettering van wijn als vastgesteld in dit hoofdstuk, sectie I bis, subsectie I, en in de in artikel 112 septies van deze verordening bedoelde definities en verkoopsbenamingen van toepassing op in de Unie ingevoerde producten van de GN-codes 2009 61, 2009 69 en 2204.

2. Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten, worden de in lid 1 van dit artikel bedoelde producten geproduceerd overeenkomstig oenologische procedés die worden aanbevolen en gepubliceerd door de OIV of zijn toegestaan door de Unie op grond van deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde maatregelen.

3. Voor de invoer van de in lid 1 bedoelde producten worden de volgende documenten overgelegd:

a) een bewijs van naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen, dat in het land van oorsprong van het product is opgesteld door een bevoegde instantie die is opgenomen in een door de Commissie te publiceren lijst;

b) met betrekking tot voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde producten, een analyseverslag dat is opgesteld door een door het land van oorsprong van het product aangewezen instantie of dienst.

Artikel 112 quindecies Nationale controles

De lidstaten verrichten controles op basis van een risicoanalyse om na te gaan of de producten aan de in deze sectie vastgestelde voorschriften voldoen, en leggen indien nodig administratieve sancties op.

Artikel 112 sexdecies Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan via gedelegeerde handelingen alle in verband met deze sectie noodzakelijke maatregelen vaststellen, en met name:

a) regels vaststellen voor de toepassing van de algemene handelsnorm;

b) regels vaststellen voor de toepassing van de in bijlage XII bis opgenomen definities en verkoopsbenamingen;

c) de lijst opstellen van de producten als bedoeld in bijlage XII bis, deel III, punt 5, tweede alinea, en in bijlage XII bis, deel VI, zesde alinea, onder a), op basis van de door de lidstaten aan de Commissie toe te sturen indicatieve lijsten van producten die volgens de lidstaten op hun grondgebied overeenstemmen met de producten als bedoeld in bijlage XII bis, deel III, punt 5, tweede alinea, en in bijlage XII bis, deel VI, zesde alinea, onder a);

d) regels vaststellen voor de toepassing van de sector- en productspecifieke handelsnormen, waaronder uitvoeringsbepalingen voor het nemen van monsters en analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van de producten;

e) regels vaststellen aan de hand waarvan kan worden bepaald of de producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés;

f) regels vaststellen voor het verrichten van controles op de naleving van de sector- of productspecifieke handelsnormen;

g) regels vaststellen voor de bepaling van het tolerantieniveau;

h) bepalingen vaststellen betreffende de autoriteiten die voor het verrichten van de nalevingscontroles verantwoordelijk zijn, en betreffende de inhoud, de frequentie en het handelsstadium waarop die controles van toepassing zijn;

i) de nodige maatregelen vaststellen voor de toepassing van de afwijking waarin artikel 112 terdecies voorziet.

* PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.

** PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58.

*** PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.

**** PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19.

***** PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

****** PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53.

******* PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

********”

(3) Artikel 113 wordt geschrapt.

(4) Artikel 113 bis wordt gewijzigd als volgt:

a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Tenzij de Commissie anders besluit, gelden de in lid 1 bedoelde handelsnormen en de handelsnormen die van toepassing zijn op de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit, voor alle handelsstadia, inclusief in- en uitvoer.”

b) in lid 4 wordt de eerste zin vervangen door:

“Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 194 kan vaststellen, met name over de consequente toepassing van de normcontroles in de lidstaten, controleren de lidstaten voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit op selectieve wijze, op basis van een risicoanalyse, of deze producten aan de betrokken handelsnormen voldoen. Deze controle vindt plaats voordat het product het productiegebied verlaat, tijdens het verpakken of bij het laden ervan. Producten uit derde landen worden gecontroleerd voordat zij worden vrijgegeven voor het vrije verkeer.”

(5) Artikel 113 quinquies, artikel 118, artikel 120, de artikelen 120 bis tot en met 120 octies, artikel 121, eerste alinea, punten a) tot en met j), tweede, derde en vierde alinea, en artikel 158 bis worden geschrapt.

(6) Aan deel VII, hoofdstuk I, worden de volgende artikelen 196 bis en 196 ter toegevoegd:

“Artikel 196 bis Gedelegeerde handelingen

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

2. De in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.

Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met een maand worden verlengd.

Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, vermeldt de redenen daarvoor.

Artikel 196 ter Uitvoeringshandelingen - Comité

[Als de Commissie op grond van deze verordening uitvoeringshandelingen vaststelt, wordt zij bijgestaan door het in artikel 195 van deze verordening bedoelde comité en geldt de procedure van artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/yyyy] ( Moet worden aangevuld na de goedkeuring van de in artikel 291, lid 2, VWEU bedoelde verordening betreffende de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren; deze verordening wordt momenteel in het Europees Parlement en de Raad besproken ).]

(7) De bijlagen XI bis, XI ter, XII, XIII, XIV, XV, XV bis, XV ter en XVI worden geschrapt onder voorbehoud van artikel 2, lid 1, van deze verordening.

(8) De nieuwe bijlagen XII bis, XII ter en XII quater, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij de onderhavige verordening, worden ingevoegd.

Artikel 2

1. De artikelen 113 bis, 113 ter, 114, 115 en 116 en artikel 117, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, alsmede, met het oog op de toepassing van die artikelen, bijlage XI bis, punt II, tweede alinea, bijlage XI bis, punten IV tot en met IX, bijlage XII, punt IV.2, bijlage XIII, punt VI, tweede alinea, bijlage XIV, punten A, B.I.2, B.I.3, B.III en C, en bijlage XV, punten II, III, IV en VI, van die verordening blijven geldig tot de krachtens lid 2 vast te stellen datum.

2. Met het oog op rechtszekerheid wat de toepassing van de handelsnormen betreft, stelt de Commissie via gedelegeerde handelingen de datum vast waarop de in lid 1 van dit artikel vermelde bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of delen daarvan ophouden op de betrokken sector van toepassing te zijn. Die datum is de datum waarop de overeenkomstige handelsnormen die worden vastgesteld bij de gedelegeerde handelingen waarin de in artikel 1, punt 2, van deze verordening ingevoerde wijzigingen voorzien, van toepassing worden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 112 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007, als ingevoegd bij artikel 1, punt 2, van de onderhavige verordening, is evenwel van toepassing met ingang van […. / één jaar na de inwerkingtreding ].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I

“Bijlage XII bis

Definities, aanduidingen en verkoopsbenamingen van producten als bedoeld in artikel 112 septies

Voor de toepassing van deze bijlage is de verkoopbenaming de naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad*.

DEEL I. VLEES VAN RUNDEREN DIE NIET OUDER ZIJN DAN TWAALF MAANDEN

I. Definitie

Met het oog op de toepassing van dit deel van de bijlage wordt onder “vlees” verstaan, geslachte dieren, vlees met of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor menselijke consumptie, van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, aangeboden in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een onmiddellijke verpakking of een verpakking.

Op het moment van het slachten delen de marktdeelnemers, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, alle runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, in één van de volgende twee categorieën in:

A) categorie V: runderen die niet ouder zijn dan acht maanden

identificatieletter voor deze categorie: V;

B) categorie Z: runderen die ouder zijn dan acht maanden, maar niet ouder dan twaalf maanden

identificatieletter voor deze categorie: Z.

II. Verkoopbenamingen

1. Vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts in de handel worden gebracht onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en):

A) voor het vlees van runderen die niet ouder zijn dan acht maanden (identificatieletter voor deze categorie: V)

Land van afzet | Verplichte verkoopbenaming |

België | kalfsvlees/veau, viande de veau/Kalbfleisch |

Bulgarije | месо от малки телета |

Tsjechië | Telecí |

Denemarken | Lyst kalvekød |

Duitsland | Kalbfleisch |

Estland | Vasikaliha |

Griekenland | μοσχάρι γάλακτος |

Spanje | Ternera blanca, carne de ternera blanca |

Frankrijk | veau, viande de veau |

Ierland | Veal |

Italië | vitello, carne di vitello |

Cyprus | μοσχάρι γάλακτος |

Letland | Teļa gaļa |

Litouwen | Veršiena |

Luxemburg | veau, viande de veau/Kalbfleisch |

Hongarije | Borjúhús |

Malta | Vitella |

Nederland | Kalfsvlees |

Oostenrijk | Kalbfleisch |

Polen | Cielęcina |

Portugal | Vitela |

Roemenië | carne de vițel |

Slovenië | Teletina |

Slowakije | Teľacie mäso |

Finland | vaalea vasikanliha/ljust kalvkött |

Zweden | Ljust kalvkött |

Verenigd Koninkrijk | Veal |

B) voor vlees van runderen die ouder zijn dan acht maanden, maar niet ouder dan twaalf maanden (identificatieletter voor deze categorie: Z)

Land van afzet | Verplichte verkoopbenaming |

België | jongrundvlees/jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch |

Bulgarije | телешко месо |

Tsjechië | hovězí maso z mladého skotu |

Denemarken | Kalvekød |

Duitsland | Jungrindfleisch |

Estland | noorloomaliha |

Griekenland | νεαρό μοσχάρι |

Spanje | Ternera, carne de ternera |

Frankrijk | jeune bovin, viande de jeune bovin |

Ierland | rosé veal |

Italië | vitellone, carne di vitellone |

Cyprus | νεαρό μοσχάρι |

Letland | jaunlopa gaļa |

Litouwen | Jautiena |

Luxemburg | jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch |

Hongarije | Növendék marha húsa |

Malta | Vitellun |

Nederland | rosé kalfsvlees |

Oostenrijk | Jungrindfleisch |

Polen | młoda wołowina |

Portugal | Vitelão |

Roemenië | carne de tineret bovin |

Slovenië | meso težjih telet |

Slowakije | mäso z mladého dobytka |

Finland | vasikanliha/kalvkött |

Zweden | Kalvkött |

Verenigd Koninkrijk | Beef |

2. De in punt 1 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.

3. De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A) van de tabel in punt 1 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan de voorschriften van deze bijlage wordt voldaan.

Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen “veau”, “teleci”, “Kalb”, “μοσχάρι”, “ternera”, “kalv”, “veal”, “vitello”, “vitella”, “kalf”, “vitela” en “teletina”.

4. De in punt 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006**.

DEEL II. WIJNCATEGORIEËN

1) Wijn

Onder wijn wordt verstaan het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost.

Wijn heeft:

a) na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XII quater, deel I, sectie B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5% vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B als bedoeld in het aanhangsel bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones;

b) wanneer hij een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft, in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XII quater, deel I, sectie B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 % vol;

c) een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan:

- kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd,

- kan voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming die zonder verrijking is verkregen, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot meer dan 15 % vol worden verhoogd;

d) behoudens eventuele afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalent per liter.

“Retsina” is wijn die uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om “retsina”-wijn overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen.

In afwijking van het bepaalde onder b) worden “Tokaji eszencia” en “Tokajská esencia” als wijn beschouwd.

In afwijking van artikel 112 septies, lid 2, mogen de lidstaten toestaan dat het woord “wijn” wordt gebruikt indien:

- het vergezeld gaat van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, in de handel te brengen; of

- het onderdeel is van een samengestelde benaming.

Iedere verwarring met producten die onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen.

2) Jonge, nog gistende wijn

Onder jonge, nog gistende wijn wordt verstaan wijn waarvan de alcoholische gisting nog niet is geëindigd en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.

3) Likeurwijn

Onder likeurwijn wordt verstaan het product:

a) dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste 22 % vol;

b) dat een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt;

c) dat verkregen is uit:

- gedeeltelijk gegiste druivenmost,

- wijn,

- een mengsel van bovengenoemde producten, of

- druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als het gaat om bepaalde, door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vast te stellen likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;

d) dat een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol heeft, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt;

e) waaraan zijn toegevoegd:

i) een van de volgende producten of een mengsel daarvan:

- neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol,

- distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;

ii) alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

- geconcentreerde druivenmost,

- een mengsel van een van de onder e), punt i), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje;

f) waaraan, in afwijking van het bepaalde onder e), voor zover het gaat om likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt, zijn toegevoegd:

i) hetzij een van de onder e), punt i), genoemde producten of een mengsel daarvan, of

ii) een of meer van de onderstaande producten:

- alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,

- eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,

- eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol, en

iii) in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

- gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,

- geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,

- geconcentreerde druivenmost,

- een mengsel van een van de onder f), punt ii), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje.

4) Mousserende wijn

Onder mousserende wijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

- van verse druiven,

- van druivenmost, of

- van wijn;

b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; en

d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende wijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol.

5) Mousserende kwaliteitswijn

Onder mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

- van verse druiven,

- van druivenmost, of

- van wijn;

b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar; en

d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.

6) Aromatische mousserende kwaliteitswijn

Onder aromatische mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan de mousserende kwaliteitswijn die:

a) is verkregen door voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die zijn opgenomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt.

De aromatische mousserende kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen voor de cuvée, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vastgesteld;

b) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar;

c) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol, en

d) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol.

7) Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;

b) bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd, en

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar.

8) Parelwijn

Onder parelwijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en

d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

9) Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn;

b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en

d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

10) Druivenmost

Onder druivenmost wordt verstaan de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

11) Gedeeltelijk gegiste druivenmost

Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt verstaan het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte.

12) Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven

Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat wordt verkregen door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vast te stellen wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven beschouwd.

13) Geconcentreerde druivenmost

Onder geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20°C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 112 nonies, lid 1, derde alinea, en artikel 112 sexdecies, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

Geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

14) Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost

Onder gerectificeerde geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde vloeistof die:

a) wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20°C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 112 nonies, lid 1, derde alinea, en artikel 112 sexdecies, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten;

b) een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;

c) de volgende kenmerken vertoont:

- pH niet hoger dan 5 bij 25 Brix,

- optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25 Brix,

- sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode,

- Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25 Brix,

- getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suikertotaal;

- gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,

- gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suikertotaal,

- conductiviteit bij 25 Brix en 20°C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm,

- gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,

- aanwezigheid van meso-inositol.

Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

15) Wijn van ingedroogde druiven

Onder wijn van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat:

a) zonder verrijking is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog op gedeeltelijke dehydratatie;

b) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol, en

c) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter).

16) Wijn van overrijpe druiven

Onder wijn van overrijpe druiven wordt verstaan het product dat:

a) wordt bereid zonder verrijking;

b) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol, en

c) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol.

De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.

17) Wijnazijn

Onder wijnazijn wordt verstaan azijn die:

a) uitsluitend wordt verkregen door azijnzure vergisting van wijn, en

b) een totaal zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.

DEEL III. MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

21. De benaming “melk” mag uitsluitend worden gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en wordt verkregen door het melken, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.

De benaming “melk” mag evenwel worden gebruikt:

a) voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV van deze bijlage is gestandaardiseerd;

b) samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke bestanddelen van melk.

22. Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder “zuivelproducten”: producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.

De onderstaande benamingen mogen uitsluitend voor zuivelproducten worden gebruikt:

a) de volgende benamingen, die in alle handelsstadia worden gebruikt

i) wei,

ii) room,

iii) boter,

iv) karnemelk,

v) butteroil,

vi) caseïne,

vii) watervrij melkvet,

viii) kaas,

ix) yoghurt,

x) kefir,

xi) koemis,

xii) viili/fil,

xiii) smetana,

xiv) fil;

b) benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG die daadwerkelijk voor zuivelproducten worden gebruikt.

23. De benaming “melk” en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.

24. De oorsprong van de melk en van de door de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet afkomstig zijn van runderen.

25. De in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde producten worden gebruikt.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.

26. Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/114/EG van de Raad*** of aanbiedingsvormen worden gebruikt waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.

Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming “melk” of de in punt 2, tweede alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG.

DEEL IV. ONDER GN-CODE 0401 VALLENDE MELK VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

I. Definities

Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

a) “melk”: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b) “consumptiemelk”: de in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;

c) “vetgehalte”: de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;

d) “eiwitgehalte”: de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.

II. Levering of verkoop aan de eindverbruiker

1) Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.

2) De verkoopbenamingen voor deze producten zijn die welke zijn vastgesteld in punt III van dit deel. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.

3) De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.

III. Consumptiemelk

1. De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:

a) rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

b) volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:

i) gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen,

ii) niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);

c) halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;

d) magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.

Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: “… % vet”. Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.

2. Onverminderd punt 1, onder b), ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:

a) om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;

b) verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen;

c) vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.

De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde-etikettering als bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad ****. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.

De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.

3. Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:

a) een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;

b) een massagewicht van ten minste 1 028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20°C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;

c) ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.

DEEL V. PRODUCTEN VAN DE SECTOR VLEES VAN PLUIMVEE

Dit deel van deze bijlage is van toepassing op het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf in de handel brengen in de Unie van bepaalde soorten en aanbiedingsvormen van vlees van pluimvee, alsmede van bereidingen en producten op basis van vlees van pluimvee of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten:

- Gallus domesticus,

- eenden,

- ganzen,

- kalkoenen,

- parelhoenders.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing op gepekeld vlees van pluimvee van GN-code 0210 99 39.

I. Definities

1) “vlees van pluimvee”: het voor menselijke consumptie geschikt vlees van pluimvee dat met uitzondering van koudebehandeling aan geen enkele behandeling onderworpen is geweest;

2) “vers vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan – 2°C en niet hoger dan + 4°C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor het uitsnijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om het ter plaatse rechtstreeks aan de consument te kunnen leveren;

3) “bevroren vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet worden bevroren en moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 12°C;

4) “diepgevroren vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 18°C binnen de toleranties van Richtlijn 89/108/EEG van de Raad *****;

5) “bereiding op basis van vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van pluimvee dat in kleine stukken is gehakt, waaraan levensmiddelen, kruiden of additieven zijn toegevoegd of dat een verwerking heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het vlees te veranderen;

6) “bereiding op basis van vers vlees van pluimvee”: een bereiding op basis van vlees van pluimvee waarvoor “vers vlees van pluimvee” in de zin van deze verordening is gebruikt.

De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die nodig is, en in de mate van het nodige, voor het behandelen en uitsnijden in de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee;

7) “product op basis van vlees van pluimvee”: vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 ******, waarvoor “vlees van pluimvee” in de zin van deze verordening is gebruikt.

DEEL VI. SMEERBARE VETPRODUCTEN

De in artikel 112 septies bedoelde producten mogen slechts dan zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in de bijlage vastgestelde eisen voldoen.

De verkoopbenamingen van deze producten zijn die welke in dit deel zijn vermeld.

De onderstaande verkoopbenamingen zijn uitsluitend bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben:

a) melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;

b) vetten van GN-code ex 1517;

c) vetstoffen met plantaardige en/of dierlijke bestanddelen van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.

Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derden van de droge stof.

Deze verkoopsbenamingen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20°C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.

Deze definities zijn niet van toepassing op:

a) de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,

b) geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |

Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. | 1. Boter 2. 3/4 boter (*) 3. Halfvolle boter (**) 4. Melkvetproduct X % | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product met de volgende melkvetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. | 1. Margarine 2. 3/4 margarine (***) 3. Halfvolle margarine (****) 4. Product met vet X % | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en ten hoogste 90 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |

Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten De producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 % en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte. | 1. Melangen 2. 3/4 melange (*****) 3. Halfvolle melange (******) 4. Melangeproduct X % | Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

(*) stemt in het Deens overeen met “smør 60”. (**) stemt in het Deens overeen met “smør 40”. (***) stemt in het Deens overeen met “margarine 60”. (****) stemt in het Deens overeen met “margarine 40”. (*****) stemt in het Deens overeen met “blandingsprodukt 60”. (******) stemt in het Deens overeen met “blandingsprodukt 40”. |

Noot: Het melkvetbestanddeel van de in dit deel genoemde producten mag alleen via fysische processen worden gewijzigd.

DEEL VII. BENAMINGEN EN DEFINITIES VAN OLIJFOLIËN EN OLIËN UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de verhandeling van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar met de verplichte internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.

In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van dit deel worden verhandeld.

1) Olijfolie van de eerste persing

Oliën die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procedés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die zijn verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met oliën van een andere soort.

Deze oliën worden uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:

a) Extra olijfolie van de eerste persing

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

b) Olijfolie van de eerste persing

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

c) Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

2) Geraffineerde olijfolie

Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

3) Olijfolie — bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van de eerste persing

Olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

4) Ruwe olie van perskoeken van olijven

Olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

5) Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven

Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

6) Olie uit perskoeken van olijven

Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

Aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis

Wijnbouwzones

De wijnbouwzones zijn de volgende:

1) Wijnbouwzone A omvat:

a) in Duitsland: de andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van punt 2, onder a);

b) in Luxemburg: het Luxemburgse wijnbouwgebied;

c) in België, Denemarken, Ierland, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het wijnbouwareaal van deze landen;

d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Čechy.

2) Wijnbouwzone B omvat:

a) in Duitsland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden;

b) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde departementen, alsmede in de volgende departementen:

- Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin,

- Lorraine: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle, Vosges,

- Champagne: Aisne, Aube, Marne, Haute-Marne, Seine-et-Marne,

- Jura: Ain, Doubs, Jura, Haute-Saône,

- Savoie: Savoie, Haute-Savoie, Isère (de gemeente Chapareillan),

- Val de Loire: Cher, Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret, Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede, in het departement Nièvre, de met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissement Cosne-sur-Loire;

c) in Oostenrijk: het Oostenrijkse wijnbouwareaal;

d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Morava en de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 1, onder d), zijn vermeld;

e) in Slowakije de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Malokarpatská vinohradnícka oblast’, Južnoslovenská vinohradnícka oblast’, Nitrianska vinohradnícka oblast’, Stredoslovenská vinohradnícka oblast’, Východoslovenská vinohradnícka oblast’ en de niet in punt 3, onder f), vermelde wijnbouwgebieden;

f) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's:

- de regio Podravje: Štajerska Slovenija, Prekmurje,

- de regio Posavje: Bizeljsko Sremič, Dolenjska en Bela krajina, en de niet in punt 4, onder d), vermelde met wijnstokken beplante oppervlakten;

g) in Roemenië: het gebied Podișul Transilvaniei.

3) Wijnbouwzone C I omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de volgende departementen: Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d’Or, Dordogne, Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre (met uitzondering van het arrondissement Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme, Pyrénées-Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn, Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne,

- in de arrondissementen Valence en Die van het departement Drôme (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne en Montélimar),

- in het arrondissement Tournon, in de kantons Antraigues, Burzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas, Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône van het departement Ardèche;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d’Aosta en de provincies Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno;

c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies A Coruña, Asturias, Cantabria, Guipúzcoa en Vizcaya;

d) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de regio Norte dat overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van “Vinho Verde”, alsmede de “concelhos” Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van de “freguesias” Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de “Região viticola da Extremadura”;

e) in Hongarije: alle met wijnstokken beplante oppervlakten;

f) in Slowakije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Tokajská vinohradnícka oblast’;

g) in Roemenië, de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 2, onder g) of punt 4, onder f), zijn vermeld.

4) Wijnbouwzone C II omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de volgende departementen: Aude, Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse,

- in het gedeelte van het departement Var dat ten zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,

- in het arrondissement Nyons en het kanton Loriol-sur-Drôme in het departement Drôme,

- in de niet in punt 3, onder a), vermelde administratieve eenheden van het departement Ardèche;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Abruzzi, Campania, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincie Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Toscana, Umbria, Veneto (met uitzondering van de provincie Belluno), met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Elba en de overige eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en de eilanden Capri en Ischia;

c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende provincies:

- Lugo, Orense, Pontevedra,

- Ávila (met uitzondering van de gemeenten die overeenstemmen met de “comarca” Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca, Segovia, Soria, Valladolid, Zamora,

- La Rioja,

- Álava,

- Navarra,

- Huesca,

- Barcelona, Girona, Lleida,

- het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden van de rivier de Ebro,

- de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in de oorsprongsbenaming Penedés,

- het gedeelte van de provincie Tarragona dat overeenstemt met de “comarca” Conca de Barberá;

d) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Brda of Goriška Brda, Vipavska dolina of Vipava, Kras en Slovenska Istra;

e) in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dunavska Ravnina (Дунавска равнина), Chernomorski Rayon (Черноморски район), Rozova Dolina (Розова долина);

f) in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dealurile Buzăului, Dealu Mare, Severinului en Plaiurile Drâncei, Colinele Dobrogei, Terasele Dunării, het zuidelijke wijngebied met zandgronden en andere gunstige gebieden.

5) Wijnbouwzone C III a) omvat:

a) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende nomoi: Florina, Imathia, Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia, Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland Thira (Santorini);

b) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die hoger zijn gelegen dan 600 m;

c) in Bulgarije, de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 4, onder e), zijn vermeld.

6) Wijnbouwzone C III b) omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de departementen van Corsica,

- in het gedeelte van het departement Var dat gelegen is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de (erin begrepen) gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,

- de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het departement Pyrénées-Orientales;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Calabrië, Basilicata, Apulië, Sardinië en Sicilië, met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische eilanden;

c) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 5, onder a), zijn opgenomen;

d) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder c), of punt 4, onder c), zijn vermeld;

e) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 3, onder d), vallen;

f) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet hoger zijn gelegen dan 600 m;

g) in Malta: de met wijnstokken beplante oppervlakten.

De grenzen van de in dit aanhangsel vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende nationale bepalingen.”

Bijlage XII terInternationale organisaties als bedoeld in artikel 112 ter, lid 3

- Codex Alimentarius

- Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties

Bijlage XII quater

Deel I

VERRIJKING, AANZURING EN ONTZURING IN BEPAALDE WIJNBOUWZONES

A. Maxima voor verrijking

1. Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis vermelde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die is verkregen uit wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 112 decies in een indeling mogen worden opgenomen.

2. De verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte geschiedt volgens de in sectie B genoemde oenologische procedés en mag de volgende maxima niet overschrijden:

a) 3 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

b) 2 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

c) 1,5 % vol in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.

3. In de jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de lidstaten verzoeken om de in punt 2 genoemde maxima met 0,5 % te mogen verhogen. In antwoord op een dergelijk verzoek stelt de Commissie, op grond van de in artikel 112 sexdecies, onder d), bedoelde bevoegdheden, zo spoedig mogelijk een uitvoeringshandeling vast. De Commissie tracht binnen vier weken nadat het verzoek is ingediend, hierover een besluit te nemen.

B. Verrijkingsprocedés

1. De in sectie A bedoelde verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag slechts als volgt geschieden:

a) voor druiven, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;

b) voor druivenmost: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip van omgekeerde osmose;

c) voor wijn, door gedeeltelijke concentratie door afkoeling.

2. Gebruikmaking van een van de in punt 1 bedoelde behandelingen sluit gebruikmaking van de overige uit wanneer wijn of druivenmost verrijkt wordt met geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, en steun wordt verleend uit hoofde van artikel 103 sexvicies.

3. Toevoeging van sucrose als bedoeld in punt 1, onder a) en b), mag alleen in de vorm van droge suiker, en alleen in de volgende gebieden:

a) wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

b) wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

c) wijnbouwzone C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

met uitzondering van de wijngaarden in Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Cyprus en in de Franse departementen welke vallen onder de Cours d'appel (Hoven van beroep) te:

- Aix-en-Provence,

- Nîmes,

- Montpellier,

- Toulouse,

- Agen,

- Pau,

- Bordeaux,

- Bastia.

Voor verrijking door droge suiker mag evenwel bij wijze van uitzondering door de nationale autoriteiten vergunning worden verleend in de in punt c) genoemde Franse departementen. Frankrijk stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van dergelijke vergunningen.

4. Toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot een toename van het oorspronkelijke volume gekneusde druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan 11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 % in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.

5. Concentratie van druivenmost of wijn die één van de in punt 1 bedoelde behandelingen hebben ondergaan:

a) mag niet tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke volume van deze producten met meer dan 20 % afneemt;

b) mag, in afwijking van sectie A, punt 2, onder c), het natuurlijke alcoholvolumegehalte van deze producten niet met meer dan 2 % vol verhogen.

6. De in de punten 1 en 5 bedoelde behandelingen mogen niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn of wijn wordt verhoogd:

a) tot meer dan 11,5 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,

b) tot meer dan 12 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,

c) tot meer dan 12,5 % vol in wijnbouwzone C I als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,

d) tot meer dan 13 % vol in wijnbouwzone C II als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, en

e) tot meer dan 13,5 % vol in wijnbouwzone C III als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.

7. In afwijking van punt 6 kunnen de lidstaten

a) voor rode wijn de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot 12 % vol in wijnbouwzone A en 12,5 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

b) voor de productie van wijn met een oorsprongsbenaming het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot een door de lidstaten vast te stellen waarde.

C. Aanzuring en ontzuring

1. Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen:

a) in de wijnbouwzones A, B en C I als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden ontzuurd;

b) in de wijnbouwzones C I, C II en C III a) als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden aangezuurd en ontzuurd, onverminderd punt 7 van deze sectie, of

c) in wijnbouwzone C III b) als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden aangezuurd.

2. De in punt 1 genoemde producten, behalve wijn, mogen slechts worden aangezuurd tot een maximum van 1,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 20 milli-equivalent per liter.

3. Wijn mag slechts worden aangezuurd tot een maximum van 2,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3 milli-equivalent per liter.

4. Wijn mag slechts worden ontzuurd tot een maximum van 1 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 13,3 milli-equivalent per liter.

5. Voor concentratie bestemde druivenmost mag gedeeltelijk worden ontzuurd.

6. Onverminderd punt 1 mogen de lidstaten in jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan, toestemming verlenen tot aanzuring van de in punt 1 genoemde producten in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, onder de in de punten 2 en 3 genoemde voorwaarden.

7. Aanzuring en verrijking van eenzelfde product sluiten elkaar uit, behoudens afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, en aanzuring en ontzuring van eenzelfde product sluiten elkaar eveneens uit.

D. Behandelingen

1. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, wordt slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte druiven zijn geoogst, onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, wordt uitgevoerd bij de verwerking van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn, tot wijn of tot een andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde drank als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l), met uitzondering van mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.

2. Concentratie van wijn moet plaatsvinden in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst.

3. Aanzuring en ontzuring van wijn mogen alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst.

4. Elk van de in de punten 1, 2 en 3 bedoelde behandelingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of sucrose, welke natuurlijke of rechtspersonen, of groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en handelaars die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen nader aanduidt, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd en op dezelfde plaats als druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn in voorraad hebben. De melding van deze hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een voorraadregister.

5. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater bedoelde begeleidende document waarmee de aldus behandelde producten in het verkeer worden gebracht.

6. Deze behandelingen mogen, behoudens afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, niet plaatsvinden:

a) na 1 januari in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;

b) na 16 maart in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, en mogen slechts plaatsvinden voor producten die afkomstig zijn van de laatste aan deze data voorafgaande druivenoogst.

7. In afwijking van punt 6 zijn concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn, het hele jaar door toegestaan.

Deel II

BEPERKINGEN

A. Algemeen

1. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van water uitgesloten, behalve in gevallen waarin het een specifieke technische noodzaak is.

2. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van alcohol uitgesloten, behalve bij procedés voor het verkrijgen van verse druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en parelwijn.

3. Distillatiewijn mag alleen voor distillatie worden gebruikt.

B. Verse druiven, druivenmost en druivensap

1. Verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, mag slechts worden gebruikt voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten. Dit geldt onverminderd stringentere bepalingen die de lidstaten kunnen toepassen voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten op hun grondgebied.

2. Druivensap en geconcentreerd druivensap mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het is verboden deze producten op het grondgebied van de Unie tot alcoholische vergisting te brengen.

3. De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Polen, van onder GN-code 2206 00 vallende producten, waarvoor de lidstaten het gebruik van een samengestelde benaming waarin de verkoopbenaming “wijn” voorkomt, mogen toestaan.

4. Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de vervaardiging van likeurwijnen in die wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1 januari 1985 van oudsher bestond, en voor de vervaardiging van wijn van overrijpe druiven.

5. Behoudens een andersluidend besluit dat overeenkomstig artikel 43, lid 2, VWEU ingevolge de internationale verplichtingen van de Unie kan worden genomen, mogen verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, druivensap, geconcentreerd druivensap en wijn, of mengsels van de genoemde producten, van oorsprong uit derde landen, op het grondgebied van de Unie niet worden verwerkt tot producten als bedoeld in deze bijlage, noch worden toegevoegd aan dergelijke producten.

C. Vermenging van wijn

Behoudens een andersluidend besluit dat overeenkomstig artikel 43, lid 2, VWEU ingevolge de internationale verplichtingen van de Unie kan worden genomen, is het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met wijn uit de Unie en het versnijden van wijnen van oorsprong uit derde landen in de Unie verboden.

D. Bijproducten

1. Intense persing van druiven is verboden. De lidstaten stellen, rekening houdend met plaatselijke en technische omstandigheden, de minimumhoeveelheid alcohol in de draf en de wijnmoer na persing van de druiven vast.

De hoeveelheid alcohol in die bijproducten wordt door de lidstaten vastgesteld op ten minste 5 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.

2. Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie en piquette mogen wijn of andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde dranken niet uit wijnmoer of druivendraf worden bereid. Het begieten van druivenmoer, druivendraf of geperste aszú-pulp met wijn is toegestaan onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, wanneer die praktijk traditioneel wordt aangewend voor de bereiding van “Tokaji fordítás” en “Tokaji máslás” in Hongarije en “Tokajský forditáš” en “Tokajský mášláš” in Slowakije.

3. Het persen van wijnmoer en het opnieuw vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie of de vervaardiging van piquette zijn verboden. Filtrering en centrifugering van wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer de verkregen producten van gezonde handelskwaliteit zijn.

4. Piquette, voor zover de vervaardiging ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag uitsluitend voor distillatie of voor consumptie door wijnproducenten en hun gezin worden gebruikt.

5. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten bijproducten verplicht te laten wegwerken door middel van distillatie, moeten alle natuurlijke of rechtspersonen of groepen personen die bijproducten in voorraad hebben, deze wegwerken onder de voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt.

* PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

** PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

*** PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

**** PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

***** PB L 40 van 11.2.1989, blz. 34.

****** PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

"[pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] Addendum bij de ontwerp-notulen; 2720e zitting van de Raad van de Europese Unie (Landbouw en Visserij), 20 maart 2006 (7702/06 ADD1).

[2] COM(2008) 641 van 15.10.2008.

[3] COM(2009) 234 van 28.5.2009.

[4] Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12) waarbij Verordening (EEG) nr. 2081/92 is ingetrokken en vervangen. Ook in de wijnsector en voor gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen zijn regelingen voor geografische aanduidingen ingesteld.

[5] Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1-11).

[6] COM(2010) 672 definitief, 18.11.2010.

[7] COM(2010) 2020 van 3.3.2010.

[8] Van 15 oktober tot en met 31 december 2008.

[9] http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/09/st10/st10722.en09.pdf

[10] http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&reference=P7-TA-2010-0088&language=EN&ring=A7-2010-0029

[11] http://eescopinions.eesc.europa.eu/EESCopinionDocument.aspx?identifier=ces\nat\nat448\ces105-2010_ac.doc&language=EN

[12] http://coropinions.cor.europa.eu/CORopinionDocument.aspx?identifier=cdr\deve-iv\dossiers\deve-iv-048\cdr315-2009_fin_ac.doc&language=EN

[13] Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming en de internationale registratie van benamingen van oorsprong (1958).

[14] elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm of samenstelling, van producenten of verwerkers die met hetzelfde landbouwproduct of hetzelfde levensmiddel werken.

[15] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 45.

[16] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

[17] PB C …van …, blz. …

[18] PB C …van …, blz. …

[19] COM(2009) 234 van 28.5.2009.

[20] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 45.

[21] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.