Voorstel voor een RICHTLIJN …/…/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de depositogarantiestelsels [herschikking] /* COM/2010/0368 def. - COD 2010/0207 */
[pic] | EUROPESE COMMISSIE | Brussel, 12.7.2010 COM(2010)368 definitief 2010/0207 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN …/…/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de depositogarantiestelsels [herschikking] COM(2010) 369SEC(2010)835 SEC(2010)834 TOELICHTING ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Geen enkele bank, of zij nu solide of noodlijdend is, houdt voldoende liquide middelen aan om al haar deposito's of een aanzienlijk deel daarvan onmiddellijk terug te betalen. Daarom zijn banken onderhevig aan het risico op bankruns als deposanten denken dat hun deposito's niet veilig zijn en deze allemaal gelijktijdig proberen op te nemen. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de hele economie. Als een bank, ondanks het hoge niveau van prudentieel toezicht, moet worden gesloten, voorziet het desbetreffende depositogarantiestelsel (DGS) in terugbetaling aan de deposanten tot een bepaald plafond (de "dekking"), waarmee aan de behoeften van deposanten wordt voldaan. Dankzij DGS hoeven deposanten ook niet deel te nemen aan langdurige insolventieprocedures, die gewoonlijk resulteren in insolventiedividenden die slechts een fractie van de oorspronkelijke vordering vertegenwoordigen. Na de mededeling van de Commissie in 2006 betreffende de herziening van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels[1], hebben de gebeurtenissen in 2007 en 2008 laten zien dat het bestaande versnipperde DGS-systeem de in Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels bepaalde doelstellingen niet heeft bereikt wat betreft het handhaven van het vertrouwen van deposanten en van de financiële stabiliteit in een economische crisissituatie. Het huidige veertigtal DGS in de EU, die verschillende groepen deposanten en deposito's tot verschillende dekkingsniveaus dekken, leggen banken verschillende financiële verplichtingen op en beperken daardoor de voordelen van de interne markt voor banken en deposanten. Bovendien is gebleken dat sommige stelsels in financiële crisissituaties ondergefinancierd zijn. Op 7 oktober 2008 kwam de Raad van de Europese Unie overeen dat het vertrouwen in de financiële sector moest worden hersteld en moedigde hij de Commissie aan om met een geschikt voorstel te komen ter bevordering van de convergentie van DGS. Dit resulteerde in het vaststellen van Richtlijn 2009/14/EG[2]. Aangezien het vanwege de behoefte aan snelle onderhandelingen onmogelijk was alle hangende kwesties aan te pakken, was deze richtlijn echter slechts een noodmaatregel om het vertrouwen van deposanten te handhaven, in het bijzonder door de dekking tegen eind 2010 op te trekken van 20 000 euro tot 100 000 euro. Richtlijn 2009/14/EG bevatte daarom een bepaling die voorzag in een brede herziening van alle aspecten van DGS. De behoefte aan het versterken van DGS door het indienen van geschikte wetgevingsvoorstellen werd herhaald in de mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 "Op weg naar Europees herstel"[3]. De hoofdelementen van dit voorstel zijn: - vereenvoudiging en harmonisatie, in het bijzonder wat betreft de omvang van de dekking en de uitbetalingsregelingen; - een verdere vermindering van de tijdslimiet voor uitbetaling aan deposanten en een betere toegang voor DGS tot informatie over hun leden (namelijk banken); - degelijke en geloofwaardige DGS die toereikend gefinancierd zijn; - wederzijds lenen tussen DGS, d.w.z. een leenfaciliteit in bepaalde omstandigheden. De elementen van de herziening die naar het oordeel van de Commissie niet (of nog niet) in wetgeving moeten worden opgenomen, worden in het begeleidende verslag bij dit voorstel uiteengezet. Deze herziening en het voorstel maken deel uit van een pakket inzake compensatiestelsels in de financiële sector dat ook bestaat uit een herziening van de beleggerscompensatiestelsels (Richtlijn 97/9/EG) en een witboek betreffende verzekeringsgarantieregelingen. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EXTERNE EXPERTISE Van 29 mei tot 27 juli 2009 vond een openbare raadpleging plaats. In augustus 2009[4] werden alle 104 bijdragen en een samenvatting gepubliceerd en in het algemeen werd rekening gehouden met de standpunten van belanghebbenden. Door de respondenten (voornamelijk banken en verenigingen daarvan, consumenten en verenigingen daarvan, lidstaten en DGS) werden vier kwesties aan de orde gesteld, die dan ook bijzondere aandacht verdienen. - Bijna alle respondenten zijn voor het vereenvoudigen en harmoniseren van de toelaatbaarheidscriteria voor het in aanmerking komen van deposanten. Hiermee is rekening gehouden. - Een duidelijke meerderheid van respondenten was tegen het verder verkorten van de uitbetalingstermijn; velen pleitten ervoor eerst de ervaring met de in Richtlijn 2009/14/EG bepaalde nieuwe termijn van 4 tot 6 weken te beoordelen alvorens een verdere verkorting te overwegen. De Commissie blijft erbij dat de huidige termijn te lang is om bankruns te voorkomen en om in de financiële behoeften van deposanten te voorzien. Een duidelijke meerderheid van respondenten steunde het voorstel om DGS er vroeg bij te betrekken wanneer het waarschijnlijk wordt dat het DGS zal worden aangesproken. Dit werd van essentieel belang geacht voor een kortere uitbetalingstermijn en wordt in het voorstel weerspiegeld. - een grote meerderheid van respondenten was voor financiering vooraf van de stelsels en voor risico-afhankelijke bijdragen aan DGS. Hiermee is rekening gehouden. - De meningen waren verdeeld over de vraag of onderlinge-garantiestelsels al dan onder de richtlijn moesten vallen. Dit zijn stelsels die de kredietinstelling zelf beschermen en die in het bijzonder zorgen voor de liquiditeit en de solventie ervan. Dergelijke stelsels garanderen een andere bescherming voor deposanten dan de bescherming die door een depositogarantiestelsel wordt geboden. Als een bank niet failliet gaat dankzij de ondersteuning van een onderling stelsel en haar diensten op continue wijze worden verstrekt, is terugbetaling aan de deposanten niet nodig. Daartegenover staat dat een depositogarantiestelsel alleen wordt aangesproken als een bank failliet gaat. Het huidige voorstel laat de stabiliserende functie van onderlinge stelsels echter onverlet, maar verbetert de positie van deposanten, die nu een vordering tegen hen zullen kunnen instellen als zij het faillissement van een lid niet kunnen voorkomen. Bij het uitwerken van dit voorstel is een beroep gedaan op externe deskundigen. In maart 2009 heeft een informele rondetafel met experts plaatsgevonden[5]. Op de drie bijeenkomsten van de werkgroep Depositogarantieregelingen (DGSWG) in juni en november 2009 en in februari 2010 is expertise vanuit de lidstaten verleend. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie (JRC) heeft rapporten ingediend over de dekking (2005), de mogelijke harmonisatie van financieringsmechanismen (2006 en 2007), de efficiëntie van depositogarantieregelingen (2008) en mogelijke modellen voor het introduceren van risico-afhankelijke bijdragen in de EU (2008 en 2009)[6]. Deze werkzaamheden werden ondersteund door het Europees forum van kredietverzekeraars (EFDI), dat in 2008 ook verschillende rapporten over specifieke kwesties heeft voltooid[7]. Bij het opstellen van het onderhavige voorstel is met deze werkzaamheden rekening gehouden. De ECB was ook nauw betrokken bij de uitwerking van dit voorstel. EFFECTBEOORDELING Een richtlijn tot wijziging van de bestaande richtlijn is het meest geschikte instrument. De Commissie is zich bewust van de cumulatieve effecten van de huidige en toekomstige wetgevingsmaatregelen betreffende de banksector. Opties die de voorkeur genieten Al met al zijn meer dan zeventig verschillende beleidsopties beoordeeld. De voornaamste opties die de voorkeur kregen waren: - het vereenvoudigen en harmoniseren van de dekkingsomvang; - het verkorten van de uitbetalingstermijn tot zeven dagen; - het stopzetten van de praktijk van het verrekenen van verplichtingen van deposanten met hun vorderingen; - het invoeren van een mede door een deposant te ondertekenen informatietemplate en een verplichte verwijzing naar DGS in rekeningafschriften en reclame; - het harmoniseren van de aanpak voor de financiering van DGS. - het bepalen van een streefwaarde voor DGS-middelen; - het vastleggen van de verhoudingen tussen vooraf en achteraf betaalde bankbijdragen aan DGS; - het invoeren van risico-afhankelijke elementen voor bankbijdragen aan DGS; - het beperken van het gebruik van DGS-middelen voor bredere bankresolutiedoeleinden dat alle schuldeisers van een bank ten goede komt; - het DGS van de lidstaat van ontvangst als enig contactpunt laten optreden voor deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat. Maatschappelijke effecten Het voorstel zal ervoor zorgen dat deposanten in geval van een bankfaillissement binnen zeven kalenderdagen een terugbetaling van maximaal 100 000 euro ontvangen. Hierdoor zal het zo goed als onnodig worden een beroep te doen op socialezekerheidsstelsels. Het effectbeoordelingsverslag kan worden geraadpleegd op de volgende site: http://ec.europa.eu/internal_market/bank/guarantee/index_en.htm. Bij dit voorstel is een samenvatting gevoegd. Administratieve lasten Het voorstel zal geen aanzienlijke administratieve last met zich meebrengen en vereenvoudigt de toelaatbaarheidscriteria voor deposanten. Het effectbeoordelingsverslag bevat aanvullende informatie. TOEZICHT EN EVALUATIE Aangezien bankfaillissementen onvoorspelbaar zijn en indien mogelijk worden voorkomen, is het niet mogelijk de werking van DGS regelmatig te monitoren op basis van de manier waarop reële bankfaillissementen worden aangepakt. Er zouden echter regelmatige stresstests van DGS moeten worden afgenomen om uit te maken of zij, ten minste in een oefenscenario, in staat zijn aan de wetgevingsvereisten te voldoen. Deze moeten worden uitgevoerd in het kader van een collegiale toetsing, verricht door het Europees forum van depositoverzekeraars (EFDI)[8] en de toekomstige Europese Bankautoriteit (EBA). JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Een richtlijn tot wijziging van de bestaande richtlijn is het meest geschikte instrument. Aangezien Richtlijn 2009/14/EG tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG niet volledig ten uitvoer is gelegd, moeten beide richtlijnen door middel van een herschikking worden geconsolideerd en gewijzigd. Richtlijn 94/19/EG vormt met betrekking tot de sector kredietinstellingen, ten aanzien van zowel de vrijheid van vestiging als het vrij verrichten van diensten, een essentieel instrument voor de totstandbrenging van de interne markt. Bijgevolg is de rechtsgrondslag artikel 57, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat voorafging aan artikel 53, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU). Samen met artikel 54, lid 1, voorziet artikel 53 VWEU in het uitbrengen van richtlijnen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van ondernemingen als kredietinstellingen Dit voorstel is dan ook gebaseerd op artikel 53, lid 1, VWEU. Alle elementen van dit voorstel dienen en ondersteunen dit doel. Overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel van artikel 5 VWEU kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen deze derhalve beter door de EU worden verwezenlijkt. De voorgestelde bepalingen gaan niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te bereiken. Alleen een EU-optreden kan ervoor zorgen dat kredietinstellingen die in meer dan een lidstaat actief zijn, aan dezelfde vereisten voor DGS worden onderworpen en zo een gelijk speelveld garanderen, onnodige nalevingskosten voor grensoverschrijdende activiteiten voorkomen en de verdere integratie van de interne markt in de hand werken. Een EU-optreden zorgt tevens voor een hoge mate van financiële stabiliteit binnen de EU. In het bijzonder kan de harmonisatie van de dekking en de uitbetalingstermijnen niet voldoende door de lidstaten worden bereikt, omdat dit inhoudt dat vele verschillende, in de nationale rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaande voorschriften op elkaar moeten worden afgestemd, hetgeen dan ook beter op EU-niveau tot stand kan worden gebracht. Dit is erkend in de bestaande DGS-richtlijnen[9]. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL, PER HOOFDSTUK OF PER ARTIKEL De herschikking heeft de richtlijn een betere en bredere structuur gegeven. Veel achterhaalde verwijzingen zijn gewijzigd. De leesbaarheid van de richtlijn is verbeterd dankzij titels bij de artikelen. De begrijpelijkheid is bevorderd dankzij artikelen over het toepassingsgebied van de richtlijn en een aantal nieuwe definities. In de richtlijn worden de kenmerken van DGS beschreven en worden daarna de dekkingsniveaus bepaald. Artikelen betreffende uitbetaling worden gevolgd door regels inzake financiering en aan deposanten te verstrekken informatie. Toepassingsgebied, definities en toezicht (de artikelen 1 tot en met 3) De richtlijn heeft nu betrekking op alle kredietinstellingen en alle stelsels zonder uitzondering. Alle banken moeten zich bij een DGS aansluiten; zij kunnen niet worden vrijgesteld. Dit garandeert dat deposanten altijd een vordering tegen een stelsel kunnen instellen en dat alle stelsels degelijk moeten worden gefinancierd. Onderlinge-garantiestelsels beschermen deposanten door de kredietinstelling zelf te beschermen (zie hoofdstuk 2). Aangezien alle banken zich nu bij een DGS moeten aansluiten, zijn er twee mogelijkheden: ofwel kunnen onderlinge-garantiestelsels als DGS worden erkend, in welk geval zij omwille van de coherentie van het EU-recht aan de in Richtlijn 2006/48/EG bepaalde vereisten moeten voldoen. Ofwel kunnen onderlinge stelsels en DGS afzonderlijk worden opgezet. In dit geval kan bij het vaststellen van de bijdragen aan het DGS rekening worden gehouden met een dubbel lidmaatschap van beide stelsels en de aanvullende waarborgende rol van onderlinge stelsels. Nu zijn deposito's duidelijker gedefinieerd. Alleen volledig terugbetaalbare instrumenten kunnen als deposito's worden aangemerkt, hetgeen niet geldt voor gestructureerde producten, certificaten of obligaties. Hiermee wordt voorkomen dat DGS onvoorspelbare risico's nemen met beleggingsproducten. Alle DGS moeten nu aan voortdurend toezicht worden onderworpen en moeten regelmatig stresstests van hun systemen uitvoeren. DGS hebben nu het recht vroeg informatie van banken te krijgen, zodat een snelle uitbetaling mogelijk wordt. Lidstaten is nu expliciet toegestaan hun DGS te fuseren. Kredietinstellingen moet nu een opzeggingstermijn van een maand en niet van twaalf maanden worden gegeven voordat zij van een DGS kunnen worden uitgesloten. Toelaatbaarheidscriteria en het bepalen van het terug te betalen bedrag (de artikelen 4 tot en met 6) De toelaatbaarheid van deposanten is vereenvoudigd en geharmoniseerd. De meeste discretionaire uitsluitingen zijn verplicht geworden, in het bijzonder de uitsluiting van alle soorten overheden en financiële instellingen. Daartegenover staat dat deposito's in andere dan EU-valuta, alsook de deposito's van alle niet-financiële ondernemingen onder de wetgeving vallen. De dekking van 100 000 euro (ten uitvoer te leggen tegen eind 2010 overeenkomstig Richtlijn 2009/14/EG) is niet gewijzigd. Lidstaten kunnen echter beslissen deposito's te dekken die voortvloeien uit vastgoedtransacties en deposito's die verband houden met bijzondere gebeurtenissen in het leven boven de limiet van 100 000 euro, op voorwaarde dat de dekking beperkt is tot 12 maanden.Nu is bepaald dat de op het ogenblik van het faillissement verschuldigde maar niet gecrediteerde rente moet worden terugbetaald, op voorwaarde dat de dekking niet is overschreden. Deposanten moeten nu de uitbetaling ontvangen in de valuta waarin de rekening was beheerd. Na het faillissement van een instelling is het niet langer toegestaan vorderingen met de verplichtingen van de deposant te verrekenen. Uitbetaling (de artikelen 7 en 8) De DGS moeten er nu voor zorgen dat deposanten binnen een week hun terugbetaling krijgen. Deposanten hoeven geen aanvraag in te dienen. Alle informatie die hun wordt verstrekt, moet zijn opgesteld in de officiële taal (talen) van de lidstaat waar het deposito zich bevindt. De richtlijn schrijft nu voor dat de niet-erkende of onbetaalde vorderingen van deposanten tegen DGS alleen kunnen verjaren voor zover de vorderingen van het DGS in de liquidatie- of reorganisatieprocedure verjaren. Om een dergelijke korte uitbetalingstermijn te kunnen nakomen, zijn de bevoegde autoriteiten verplicht DGS automatisch op de hoogte te brengen als een bankfaillissement waarschijnlijk wordt. Bovendien moeten DGS en banken onbelemmerd door vertrouwelijkheidsvoorschriften informatie over deposanten uitwisselen, zowel binnen hetzelfde land als grensoverschrijdend. Kredietinstellingen moeten ook op elk ogenblik in staat zijn informatie over de totale deposito's van een deposant ("single customer view") te verstrekken. Financiering van DGS en lenen tussen DGS (de artikelen 9 en 10) De richtlijn zorgt er nu voor dat de beschikbare middelen van DGS in verhouding staan tot hun mogelijke verplichtingen. Deze financiële middelen worden gevrijwaard van mogelijke verliezen door beperkingen op beleggingen die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor instellingen voor elektronisch geld uit hoofde van artikel 7 van Richtlijn 2009/110/EC[10] en voor icbe's uit hoofde van artikel 52 van Richtlijn 2009/64/EG[11], rekening houdend met de behoefte aan lager risico en hogere liquiditeit. De financiering van DGS zal op de volgende opeenvolgende stappen zijn gebaseerd: Allereerst moeten DGS na een overgangsperiode van tien jaar 1,5% van de in aanmerking komende deposito's ter beschikking hebben (dit wordt de "streefwaarde" genoemd), zodat zij toereikend gefinancierd zijn. Als bij een bankfaillissement deze financiële middelen ontoereikend blijken, moeten de onderstaande tweede en derde stap worden ondernomen. In tweede instantie moeten de banken zo nodig buitengewone (achteraf betaalde) bijdragen van maximaal 0,5% van de in aanmerking komende deposito's betalen. (Als deze betaling de bank in gevaar brengt, kan zij door de bevoegde autoriteiten op individuele basis worden vrijgesteld). Bijgevolg zullen de vooraf verstrekte middelen 75% van de financiering vertegenwoordigen en de achteraf betaalde bijdragen 25%. In derde instantie kan een DGS die in moeilijkheden verkeert, dankzij een wederzijdse leenfaciliteit lenen van alle andere DGS in de EU, die samen, indien nodig, het DGS op korte termijn maximaal 0,5% mogen lenen van zijn in aanmerking komende deposito's die problemen opleveren, naar rata van het bedrag aan in aanmerking komende deposito's in elk land. De lening moet binnen vijf jaar worden terugbetaald en er moeten nieuwe bijdragen aan het DGS worden geheven om de lening af te lossen. Om de terugbetaling veilig te stellen, hebben de lenende DGS het recht de vorderingen van deposanten tegen de failliete kredietinstelling over te nemen. Deze vorderingen zullen op de eerste plaats staan in de liquidatieprocedure van de kredietsinstelling waarvan het faillissement de middelen van het lenende DGS heeft opgebruikt. Als een vierde en laatste verdedigingslijn tegen het aanspreken van belastinggeld, moeten DGS over alternatieve financieringsregelingen beschikken, die, ter herinnering, moeten voldoen aan het in artikel 123 VWEU vastgelegde verbod op monetaire financiering. Pas na 10 jaar zal dit vierstapsmechanisme operationeel worden. Om de streefwaarde aan te passen aan de mogelijke verplichtingen van stelsels, zal dit worden opnieuw gecalibreerd op basis van de gedekte deposito's (d.w.z. rekening houdend met het dekkingsniveau), maar zonder het beschermingsniveau te verlagen. DGS-middelen moeten in hoofdzaak worden gebruikt voor het uitbetalen van deposanten. Dit staat echter niet in de weg dat zij conform de regels inzake overheidssteun voor de resolutie van banken worden gebruikt. Om echter te voorkomen dat middelen worden opgebruikt ten behoeve van de onverzekerde schuldeisers van een bank, moet een dergelijk gebruik worden beperkt tot het bedrag dat nodig zou zijn geweest om de gedekte deposito's uit te betalen. Aangezien de resolutie van banken en uitbetaling verschillende doelen dienen, moeten DGS-middelen worden afgeschermd zodra de streefwaarde is bereikt, zodat de primaire functie van DGS, namelijk de uitbetaling van deposito's, niet in het gedrang komt. Dit laat het toekomstige beleid van de Commissie betreffende resolutiefondsen voor banken onverlet. Risico-afhankelijke bijdragen aan DGS (artikel 11 en de bijlagen I en II) Bijdragen van kredietinstellingen aan DGS moeten op een geharmoniseerde manier naar gelang van hun risicoprofiel worden berekend. In beginsel bestaan bijdragen uit zowel niet-risico- als risico-afhankelijke elementen. Deze laatste zullen worden berekend op basis van verschillende indicatoren die de risicoprofielen van elke kredietinstelling weerspiegelen. De voorgestelde indicatoren bestaan uit de voornaamste risicocategorieën die gewoonlijk worden gehanteerd om de financiële degelijkheid van kredietinstellingen te evalueren: kapitaaltoereikendheid, kwaliteit van de activa, winstgevendheid en liquiditeit. De gegevens die nodig zijn om deze indicatoren te berekenen, zijn beschikbaar dankzij de bestaande verslaggevingsverplichtingen. Om rekening te houden met de verschillen tussen banksectoren in de lidstaten, laat de richtlijn enige flexibiliteit door het vaststellen van een reeks kernindicatoren (verplicht voor alle lidstaten) en van een andere reeks aanvullende indicatoren (optioneel voor lidstaten). De kernindicatoren bestaan uit courante criteria zoals kapitaaltoereikendheid, kwaliteit van activa, winstgevendheid en liquiditeit. De kernindicatoren krijgen een gewicht van 75% en de aanvullende indicatoren een gewicht van 25%. Deze aanpak voor het berekenen van risico-afhankelijke bijdragen gaat terug op de rapporten van de Commissie (Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek) van 2008 en 2009, en weerspiegelt ook vormen van aanpak die momenteel in sommige lidstaten worden gevolgd[12]. In het algemeen schrijft de richtlijn voor dat het totale bedrag aan door het DGS te innen bijdragen eerst wordt bepaald overeenkomstig de streefwaarde voor DGS-middelen; daarna moet het bedrag onder de banken die lid zijn van het DGS naar gelang van hun risicoprofielen worden verdeeld. Bijgevolg biedt de richtlijn prikkels voor degelijk risicobeheer en ontraadt zij risicovol gedrag door een duidelijk onderscheid te maken tussen de bijdragen die door de minst risicovolle en de bijdragen die door de meest risicovolle banken worden betaald (respectievelijk van 75% tot 200% van het standaardbedrag). Wat het niet-risico-afhankelijke element betreft, is de grondslag voor de bijdragen het bedrag aan in aanmerking komende deposito's , zoals momenteel in de meeste lidstaten het geval is. Na verloop van tijd zullen echter de gedekte deposito's (dit zijn in aanmerking komende deposito's die de dekking niet overschrijden) in alle lidstaten de grondslag voor de bijdrage worden omdat zij het risico waaraan DGS zijn blootgesteld, beter weerspiegelen. De harmonisering van de berekening van risico-afhankelijke bijdragen moet in een latere fase worden voltooid. Grensoverschrijdende samenwerking (artikel 12) Om de uitbetaling in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken, treedt het DGS van de lidstaat van ontvangst op als enig contactpunt voor deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat. Dit houdt niet alleen dat dit DGS communiceert met de deposanten in dat land (optreden als een "postbus") maar ook dat het namens het DGS van de lidstaat van herkomst de uitbetaling verricht (optreden als "betalingsgemachtigde"). Deze functie zal worden bevorderd dankzij overeenkomsten tussen DGS. Stelsels moeten relevante informatie met elkaar uitwisselen. Dit zal dankzij wederzijdse akkoorden worden vergemakkelijkt. Banken die zichzelf op een dusdanige wijze reorganiseren dat zij daardoor niet langer lid zijn van een DGS en lid worden van een ander DGS, zullen hun laatste bijdrage terugbetaald krijgen zodat zij deze middelen kunnen gebruiken om hun eerste bijdrage aan het nieuwe DGS te betalen. Informatie voor de deposant (artikel 14 en bijlage III) Deposanten zijn nu beter geïnformeerd over de vraag of hun deposito's gedekt zijn en hoe een DGS werkt. Daartoe moeten deposanten, alvorens een deposito te verrichten, nu een informatieblad medeondertekenen dat gebaseerd is op de in bijlage III uiteengezette template, die alle relevante informatie bevat over de dekking van het deposito door het verantwoordelijke DGS. Bestaande deposanten moeten dienovereenkomstig op de rekeningafschriften worden geïnformeerd. Reclame op depositoproducten moet beperkt blijven tot een feitelijke verwijzing naar dekking door het DGS, om te voorkomen dat het DGS als een marketingargument wordt gebruikt. Het regelmatig bekendmaken van specifieke informatie door DGS (vooraf verstrekte middelen, capaciteit achteraf, resultaten van regelmatige stresstests) zorgt voor transparantie en geloofwaardigheid, hetgeen resulteert in grotere financiële stabiliteit tegen verwaarloosbare kosten (zie het effectbeoordelingsverslag voor meer informatie). Nieuwe toezichtstructuur Op 23 september 2009 keurde de Commissie voorstellen goed voor verordeningen tot oprichting van het Europese Systeem van Financiële Toezichthouders, waaronder de oprichting van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico's. De nieuwe Europese Bankautoriteit zou binnen de bevoegdheden die zij door de verordening heeft gekregen, informatie vergaren over het bedrag aan deposito's, collegiale toetsingen houden, bevestigen of een DGS van andere DGS kan lenen en meningsverschillen tussen DGS schikken. 2010/0207 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN …/…/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van […] inzake de depositogarantiestelsels [herschikking] (Voor de EER relevante tekst) ê 94/19/EG (aangepast) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid op artikel 57, lid 2, eerste en derde zin √ 53, lid 1 ∏ , Gezien het voorstel van de Europese Commissie[13], Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[14], Gezien het advies van de √ Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[15] ∏ het Economisch en Sociaal Comité[16], √Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen, ∏ Handelend volgens de √ gewone wetgevingsprocedure ∏ procedure van artikel 189 B van het Verdrag[17], Overwegende hetgeen volgt: ∫ nieuw 1. Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd*. Omwille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan. _____________________ * PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5. ê 94/19/EG, overweging 1 (nieuw) 2. Teneinde de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen te vergemakkelijken, is het noodzakelijk de verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten inzake de regeling voor depositogarantiestelsels waaraan deze instellingen zijn onderworpen, op te heffen. Overwegende dat, overeenkomstig de doelstellingen van het Verdrag, een harmonische ontwikkeling van de werkzaamheden van kredietinstellingen in de gehele Gemeenschap dient te worden bevorderd door alle beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten weg te nemen, en tegelijk de stabiliteit van het bankwezen en de bescherming van de spaarders te versterken; ê 94/19/EG, overweging 2 (nieuw) 3. De onderhavige richtlijn vormt met betrekking tot de sector kredietinstellingen, ten aanzien van zowel de vrijheid van vestiging als het vrij verrichten van diensten, het essentiële instrument voor de totstandbrenging van de interne markt en vergroot de stabiliteit van het bankwezen en de bescherming van de spaarders. Overwegende dat bij het afschaffen van beperkingen op de werkzaamheden van kredietinstellingen aandacht dient te worden geschonken aan de situatie die zich kan voordoen in geval van het niet-beschikbaar worden van de deposito's bij een kredietinstelling die bijkantoren in andere Lid-Staten heeft; dat het noodzakelijk is dat een geharmoniseerd minimumniveau voor de bescherming van deposito's wordt gewaarborgd, ongeacht waar deze deposito's zich in de Gemeenschap bevinden; dat deze depositobescherming voor de voltooiing van de eengemaakte bankmarkt van even wezenlijk belang is als de prudentiële voorschriften; ∫ nieuw 4. In Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft[18] is bepaald dat de Commissie, indien nodig, voorstellen tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG moet doen. Dit betreft de harmonisatie van de financieringsmechanismen van depositogarantiestelsels, mogelijke modellen voor de invoering van risicoafhankelijke bijdragen, de kosten en baten van de mogelijke invoering van een EU-depositogarantiestelsel, het effect van uiteenlopende wetgevingen met betrekking tot verrekening en tegenvorderingen op de doeltreffendheid van het systeem, en de harmonisatie van de reeks van gedekte producten en deposanten. ê 94/19/EG, overweging 8 (nieuw) 5. Richtlijn 94/14/EG berust op het beginsel van minimumharmonisatie. Bijgevolg zijn in de EU allerlei depositogarantiestelsels met sterk uiteenlopende kenmerken opgezet. Daardoor zijn voor kredietinstellingen marktverstoringen ontstaan en hebben deposanten niet optimaal kunnen profiteren van de interne markt. Overwegende dat de harmonisatie beperkt moet blijven tot de voornaamste elementen van de depositogarantiestelsels en moet waarborgen dat op zeer korte termijn een op basis van een geharmoniseerd minimumniveau berekende uitkering uit hoofde van de garantie plaatsvindt; ∫ nieuw 6. De richtlijn moet een gelijk speelveld tussen de kredietinstellingen mogelijk maken, deposanten in staat stellen de kenmerken van depositogarantiestelsels gemakkelijk te begrijpen, en ervoor zorgen dat deposanten snel een terugbetaling ontvangen van een solide en geloofwaardig depositogarantiestelsel, zulks in het belang van de financiële stabiliteit. Daarom moet de depositobescherming zoveel mogelijk worden geharmoniseerd en vereenvoudigd. ⎢ 94/19/EG, overweging 3 7. Overwegende dat bBij de sluiting van een insolvente kredietinstelling moeten de deposanten bij bijkantoren in een andere lidstaat dan die van het hoofdkantoor van de kredietinstelling door hetzelfde garantiestelsel worden beschermd als de overige deposanten van de kredietinstelling.; ⎢ 94/19/EG, overweging 15 (aangepast) 8. Overwegende dat aAlle kredietinstellingen moeten op grond van deze richtlijn in beginsel aan een depositogarantiestelsel moeten deelnemen.; dat de Lid-Staten krachtens de richtlijnen inzake de toelating van kredietinstellingen met hoofdkantoor in derde landen, inzonderheid Eerste Richtlijn 77/780/EEG van de Raad van 12 december 1977 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (1), kunnen bepalen of en op welke voorwaarden bijkantoren van dergelijke kredietinstellingen toelating krijgen om op hun grondgebied werkzaamheden uit te oefenen; dat zulke bijkantoren niet in aanmerking komen voor het vrij verrichten van diensten uit hoofde van artikel 59, tweede alinea, van het Verdrag, noch voor de vrijheid van vestiging in een andere Lid-Staat dan die waar zij gevestigd zijn; dat eEen lidstaat die zulke bijkantoren √ van een kredietinstelling met hoofdkantoor in een derde land ∏ toelaat, derhalve dient te besluiten hoe de beginselen van onderhavige richtlijn op deze bijkantoren zalullen worden toegepast op een wijze die strookt met artikel 9, lid 1, van Richtlijn 77/780/EEG en √ dient daarbij rekening te houden ∏ met de noodzaak de deposanten te beschermen en de integriteit van het financieel stelsel in stand te houden.; dat hHet is van essentieel belang is dat deposanten bij zulke bijkantoren volledig op de hoogte zijn van de garantieregelingen die te hunnen aanzien gelden.; ∫ nieuw 9. Hoewel alle kredietinstellingen in beginsel deel moeten nemen aan een depositogarantiestelsel, moet worden onderkend dat er stelsels zijn die de kredietinstelling zelf beschermen (institutionele protectiestelsels) en in het bijzonder haar liquide middelen en solvabiliteit waarborgen. Dergelijke stelsels garanderen deposanten een bescherming die verder reikt dan de door een depositogarantiestelsel geboden bescherming. Als deze stelsels losstaan van depositogarantiestelsels, moet er bij de vaststelling van de bijdragen van hun deelnemers aan depositogarantiestelsels rekening mee worden gehouden dat ze extra stelselbescherming bieden. De geharmoniseerde dekking mag niet gelden voor stelsels die de kredietinstelling zelf beschermen, tenzij deze voorzien in een terugbetaling aan deposanten. Deposanten moeten een vordering op alle stelsels kunnen instellen, en met name indien een onderlinge-garantiestelsel geen bescherming kan garanderen. Er mag derhalve geen stelsel van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten. 10. Institutionele protectiestelsels worden genoemd in artikel 80, lid 8, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)[19] en kunnen door de bevoegde autoriteiten worden erkend als depositogarantiestelsel indien ze aan alle criteria in dat artikel en de onderhavige richtlijn voldoen. 11. Tijdens de recente financiële crisis hebben ongecoördineerde verhogingen van de dekking in de gehele EU ertoe geleid dat deposanten hun geld overbrachten naar banken in landen met hogere depositogaranties. Daarmee werd in een crisissituatie liquiditeit onttrokken aan banken. In een stabiele situatie kunnen uiteenlopende dekkingsniveaus ertoe leiden dat deposanten de hoogste depositobescherming kiezen in plaats van het meest geschikte depositoproduct. Daardoor kunnen concurrentieverstoringen in de interne markt ontstaan. Het is derhalve noodzakelijk dat een geharmoniseerd niveau voor de bescherming van deposito's wordt gewaarborgd, ongeacht waar deze deposito's zich in de Unie bevinden. Voor bepaalde deposito's, die betrekking hebben op de persoonlijke situatie van deposanten, mag echter een hogere dekking gelden, zij het voor een beperkte tijd. ⎢ 2009/14/EG, overweging 4 ? nieuw 12. Voor alle deposanten moet dezelfde dekking gelden, ongeacht of de valuta van de lidstaat de euro is of niet ð en ongeacht of een bank deelneemt aan een stelsel dat de kredietinstelling zelf beschermt ï . Lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone het eurogebied moeten echter de mogelijkheid hebben de uit de omzetting resulterende bedragen af te ronden, zonder dat dit ten koste gaat van een gelijkwaardige bescherming van de deposanten. ⎢ 94/19/EG, overweging 16 (aangepast) 13. Overwegende dat, eEnerzijds, mag het bij deze richtlijn vastgestelde minimumgarantieniveau geen te groot aandeel van de deposito's onbeschermd mag laten, zowel omwille van de bescherming van de consument als van de stabiliteit van het financieel stelsel,; dat het, anderzijds, niet dienstig is in de gehele Gemeenschap een beschermingsniveau op te leggen dat in sommige gevallen een ongezond beheer bij kredietinstellingen in de hand zou kunnen werken; dat rekening dient rekening te worden gehouden met de kosten van financiering van de stelsels;. Derhalve dat het lijkt het redelijk lijkt het geharmoniseerde minimale garantieniveau op 20 000 ecu √ 100 000 euro ∏ vast te stellen. ; dat beperkte overgangsregelingen nodig kunnen blijken om de stelsels in staat te stellen aan dit voorschrift uitvoering te geven; ⎢ 94/19/EG, overweging 20 (aangepast) 14. Overwegende dat hHet beginsel van een geharmoniseerde minimumlimiet per deposant en niet per deposito is aangehouden;. dat iIn dit perspectief moet rekening moet worden gehouden met de deposito's van deposanten die hetzij niet als rekeninghouder worden vermeld hetzij niet de enige rekeninghouder zijn; dat de limiet moet derhalve op iedere identificeerbare deposant van toepassing moet zijn;. dat zulks Zulks dient evenwel niet dient te gelden voor instellingen voor collectieve belegging, waarvoor bijzondere regels inzake bescherming gelden die voor de genoemde deposito's niet bestaan;. ∫ nieuw 15. De lidstaten mogen niet worden belet om stelsels op te zetten die pensioenen in het algemeen veiligstellen, welke stelsels los moeten staan van depositogarantiestelsels. De lidstaten mogen niet worden belet om bepaalde deposito's te beschermen die een sociaal doel dienen of die verband houden met onroerendgoedtransacties voor particuliere, niet-zakelijke doeleinden. In alle gevallen moet aan de staatssteunregels zijn voldaan. ⎢ 94/19/EG, overweging 23 (nieuw) ? nieuw 16. Overwegende dat het Het is niet volstrekt nodig is om in het kader van deze richtlijn de methoden ter financiering van de garantiestelsels voor deposito's of voor kredietinstellingen zelf te harmoniseren,. aangezien de De kosten voor de financiering van deze stelsels moeten in beginsel ? in hoofdzaak ⎪ door de kredietinstellingen zelf moeten worden gedragen, enerzijds, en de financieringscapaciteit van deze stelsels moet in verhouding moet staan tot de op hen rustende verplichtingen, anderzijds. ?Om ervoor te zorgen dat deposanten in alle lidstaten een even grote bescherming genieten en dat depositogarantiestelsels elkaar alleen een bedrag lenen indien het betrokken depositogarantiestelsel aanzienlijke financieringsinspanningen heeft geleverd, moet de financiering van depositogarantiestelsels vergaand worden geharmoniseerd. ⎪ Daarbij mag evenwel dat een en ander evenwel de stabiliteit van het bankwezen in de betrokken lidstaat niet in gevaar komenmag brengen;. ∫ nieuw 17. Teneinde de depositobescherming te beperken tot hetgeen nodig is om de rechtszekerheid en de transparantie voor deposanten te waarborgen, en teneinde te voorkomen dat beleggingsrisico's naar depositogarantiestelsels worden overgeheveld, moeten bepaalde financiële producten met een beleggingskarakter van dekking worden uitgesloten, en met name die welke niet à pari terugbetaalbaar zijn en die waarvan het bestaan alleen met een schuldbewijs kan worden aangetoond. 18. Bepaalde deposanten, en met name overheden en andere financiële instellingen, mogen niet in aanmerking komen voor depositobescherming. Omdat zij, afgezet tegen het totale aantal deposanten, gering in aantal zijn, blijven de gevolgen van een bankfaillissement voor de financiële stabiliteit tot een minimum beperkt. Bovendien hebben overheden veel gemakkelijker toegang tot krediet dan burgers. Niet-financiële bedrijven vallen in beginsel onder de dekking, ongeacht hun omvang. 19. Artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld[20] bevat een definitie van het witwassen van geld. Op basis van deze definitie moeten bepaalde deposanten worden uitgesloten van uitkeringen van depositogarantiestelsels. ⎢ 94/19/EG, overweging 4 20. Overwegende dat vVoor de kredietinstellingen staan de kosten van deelneming aan een garantiestelsel in generlei verhouding staan tot de kosten die het gevolg zouden zijn van het massaal opnemen van bankdeposito's, niet alleen bij een in moeilijkheden verkerende instelling maar ook bij gezonde instellingen, als gevolg van een verlies van het vertrouwen in de soliditeit van het bankwezen bij de deposanten;. ∫ nieuw 21. Het is volstrekt nodig dat de beschikbare financiële middelen van een depositogarantiestelsel een bepaalde streefwaarde belopen en dat er buitengewone bijdragen kunnen worden geïnd. Indien nodig, moeten depositogarantiestelsels beschikken over een adequaat alternatief financieringsplan op basis waarvan zij kortetermijnfinanciering kunnen verwerven waarmee zij vorderingen kunnen honoreren die tegen hen worden ingesteld. 22. De financiële middelen van een depositogarantiestelsel moeten in hoofdzaak worden gebruikt voor terugbetalingen aan deposanten. Ze mogen echter ook worden gebruikt voor de financiering van de overdracht van deposito's aan een andere kredietinstelling, mits de door het depositogarantiestelsel gedragen kosten niet hoger liggen dan het bedrag aan gedekte deposito's bij de betrokken kredietinstelling. Ze mogen ook tot op zekere hoogte, als omschreven in de richtlijn, worden gebruikt om een bankfaillissement te voorkomen. Dergelijke maatregelen moeten voldoen aan de staatssteunregels. Een en ander laat het toekomstige beleid van de Commissie inzake de oprichting van nationale resolutiefondsen voor banken onverlet. 23. In tabel 1 in bijlage I, punt 14, bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking)[21] wordt aan de verschillende activa een bepaalde risicograad toegekend. Op basis van deze bijlage moet ervoor worden gezorgd dat depositogarantiestelsels alleen beleggen in activa met een lage risicograad. 24. Bijdragen aan depositogarantiestelsels moeten afhankelijk zijn van de omvang van het risico waaraan de deelnemers zich hebben blootgesteld. Aldus kan rekening worden gehouden met het risicoprofiel van individuele banken, worden bijdragen eerlijker berekend en ontstaan er prikkels om met een minder riskant bedrijfsmodel te werken. Met de ontwikkeling van een voor alle lidstaten verplichte reeks kernindicatoren en een andere reeks facultatieve aanvullende indicatoren zou zo'n harmonisatie geleidelijk worden bereikt. ⎢ 94/19/EG, overweging 25 (nieuw) ? nieuw 25. Overwegende dat de De bescherming van deposito's vormt een wezenlijk onderdeel van de voltooiing van de interne markt vormt, alsmede een onmisbare aanvulling op het stelsel van toezicht op kredietinstellingen, wegens de solidariteit die daarmee tussen alle kredietinstellingen op eenzelfde financiële markt wordt geschapen ingeval een van die instellingen niet aan haar verplichtingen kan voldoen,. ?Daarom moeten depositogarantiestelsels elkaar in geval van nood een bedrag kunnen lenen. ⎪ ⎢ 2009/14/EG, overweging 10 (aangepast) ? nieuw 26. De thans geldende uitbetalingstermijn √ van ten hoogste zes weken vanaf 31 december 2010 ∏ van drie maanden, die tot 9 maanden kan worden verlengd, is strijdig met de noodzaak het vertrouwen van deposanten in stand te houden en voldoet niet aan hun behoeften. De uitbetalingstermijn dient daarom te worden verkort tot twintig werkdagen. ? één week. ⎪ Deze termijn zou alleen in uitzonderlijke omstandigheden en met instemming van de bevoegde autoriteiten mogen worden verlengd. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de doeltreffendheid en de termijnen van de uitbetalingsprocedures, waarin beoordeeld wordt of een verdere verkorting van de uitbetalingstermijn tot tien werkdagen wenselijk is. ∫ nieuw 27. Depositogarantiestelsels in lidstaten waarin een kredietinstelling bijkantoren heeft gevestigd of rechtstreeks diensten verricht, moeten er namens het stelsel in de lidstaat waarin de kredietinstelling vergunning is verleend, voor zorgen dat deposanten informatie krijgen en terugbetalingen ontvangen. Om deze taken te kunnen uitvoeren, moeten de depositogarantiestelsels waarop dit van toepassing kan zijn, vooraf afspraken daarover maken. ⎢ 94/19/EG, overweging 21 (aangepast) ? nieuw 28. Overwegende dat de voorlichting Voorlichting van de deposant vormt een wezenlijk onderdeel van diens bescherming vormt. en dat te dien aanzien derhalve eveneens een minimum aan dwingende bepalingen dient te gelden; ? Daarom moeten feitelijke deposanten op hun rekeningafschriften en potentiële deposanten middels een door hen mede te ondertekenen gestandaardiseerd informatieblad in kennis worden gesteld van hun dekking en het bevoegde stelsel. ⎪dat de De ongereglementeerde aanwending voor reclamedoeleinden van vermeldingen van het bedrag en de reikwijdte van het depositogarantiestelsel zou evenwel de stabiliteit van het bankwezen of het vertrouwen van de deposanten zou kunnen ondermijnen;. dat de Lid-Staten derhalve voorschriften moeten vaststellen die dergelijke vermeldingen aan banden leggen; ? Daarom moet een verwijzing naar een depositogarantiestelsel in reclame beperkt blijven tot een korte feitelijke vermelding. Stelsels die de kredietinstelling zelf beschermen, moeten deposanten duidelijk informeren over de hun functie zonder een onbeperkte depositobescherming te beloven. ⎪ ∫ nieuw 29. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[22] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de onderhavige richtlijn. ⎢ 94/19/EG, overweging 24 30. Overwegende dat deze De onderhavige richtlijn kan niet kan leiden tot aansprakelijkheid van de lidstaten of van hun bevoegde autoriteiten jegens de deposanten, voor zover zij zorg hebben gedragen voor de instelling of de officiële erkenning van een of meer garantiestelsels voor deposito's of voor kredietinstellingen zelf, die de schadeloosstelling of de bescherming van de deposanten onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden garanderen;. ∫ nieuw 31. De Commissie is in haar voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van een Europese Bankautoriteit[23] met ontwerp-wetgeving tot instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders gekomen en heeft nadere bijzonderheden verstrekt over de architectuur van een dergelijk nieuw toezichtskader, dat ook de instelling van een Europese Bankautoriteit omvat. 32. Met inachtneming van het toezicht van de lidstaten op depositogarantiestelsels moet de Europese Bankautoriteit haar bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstelling om de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen te vergemakkelijken en tegelijk te zorgen voor een effectieve bescherming voor deposanten. Daartoe moet de autoriteit bevestigen dat aan de in de onderhavige richtlijn vastgestelde voorwaarden waaronder depositogarantiestelsels een bedrag van elkaar mogen lenen, is voldaan en, binnen de strikte limieten van de onderhavige richtlijn, de door elk stelsel te lenen bedragen, het initiële rentepercentage en de duur van de lening vermelden. In dit verband moet de Europese Bankautoriteit ook informatie vergaren over depositogarantiestelsels, en met name over het bedrag aan deposito's dat door deze stelsels wordt gedekt en door de bevoegde autoriteiten is bevestigd. Zij moet de andere depositogarantiestelsels in kennis stellen van hun verplichting om een bedrag uit te lenen. 33. Om een gelijk speelveld te waarborgen en deposanten in geheel Europa adequaat te beschermen, moet een effectief instrument voor de vaststelling van geharmoniseerde technische normen op het gebied van financiële diensten worden ingevoerd. Dergelijke normen moeten worden ontwikkeld met het oog op de standaardisatie van de berekening van risicoafhankelijke bijdragen. 34. Om een efficiënte en effectieve werking van depositogarantiestelsels en een evenwichtige afweging van hun posities in de verschillende lidstaten te waarborgen, moet de autoriteit geschillen tussen depositogarantiestelsels op bindende wijze kunnen beslechten. 35. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om ten aanzien van artikel 5, lid 5, gedelegeerde handelingen vast te stellen, zulks overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 36. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de harmonisatie van de regels voor de werking van depositogarantiestelsels, alleen door de Unie worden bereikt. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de onderhavige richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. 37. De verplichting tot omzetting van de onderhavige richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen. 38. De onderhavige richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, ⎢ 94/19/EG HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: ∫ nieuw Artikel 1Onderwerp en toepassingsgebied 39. De onderhavige richtlijn bevat regels inzake de werking van depositogarantiestelsels. 40. De onderhavige richtlijn is van toepassing op alle depositogarantiestelsels die bij wet of bij overeenkomst zijn ingesteld en op institutionele protectiestelsels die als depositogarantiestelsel zijn erkend. 41. De bevoegde autoriteiten mogen een institutioneel protectiestelsel als genoemd in artikel 80, lid 8, van Richtlijn 2006/48/EG als depositogarantiestelsel erkennen indien het aan alle criteria van dat artikel en van de onderhavige richtlijn voldoet. 42. Een institutioneel beschermingsstelsel dat niet in het kader van lid 3 wordt erkend en dat geen deposito's garandeert is, afgezien van artikel 14, lid 5, tweede alinea, en van bijlage III, laatste alinea, niet aan de onderhavige richtlijn onderworpen. ⎢ 94/19/EG, artikel 1, punt 1 (nieuw) Artikel 2Definities 1. In deze richtlijn wordt verstaan onder: a) 1. deposito: een creditsaldo dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat de kredietinstelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen , alsmede schulden belichaamd in door deze kredietinstelling uitgegeven schuldbewijzen. Aandelen van "building societies" in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland worden als deposito's behandeld, tenzij het gaat om aandelen met een vermogenskarakter, als bedoeld in artikel 2. Obligaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 4, van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)[24], worden niet als deposito's beschouwd. Met het oog op de berekening van een creditsaldo passen de Lid-Staten de regels en voorschriften betreffende verrekening en tegenvorderingen toe overeenkomstig de wettelijke en contractuele voorwaarden die op het deposito van toepassing zijn; ∫ nieuw Een instrument is geen deposito in de volgende gevallen: het bestaan ervan kan alleen worden aangetoond met een ander schuldbewijs dan een rekeningafschrift; de hoofdsom ervan is niet à pari terugbetaalbaar; de hoofdsom ervan is alleen à pari terugbetaalbaar in het kader van een bepaalde garantie of regeling van de kredietinstelling of een derde;⎪ b) in aanmerking komende deposito's: deposito's die niet op grond van artikel 4 zijn uitgesloten van bescherming; c) gedekte deposito's: in aanmerking komende deposito's die de in artikel 5 genoemde dekkingssom niet te boven gaan; ⎢ 94/19/EG, artikel 1, punt 2 d)2. gemeenschappelijke rekening: een rekening die op naam van twee of meer personen is geopend of ten aanzien waarvan twee of meer personen rechten hebben, en waarover met de handtekening van een of meer van die personen kan worden beschikt; ⎢ 94/19/EG, artikel 1, punt 3 e)3. niet-beschikbaar deposito: een deposito dat verschuldigd en betaalbaar is, maar door een kredietinstelling niet onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden betaald is, waarbij: i) ofwel de daartoe aangewezen bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat, naar hun oordeel, de kredietinstelling, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële positie, momenteel niet in staat lijkt te zijn de deposito's terug te betalen en daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat lijkt te zijn. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 1 De bevoegde autoriteiten doen deze vaststelling zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk vijf werkdagen nadat zij voor het eerst hebben geconstateerd dat een kredietinstelling heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen; ⎢ 94/19/EG, artikel 1, punt 1 (nieuw) ii) ofwel een rechterlijke instantie, om redenen die rechtstreeks verband houden met de financiële positie van de kredietinstelling, een uitspraak heeft gedaan die leidt tot schorsing van de mogelijkheid voor deposanten om vorderingen in te stellen jegens deze kredietinstelling, indien deze uitspraak vóór de hierboven bedoelde vaststelling is gedaan; f)4. kredietinstelling: een onderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG ⎪ ; g)5. bijkantoor: een bedrijfszetel welke een deel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een kredietinstelling en welke rechtstreeks geheel of gedeeltelijk de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een kredietinstellingeen bedrijfszetel welke een deel zonder juridische zelfstandigheid vormt van een kredietinstelling en welke rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een kredietinstelling; ∫ nieuw h) streefwaarde: 1,5% van de in aanmerking komende deposito's voor de dekking waarvan een depositogarantiestelsel instaat; i) beschikbare financiële middelen: contant geld, deposito's en activa met een lage risicograad met een resterende looptijd van ten hoogste 24 maanden, welke binnen de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn geliquideerd kunnen worden; j) activa met een lage risicograad: de activa die in de eerste of in de tweede categorie van tabel 1 in bijlage I, punt 14, bij Richtlijn 2006/49/EG vallen, maar die niet de andere gekwalificeerde posten als gedefinieerd in punt 15 van deze bijlage omvatten; k) lidstaat van herkomst: de lidstaat waarin een kredietinstelling haar hoofdkantoor heeft; l) lidstaat van ontvangst: de lidstaat waarin een kredietinstelling een bijkantoor heeft of diensten verricht; m) bevoegde autoriteiten: de autoriteiten als gedefinieerd in artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2006/48/EG. 2. Wanneer in de onderhavige richtlijn naar de [EBA-verordening] wordt verwezen, gelden de organen die depositogarantiestelsels beheren, voor de toepassing van deze verordening als de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de [EBA-verordening]. ⎢ 94/19/EG, artikel 3 (aangepast) ⎝1 2005/1/EG, artikel 2 ? nieuw Artikel 3 Deelneming en toezicht 43. Elke lidstaat ziet erop toe zorgt ervoor dat op zijn grondgebied een of meer depositogarantiestelsels worden ingevoerd en officieel worden erkend. ? Dit vormt geen beletsel voor een fusie van stelsels uit verschillende lidstaten. ⎪ Uitgezonderd in de omstandigheden bedoeld in de tweede alinea en in lid 4, mogen kredietinstellingen Kredietinstellingen waaraan op grond van artikel 3 van Richtlijn 77/780/EEG in die lidstaat vergunning is verleend, mogen alleen deposito's aanvaarden indien zij aan een van deze stelsels deelnemen. De Lid-Staten mogen een kredietinstelling evenwel vrijstellen van deelneming aan een depositogarantiestelsel indien deze kredietinstelling deelneemt aan een stelsel dat de kredietinstelling zelf beschermt, en met name haar liquiditeit en solvabiliteit waarborgt, waardoor aan de deposanten een beschermingsniveau wordt geboden dat ten minste gelijkwaardig is aan het door een depositogarantiestelsel geboden niveau, en dat volgens de bevoegde autoriteiten aan de volgende voorwaarden voldoet: – het stelsel bestaat en is op het tijdstip van aanneming van deze richtlijn officieel erkend; – het stelsel heeft tot doel te voorkomen dat de deposito's bij de aan dit stelsel deelnemende kredietinstellingen niet-beschikbaar worden, en heeft de nodige middelen daartoe ter beschikking; – het stelsel behelst geen door de Lid-Staat zelf of een van zijn lokale of regionale autoriteiten verleende garantie aan de kredietinstellingen; – het stelsel zorgt ervoor dat de deposanten op de wijze en onder de voorwaarden van artikel 9 worden voorgelicht. De Lid-Staten die van deze mogelijkheid gebruik maken, stellen de Commissie daarvan in kennis; zij doen met name mededeling van de kenmerken van deze beschermingsstelsels en van de daaronder vallende kredietinstellingen, alsmede van na de toezending van de inlichtingen opgetreden wijzigingen. De Commissie geeft de mededelingen door aan het ⎝1 Europees Comité voor het bankwezen ⎜. 2. Indien een kredietinstelling niet voldoet aan de verplichtingen die uit hoofde van haar deelneming aan een depositogarantiestelsel op haar rusten, worden de bevoegde autoriteiten die de vergunning hebben verleend, daarvan in kennis gesteld en nemen deze, in samenwerking met het garantiestelsel, alle passende maatregelen, met inbegrip van sancties, om ervoor te zorgen dat de kredietinstelling haar verplichtingen nakomt. 3. Indien de kredietinstelling in weerwil van deze maatregelen aan haar verplichtingen blijft verzaken, kan het garantiestelsel, voor zover uitsluiting van deelneming bij de nationale wetgeving is toegestaan, met de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten, met een opzeggingstermijn van ten minste ð één ï twaalf maanden kennis geven van zijn voornemen de kredietinstelling van deelneming aan het stelsel uit te sluiten. Deposito's die vóór het verstrijken van deze opzeggingstermijn zijn verricht, vallen nog volledig onder de dekking van het stelsel. Indien de kredietinstelling na het verstrijken van de opzeggingstermijn niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, ð gaat ï mag het depositogarantiestelsel, na opnieuw de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten te hebben verkregen, tot uitsluiting overgaan ? over ⎪. 4. Indien de nationale wetgeving zulks toestaat en de bevoegde autoriteiten die de vergunning hebben verleend, daarvoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven, mag een van een depositogarantiestelsel uitgesloten kredietinstelling deposito's blijven aanvaarden, mits zij vóór haar uitsluiting alternatieve garantieregelingen heeft getroffen die de deposanten een bescherming waarborgen die qua niveau en reikwijdte ten minste gelijkwaardig is aan de door het officieel erkende depositogarantiestelsel geboden bescherming. 5. Indien een kredietinstelling waarvan de uitsluiting overeenkomstig lid 3 wordt overwogen, er niet in slaagt alternatieve regelingen te treffen die aan de voorwaarden van lid 4 voldoen, gaan de bevoegde autoriteiten die de vergunning hebben verleend, onverwijld tot intrekking van deze vergunning over. ⎢ 94/19/EG, artikel 5 (aangepast) 4. Deposito's die worden gehouden op het tijdstip van de intrekking van de vergunning van een kredietinstelling waaraan op grond van artikel 3 van Richtlijn 77/780/EEG √ 6 van Richtlijn 2006/48/EG ∏ vergunning is verleend, blijven onder de dekking van het depositogarantiestelsel vallen. ∫ nieuw 5. De bevoegde autoriteiten oefenen doorlopend toezicht uit op de naleving van de onderhavige richtlijn door de in artikel 1 bedoelde depositogarantiestelsels. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 6, onder a) (nieuw) 6. De lidstaten dragen er zorg voor dat de depositogarantiestelsels regelmatig tests op hun systemen uitvoeren en dat zij in voorkomend geval geïnformeerd worden ingeval de bevoegde autoriteiten problemen in een kredietinstelling op het spoor komen die waarschijnlijk tot de interventie van depositogarantiestelsels zullen leiden. ∫ nieuw Dergelijke tests vinden om de drie jaar of wanneer de omstandigheden zulks vereisen plaats. De eerste test vindt vóór 31 december 2013 plaats. De Europese Bankautoriteit houdt periodiek collegiale toetsingen ter zake overeenkomstig artikel 15 van de [EBA-verordening]. Depositogarantiestelsels zijn bij de uitwisseling van informatie met de Europese Bankautoriteit gebonden aan het in artikel 56 van deze verordening genoemde beroepsgeheim. 7. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels te allen tijde en op hun verzoek alle informatie van hun deelnemers ontvangen die nodig is om terugbetalingen aan deposanten voor te bereiden, zulks met inbegrip van de markeringen als bedoeld in artikel 4, lid 2. De informatie die nodig is om stresstests uit te voeren, wordt doorlopend bij de depositogarantiestelsels ingediend. Dergelijke informatie wordt geanonimiseerd. De verkregen informatie mag alleen worden gebruikt om stresstests uit te voeren of om terugbetalingen voor te bereiden, en wordt niet langer bewaard dan voor die doeleinden noodzakelijk is. ⎢ 94/19/EG, artikel 2 (aangepast) Artikel 4Niet in aanmerking komende deposito's 1. Van terugbetaling door een garantiestelsel zijn uitgesloten: a) onverminderd artikel 68, lid 3, in eigen naam en voor eigen rekening door andere kredietinstellingen verrichte deposito's; b) alle instrumenten die zouden vallen onder de definitie van "eigen vermogen" in artikel √ 57 van Richtlijn 2006/48/EG ∏ 2 van Richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen[25]; c) deposito's uit hoofde van transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken wegens het witwassen van geld als omschreven in artikel 1 √ , onder C, ∏ van Richtlijn 91/308/EEG; ∫ nieuw d) deposito's van financiële instellingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2006/48/EG; e) deposito's van beleggingsondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG; f) deposito's waarvan de houder zich nooit heeft gelegitimeerd krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn 91/308/EEG, op het moment waarop deze niet-beschikbaar zijn geworden; g) deposito's van verzekeringsondernemingen; h) deposito's van instellingen voor collectieve belegging; i) deposito's van pensioenfondsen; j) deposito's van overheden; k) door een kredietinstelling uitgegeven schuldbewijzen en schulden die voortvloeien uit eigen accepten en promessen. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietinstellingen de in lid 1 genoemde deposito's zodanig markeren dat dergelijke deposito's onmiddellijk te identificeren zijn. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 3, onder a) (aangepast) Artikel 5Dekking 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de dekking voor het totaal van de deposito’s van eenzelfde deposant ten minste 50000 EUR √ 100 000 euro ∏ bedraagt wanneer de deposito’s niet-beschikbaar zijn. 1 bis Uiterlijk op 31 december 2010 zorgen de lidstaten ervoor dat de dekking voor het totaal van de deposito’s van elke deposant wordt vastgesteld op 100000 EUR wanneer de deposito’s niet-beschikbaar zijn. Indien uit het in artikel 12 bedoelde verslag van de Commissie blijkt dat een dergelijke verhoging en een dergelijke harmonisatie niet aangewezen zijn en niet voor alle lidstaten financieel haalbaar zijn om de bescherming van de consument en de financiële stabiliteit in de Gemeenschap te waarborgen en om grensoverschrijdende verstoringen tussen de lidstaten te vermijden, zal het Europees Parlement en de Raad een voorstel worden gedaan voor de wijziging van de eerste alinea. ∫ nieuw 2. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels niet afwijken van de in lid 1 vastgestelde dekking. De lidstaten mogen evenwel bepalen dat de volgende deposito's zijn gedekt, mits de artikelen 9, 10 en 11 niet worden toegepast op de kosten die verbonden zijn aan de terugbetalingen in kwestie: a) deposito's die het resultaat zijn van onroerendgoedtransacties voor particuliere, niet-zakelijke doeleinden, en wel voor een duur van ten hoogste twaalf maanden na de creditering van het bedrag; b) deposito's waaraan in het nationaal recht vastgelegde, sociale overwegingen ten grondslag liggen en die verband houden met bepaalde gebeurtenissen in het leven, zoals een huwelijk, een echtscheiding, invaliditeit of het overlijden van een deposant. De dekking geldt voor een periode van ten hoogste twaalf maanden nadat een dergelijke gebeurtenis heeft plaatsgevonden. 3. Het bepaalde in lid 2 weerhoudt de lidstaten er niet van stelsels ter bescherming van ouderdomsvoorzieningen en -pensioenen te handhaven of in te voeren, mits dergelijke stelsels niet slechts deposito's beschermen, maar een brede dekking bieden voor alle ter zake relevante producten en situaties. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 3, onder a) (nieuw) ð nieuw 41 terties.? Deposito's worden uitbetaald in de munteenheid waarin de rekening is aangehouden. Indien ⎪Lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone dragen er zorg voor dat wanneer zij de in lid 1 en lid 1 bis genoemde in euro uitgedrukte bedragen omzetten ? worden omgezet ⎪ in hun nationale ð andere ï munteenheden, dat ? zijn ⎪ de in de nationale munteenheden uitgedrukte bedragen die daadwerkelijk aan de deposanten worden uitbetaald, gelijkwaardig zijn met de in deze de onderhavige richtlijn bepaalde bedragen. ∫ nieuw 5. De lidstaten die de in euro uitgedrukte bedragen omzetten in hun nationale munteenheid, hanteren bij de eerste omzetting de wisselkoers die geldt op de dag waarop de onderhavige richtlijn in werking treedt. Zij mogen de bedragen na omzetting afronden, mits de afronding niet leidt tot een verschil groter dan 2 500 euro. Onverminderd de vorige alinea, passen de lidstaten de in een andere munteenheid omgezette dekkingssom om de vijf jaar aan aan het in lid 1 genoemde bedrag. Zij mogen de dekkingssom, na het advies van de Commissie te hebben ingewonnen, eerder aanpassen bij onvoorziene gebeurtenissen, zoals wisselkoersschommelingen. ⎢ 94/19/EG, artikel 7, lid 2 (nieuw) 2 . De Lid-Staten mogen voorschrijven dat voor bepaalde deposanten of bepaalde deposito's geen garantie, dan wel een lager garantiebedrag geldt. De lijst van uitsluitingen is in bijlage I opgenomen. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 3, onder b) (nieuw) 3. Lid 1 bis belet niet dat bepalingen worden gehandhaafd die vóór 1 januari 2008, met name om sociale redenen, een volledige dekking van bepaalde soorten deposito’s boden. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 3, onder c) --- ⎢ 94/19/EG, artikel 7, lid 5 (aangepast) ? nieuw 6. Het in lid 1 vermelde bedrag wordt regelmatig en ten minste om de vijf jaar door de Commissie getoetst. In voorkomend geval dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een richtlijn tot aanpassing van het in lid 1 genoemde bedrag, rekening houdende met name met de ontwikkeling van de sector banken en met de economische en monetaire situatie in de √ Unie ∏ Gemeenschap. De eerste toetsing geschiedt niet √ vóór 31 december 2015 ∏ eerder dan vijf jaar na de datum genoemd in lid 1, tweede alinea. ? tenzij onvoorziene gebeurtenissen een eerdere toetsing noodzakelijk maken. ⎪ ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 3, onder d) (nieuw) 7. De Commissie kan de in √ lid ∏ leden 1 en 1 bis bedoelde bedragen aanpassen om rekening te houden met de inflatie in de Europese Unie conform de door de Commissie gepubliceerde geharmoniseerde consumentenprijsindex. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens √ artikel 16 ∏ de in artikel 7 bis, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. ⎢ 94/19/EG, artikel 8 (aangepast) Artikel 6Bepaling van het terugbetaalbare bedrag 44. De limieten bedoeld in artikel 57, leden lid 1, (3) en (4), geldten voor de totale deposito's bij dezelfde kredietinstelling, ongeacht het aantal deposito's, de valuta en de plaats waar zij zich in de √ Unie ∏ Gemeenschap bevinden. 45. Het aandeel van elke deposant in een gemeenschappelijke rekening wordt in aanmerking genomen bij de berekening van de limieten van artikel 57, leden lid 1, (3) en (4). Bij ontstentenis van bijzondere bepalingen wordt de rekening gelijkelijk over de deposanten verdeeld. De lidstaten mogen bepalen dat deposito's op een rekening waarop twee of meer personen als leden van een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkende "partnership", vereniging of andere soortgelijke groepering aanspraak kunnen maken, voor de berekening van de limieten bedoeld in artikel 57, leden lid 1, (3) en (4), mogen worden samengevoegd en als een door één deposant verricht deposito worden behandeld. 46. Wanneer de deposant niet de rechthebbende is van de bedragen op de rekening, wordt de rechthebbende door de garantie gedekt, mits de identiteit van die persoon is of kan worden vastgesteld vóór de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 2, lid 1, 1, punt 3, onder e), punt i), bedoelde vaststelling overgaan, of de rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 2, lid 1, 1, punt 3, onder e), punt ii), doet. Is er meer dan één rechthebbende, dan wordt het aandeel van elk van hen uit hoofde van de regeling krachtens welke de middelen worden beheerd, in aanmerking genomen bij de berekening van de limieten van artikel 57, leden lid 1, (3) en (4). ∫ nieuw 47. De peildatum voor de berekening van het terugbetaalbare bedrag is de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 2, lid 1, onder e), punt i), bedoelde vaststelling overgaan of een rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder e), punt ii), doet. Bij de berekening van het terugbetaalbare bedrag wordt geen rekening gehouden met verplichtingen van de deposant jegens de kredietinstelling. 48. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels kredietinstellingen te allen tijde mogen verzoeken hun het totale bedrag aan deposito's van elke deposant mee te delen. 49. Het depositogarantiestelsel vergoedt de rente op deposito's die opgebouwd is tot, maar niet gecrediteerd is op de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 2, lid 1, onder e), punt i), bedoelde vaststelling overgaan of een rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder e), punt ii), doet. Daarbij wordt de limiet van artikel 5, lid 1, niet overschreden. Indien de rente afhangt van de waarde van een ander financieel instrument en daarom niet kan worden bepaald zonder de uitbetaling binnen de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn in gevaar te brengen, blijft de vergoeding van deze rente beperkt tot de krachtens het nationaal recht geldende standaardrente. 7. De lidstaten mogen bepalen dat met bepaalde categorieën deposito's die een in het nationaal recht vastgelegd sociaal doel dienen en waarvoor een derde een garantie heeft gegeven die voldoet aan de staatssteunregels, geen rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de totale deposito's van dezelfde deposant bij dezelfde kredietinstelling als bedoeld in lid 1. In dergelijke gevallen blijft de garantie van de derde beperkt tot de in artikel 5, lid 1, vastgestelde dekking. 4. Deze bepaling geldt niet voor instellingen voor collectieve belegging. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 6, onder a) (nieuw) ð nieuw Artikel 7 Terugbetaling 1. Het depositogarantiestelsel is in staat terdege getoetste aanspraken van deposanten op uitkeringen in verband met niet-beschikbare deposito’s te honoreren binnen een termijn van ð zeven ï twintig werkdagen terug te betalen, te rekenen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 2, lid 1, onder e), punt i), bedoelde vaststelling overgaan of een rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder e), punt ii), doet. Het vergaren en doorgeven van de accurate gegevens over deposanten en deposito’s die nodig zijn voor de toetsing van de aanspraken, valt binnen deze termijn. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een deposito-garantiestelsel de bevoegde autoriteiten verzoeken deze termijn te verlengen. De verlenging geldt voor maximaal tien werkdagen. Uiterlijk op 16 maart 2011 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de doeltreffendheid en de termijnen van de uitbetalingsprocedures, waarin beoordeeld wordt of het wenselijk is om de in de eerste alinea vermelde termijn te verminderen tot tien werkdagen. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 6, onder b) 2. — ∫ nieuw De lidstaten mogen bepalen dat de in artikel 6, lid 3, bedoelde deposito's aan een langere terugbetalingsperiode worden onderworpen. Deze periode bedraagt echter niet meer dan drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 2, lid 1, onder e), punt i), bedoelde vaststelling overgaan of een rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder e), punt ii), doet. Een deposant die niet de rechthebbende is van de bedragen op de rekeningen als bedoeld in artikel 6, lid 3, ontvangt een terugbetaling binnen de in de eerste alinea genoemde termijn. Bij terugbetalingen aan de rechthebbenden wordt met deze uitkering rekening gehouden. 2. Deposanten ontvangen een terugbetaling zonder dat zij het depositogarantiestelsel daarom hoeven te verzoeken. Daartoe verstrekt de kredietinstelling de nodige informatie over deposito's en deposanten zodra het stelsel daarom verzoekt. ⎢ 94/19/EG, artikel 10 (nieuw) ð nieuw 3. Het depositogarantiestelsel mag zich niet op de in lid 1 en lid 2 bedoelde termijn beroepen om het recht op de garantie te ontzeggen aan een deposant die zijn aanspraak op uitkering uit hoofde van de garantie niet tijdig heeft kunnen doen gelden. 34. ? Correspondentie tussen het depositogarantiestelsel en de deposant ⎪ De documenten betreffende de voorwaarden en formaliteiten die moeten worden vervuld om in aanmerking te komen voor een uitkering uit hoofde van de garantie als bedoeld in lid 1, worden op de in de nationale wetgeving voorgeschreven wijze gedetailleerd opgesteld wordt gevoerd in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het gegarandeerde deposito zich bevindt. ð Indien een bank rechtstreeks in een andere lidstaat actief is zonder er bijkantoren te hebben gevestigd, wordt de informatie verstrekt in de taal die door de deposant bij de opening van de rekening is gekozen. ï 45. Wanneer aan een deposant of aan eender welke persoon die gerechtigd is tot of belang heeft bij op een rekening gehouden bedragen, een misdrijf ten laste is gelegd dat voortvloeit uit of verband houdt met het witwassen van geld als gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG, mag een depositogarantiestelsel, niettegenstaande de in lid 1 en lid 2 bedoelde termijn, uitkeringen opschorten in afwachting van de beslissing van de rechter. ⎢ 94/19/EG, artikel 7, lid 6 Artikel 8Vorderingen tegen depositogarantiestelsels 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat deposanten hun recht op schadeloosstelling middels een vordering tegen het depositogarantiestelsel kunnen doen gelden. ⎢ 94/19/EG, artikel 11 ? nieuw 2. Onverminderd eventuele andere rechten waarover zij krachtens de nationale wetgeving beschikken, ? en met inachtneming van het bepaalde in lid 3 ⎪ hebben depositogarantiestelsels die uitkeringen uit hoofde van de garantie doen, het recht om in liquidatieprocedures gesubrogeerd te worden in de rechten van de deposanten, voor een bedrag gelijk aan het bedrag van hun uitkering. ∫ nieuw 3. Wanneer depositogarantiestelsels in het kader van de procedure van artikel 10 een bedrag aan een ander stelsel lenen, hebben zij naar rata van het geleende bedrag het recht om in liquidatieprocedures gesubrogeerd te worden in de rechten van de deposanten, voor een bedrag gelijk aan het bedrag van hun uitkeringen. Het subrogatierecht wordt niet uitgeoefend voordat de lening overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b), verschuldigd is. Indien de liquidatieprocedure daarvóór eindigt, wordt het subrogatierecht uitgebreid tot de liquidatieopbrengsten die aan het lenende stelsel zijn uitgekeerd. Rechten die aan het in dit lid bedoelde subrogatierecht onderworpen zijn, zijn direct achtergesteld bij het recht van de deposanten als bedoeld in lid 1, maar komen vóór alle andere rechten jegens de liquidator. 4. De lidstaten mogen de termijn beperken waarbinnen deposanten wier deposito's door het stelsel niet binnen de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn zijn terugbetaald of erkend, om terugbetaling van hun deposito's kunnen verzoeken. Bepalend voor deze termijn is de datum waarop de rechten waarin het depositogarantiestelsel krachtens lid 2 heeft gesubrogeerd, in een liquidatieprocedure overeenkomstig het nationaal recht moeten zijn aangemeld. Bij de vaststelling van de termijn houden de lidstaten rekening met de tijd die het depositogarantiestelsel nodig heeft om dergelijke vorderingen vóór de aanmelding te verzamelen. ∫ nieuw Artikel 9Financiering van depositogarantiestelsels 50. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels beschikken over adequate systemen voor de vaststelling van hun mogelijke verplichtingen. De beschikbare financiële middelen van depositogarantiestelsels staan in verhouding tot deze verplichtingen. Depositogarantiestelsels verwerven de beschikbare financiële middelen door jaarlijks op 30 juni en 30 december een periodieke bijdrage van hun deelnemers te heffen. Dit staat aanvullende financiering uit andere bronnen niet in de weg. Er mogen geen eenmalige toetredingskosten worden gevraagd. De beschikbare financiële middelen bereiken in elk geval de streefwaarde. Wanneer de financieringscapaciteit achterblijft bij de streefwaarde, wordt de betaling van bijdragen in elk geval hervat totdat de streefwaarde opnieuw is bereikt. Bedragen de beschikbare financiële middelen minder dan twee derde van de streefwaarde, dan beloopt de periodieke bijdrage ten minste 0,25% van de in aanmerking komende deposito's. 51. Het totale bedrag aan deposito's en beleggingen van een stelsel bij één orgaan stijgt niet uit boven de 5% van zijn beschikbare financiële middelen. Voor de berekening van deze limiet worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, als gedefinieerd in Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, als één en hetzelfde orgaan beschouwd. 52. Indien de beschikbare financiële middelen van een depositogarantiestelsel ontoereikend zijn voor terugbetalingen aan deposanten wanneer deposito's onbeschikbaar worden, betalen zijn deelnemers buitengewone bijdragen van niet meer dan 0,5% van hun in aanmerking komende deposito's per kalenderjaar. Deze betaling wordt één dag voor de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn verricht. 53. Het totale bedrag aan bijdragen als bedoeld in de leden 1 en 2, mag niet meer dan 1% van de in aanmerking komende deposito's per kalenderjaar belopen. De bevoegde autoriteiten mogen een kredietinstelling geheel of gedeeltelijk ontslaan van de in lid 2 genoemde verplichting indien de som van de in de leden 1 en 2 genoemde betalingen het gevaar zou meebrengen dat niet meer kan worden voldaan aan vorderingen van andere crediteuren op de instelling. Een dergelijke ontheffing wordt voor een periode van maximaal zes maanden verleend, maar mag op verzoek van de kredietinstelling worden verlengd. 5. De financiële middelen als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel, worden in hoofdzaak gebruikt voor terugbetalingen aan deposanten uit hoofde van de onderhavige richtlijn. Ze mogen echter ook worden gebruikt voor de financiering van de overdracht van deposito's aan een andere kredietinstelling, mits de door het depositogarantiestelsel gedragen kosten niet hoger liggen dan het bedrag aan gedekte deposito's bij de betrokken kredietinstelling. In dit geval dient het depositogarantiestelsel binnen een maand na de overdracht van deposito's bij de Europese Bankautoriteit een verslag in waarin wordt aangetoond dat de bovengenoemde limiet niet is overschreden. De lidstaten kunnen depositogarantiestelsels toestaan hun financiële middelen te gebruiken om een bankfaillissement te voorkomen zonder te worden beperkt in de financiering van de overdracht van deposito's aan een andere kredietinstelling, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de financiële middelen van een stelsel bedragen na zo'n maatregel meer dan 1% van de in aanmerking komende deposito's; b) het depositogarantiestelsel dient binnen een maand na zijn beslissing om zo'n maatregel te treffen, bij de Europese Bankautoriteit een verslag in waarin wordt aangetoond dat de bovengenoemde limiet niet is overschreden. Het onder a) genoemde percentage mag op ad-hocbasis en mits de bevoegde autoriteiten na een met redenen omkleed verzoek van het betrokken depositogarantiestelsel toestemming verlenen, worden vastgesteld op 0,75% à 1 %. 6. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels over een adequaat alternatief financieringsplan beschikken op basis waarvan zij zo nodig kortetermijnfinanciering kunnen verwerven waarmee vorderingen op deze stelsels kunnen worden gehonoreerd. 7. De lidstaten stellen de Europese Bankautoriteit maandelijks in kennis van het bedrag aan in aanmerking komende deposito's en aan gedekte deposito's in hun lidstaat en van het bedrag aan beschikbare financiële middelen van hun depositogarantiestelsels. Deze informatie wordt bevestigd door de bevoegde autoriteiten en wordt tezamen met deze bevestiging binnen tien dagen na afloop van elke maand ingediend bij de Europese Bankautoriteit. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde informatie ten minste op jaarbasis wordt gepubliceerd op de website van de depositogarantiestelsels. ∫ nieuw Artikel 10Leningen die depositogarantiestelsels aan elkaar verstrekken 54. Een stelsel heeft het recht om van alle andere in artikel 1, lid 2, bedoelde depositogarantiestelsels in de Unie een bedrag te lenen mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a) het lenende stelsel kan niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 1, voldoen vanwege eerdere betalingen die onder artikel 9, lid 5, eerste en tweede alinea vallen; b) de situatie als bedoeld onder a) van de onderhavige alinea, is toe te schrijven aan een gebrek aan beschikbare financiële middelen als bedoeld in artikel 9; c) het lenende stelsel heeft de in artikel 9, lid 3, bedoelde buitengewone bijdragen geheven; d) het lenende stelsel gaat de juridische verplichting aan dat de geleende middelen worden gebruikt voor de betaling van vorderingen in het kader van artikel 8, lid 1; e) het lenende stelsel is niet al onderworpen aan een verplichting om een lening bij andere depositogarantiestelsels in het kader van het onderhavige artikel af te lossen; f) het lenende stelsel deelt het gevraagde geldbedrag mee; g) het totale geleende bedrag mag niet meer dan 0,5% van de in aanmerking komende deposito's van het lenende stelsel belopen; h) het lenende stelsel stelt de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis en deelt haar mee waarom aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan en welk geldbedrag is gevraagd. Het in de eerste alinea, onder f), bedoelde bedrag wordt als volgt vastgesteld: [bedrag aan gedekte deposito's dat in het kader van artikel 8, lid 1, moet worden terugbetaald] – [beschikbare financiële middelen + maximumbedrag aan buitengewone bijdragen als bedoeld in artikel 9, lid 3]. De andere depositogarantiestelsels fungeren als uitlenende stelsels. Daartoe wijzen de lidstaten waarin meer dan een stelsel is gevestigd, een stelsel aan dat als het uitlenende stelsel van deze lidstaat zal fungeren, en stellen zij de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis. De lidstaten mogen bepalen of en hoe het uitlenende stelsel door andere, in dezelfde lidstaat gevestigde depositogarantiestelsels wordt vergoed. Depositogarantiestelsels die een lening bij andere depositogarantiestelsels in het kader van het onderhavige artikel moeten aflossen, lenen geen geldbedrag aan andere depositogarantiestelsels. 55. Aan de lening worden de volgende voorwaarden verbonden: a) elk stelsel leent het bedrag uit naar rata van het bedrag aan in aanmerking komende deposito's bij elk stelsel, zonder rekening te houden met het lenende stelsel en de depositogarantiestelsels als bedoeld onder a). De bedragen worden berekend overeenkomstig de meest recente, bevestigde maandelijkse informatie als bedoeld in artikel 9, lid 7; b) het lenende stelsel lost de lening uiterlijk na vijf jaar af. Het mag de lening in jaarlijkse termijnen aflossen. De rente hoeft pas bij de aflossing te worden betaald; c) het rentetarief komt overeen met het rentetarief voor de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank tijdens de kredietperiode. 56. De Europese Bankautoriteit bevestigt dat aan de eisen van lid 1 is voldaan, en deelt de door elk stelsel uit te lenen bedragen mee zoals berekend overeenkomstig lid 2, onder a), alsmede de initiële rente ingevolge lid 2, onder c), en de duur van de lening. De Europese Bankenautoriteit zendt haar bevestiging tezamen met de in lid 1, onder h), bedoelde informatie toe aan de uitlenende depositogarantiestelsels. Zij ontvangen deze bevestiging en informatie binnen twee werkdagen. De uitlenende depositogarantiestelsels gaan onverwijld, doch binnen twee werkdagen na de ontvangst ervan over tot uitbetaling van de lening aan het lenende stelsel. 57. De lidstaten zorgen ervoor dat de bijdragen die het lenende stelsel heft, toereikend zijn om het geleende bedrag terug te betalen en de streefwaarde zo spoedig mogelijk weer te bereiken. ∫ nieuw Artikel 11Berekening van bijdragen aan depositogarantiestelsels 58. De in artikel 9 bedoelde bijdragen aan depositogarantiestelsels worden voor elke deelnemer bepaald op basis van de omvang van het risico waaraan hij zich heeft blootgesteld. Kredietinstellingen betalen niet minder dan 75% en niet meer dan 200% van het bedrag dat een bank met een gemiddeld risico zou moeten bijdragen. De lidstaten mogen bepalen dat deelnemers aan de in artikel 1, leden 3 en 4, genoemde stelsels lagere bijdragen aan depositogarantiestelsels betalen, maar niet minder dan 37,5% van het bedrag dat een bank met een gemiddeld risico zou moeten bijdragen. 59. Op basis van de in de bijlagen I en II genoemde elementen wordt de omvang van het risico bepaald en worden de bijdragen berekend. 60. Lid 2 is niet van toepassing op depositogarantiestelsels als bedoeld in artikel 1, lid 2. 61. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de elementen van de definities en methoden als beschreven in bijlage II, deel A, verder uit te werken. Deze ontwerp-reglementeringsnormen worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 7 quinquies van de [EBA-verordening]. De Europese Bankautoriteit mag zelf ontwerp-reglementeringsnormen opstellen, die bij de Commissie moeten worden ingediend. 62. De Europese Bankautoriteit geeft uiterlijk 31 december 2012 richtsnoeren voor de toepassing van bijlage II, deel B, overeenkomstig [artikel 8 van de EBA-verordening]. ⎢ 94/19/EG, artikel 4 (nieuw) Artikel 12Samenwerking binnen de Unie 1. De overeenkomstig artikel 3, lid 1, in een in een Lid-Staat ingevoerde en officieel erkende depositogarantiestelsels dekken de deposanten bij door kredietinstellingen in andere lidstaten opgerichte bijkantoren. Noch het bedrag, noch de reikwijdte, met inbegrip van het percentage, van de verleende dekking mag tot en met 31 december 1999 het maximumbedrag en de reikwijdte overtreffen van de dekking die door het overeenkomstige garantiestelsel op het grondgebied van de Lid-Staat van ontvangst wordt geboden. Vóór die datum stelt de Commissie een verslag op over de ervaring die met de toepassing van de tweede alinea is opgedaan, en beraadt zij zich op de noodzaak van verlenging van deze regeling. In voorkomend geval dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor een richtlijn houdende verlenging in. 2. Indien het bedrag en/of de reikwijdte, met inbegrip van het percentage, van de door het (de) depositogarantiestelsel(s) van de Lid-Staat van ontvangst geboden dekking het bedrag en/of de reikwijdte overtreffen van de dekking die wordt verleend in de Lid-Staat waar aan de kredietinstelling vergunning is verleend, draagt de Lid-Staat van ontvangst er zorg voor dat er op zijn grondgebied een officieel erkend depositogarantiestelsel is waaraan door een bijkantoor vrijwillig kan worden deelgenomen, ter aanvulling van de garantie die de deposanten ervan reeds genieten op grond van de deelneming aan het stelsel van de Lid-Staat van herkomst. Het stelsel waaraan het bijkantoor moet deelnemen, dekt de categorie van instellingen waartoe het behoort of die daarmee het meest overeenstemt in de Lid-Staat van ontvangst. 3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat objectieve en algemeen toegepaste voorwaarden worden vastgesteld voor de deelneming door bijkantoren aan een stelsel in een Lid-Staat van ontvangst overeenkomstig lid 2. Voorwaarde voor deelneming is dat voldaan wordt aan de relevante verplichtingen, met inbegrip van met name de betaling van bijdragen en andere lasten. Bij de tenuitvoerlegging van dit lid volgen de Lid-Staten de in bijlage II opgenomen richtsnoeren. 4. Indien een uit hoofde van lid 2 vrijwillig deelnemend bijkantoor niet voldoet aan zijn verplichtingen als deelnemer aan het depositogarantiestelsel, worden de bevoegde autoriteiten die de vergunning hebben verleend, daarvan in kennis gesteld en nemen deze, in samenwerking met het garantiestelsel, alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de bovenbedoelde verplichtingen worden nagekomen. Indien het bijkantoor in weerwil van de getroffen maatregelen aan deze verplichtingen blijft verzaken, mag het depositogarantiestelsel, na een passende opzeggingstermijn van ten minste twaalf maanden, met de toestemming van de bevoegde autoriteiten die de vergunning hebben verleend, het bijkantoor van deelneming uitsluiten. Deposito's die vóór het tijdstip van uitsluiting zijn verricht, vallen tot de datum waarop zij verschuldigd worden, onder de dekking van het depositogarantiestelsel waaraan vrijwillig wordt deelgenomen. De deposanten worden in kennis gesteld van de intrekking van de aanvullende dekking. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 7 (aangepast) Artikel 12 1. Uiterlijk op 31 december 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over: a) de harmonisatie van de financieringsmechanismen van depositogarantiestelsels, waarbij zij met name aandacht besteedt aan de gevolgen van het ontbreken van een dergelijke harmonisatie in het geval van een grensoverschrijdende crisis met betrekking tot de beschikbaarheid van compensatie-uitkeringen van het deposito, en met betrekking tot de eerlijke concurrentie en de voordelen en kosten van deze harmonisatie; b) de gepastheid van en de voorwaarden voor een volledige dekking voor bepaalde tijdelijk verhoogde balansen; c) mogelijke modellen voor de invoering van risico-afhankelijke bijdragen; d) de voordelen en kosten van de mogelijke invoering van een communautair depositogarantiestelsel; e) het effect van uiteenlopende wetgevingen met betrekking tot de verrekening van een tegoed van een deposant met diens schuld, op de doeltreffendheid van het systeem en mogelijke verstoringen, rekening houdend met grensoverschrijdende vereffeningen; f) de harmonisatie van de reeks van gedekte producten en deposanten, met inbegrip van de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen en van lokale instanties; g) de koppeling tussen depositogarantiestelsels en alternatieve manieren om deposanten hun inleg te vergoeden, zoals mechanismen voor nooduitbetaling. Indien nodig doet de Commissie passende voorstellen tot wijziging van deze richtlijn. 2. De lidstaten stellen de Commissie en het Europees Comité voor het bankwezen in kennis van hun voornemen om wijzigingen in de bestreken categorieën deposito’s of in de dekking van deposito’s aan te brengen, alsook van alle eventuele moeilijkheden die zij bij de samenwerking met andere lidstaten ondervinden. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 2, onder a) (nieuw) 5. De lidstaten dragen er zorg voor dat de depositogarantiestelsels in de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gevallen met elkaar samenwerken. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 2, onder b) (nieuw) 6. De Commissie evalueert de werking van dit artikel ten minste om de twee jaar en stelt in voorkomend geval wijzigingen daarin voor. ∫ nieuw 2. Deposanten bij bijkantoren die zijn opgericht door kredietinstellingen in andere lidstaten, of in lidstaten waarin een kredietinstelling actief is waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, ontvangen een terugbetaling van het stelsel van de lidstaat van ontvangst namens het stelsel in de lidstaat van herkomst. Het stelsel van de lidstaat van herkomst vergoedt het stelsel van de lidstaat van ontvangst. Voorts verstrekt het stelsel van de lidstaat van ontvangst de betrokken deposanten namens het stelsel van de lidstaat van herkomst informatie en is het gerechtigd de correspondentie van deze deposanten namens het stelsel van de lidstaat van herkomst in ontvangst te nemen. 3. Indien een kredietinstelling een stelsel verlaat en zich aansluit bij een ander stelsel, worden de bijdragen die in de zes maanden vóór de beëindiging van de deelname zijn betaald, terugbetaald of aan het andere stelsel overgedragen. Dit geldt echter niet indien een kredietinstelling op grond van artikel 3, lid 3, van een stelsel is uitgesloten. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat depositogarantiestelsels van de lidstaat van herkomst de in artikel 3, lid 7, bedoelde informatie verstrekken aan die in de lidstaten van ontvangst. Daarbij zijn de in dat artikel gestelde beperkingen van toepassing. 5. Om een effectieve samenwerking tussen depositogarantiestelsels te bevorderen, en zulks met name met het oog op het onderhavige artikel en artikel 10, sluiten de depositogarantiestelsels of eventueel de bevoegde autoriteiten schriftelijke samenwerkingsovereenkomsten. In dergelijke overeenkomsten wordt rekening gehouden met het bepaalde in Richtlijn 95/46/EG. De Europese Bankautoriteit wordt in kennis gesteld van het bestaan en de inhoud van dergelijke overeenkomsten. Zij mag uit hoofde van artikel 6, lid 2, onder f), en artikel 19 van de [EBA-verordening] advies uitbrengen over dergelijke overeenkomsten. Indien de bevoegde autoriteiten of de depositogarantiestelsels geen overstemming kunnen bereiken of indien er een geschil bestaat over de interpretatie van een dergelijke overeenkomst, beslecht zij de meningsverschillen uit hoofde van [artikel 11 van de EBA-verordening]. Het ontbreken van dergelijke overeenkomsten heeft geen negatieve gevolgen voor de vorderingen van deposanten uit hoofde van artikel 8, lid 2, of van kredietinstellingen uit hoofde van lid 3 van het onderhavige artikel. ⎢ 94/19/EG, artikel 6 (aangepast) ? nieuw Artikel 13 Bijkantoren van kredietinstellingen die in derde landen zijn gevestigd 63. De lidstaten vergewissen zich ervan dat bijkantoren die zijn opgericht door kredietinstellingen met hoofdkantoor buiten de √ Unie ∏ Gemeenschap, over een dekking ? bescherming ⎪ beschikken die gelijkwaardig is aan de in deze richtlijn voorgeschreven dekking ? bescherming ⎪ . Indien dat niet het geval is, mogen de lidstaten, onverminderd artikel 9, lid 1, van Richtlijn 77/780/EEG √ 38, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG ∏ , bepalen dat bijkantoren die zijn opgericht door kredietinstellingen met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap √ Unie, ∏ aan een op hun grondgebied functionerend depositogarantiestelsel moeten deelnemen. 64. Aan feitelijke en potentiële deposanten bij bijkantoren van kredietinstellingen met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap √ Unie ∏ ? die niet deelnemen aan een stelsel in een lidstaat ⎪ worden door de kredietinstelling alle nuttige inlichtingen verstrekt betreffende de garantieregelingen die voor hun deposito's gelden. 3. De in lid 2 bedoelde inlichtingen worden op de bij de nationale wetgeving voorgeschreven wijze beschikbaar gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, en worden helder en bevattelijk geformuleerd. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 5 (nieuw) ð nieuw Artikel 14 Informatie voor de deposant 1. De lidstaten dragen er zorg √ zorgen ervoor ∏ voor dat de kredietinstellingen aan feitelijke en potentiële deposanten de nodige gegevens √ informatie ∏ ter beschikking stellen om te kunnen nagaan aan die nodig is om te bepalen aan welk depositogarantiestelsel in de Gemeenschap √ Unie ∏ de kredietinstelling en haar bijkantoren deelnemen, of welke alternatieve regeling krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, of artikel 3, lid 4, is getroffen. De deposanten worden ingelicht over de bepalingen van het depositogarantiestelsel of van de van toepassing zijnde alternatieve regeling, met inbegrip van het bedrag van de dekking en de reikwijdte van het depositogarantiestelsel. Indien op grond van artikel 7, lid 2, √ 4 ∏ voor een deposito geen garantie uit het depositogarantiestelsel geldt, informeert de kredietinstelling de deposant daarover. 2. Alle inlichtingen worden Informatie ð aan potentiële deposanten ï wordt in een bevattelijke vorm ter beschikking gesteld ? vóór de sluiting van een contract inzake het in ontvangst nemen van deposito's, en wordt door potentiële deposanten mede ondertekend. Daarvoor wordt de template in bijlage III gebruikt.⎪ 3. Feitelijke deposanten ontvangen informatie op hun rekeningafschrift. Deze informatie bestaat uit een bevestiging dat de deposito's in aanmerking komen in de zin van artikel 2, lid 1, en artikel 4. Bovendien wordt verwezen naar het informatieblad van bijlage III en wordt aangegeven waar dit kan worden opgevraagd. Ook mag de website van het bevoegde depositogarantiestelsel worden vermeld. Desgevraagd moeten inlichtingen worden verstrekt over de voorwaarden voor terugbetaling en de met het oog daarop te vervullen formaliteiten. ⎢ 94/19/EG, artikel 9 (aangepast) ? nieuw 4. De in lid 1 bedoelde informatie gegevens wordten op de bij de nationale wetgeving voorgeschreven wijze ter beschikking gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd. 5. De lidstaten stellen voorschriften vast ter beperking van beperken de aanwending voor reclamedoeleinden van de in lid 1 bedoelde gegevens, informatie om te voorkomen dat die aanwending de stabiliteit van het bankwezen of het vertrouwen van de deposanten ondermijnt. De Lid-Staten kunnen met name dergelijke reclame beperken tot het louter vermelden van het stelsel waaraan een kredietinstelling deelneemt ? dat een garantie biedt voor het product waarop de reclame betrekking heeft ⎪ . ∫ nieuw Kredietinstellingen die aan een in artikel 1, leden 3 en 4, genoemd stelsel deelnemen, verstrekken de deposanten adequate informatie over de werking van het stelsel. In dergelijke informatie mag niet worden gesteld dat voor de deposito's een onbeperkte dekking geldt. 6. Bij fusies van kredietinstellingen ontvangen hun deposanten ten minste één maand voordat de fusie rechtens ingaat, informatie daarover. De deposanten worden ervan in kennis gesteld dat bij het ingaan van de fusie al hun deposito's bij elk van de fuserende banken na de fusie worden samengevoegd teneinde hun dekking in het kader van het depositogarantiestelsel te bepalen. 7. Indien een deposant middels internet bankiert, wordt de overeenkomstig de onderhavige richtlijn te verstrekken informatie elektronisch op een dusdanige wijze verstrekt dat zij onder de aandacht komt van de deposant. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 7 (aangepast) Artikel 12 1. Uiterlijk op 31 december 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over: a) de harmonisatie van de financieringsmechanismen van depositogarantiestelsels, waarbij zij met name aandacht besteedt aan de gevolgen van het ontbreken van een dergelijke harmonisatie in het geval van een grensoverschrijdende crisis met betrekking tot de beschikbaarheid van compensatie-uitkeringen van het deposito, en met betrekking tot de eerlijke concurrentie en de voordelen en kosten van deze harmonisatie; b) de gepastheid van en de voorwaarden voor een volledige dekking voor bepaalde tijdelijk verhoogde balansen; c) mogelijke modellen voor de invoering van risico-afhankelijke bijdragen; d) de voordelen en kosten van de mogelijke invoering van een communautair depositogarantiestelsel; e) het effect van uiteenlopende wetgevingen met betrekking tot de verrekening van een tegoed van een deposant met diens schuld, op de doeltreffendheid van het systeem en mogelijke verstoringen, rekening houdend met grensoverschrijdende vereffeningen; f) de harmonisatie van de reeks van gedekte producten en deposanten, met inbegrip van de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen en van lokale instanties; g) de koppeling tussen depositogarantiestelsels en alternatieve manieren om deposanten hun inleg te vergoeden, zoals mechanismen voor nooduitbetaling. Indien nodig doet de Commissie passende voorstellen tot wijziging van deze richtlijn. 2. De lidstaten stellen de Commissie en het Europees Comité voor het bankwezen in kennis van hun voornemen om wijzigingen in de bestreken categorieën deposito’s of in de dekking van deposito’s aan te brengen, alsook van alle eventuele moeilijkheden die zij bij de samenwerking met andere lidstaten ondervinden. ⎢ 94/19/EG, artikel 13 (aangepast) Artikel 15Lijst van kredietinstellingen waaraan vergunning is verleend De Commissie doet in de lijst van kredietinstellingen waaraan vergunning is verleend, welke lijst zij overeenkomstig artikel 3, lid 7, van Richtlijn 77/780/EEG √ 14 van Richtlijn 2006/48/EG ∏ dient op te stellen, opgaaf van de status van elke kredietinstelling ten aanzien van deze de onderhavige richtlijn. ∫ nieuw Artikel 16 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 65. De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 5, lid 7, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd. 66. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 67. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 17 en 18 gestelde voorwaarden. Artikel 17 Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bij artikel 16 verleende bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. 2. De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom. 3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het treedt onmiddellijk dan wel op een in dat besluit bepaalde latere datum in werking. Het besluit laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie . Artikel 18 Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen 1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen de gedelegeerde handeling binnen twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd. 2. Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum. Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden. 3. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling geeft aan waarom zij dit doet. Artikel 19 Overgangsbepalingen 68. De in artikel 9 bedoelde bijdragen aan depositogarantiestelsels worden zo gelijkmatig mogelijk verdeeld, tot de in artikel 9, lid 1, derde alinea, bedoelde streefwaarde is bereikt. 69. Deposanten die houder zijn van door dezelfde kredietinstelling uitgegeven schuldbewijzen en schulden die voortvloeien uit eigen accepten en promessen, deposito's waarvan het bestaan kan alleen worden aangetoond met een ander schuldbewijs dan een rekeningafschrift, deposito's waarvan de hoofdsom niet à pari terugbetaalbaar is, en deposito's waarvan de hoofdsom alleen à pari terugbetaalbaar is in het kader van een bepaalde garantie of regeling van de kredietinstelling of een derde, worden ervan in kennis gesteld dat hun deposito's niet meer in het kader van een depositogarantiestelsel zijn gedekt. 70. Wanneer bepaalde deposito's na de omzetting van de onderhavige richtlijn of van Richtlijn 2009/14/EG in nationaal recht niet meer geheel of gedeeltelijk door een depositogarantiestelsel worden gedekt, kunnen de lidstaten toestaan dat dergelijke deposito's tot en met 31 december 2014 zijn gedekt indien deze deposito's vóór 30 juni 2010 zijn gestort. De lidstaten zorgen ervoor dat geen stelsel na 31 december 2014 hogere of bredere garanties biedt dan die waarin de onderhavige richtlijn voorziet, ongeacht wanneer de deposito's zijn gestort. 71. De Commissie dient uiterlijk 31 december 2015 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de wenselijkheid om bestaande depositogarantiestelsels te vervangen door één stelsel voor de gehele Unie, alsmede een eventueel wetgevingsvoorstel ter zake in. 72. De Commissie dient met de ondersteuning van de [Europese Bankautoriteit] uiterlijk 31 december 2015 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de vorderingen bij de implementatie van deze richtlijn. In dit verslag moet met name worden nagegaan of de streefwaarde kan worden gebaseerd op de gedekte deposito's zonder dat dit ten koste gaat van de bescherming van deposanten. ⎢ 94/19/EG, artikel 14 (aangepast) ? nieuw Artikel 20 Omzetting 73. De lidstaten doen uiterlijk op 31 december 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen ? te voldoen aan artikel 1, artikel 2, lid 1, onder a), c), d), f) en h) tot en met m), artikel 2, lid 2, artikel 3, leden 1, 3, 5, 6 en 7, artikel 4, lid 1, onder d) tot en met k), artikel 5, leden 2 tot en met 5, artikel 6, leden 4 tot en met 7, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 8, leden 2, 3 en 4, de artikelen 9 tot en met 12, artikel 13, leden 1 en 2, artikel 14, leden 1, 2, 3, 5, 6 en 7, artikel 19 en de bijlagen I, II en III. ⎪ Zij delen de Commissie ? de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.⎪ In afwijking van de eerste alinea doen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om te voldoen aan artikel 9, lid 1, derde alinea, artikel 9, lid 3, en artikel 10. In afwijking van de eerste alinea doen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om te voldoen aan artikel 7, lid 1, en artikel 9, lid 5. Het in artikel 9, lid 5, onder a), genoemde percentage van de in aanmerking komende deposito's geldt echter niet vóór 1 januari 2014. Tot en met 31 december 2017 geldt een percentage van 0,5%. Vanaf die datum tot en met 31 december 2020 geldt een percentage van 0,75%. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. ? In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ⎪ 74. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. ∫ nieuw Artikel 21Intrekking Richtlijn 94/19/EG en de achtereenvolgende wijzigingen op die richtlijn worden ingetrokken met ingang van 31 december 2012, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV genoemde richtlijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V. ⎢ 94/19/EG, artikel 15 (aangepast) ? nieuw Artikel 22 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de ? twintigste ⎪ dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese √ Unie ∏ Gemeenschappen. ? Artikel 2, lid 1, onder b), e) en g), artikel 4, lid 1, onder a), b) en c), artikel 5, lid 1, artikel 6, leden 1, 2 en 3, artikel 7, lid 4, artikel 8, lid 1, artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 4, en de artikelen 15 tot en met 18 zijn vanaf 1 januari 2013 van toepassing. ⎢ 94/19/EG, artikel 16 Artikel 23 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, […] Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter […] […] ∫ nieuw BIJLAGE I Bepaling van risicoafhankelijke bijdragen aan depositogarantiestelsels 75. De volgende formules moeten worden gebruikt: a) risicoafhankelijke bijdragen van een deelnemer C i = TC * RS i b) risicoaandeel van een deelnemer [pic] c) risicogewogen bijdrage van een deelnemer RA i = CB *[pic] Daarbij zijn: C i de bijdrage van de i -e deelnemer aan een depositogarantiestelsel TC de totale door het stelsel te innen bijdragen RS i het risicoaandeel van de i -e deelnemer RA i de risicogewogen bijdrage van de i -e deelnemer RA k de risicogewogen bijdragen van elk van de n- deelnemers CB de bijdragegrondslag (d.w.z. de in aanmerking komende deposito's) β i de risicocoëfficiënt die overeenkomstig bijlage II is toegekend aan de i -e deelnemer 76. De volgende formules moeten worden gebruikt: a) totale samengestelde score van een deelnemer [pic]= ¾[pic]+ ¼[pic] b) samengestelde subscore van een deelnemer wat betreft de kernindicatoren [pic]= ¼ [[pic]+[pic]+[pic]+[pic]] c) samengestelde subscore van een deelnemer wat betreft de aanvullende indicatoren [pic]=[pic][[pic]+[pic]+ … +[pic]] Daarbij zijn: [pic] totale samengestelde score van de i -e deelnemer [pic] totale samengestelde subscore van de i -e deelnemer wat betreft de kernindicatoren [pic] totale samengestelde subscore van de i -e deelnemer wat betreft de aanvullende indicatoren [pic] variabele voor het risico van de i -e deelnemer wat betreft een afzonderlijke kern- of aanvullende indicator van bijlage II x symbool van een bepaalde kern- of aanvullende indicator ∫ nieuw BIJLAGE II Indicatoren, scores en gewichten voor de berekening van risicoafhankelijke bijdragen DEEL A Kernindicatoren 1. De volgende kernindicatoren moeten worden gebruikt voor de berekening van risicoafhankelijke bijdragen: Risicoklasse | Indicator | Ratio | Kapitaaltoereikendheid | Bestanddelen van het eigen vermogen als genoemd in artikel 57, onder a) tot en met c bis), van Richtlijn 2006/48/EG en risicogewogen activa als bedoeld in artikel 76 van Richtlijn 2006/48/EG | Eigen vermogen | Risicogewogen activa | Kwaliteit van de activa | Niet-presterende leningen | Niet-presterende leningen | Brutoleningen | Winstgevendheid | Rendement op activa | Netto-inkomsten | Gemiddelde totale activa | Liquiditeit | Door de lidstaten zelf te bepalen, zulks onverminderd artikel 11, lid 4 | 2. De volgende scores moeten worden gebruikt voor de risicoprofielen bij kernindicatoren: Risiconiveau | Kapitaaltoereikendheid | Kwaliteit van de activa | Winstgevendheid | Liquiditeit | Zeer laag risico | 1 | 1 | 1 | 1 | Laag risico | 2 | 2 | 2 | 2 | Gemiddeld risico | 3 | 3 | 3 | 3 | Hoog risico | 4 | 4 | 4 | 4 | Zeer hoog risico | 5 | 5 | 5 | 5 | 3. De volgende scores moeten aan een deelnemer worden toegekend op basis van de actuele waarden van de indicatoren in een bepaalde risicoklasse: Element | Symbool (x) | [pic]= 1 | [pic]= 2 | [pic]= 3 | [pic]= 4 | [pic]= 5 | Kapitaaltoereikendheid | CA | x > 12,3% | 12,3% ≥ x > 9,6% | 9,6% ≥ x > 8,2% | 8,2% ≥ x > 7% | x ≤ 7% | Kwaliteit van de activa | AQ | x ≤ 1% | 1% < x ≤ 2,1% | 2,1% < x ≤ 3,7% | 3,7% < x ≤ 6% | x > 6% | Winstgevendheid | P | x > 1,2% | 1,2% ≥ x > 0,9% | 0,9% ≥ x > 0,7% | 0,7% ≥ x > 0,5% | x ≤ 0,5% | Liquiditeit | L | De lidstaten mogen de drempelwaarden voor elke [pic]zelf bepalen, zulks onverminderd artikel 11, lid 4 | 4. De volgende risicogewichten (coëfficiënten) moeten aan een deelnemer worden toegekend afhankelijk van zijn samengestelde score: Samengestelde score (ρ) | 1 < ρ ≤ 1,5 | 1,5 < ρ ≤ 2,5 | 2,5 < ρ ≤ 3,5 | 3,5 < ρ ≤ 4,5 | 4,5 < ρ ≤ 5 | Risicocoëfficiënt | 75% | 100% | 125% | 150% | 200% | DEEL B Aanvullende indicatoren 1. De lidstaten moeten aanvullende indicatoren voor de berekening van risicoafhankelijke bijdragen vaststellen. Daarvoor kunnen alle volgende indicatoren of een aantal ervan worden gebruikt: Risicoklasse | Indicator/ratio | Definitie | Kapitaaltoereikendheid | Totaal kapitaal | Totaal kapitaal | Risicogewogen activa | Extra kapitaal * | Extra kapitaal * | of | Extra kapitaal * | Totale activa | Risicogewogen activa | Kwaliteit van de activa | Voorziening voor verliezen op leningen | Voorziening voor verliezen op leningen | of | Voorziening voor verliezen op leningen | Netto rentebaten | Bedrijfsopbrengsten | Risicogewogen activa | Risicogewogen activa | Totale activa | Winstgevendheid | Kosten/inkomsten | Bedrijfskosten | Bedrijfsopbrengsten | Nettomarge | Nettomarge | Totaal kapitaal | Liquiditeit | Door de lidstaten zelf te bepalen, zulks onverminderd artikel 11, lid 5 | * Extra kapitaal = kapitaal – eigen vermogen als genoemd in artikel 57, onder a) tot en met h), van Richtlijn 2006/48/EG 2. De volgende scores moeten worden gebruikt voor de risicoprofielen bij aanvullende indicatoren: Risiconiveau | Kapitaaltoereikendheid | Kwaliteit van de activa | Winstgevendheid | Liquiditeit | Zeer laag risico | 1 | 1 | 1 | 1 | Laag risico | 2 | 2 | 2 | 2 | Gemiddeld risico | 3 | 3 | 3 | 3 | Hoog risico | 4 | 4 | 4 | 4 | Zeer hoog risico | 5 | 5 | 5 | 5 | 3. De volgende risicogewichten (coëfficiënten) moeten aan een deelnemer worden toegekend afhankelijk van zijn samengestelde score: Samengestelde score (ρ) | 1 < ρ ≤ 1,5 | 1,5 < ρ ≤ 2,5 | 2,5 < ρ ≤ 3,5 | 3,5 < ρ ≤ 4,5 | 4,5 < ρ ≤ 5 | Risicocoëfficiënt (β) | 75% | 100% | 125% | 150% | 200% | ∫ nieuw BIJLAGE III Template informatie voor de deposant Als een kredietinstelling een verschuldigd en betaalbaar deposito niet heeft terugbetaald om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële situatie, ontvangen de deposanten een terugbetaling van een depositogarantiestelsel. De/het [product invullen] van de [ naam invullen van de kredietinstelling waar de rekening wordt aangehouden ] wordt in het algemeen gedekt door dit depositogarantiestelsel. De terugbetaling bedraagt ten hoogste 100 000 euro per bank. Om te bepalen welk bedrag wordt gedekt, worden alle deposito's bij dezelfde bank bij elkaar opgeteld. Als een deposant bijvoorbeeld een spaarrekening met 90 000 euro en een lopende rekening met 20 000 euro heeft, dan ontvangt hij of zij dus een terugbetaling van slechts 100 000 euro. [ Alleen indien van toepassing ] Dit geldt ook als een bank onder verschillende namen actief is. De [naam invullen van de kredietinstelling waar de rekening wordt aangehouden] opereert ook onder de naam [ alle andere bedrijfsnamen van dezelfde kredietinstelling invullen ]. Heeft u deposito's bij organisaties met deze bedrijfsnaam, dan zijn deze deposito's samen gedekt tot 100 000 euro. Bij gezamenlijke rekeningen geldt de limiet van 100 000 euro voor elke deposant afzonderlijk. [ Alleen indien van toepassing ] Voor deposito's op een rekening waarop twee of meer personen aanspraak kunnen maken als leden van een "partnership", vereniging of andere, soortgelijke organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, geldt het volgende: voor de berekening van de limiet van 100 000 euro worden deze deposito's bij elkaar opgeteld en behandeld als deposito's van één deposant. In het algemeen vallen alle kleine deposanten en bedrijven onder het depositogarantiestelsel. Voor bepaalde deposito's geldt een uitzondering. Deze worden op de website van het desbetreffende depositogarantiestelsel vermeld. Ook zal de bank u op verzoek meedelen of bepaalde deposito's al dan niet zijn gedekt. Als de deposito's onder de dekking vallen, zal de bank dit ook bevestigen op het rekeningafschrift. Het depositogarantiestelsel is [ naam, adres, telefoonnummer, e-mail en website invullen ]. Het zal uw deposito's binnen zes weken - en vanaf 31 december 2013 zelfs binnen één week - terugbetalen (maximaal 100 000 euro). Als u binnen deze termijn geen terugbetaling heeft ontvangen, moet u zelf contact opnemen met het depositogarantiestelsel. Het kan namelijk zo zijn dat u uw geld niet meer kunt terugvragen na het verstrijken van een bepaalde termijn. Verdere informatie kunt u vinden op: [ website van het bevoegde depositogarantiestelsel invullen ]. [ Alleen indien van toepassing ] Uw deposito is gegarandeerd door een institutioneel garantiestelsel [ dat erkend is/niet erkend is als depositogarantiestelsel ]. Dit houdt in dat alle banken die aangesloten zijn bij dit stelsel, elkaar helpen om een faillissement van de bank te voorkomen. Mocht een bank echter toch failliet gaan, dan worden uw deposito's terugbetaald tot 100 000 euro. ∫ nieuw BIJLAGE IV DEEL A Ingetrokken richtlijn en de achtereenvolgende wijzigingen op die richtlijn (als bedoeld in artikel 21) Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft DEEL B Uiterste omzettingsdata (als bedoeld in artikel 21) Richtlijn | Uiterste omzettingsdatum | 94/19/EG | 1.7.1995 | 2009/14/EG | 30.6.2009 | 2009/14/EG (artikel 1, punt 3, onder i), tweede alinea, artikel 7, lid 1 bis en lid 3, en artikel 10, lid 1, van Richtlijn 94/14/EG als gewijzigd bij Richtlijn 2009/14/EG) | 31.12.2010 | ∫ nieuw BIJLAGE V Concordantietabel Onderhavige richtlijn | Richtlijn 2009/14/EG | Richtlijn 94/19/EG | Artikel 1 | - | - | Artikel 2, lid 1, onder a) | Artikel 1, punt 1 | Artikel 2, lid 1, onder d) | Artikel 1, punt 2 | Artikel 2, lid 1, onder e) | Artikel 1, punt 1 | Artikel 1, punt 3 | Artikel 2, lid 1, onder f) | Artikel 1, punt 4 | Artikel 2, lid 1, onder g) | Artikel 1, punt 5 | Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 2 | Artikel 3, lid 2 | Artikel 3, lid 3 | Artikel 3, lid 3 | Artikel 3, lid 4 | Artikel 5 | Artikel 3, lid 6 | Artikel 1, punt 6, onder a) | Artikel 4, lid 1, onder a), b) en c) | Artikel 2 | Artikel 4, lid 1, onder d) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 1 | Artikel 4, lid 1, onder f) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 10 | Artikel 4, lid 1, onder g) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 2 | Artikel 4, lid 1, onder h) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 5 | Artikel 4, lid 1, onder i) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 6 | Artikel 4, lid 1, onder j) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punten 3 en 4 | Artikel 4, lid 10, onder k) | Artikel 7, lid 2, bijlage I, punt 12 | Artikel 5, lid 1 | Artikel 1, punt 3, onder a) | Artikel 7, lid 1 | Artikel 5, lid 4 | Artikel 1, punt 3, onder a) | Artikel 5, lid 6 | Artikel 7, leden 4 en 5 | Artikel 5, lid 7 | Artikel 1, punt 3, onder d) | Artikel 6, leden 1, 2 en 3 | Artikel 8 | Artikel 7, lid 1 | Artikel 1, punt 6, onder a) | Artikel 10, lid 1 | Artikel 7, lid 3 | Artikel 10, lid 4 | Artikel 7, lid 4 | Artikel 10, lid 5 | Artikel 8, lid 1 | Artikel 7, lid 6 | Artikel 8, lid 2 | Artikel 11 | Artikel 12, lid 1 | Artikel 4, lid 1 | Artikel 13 | Artikel 6 | Artikel 14, leden 1, 2 en 3 | Artikel 1, punt 5 | Artikel 9, lid 1 | Artikel 14, lid 4 | Artikel 9, lid 2 | Artikel 14, lid 5 | Artikel 9, lid 3 | Artikel 15 | Artikel 13 | Artikelen 16, 17 en 18 | Artikel 1, punt 4 | ⎢ 94/19/EG, bijlage I (nieuw) BIJLAGE I Lijst van de in artikel 7, lid 2, bedoelde uitsluitingen 77. Deposito's van financiële instellingen in de zin van artikel 1, lid 6, van Richtlijn 89/646/EEG. 78. Deposito's van verzekeringsondernemingen. 79. Deposito's van de Staat en van centrale overheden. 80. Deposito's van provinciale, regionale, plaatselijke of gemeentelijke overheden. 81. Deposito's van instellingen voor collectieve belegging. 82. Deposito's van pensioenfondsen. 83. Deposito's van bestuurders, beheerders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten van de kredietinstelling, van personen die voor ten minste 5 % in het kapitaal van de kredietinstelling deelnemen, van met de wettelijke controle van de jaarrekening van de kredietinstelling belaste personen en van deposanten met soortgelijke status bij andere ondernemingen in dezelfde groep. 84. Deposito's van naaste verwanten van de in punt 7 bedoelde deposanten en deposito's van derden die voor rekening van deze deposanten optreden. 85. Deposito's van andere ondernemingen in dezelfde groep. 86. Niet op naam luidende deposito's. 87. Deposito's waarvoor de deposant individueel van de kredietinstelling rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen die hebben bijgedragen tot de verslechtering van de financiële situatie van deze instelling. 88. Door de kredietinstelling uitgegeven schuldbewijzen en schulden die voortvloeien uit eigen accepten en promessen. 89. Deposito's in andere valuta dan in – die van de Lid-Staten; – ecu. 90. Deposito's van ondernemingen van een zodanige omvang dat zij geen verkorte balans overeenkomstig artikel 11 van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen[26] mogen opstellen. ⎢ 94/19/EG, bijlage II (nieuw) BIJLAGE II Richtsnoeren Wanneer een bijkantoor met het oog op aanvullende dekking verzoekt om deelneming aan een depositogarantiestelsel van de Lid-Staat van ontvangst, worden door het depositogarantiestelsel van de Lid-Staat van ontvangst bilateraal met het depositogarantiestelsel van de Lid-Staat van herkomst passende regels en procedures vastgesteld voor uitkeringen aan deposanten bij dat bijkantoor. Bij de uitwerking van deze procedures en het vaststellen van de voorwaarden voor deelneming van een dergelijk bijkantoor (als bedoeld in artikel 4, lid 2) worden de volgende beginselen in acht genomen: a) het stelsel van de Lid-Staat van ontvangst blijft volledig gerechtigd om zijn eigen objectieve en algemeen toegepaste regels aan deelnemende kredietinstellingen op te leggen; het mag verlangen dat ter zake dienende informatie wordt verstrekt en heeft het recht dergelijke informatie bij de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst na te trekken; b) het stelsel van de Lid-Staat van ontvangst honoreert aanspraken op aanvullende uitkering na een verklaring van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst dat deposito's niet-beschikbaar zijn. Het stelsel van de Lid-Staat van ontvangst blijft volledig gerechtigd om de aanspraak van een deposant aan zijn eigen normen en procedures te toetsen alvorens een aanvullende uitkering te doen; c) het stelsel van de Lid-Staat van ontvangst en van de Lid-Staat van herkomst werken volledig samen om ervoor te zorgen dat deposanten prompt en tot het juiste bedrag uitkeringen ontvangen. Meer bepaald komen zij overeen hoe het bestaan van een tegenvordering die kan leiden tot verrekening uit hoofde van een van beide stelsels, van invloed is op het door elk van beide stelsels aan de deposant uit te keren bedrag; d) de stelsels van de Lid-Staat van ontvangst zijn gerechtigd om bijkantoren voor aanvullende dekking kosten aan te rekenen, uitgaande van een passende grondslag waarbij rekening wordt gehouden met de door het stelsel van de Lid-Staat van herkomst geboden garantie. Om het aanrekenen van kosten te vergemakkelijken, is het stelsel van de Lid-Staat van ontvangst gerechtigd ervan uit te gaan dat zijn aansprakelijkheid hoe dan ook beperkt is tot het extra bedrag aan garantie dat dit stelsel biedt ten opzichte van de door het stelsel van de Lid-Staat van herkomst geboden garantie, ongeacht of de Lid-Staat van herkomst daadwerkelijk overgaat tot enigerlei uitkering met betrekking tot de in Lid-Staat van ontvangst gehouden deposito's. ⎢ 2009/14/EG artikel 1, punt 8 ---[pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic] [1] COM(2006) 729. [2] Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft (PB L 68 van 13.3.2009, blz. 3). [3] COM(2009) 114, blz. 4. [4] Zie: http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2009/deposit_guarantee_schemes_en.htm. [5] Zie: http://ec.europa.eu/internal_market/bank/guarantee/index_en.htm#roundtable. [6] Alle rapporten kunnen worden gedownload op http://ec.europa.eu/internal_market/bank/guarantee/index_en.htm. [7] De desbetreffende door het EFDI in mei 2008 uitgebrachte rapporten zijn beschikbaar op www.efdi.eu. [8] Zie: www.efdi.eu. [9] Zie overweging 17 van Richtlijn 2009/14/EG en de overwegingen (niet genummerd) van Richtlijn 94/19/EG. [10] Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7. [11] Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (Voor de EER relevante tekst), PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32. [12] Zie de rapporten van het GCO op http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/guarantee/risk-based-report_en.pdf and http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/guarantee/2009_06_risk-based-report_en.pdf. [13] PB nr. C 163 van 30.6.1992, blz. 6, en PB nr. C 178 van 30.6.1993, blz. 14. [14] PB C […]. [15] PB C […]. [16] PB nr. C 332 van 16.12.1992, blz. 13. [17] PB nr. C 115 van 26.4.1993, blz. 96, en besluit van het Europees Parlement van 9 maart 1994 (PB nr. C 91 van 28.3.1994). [18] PB L 68 van 13.3.2009, blz. 3. [19] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. [20] PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77. [21] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201. [22] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [23] Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009)501. [24] PB nr. C 163 van 30.6.1992, blz. 6, en PB nr. C 178 van 30.6.1993, blz. 14. [25] PB L 124 van 5-5-1989, blz. 16. [26] PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/605/EEG (PB L 317 van 16.11.1990, blz. 60).