52010PC0359

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (Herschikking) /* COM/2010/0359 def. - COD 2010/0194 */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 5.7.2010

COM(2010)359 definitief

2010/0194 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD

betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

(Herschikking)

TOELICHTING

1. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle besluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

2. De Commissie heeft een aanvang gemaakt met de codificatie van Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken[2] en het desbetreffende voorstel aan de wetgever toegezonden[3]. De nieuwe richtlijn moest de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt, vervangen[4].

3. In de loop van de wetgevingsprocedure werd erkend dat een bepaling van het codificatievoorstel een uitvoeringsvoorbehoud van de Raad bevatte dat niet in de overwegingen van Richtlijn 68/193/EEG was gemotiveerd. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 6 mei 2008 in zaak C-133/06, werd een herformulering van bepaalde delen van het voorstel noodzakelijk. Daar een dergelijke herformulering een inhoudelijke wijziging zou inhouden en daarmee verder zou gaan dan loutere codificatie, werd het noodzakelijk geacht punt 8[5] van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten, toe te passen, gelet op de gemeenschappelijke verklaring ten aanzien van dat punt[6].

4. Na de politieke, juridische en historische context van de betrokken bepaling te hebben onderzocht, kwam de Commissie tot de conclusie dat de redenen die eerder een uitvoeringsvoorbehoud van de Raad zouden kunnen rechtvaardigen, niet langer golden. Richtlijn 68/193/EEG is vastgesteld op 9 april 1968, d.w.z. ruim vóór de vaststelling van de Europese Akte en de daaropvolgende totstandbrenging van de interne markt. Destijds werd het passend geacht dat de Raad de besluiten nam die rechtsreeks van invloed waren op de handelsbetrekkingen met derde landen. De context is sinds de jaren zestig echter aanzienlijk gewijzigd. Bijgevolg is in soortgelijke richtlijnen die sinds de jaren negentig zijn vastgesteld, de bevoegdheid om besluiten te nemen over de gelijkwaardigheid van de voorwaarden en maatregelen betreffende in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en over de typen en categorieën in derde landen geproduceerd teeltmateriaal die in de Unie in de handel mogen worden gebracht, aan de Commissie verleend. Het is daarom passend dat de in Richtlijn 68/193/EEG vervatte bepaling inzake de gelijkwaardigheid en toelating tot de handel in overeenstemming wordt gebracht met die latere bepalingen. Dit is ook in overeenstemming met de algemene regel van artikel 291, lid 2, TWEU.

5. De codificatie van Richtlijn 68/193/EEG moet daarom worden omgezet in een herschikking teneinde de noodzakelijke wijziging te kunnen opnemen.

ê 68/193/EEG (aangepast)

2010/0194 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

(Herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel Ö 43, lid 2 Õ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[8]

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

(1) Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken[9] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[10]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 68/193/EEG overweging 1 (aangepast)

(2) De productie van wijn en van tafeldruiven neemt een belangrijke plaats in, in de landbouw van de Ö Unie Õ .

ê 68/193/EEG overweging 2 (aangepast)

(3) Bevredigende resultaten bij de wijnstokcultuur hangen in belangrijke mate af van het gebruik van geschikt Ö teeltmateriaal Õ. Derhalve hebben sommige lidstaten sedert enige tijd de handel in vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken beperkt tot hoogwaardig pootgoed. Zij hebben zich hierbij gebaseerd op de resultaten van stelselmatige kweekarbeid over tientallen jaren, waardoor bestendige en homogene wijnstokrassen werden verkregen en waarvan aanzienlijke voordelen verwacht kunnen worden ten aanzien van het beoogde gebruik.

ê 68/193/EEG overweging 3 (aangepast)

(4) De productiviteit van de wijnstokcultuur Ö kan Õ stijgen in de Ö Unie Õ, indien de lidstaten uniforme en zo streng mogelijke regels toepassen met betrekking tot de keuze van de tot de handel toegelaten rassen.

ê 68/193/EEG overweging 4 (aangepast)

(5) Een beperking van het in de handel brengen tot bepaalde rassen is echter slechts gerechtvaardigd, voor zover tegelijkertijd de waarborg bestaat dat de wijnbouwer werkelijk Ö teeltmateriaal Õ van deze rassen ontvangt.

ê 68/193/EEG overweging 7 (aangepast)

(6) Ö Teeltmateriaal Õ van wijnstokken, dat voor de voortbrenging van druiven of van teeltmateriaal bestemd is, moet in het algemeen slechts in de handel kunnen worden gebracht wanneer het overeenkomstig de keuringsvoorschriften als Ö oorspronkelijk teeltmateriaal, Õ basisteeltmateriaal of gecertificeerd teeltmateriaal officieel is gekeurd en goedgekeurd.

ê 68/193/EEG overweging 8 (aangepast)

(7) Hoewel het gewenst is de handel te beperken tot Ö gecertificeerd Õ teeltmateriaal voor wijnstokken dat is verkregen door selectie van klonen, is zulks vooralsnog niet mogelijk, daar met dat materiaal niet volledig in de behoeften van de Ö Unie Õ kan worden voorzien. Het is derhalve dienstig om voorlopig gecontroleerd standaardmateriaal tot de handel toe te laten dat ook van echt en zuiver ras is, doch niet steeds dezelfde waarborg biedt als door de selectie van klonen verkregen Ö teeltmateriaal Õ. Deze categorie moet niettemin geleidelijk verdwijnen.

ê 2002/11/EG overweging 3 (aangepast)

(8) De lidstaten Ö moeten, onder bepaalde voorwaarden, Õ het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor proefnemingen, voor wetenschappelijke doeleinden of voor kweekdoeleinden Ö kunnen Õ toestaan.

ê 2002/11/EG overweging 2

(9) In bepaalde omstandigheden moet het mogelijk zijn om met nieuwe productiemethoden geproduceerd vegetatief teeltmateriaal in de handel te brengen.

ê 71/140/EEG overweging 5 (aangepast), 6 en 7 (aangepast)

(10) Het Ö is Õ noodzakelijk dat alle lidstaten een lijst opstellen van de rassen die op hun grondgebied voor goedkeuring alsmede voor controle van standaardteeltmateriaal zijn toegelaten. Deze lijsten moeten volgens uniforme voorschriften worden opgesteld opdat de toegelaten rassen onderscheidbaar, bestendig en voldoende homogeen zijn. Er moeten, voor de uitvoering van het onderzoek met het oog op de toelating van een ras, een groot aantal uniforme criteria en minimumeisen worden vastgelegd.

ê 68/193/EEG overweging 9

(11) Indien er in een lidstaat geen wijnstokteelt of handel in het teeltmateriaal daarvan bestaat, lijkt het gerechtvaardigd deze staat vrij te stellen van de verplichting het standaardteeltmateriaal te keuren of te controleren, evenwel zonder hem te ontheffen van de verplichting de handel te beperken tot goedgekeurd teeltmateriaal en standaardteeltmateriaal.

ê 2002/11/EG overweging 5 en 6

(12) Genetisch gemodificeerde wijnstokrassen mogen slechts worden toegelaten indien alle maatregelen zijn getroffen die nodig zijn om risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu te vermijden. Wanneer het teeltmateriaal voor wijnstokrassen uit genetisch gemodificeerde organismen bestaat, is een specifieke evaluatie van de milieurisico's nodig die gelijkwaardig is aan die van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG[11].

ê 2002/11/EG overweging 9 (aangepast)

(13) Het is wenselijk dat wordt toegezien op de instandhouding van de genetische diversiteit. Er moeten ad-hocmaatregelen voor het behoud van de biodiversiteit komen, die het behoud garanderen van bestaande rassen. De Commissie Ö moet Õ niet alleen rekening Ö houden Õ met het begrip ras, maar ook met de begrippen genotype en kloon.

ê 74/648/EEG overweging 7 (aangepast)

(14) De wijnbouw en de handel in teeltmateriaal voor wijnstokken kunnen in een lidstaat van gering economisch belang zijn. De betrokken lidstaat moet dan de mogelijkheid worden gelaten het merendeel van de bepalingen van Ö deze Õ richtlijn niet toe te passen.

ê 68/193/EEG overweging 10 (aangepast)

(15) Niet in de handel gebracht Ö teeltmateriaal Õ voor wijnstokken dient niet onder de bepalingen Ö van de Unie Õ te vallen, daar het van geringe economische betekenis is. De lidstaten moeten het recht behouden dit Ö teeltmateriaal Õ aan bijzondere voorschriften te onderwerpen.

ê 68/193/EEG overweging 11 (aangepast)

(16) De bepalingen Ö van de Unie Õ dienen niet van toepassing te zijn op Ö teeltmateriaal Õ waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen.

ê 68/193/EEG overweging 13 (aangepast)

(17) Teneinde Ö niet alleen Õ de genetische waarde Ö maar ook Õ de uitwendige hoedanigheden van het teeltmateriaal voor wijnstokken in de Ö Unie Õ te verbeteren, moeten bepaalde eisen worden gesteld ten aanzien van de mechanische zuiverheid, de kwaliteit en de sortering.

ê 68/193/EEG overweging 14 (aangepast)

(18) Teneinde de identiteit van het teeltmateriaal te waarborgen, moeten bepalingen Ö van de Unie Õ worden vastgesteld betreffende de scheiding van de partijen, de verpakking, de sluiting en de aanduiding. De etiketten moeten de voor het officiële toezicht en de voorlichting van de wijnbouwer noodzakelijke gegevens vermelden en laten uitkomen Ö dat het een door de Unie vastgestelde regeling betreft Õ.

ê 68/193/EEG overweging 15

(19) De lidstaten moeten passende bepalingen inzake controle vaststellen teneinde te waarborgen dat bij het in de handel brengen van teeltmateriaal wordt voldaan aan de bepalingen betreffende zowel de kwaliteit als de identiteit.

ê 68/193/EEG overweging 16 (aangepast)

(20) Onverminderd het bepaalde in artikel Ö 36 Õ van het Verdrag, mag Ö teeltmateriaal Õ dat aan deze eisen voldoet slechts aan de handelsbeperkingen van de bepalingen Ö van de Unie Õ worden onderworpen.

ê 2002/11/EG overweging 8

(21) Met het oog op een passende controle op het verkeer van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken kunnen de lidstaten een begeleidend document bij de partijen voorschrijven.

ê 68/193/EEG overweging 18

(22) Onder bepaalde voorwaarden moet worden erkend dat teeltmateriaal dat in andere lidstaten is verkregen uit in een lidstaat goedgekeurd basisteeltmateriaal, gelijkwaardig is aan in die lidstaat voortgebracht teeltmateriaal.

ê 68/193/EEG overweging 19 (aangepast)

(23) Tijdens perioden waarin de voorziening met Ö teeltmateriaal Õ moeilijkheden oplevert, dient tijdelijk teeltmateriaal te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden.

ê 68/193/EEG overweging 20 (aangepast)

(24) Het verdient aanbeveling, teneinde de technische methoden inzake keuring en controle van het standaardteeltmateriaal van de onderscheidene lidstaten te harmoniseren en het in de Ö Unie Õ goedgekeurde of gecontroleerde en het uit derde landen afkomstige Ö teeltmateriaal Õ te kunnen vergelijken, Ö uniforme Õ proefnemingen te verrichten in de lidstaten voor de beoordeling van de kwaliteit van het teeltmateriaal van de verschillende categorieën.

ê 2002/11/EG overweging 10 (aangepast)

(25) De voor de uitvoering van Ö deze Õ richtlijn vereiste maatregelen Ö moeten Õ worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden van de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[12].

ò nieuw

(26) In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend bepaalde uitvoeringsmaatregelen vast te stellen betreffende de gelijkwaardigheid van in een derde land geproduceerd teeltmateriaal en in de Unie geproduceerd teeltmateriaal, en vast te stellen welke types en categorieën in derde landen geproduceerd teeltmateriaal in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(27) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 68/193/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

ê 74/648/EEG art. 2 (aangepast)

Deze richtlijn heeft betrekking op vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, hierna „teeltmateriaal” genoemd, dat in de Ö Unie Õ in de handel wordt gebracht.

ê 68/193/EEG

Artikel 2

ê 2002/11/EG art. 1, punt 1

1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. „Wijnstokrassen”: planten van het geslacht Vitis (L.), bestemd voor de voortbrenging van druiven of het gebruik als teeltmateriaal voor deze zelfde planten;

2. „Ras”: een plantengroep van één enkele botanische taxon, van de laagste bekende rang, die:

a) kan worden omschreven met de kenmerken die verband houden met een bepaald genotype of een bepaalde combinatie van genotypes,

b) van elke andere plantengroep kan worden onderscheiden met ten minste één van de genoemde kenmerken, en

c) kan worden beschouwd als een eenheid, op grond van haar geschiktheid voor vermeerdering zonder veranderingen;

3. „Kloon”: een vegetatieve afstamming van een ras, overeenstemmend met een wijnstok die op grond van de identiteit van de plantengroep, de fenotypische kenmerken en zijn fytosanitaire toestand is geselecteerd;

4. „Teeltmateriaal”:

a) wijnstokken, gereed voor het planten:

i) met wortels: delen van stekken of loten van de wijnstok, met wortels en niet-geënt, bestemd voor het planten of voor gebruik als entmateriaal;

ii) entwijnstokken: door enting verbonden delen van stekken of loten van de wijnstok, waarvan het deel onder de grond wortels heeft;

b) delen van de wijnstok:

i) stekken: eenjarige delen;

ii) loten: niet-verhoute stengeldelen;

iii) delen van de wijnstok onder de grond, bestemd voor de veredeling: delen van stekken of loten van de wijnstok, die bij de teelt van entwijnstokken bestemd zijn voor de kweek van delen onder de grond;

iv) entrijs: delen van stekken of loten van de wijnstok, die bij de teelt van entwijnstokken en bij veredeling bestemd zijn voor de delen boven de grond;

v) blindhout: delen van stekken of loten van de wijnstok, bestemd voor de teelt van wijnstokken met wortels.

5. „Moederplanten”: opstanden van wijnstokken, bestemd voor de teelt van voor veredeling in aanmerking komende delen van de wijnstok onder de grond, van blindhout of van entrijs.

6. „Kweekwijnstokken”: opstanden van wijnstokken, bestemd voor de teelt van wijnstokken met wortels of van entwijnstokken.

7. „Oorspronkelijk teeltmateriaal”: teeltmateriaal:

a) dat onder verantwoordelijkheid van de kweker is voortgebracht volgens algemeen erkende methoden voor de instandhouding van de identiteit van het ras en, in voorkomend geval, van de kloon, en voor de preventie van ziekten;

b) dat bestemd is voor voortbrenging van basisteeltmateriaal of van gecertificeerd teeltmateriaal;

ê 2003/61/EG art. 1, punt 1

c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basisteeltmateriaal opgenomen voorwaarden; en

ê 2002/11/EG art. 1, punt 1

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;

8. „Basisteeltmateriaal”: teeltmateriaal:

a) dat onder verantwoordelijkheid van de kweker is voortgebracht volgens algemeen erkende methoden voor de instandhouding van de identiteit van het ras en, in voorkomend geval, van de kloon, en voor de preventie van ziekten, en dat direct afkomstig is van oorspronkelijk teeltmateriaal door vegetatieve voortplanting;

b) dat bestemd is voor de voortbrenging van gecertificeerd teeltmateriaal;

c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basisteeltmateriaal opgenomen voorwaarden, en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld;

9. „Gecertificeerd teeltmateriaal”: teeltmateriaal

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basisteeltmateriaal of van oorspronkelijk teeltmateriaal;

b) dat bestemd is:

i) voor de teelt van pootgoed of plantendelen welke dienen voor de voortbrenging van druiven, of

ii) voor de voortbrenging van druiven;

c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd teeltmateriaal opgesomde voorwaarden, en

d) waarbij bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

10. „Standaardteeltmateriaal”: teeltmateriaal

a) dat rasecht en raszuiver is,

b) dat bestemd is:

i) voor de teelt van pootgoed of plantendelen, welke dienen voor de voortbrenging van druiven, of

ii) voor de voortbrenging van druiven;

c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor standaardteeltmateriaal opgesomde voorwaarden, en

d) waarbij bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

11. „Officiële maatregelen”: maatregelen die genomen zijn

a) door de autoriteiten van een staat, of

ê 2002/11/EG art. 1, punt 1 (aangepast)

b) onder de verantwoordelijkheid van een staat door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen Ö , mits deze personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen Õ, of

c) voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen Ö , mits deze personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen Õ,

12. Ö „In de handel brengen” Õ: de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van teeltmateriaal aan derden, al dan niet tegen vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.

2. Onder Ö in de handel brengen Õ wordt niet verstaan, de uitwisseling van teeltmateriaal dat niet bestemd is voor commercieel gebruik van het ras, zoals:

a) het leveren van teeltmateriaal aan experimenterende en controlerende instanties;

b) het leveren van teeltmateriaal aan dienstverleners met het oog op de verwerking en verpakking, mits de dienstverlener geen aanspraak op het geleverde teeltmateriaal verwerft.

De bepalingen betreffende de uitvoering van Ö dit lid Õ worden overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 3, Ö bedoelde procedure Õ vastgesteld.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 2

Artikel 3

1. De lidstaten schrijven voor dat teeltmateriaal voor wijnstokken slechts in de handel mag worden gebracht:

a) indien het officieel is goedgekeurd als „oorspronkelijk teeltmateriaal”, „basisteeltmateriaal” of „gecertificeerd teeltmateriaal”, dan wel, in het geval van ander teeltmateriaal dan dat wat is bestemd om te worden gebruikt als wijnstokdelen onder de grond, indien het officieel gecontroleerd standaardteeltmateriaal betreft; en

b) indien het voldoet aan de in bijlage II opgenomen voorwaarden.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 2 (aangepast)

2. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de op hun grondgebied gevestigde kwekers machtiging verlenen voor Ö het in de handel brengen Õ van adequate hoeveelheden teeltmateriaal voor:

a) proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden;

b) kweekdoeleinden;

c) maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

De voorwaarden waaronder de lidstaten dergelijke machtigingen mogen verlenen, kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ.

In geval van genetisch gemodificeerd teeltmateriaal kan deze machtiging uitsluitend worden verleend als alle nodige maatregelen zijn getroffen om de risico's voor de volksgezondheid en voor het milieu te voorkomen. Wat betreft de in dat verband uit te voeren beoordeling van de risico's voor het milieu en andere controles is artikel 8 van Ö overeenkomstige Õ toepassing.

3. Voor met behulp van in vitro-teelttechnieken geproduceerd teeltmateriaal kunnen de volgende voorschriften worden vastgesteld overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ:

a) afwijking van de specifieke bepalingen van deze richtlijn;

b) de voor dergelijk teeltmateriaal geldende voorwaarden;

c) de voor dergelijk teeltmateriaal geldende benamingen;

d) voorwaarden inzake de waarborg dat in de eerste plaats de authenticiteit van de rassen wordt getoetst.

4. De Commissie kan overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 3, Ö bedoelde procedure Õ voorschrijven dat ander teeltmateriaal dan dat wat is bestemd om te worden gebruikt als wijnstokdelen onder de grond, vanaf bepaalde data slechts in de handel mag worden gebracht wanneer het officieel is goedgekeurd als „oorspronkelijk teeltmateriaal”, „basisteeltmateriaal” of „gecertificeerd teeltmateriaal”:

a) wat bepaalde wijnstokrassen betreft, op het hele grondgebied van de Ö Unie Õ voorzover — eventueel een programma — in de voor deze rassen in de Ö Unie Õ bestaande behoeften kan worden voorzien met teeltmateriaal dat, rekening houdend met de genetische diversiteit ervan, officieel is goedgekeurd als „oorspronkelijk teeltmateriaal”, „basisteeltmateriaal” of „gecertificeerd teeltmateriaal”, en

b) wat teeltmateriaal van andere rassen dan de onder a) genoemde rassen betreft, wanneer het is bestemd om te worden gebruikt op het grondgebied van de lidstaten die overeenkomstig deze richtlijn hadden voorgeschreven dat teeltmateriaal van de categorie „standaardmateriaal” niet meer op de markt mocht worden gebracht.

ê 68/193/EEG

Artikel 4

De lidstaten kunnen, wat hun eigen productie betreft, ten aanzien van de in bijlagen I en II opgesomde voorwaarden, aanvullende of strengere voorwaarden vaststellen voor de goedkeuring en voor de controle van standaardteeltmateriaal.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 3

In geval van enting is deze bepaling niet van toepassing op teeltmateriaal dat is geproduceerd in een andere lidstaat of in een derde land dat als gelijkwaardig is erkend overeenkomstig artikel 25, lid 2.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 4

Artikel 5

1. Elke lidstaat stelt een lijst op van de wijnstokrassen die op zijn grondgebied officieel voor certificering en controle van het standaardteeltmateriaal worden toegelaten. Die lijst mag door iedereen geraadpleegd worden. De lijst bevat een omschrijving van de belangrijkste morfologische en fysiologische kenmerken aan de hand waarvan de rassen van elkaar onderscheiden kunnen worden. Voor de rassen die reeds op 31 december 1971 toegelaten waren, kan verwezen worden naar de omschrijving in de officiële publicaties op wijnstokgebied.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 4 (aangepast)

2. De lidstaten zien erop toe dat de in de lijsten van de andere lidstaten opgenomen rassen ook op hun eigen grondgebied voor goedkeuring en voor controle van standaardteeltmateriaal worden toegelaten, onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad[13] Ö met betrekking tot de klassenindeling van wijndruivenrassen Õ .

ê 2002/11/EG art. 1, punt 4

3. Elke lidstaat stelt in voorkomend geval een lijst op van de klonen die op zijn grondgebied officieel voor certificering zijn toegelaten.

De lidstaten zien erop toe dat klonen die in een andere lidstaat voor certificering zijn toegelaten, ook op hun eigen grondgebied daarvoor worden toegelaten.

ê 71/140/EEG art. 4

Artikel 6

De lidstaten dragen er zorg voor, dat een ras slechts wordt toegelaten indien het onderscheidbaar, bestendig en voldoende homogeen is.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 5 (aangepast)

Artikel 7

1. Een ras wordt als onderscheidbaar beschouwd wanneer het zich, door de kenmerken die verband houden met een genotype of een combinatie van bepaalde genotypes, duidelijk onderscheidt van elk ander ras waarvan het bestaan algemeen bekend is in de Ö Unie Õ .

Als in de Ö Unie Õ bekend ras wordt beschouwd ieder ras dat, op het moment waarop de aanvraag tot toelating van dat ras volgens de voorschriften wordt ingediend, hetzij is opgenomen op de lijst van de betrokken lidstaat of van een andere lidstaat, hetzij het voorwerp is van een aanvraag tot toelating in de betrokken lidstaat of in een andere lidstaat, tenzij vóór het besluit inzake de aanvraag tot toelating van het te beoordelen ras niet meer in alle betrokken lidstaten aan de in de eerste Ö alinea Õ genoemde voorwaarden wordt voldaan.

2. Een ras wordt als bestendig beschouwd wanneer de kenmerken die in het onderzoek naar de onderscheidbaarheid worden betrokken alsmede alle andere kenmerken die voor de beschrijving van het ras worden gebruikt, na opeenvolgende vermeerderingen ongewijzigd blijven.

3. Een ras wordt als homogeen beschouwd wanneer het, behoudens veranderingen die verband kunnen houden met de specifieke bijzonderheden van de vermeerdering ervan, voldoende homogeen is wat betreft de kenmerken die worden betrokken in het onderzoek naar de onderscheidbaarheid en alle andere kenmerken die voor de beschrijving van het ras worden gebruikt.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 6

Artikel 8

1. Indien het een genetisch gemodificeerd wijnstokras betreft in de zin van artikel 2, punten 1 en 2, van Richtlijn 2001/18/EG, wordt dit ras alleen toegelaten wanneer alle nodige maatregelen zijn getroffen om risico's voor de volksgezondheid en voor het milieu te voorkomen.

2. Voor genetisch gemodificeerde rassen in de zin van lid 1 geldt het volgende:

a) er wordt een specifieke beoordeling uitgevoerd van de risico's voor het milieu die gelijkwaardig is aan die van Richtlijn 2001/18/EG, en wel overeenkomstig de beginselen van bijlage II en op basis van de in bijlage III van de genoemde richtlijn vermelde gegevens;

b) de procedures die moeten garanderen dat een specifieke beoordeling van de risico's wordt uitgevoerd, evenals van de andere belangrijke eisen, met name op het gebied van risicobeheersing, etikettering, eventuele controle, voorlichting van het publiek en vrijwaringsclausule, en die gelijkwaardig zijn aan die in Richtlijn 2001/18/EG, worden op voorstel van de Commissie ingevoerd, in de vorm van een verordening van de Raad en het Europees Parlement. Tot de inwerkingtreding van de genoemde verordening worden de genetisch gemodificeerde rassen pas in de nationale lijst opgenomen nadat overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG is bepaald dat zij in de handel mogen worden gebracht;

ê 2002/11/EG art. 1, punt 6

c) de artikelen 13 tot en met 24 van Richtlijn 2001/18/EG zijn niet van toepassing op genetisch gemodificeerde wijnstokrassen die overeenkomstig de onder b) van dit lid bedoelde verordening zijn toegestaan.

ê 1829/2003 art. 42

3. Wanneer van teeltmateriaal voor wijnstokken afgeleide producten bestemd zijn om te worden gebruikt als of in levensmiddelen die onder artikel 3 vallen of als of in diervoeders die onder artikel 15 vallen van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad[14], wordt het betrokken wijnstokras alleen aanvaard indien het uit hoofde van die verordening is toegelaten.

De lidstaten zorgen ervoor dat een wijnstokras uit welks teeltmateriaal producten zijn afgeleid die bedoeld zijn om te worden gebruikt in levensmiddelen en diervoeders ingevolge de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[15], alleen wordt aanvaard indien het is toegestaan uit hoofde van de toepasselijke wetgeving.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 7

Artikel 9

De lidstaten dragen er zorg voor dat uit andere lidstaten afkomstige rassen en klonen, met name wat de procedure van toelating betreft, onderworpen worden aan dezelfde voorwaarden als die welke voor de binnenlandse rassen gelden.

ê 71/140/EEG art. 4 (aangepast)

è1 2002/11/EG art. 1, punt 24

Artikel 10

1. De lidstaten schrijven voor dat een ras slechts kan worden toegelaten na officieel onderzoek, dat in het bijzonder op het veld is verricht en betrekking heeft op een voldoende groot aantal kenmerken om het ras te kunnen beschrijven. Voor het vaststellen van deze kenmerken moeten nauwkeurige en betrouwbare methoden worden gebruikt.

2. Volgens de Ö in Õ è1 artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ ç en rekening houdend met de stand van wetenschap en techniek worden vastgesteld:

a) de kenmerken waarop het onderzoek ten minste betrekking moet hebben;

b) de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek.

3. Indien bekend is dat het teeltmateriaal van een bepaald ras in een ander land onder een andere benaming in de handel is, wordt ook deze benaming in de lijst opgenomen.

Artikel 11

1. De toegelaten rassen worden regelmatig officieel gecontroleerd. Indien aan één van de voorwaarden voor toelating tot goedkeuring of tot controle niet meer wordt voldaan, wordt de toelating ingetrokken en wordt het ras van de lijst geschrapt.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 8

2. Aanvragen tot toelating van een ras of intrekkingen van dergelijke aanvragen, opnemingen in een rassenlijst alsmede de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis van de andere lidstaten en van de Commissie gebracht. De Commissie publiceert op basis van de kennisgevingen van de lidstaten een gemeenschappelijke lijst van de rassen.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 9

Artikel 12

De lidstaten zien erop toe dat de toegelaten genetisch gemodificeerde rassen duidelijk als zodanig in de rassenlijst worden vermeld. Verder zien zij erop toe dat eenieder die een dergelijk ras in de handel brengt, duidelijk in zijn verkoopcatalogus vermeldt dat het een genetisch gemodificeerd ras betreft, en het doel van de modificatie omschrijft.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 10

Artikel 13

1. De lidstaten schrijven voor dat de in de lijst opgenomen rassen of, in voorkomend geval, klonen, stelselmatig in stand worden gehouden.

2. De stelselmatige instandhouding moet altijd aan de hand van registraties kunnen worden gecontroleerd door de voor de instandhouding van het ras c.q. de kloon verantwoordelijke persoon of personen.

3. De voor de instandhouding van het ras verantwoordelijke persoon kan worden gevraagd monsters over te leggen. Indien nodig kan de bemonstering langs officiële weg geschieden.

4. Wanneer de instandhouding in een andere lidstaat verwezenlijkt is dan de lidstaat waar het ras is toegelaten, verlenen de betrokken lidstaten elkaar administratieve bijstand bij de controle.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 11

Artikel 14

De lidstaten schrijven voor dat teeltmateriaal tijdens de oogst, de bewerking, de opslag, het vervoer en de teelt in partijen gescheiden wordt gehouden en wordt aangeduid volgens het ras en, in voorkomend geval voor basisteeltmateriaal, oorspronkelijk teeltmateriaal, en gecertificeerd teeltmateriaal, volgens de kloon.

ê 68/193/EEG

Artikel 15

1. De lidstaten schrijven voor dat teeltmateriaal slechts in de handel gebracht mag worden in voldoende homogene partijen en in gesloten verpakkingen of bundels, die overeenkomstig de artikelen 16 en 17 zijn voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. De bewerking geschiedt overeenkomstig de bepalingen van bijlage III.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 12 (aangepast)

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 stelt de Commissie, wat de bewerking, de verpakking, het sluitingssysteem en de aanduiding betreft, overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ de bepalingen vast die van toepassing zijn op het in de handel brengen van kleine hoeveelheden die worden geleverd aan de laatste gebruiker alsmede op het in de handel brengen van wijnstokken in potten, kisten en kartonnen dozen.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 13 (aangepast)

Artikel 16

De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen en bundels van teeltmateriaal officieel of onder officieel toezicht zodanig worden gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd, dan wel het in artikel 17, lid 1, bedoelde officiële etiket of — bij verpakkingen — de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Ter wille van een goede sluiting wordt ten minste gebruikgemaakt van een officieel etiket dan wel van een officiële verzegeling. Volgens de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ kan worden vastgesteld of een bepaald sluitingssysteem aan de bepalingen van dit artikel voldoet. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag uitsluitend officieel of onder officieel toezicht geschieden.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 14 (aangepast)

Artikel 17

1. De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen en bundels van teeltmateriaal aan de buitenkant worden voorzien van een officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage IV en gesteld is in een van de officiële talen van de Ö Unie Õ ; dit etiket wordt vastgehecht door middel van de sluiting. De kleur van het etiket is wit met een diagonale paarse streep voor oorspronkelijk teeltmateriaal, wit voor basisteeltmateriaal, blauw voor gecertificeerd teeltmateriaal en donkergeel voor standaardteeltmateriaal.

2. De lidstaten kunnen echter toestaan dat de op hun grondgebied gevestigde producenten verschillende verpakkingen of bundels entwijnstokken of wortelwijnstokken met dezelfde eigenschappen, die met één enkel etiket worden aangeduid als bedoeld in bijlage IV, in de handel brengen. In dat geval worden de betrokken verpakkingen of bundels zodanig met elkaar verbonden dat de band bij de eventuele scheiding wordt verbroken en niet opnieuw kan worden gebruikt. Het etiket wordt door middel van deze band bevestigd. Er mag geen nieuwe sluiting worden aangebracht.

3. Onverminderd artikel 185 quater , lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, kunnen de lidstaten voorschrijven dat iedere levering van op hun grondgebied geproduceerd Ö teeltmateriaal Õ tevens wordt begeleid door een uniform document waarin de volgende vermeldingen staan: aard van de goederen, het ras en eventueel de kloon, de categorie, de hoeveelheid, de verzender en de ontvanger. De noodzakelijke voorwaarden wat betreft dit begeleidend document worden vastgesteld volgens de Ö in Õ artikel 27, lid 3, van deze richtlijn Ö bedoelde procedure Õ.

4. Het in lid 1 bedoelde officiële etiket kan ook de begeleidende fytosanitaire documenten bevatten, die bedoeld worden in Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie[16]. Alle op de officiële etikettering en plantenpaspoorten toepasselijke voorwaarden worden vastgesteld en dienen te worden erkend als gelijkwaardig.

5. De lidstaten schrijven voor dat de ontvanger van het teeltmateriaal de officiële etiketten gedurende ten minste één jaar bewaart en ter beschikking van de officiële controledienst houdt.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 15

Artikel 18

In het geval van teeltmateriaal van een genetisch gemodificeerd ras moet op alle op de partijen teeltmateriaal aangebrachte etiketten en op de bij de partijen teeltmateriaal gevoegde begeleidende documenten in het kader van deze richtlijn, officieel of niet-officieel, duidelijk worden vermeld dat het een genetisch gemodificeerd ras betreft en moet de naam van de genetisch gemodificeerde organismen worden genoemd.

ê 68/193/EEG

è1 74/648/EEG art. 5, lid 1

Artikel 19

è1 1. ç De lidstaten dragen er zorg voor dat van de oogst tot de aflevering aan de laatste gebruiker de identiteit van het teeltmateriaal wordt verzekerd met behulp van een door hen voorgeschreven of erkende officiële controleregeling. Zij treffen alle dienstige maatregelen om ten minste door steekproeven officieel te kunnen nagaan of het in de handel gebrachte teeltmateriaal beantwoordt aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 16 (aangepast)

2. Onverminderd het vrije verkeer van Ö teeltmateriaal Õ in de Ö Unie Õ nemen de lidstaten de nodige maatregelen zodat de volgende gegevens aan de bevoegde dienst verstrekt worden wanneer teeltmateriaal uit een derde land in de handel wordt gebracht:

a) soort (botanische naam);

b) ras c.q. kloon; voor entwijnstokken is dat op de onderstam en op de entrijs van toepassing;

c) categorie;

d) aard van het teeltmateriaal;

e) land van productie en officiële controledienst;

f) land van verzending, als dat niet het land van productie is;

g) importeur;

h) hoeveelheid materiaal.

De uitvoeringsbepalingen voor de wijze waarop die gegevens moeten worden verstrekt, kunnen volgens de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ worden vastgesteld.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 17

Artikel 20

De lidstaten dragen er zorg voor dat het teeltmateriaal dat overeenkomstig deze richtlijn in de handel wordt gebracht, op grond van verplichte of van facultatieve maatregelen, slechts wordt onderworpen aan de beperkingen voor het in de handel brengen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld met betrekking tot eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 18

Artikel 21

De lidstaten dragen er zorg voor dat voor teeltmateriaal van wijnstokrassen en, in voorkomend geval, van wijnstokklonen die in een van de lidstaten officieel zijn toegelaten voor de goedkeuring en voor de controle op het standaardteeltmateriaal overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn, op hun grondgebied geen handelsbeperkingen gelden welke het ras c.q. de kloon betreffen, onverminderd Verordening (EG) nr. 1234/2007.

ê 68/193/EEG

Artikel 22

De lidstaten schrijven voor, dat teeltmateriaal dat rechtstreeks afkomstig is van in een lidstaat goedgekeurd basisteeltmateriaal en in een andere lidstaat is geoogst, kan worden goedgekeurd in de staat die basisteeltmateriaal produceert, indien het op het vermeerderingsperceel werd onderworpen aan een veldkeuring overeenkomstig de in bijlage I gestelde voorwaarden, en indien bij een officieel onderzoek is geconstateerd dat aan de in bijlage II gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 23

ê 2002/11/EG art. 1, punt 19 (aangepast)

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de voorziening met teeltmateriaal in de Ö Unie Õ voordoen, en die niet anderszins kunnen worden overwonnen, kan, overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde periode toestaan dat op het hele grondgebied van de Ö Unie Õ de vereiste hoeveelheden teeltmateriaal van een categorie waaraan minder strenge eisen worden gesteld, in de handel worden gebracht om de problemen op te lossen.

ê 68/193/EEG

2. Wanneer het een categorie teeltmateriaal van een bepaald ras betreft, is de kleur van het etiket die welke voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld, en in alle andere gevallen bruin. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het teeltmateriaal betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

ê 88/332/EEG art. 6 (aangepast)

è1 2002/11/EG art. 1, punt 24

3. De bepalingen voor de toepassing van lid 1 kunnen worden vastgesteld volgens de Ö in Õ è1 artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ ç.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 20 (aangepast)

Artikel 24

Teneinde voor een aantal bepalingen van deze richtlijn betere alternatieven te vinden, kan worden besloten om onder specifieke voorwaarden op Ö Unieniveau Õ tijdelijke experimenten te organiseren, overeenkomstig de Ö in Õ artikel 27, lid 3, Ö bedoelde procedure Õ.

ê 68/193/EEG

Artikel 25

1. Deze richtlijn geldt niet voor teeltmateriaal waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 21 (aangepast)

ð nieuw

2. ð Volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure wordt vastgesteld ï Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast of het teeltmateriaal dat in een derde land wordt geproduceerd, wat de voorwaarden voor hun toelating en de met betrekking tot de productie ervan met het oog op het in de handel brengen genomen maatregelen betreft, dezelfde waarborgen biedt als vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken dat in de Ö Unie Õ wordt geproduceerd en aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet.

ð Volgens dezelfde procedure wordt vastgesteld ï Bovendien bepaalt de Raad ook welk type materiaal en welke categorieën teeltmateriaal uit hoofde van Ö de eerste alinea Õ in de Ö Unie Õ in de handel mogen worden gebracht.

Totdat de Raad op grond van Ö de eerste alinea van dit lid Õ een besluit ð is ï heeft genomen en onverminderd de naleving van de bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad[17], kunnen de lidstaten Ö volgens de artikel 27, lid 2, van deze richtlijn bedoelde procedure Õ toestemming krijgen om zulke besluiten te nemen. Zij zien er daarbij op toe dat het in te voeren materiaal garanties biedt die in alle opzichten gelijkwaardig zijn aan die van teeltmateriaal dat overeenkomstig deze richtlijn in de Ö Unie Õ is geproduceerd. In het bijzonder moet het ingevoerde materiaal vergezeld gaan van een document waarin de in artikel 19, lid 2, van deze richtlijn opgenomen gegevens zijn vermeld.

ê 2003/61/EG art. 1, punt 3 (aangepast)

Artikel 26

1. Er worden in de Ö Unie uniforme Õ vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van teeltmateriaal voor wijnstokken dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

a) in derde landen geoogst teeltmateriaal;

b) voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal;

c) teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het teeltmateriaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

2. De Commissie treft volgens de Ö in Õ artikel 27 Ö , lid 2, bedoelde procedure Õ de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 27, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.

3. De Ö Unie Õ kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in lid 1, bedoelde tests en proeven.

ê 2003/61/EG art. 1, punt 3

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

ê 2003/61/EG art. 1, punt 3 (aangepast)

4. De tests en proeven waarvoor een Ö in lid 3 bedoelde Õ financiële bijdrage kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 27 Ö , lid 2, Õ bedoelde procedure.

5. De in lid 1, bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.

ê 2002/11/EG art. 1, punt 23

Artikel 27

1. De Commissie wordt bijgestaan door het „Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw”, hierna: „het comité”.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is één maand.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is twee maanden.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

ê 74/648/EEG art. 6 (aangepast)

è1 2002/11/EG art. 1, punt 24

Artikel 28

1. De als gevolg van de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis in de bijlagen Ö I tot en met IV Õ aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de Ö in Õ è1 artikel 27, lid 2, Ö bedoelde procedure Õ ç.

Ö 2. Volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure kunnen de bijlagen I en II worden gewijzigd met de bedoeling aanvullende voorwaarden voor de goedkeuring van het oorspronkelijk teeltmateriaal vast te stellen. Õ

ê 68/193/EEG

Artikel 29

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen, dieren of planten, of van de bescherming van de industriële of commerciële eigendom.

ê 74/648/EEG art. 7 (aangepast)

è1 2002/11/EG art. 1, punt 24

Artikel 30

Volgens de Ö in Õ è1 artikel 27, lid 2, bedoelde procedure ç kan een lidstaat op zijn verzoek geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de verplichting deze richtlijn uit te voeren, met uitzondering evenwel van artikel 20 en artikel 21 voor zover de wijnbouw en de handel in teeltmateriaal op zijn grondgebied van zeer gering economisch belang zijn.

ê 71/140/EEG art. 9 (aangepast)

Artikel 31

Deze richtlijn is van toepassing onverminderd Ö de op de sector levende planten van toepassing zijnde bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 Õ.

ê

Artikel 32

Richtlijn 68/193/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage V, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage V, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 33

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

ê 68/193/EEG

Artikel 34

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

[…] […]

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage I

BIJLAGE I

VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT HET GEWAS

1. Het gewas is rasecht en raszuiver en, zo nodig, ook wat de kloon betreft.

2. De teeltomstandigheden en de ontwikkeling van het gewas maken een voldoende controle van de echtheid en zuiverheid van het gewas ten aanzien van het ras en, zo nodig, de kloon alsook de gezondheidstoestand ervan mogelijk.

3. Er zijn voldoende waarborgen dat de grond of, zo nodig, het voedingssubstraat niet besmet is met schadelijke organismen of de vectoren ervan, met name nematoden die virusziekten overbrengen. De moederplanten en de kweekwijnstokken worden op passende wijze geplaatst om ieder risico van besmetting door schadelijke organismen te vermijden.

4. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de waarde van het teeltmateriaal nadelig beïnvloeden, is zoveel mogelijk beperkt.

5. Met name voor de volgende schadelijke organismen, zoals bedoeld onder a), b) en c), gelden de in de punten 5.1. tot en met 5.5. vermelde voorwaarden, behoudens punt 5.6.:

a) het complex van besmettelijke degeneratie: grapevine fanleaf virus (GFLV), Arabis mosaic virus (ArMV);

b) grapevine leafroll disease: grapevine leafroll-associated virus 1 (GLRaV-1) en grapevine leafroll-associated virus 3 (GLRaV-3);

c) grapevine fleck virus (GFkV) (alleen voor wijnstokdelen onder de grond).

5.1. De voor de teelt van oorspronkelijk teeltmateriaal bestemde moederplanten zijn bij een officiële inspectie vrij bevonden van de in punt 5, onder a), b) en c), genoemde schadelijke organismen. Deze inspectie berust op de resultaten van fytosanitaire controles met behulp van indicatorplanten of een internationaal aanvaarde equivalente testmethode die verwijst naar alle planten. Deze controles worden bevestigd door de resultaten van fytosanitaire controles die elke vijf jaar bij alle planten op de in punt 5, onder a) en b), vermelde organismen worden uitgevoerd.

Geïnfecteerde planten moeten worden vernietigd. De redenen voor aan de bovengenoemde schadelijke organismen of andere factoren toegeschreven mislukkingen worden geregistreerd in het bestand met gegevens over de moederplanten.

5.2. De voor de teelt van basisteeltmateriaal bestemde moederplanten zijn bij een officiële inspectie vrij bevonden van de in punt 5, onder a) en b), genoemde schadelijke organismen. Deze inspectie berust op de resultaten van fytosanitaire controles bij alle planten. Deze controles worden minimaal elke zes jaar uitgevoerd, te beginnen bij driejarige moederplanten.

Wanneer officiële jaarlijkse veldkeuringen op alle planten worden uitgevoerd, worden de fytosanitaire controles minimaal elke zes jaar uitgevoerd, te beginnen bij zesjarige moederplanten.

Geïnfecteerde planten moeten worden vernietigd. De redenen voor aan die schadelijke organismen of andere factoren toegeschreven mislukkingen worden geregistreerd in het bestand met gegevens over de moederplanten.

5.3. De voor de teelt van gecertificeerd teeltmateriaal bestemde moederplanten zijn bij een officiële inspectie vrij bevonden van alle in punt 5, onder a) en b), genoemde schadelijke organismen. Deze inspectie berust op de resultaten van fytosanitaire controles die steekproefsgewijs worden uitgevoerd volgens analysemethoden/controleprocedures die voldoen aan algemeen aanvaarde en gestandaardiseerde normen. Deze controles worden minimaal elke tien jaar uitgevoerd, te beginnen bij vijfjarige moederplanten.

Wanneer officiële jaarlijkse veldkeuringen op alle planten worden uitgevoerd, worden de fytosanitaire controles minimaal elke tien jaar uitgevoerd, te beginnen bij tienjarige moederplanten.

Het aan de in punt 5, onder a) en b), genoemde schadelijke organismen toe te schrijven percentage mislukkingen bij moederplanten mag niet groter zijn dan 5. Geïnfecteerde planten moeten worden vernietigd. De redenen voor aan die schadelijke organismen of andere factoren toegeschreven mislukkingen worden geregistreerd in het bestand met gegevens over de moederplanten.

5.4. Bij voor de teelt van standaardteeltmateriaal bestemde moederplanten mag het aan de in punt 5, onder a) en b), genoemde schadelijke organismen toe te schrijven percentage mislukkingen niet groter zijn dan 10. Geïnfecteerde planten mogen niet voor de teelt worden gebruikt. De redenen voor aan die schadelijke organismen of andere factoren toegeschreven mislukkingen worden geregistreerd in het bestand met gegevens over de moederplanten.

5.5. De kweekwijnstokken zijn vrij bevonden van de in punt 5, onder a) en b), genoemde schadelijke organismen bij een jaarlijkse officiële veldkeuring, gebaseerd op visuele methoden en, zo nodig, aangevuld met passende controles en/of een tweede veldkeuring.

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage I (aangepast)

5.6. a) De lidstaten kunnen besluiten om de punten 5.1. en 5.2. Ö tot en met Õ 31 juli 2011 Ö niet Õ toe te passen ten aanzien van moederplanten die op Ö 14 juli 2005 Õ al werden gebruikt voor de productie van oorspronkelijk teeltmateriaal of basisteeltmateriaal.

b) De lidstaten kunnen besluiten om punt 5.3. Ö tot en met Õ 31 juli 2012 Ö niet Õ toe te passen ten aanzien van moederplanten die op Ö 14 juli 2005 Õ al werden gebruikt voor de productie van gecertificeerd teeltmateriaal.

c) Wanneer de lidstaten besluiten om de punten 5.1., 5.2. of 5.3. niet toe te passen, zoals beschreven onder a) of b), passen zij in plaats daarvan de volgende regels toe.

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage I

Op percelen die bestemd zijn voor de productie van oorspronkelijk teeltmateriaal en basisteeltmateriaal moeten schadelijke virussen, met name grapevine fanleaf en leafroll, worden verwijderd. De percelen die bestemd zijn voor de productie van teeltmateriaal van de andere categorieën, moeten vrijgehouden worden van planten die symptomen van schadelijke virussen vertonen.

6. De kweekwijnstokken worden niet in een wijngaard of tussen moederplanten geplaatst. De afstand tot een wijngaard of moederplanten bedraagt minimaal 3 m.

7. Het voor de kweek van delen van de wijnstok onder de grond bestemd voor de veredeling, entrijs, blindhout, wijnstokken met wortels en entwijnstokken gebruikte teeltmateriaal, is afkomstig van moederplanten die zijn geïnspecteerd en goedgekeurd.

8. Onverminderd de in punt 5 vermelde officiële inspectie wordt minimaal één officiële veldkeuring uitgevoerd. Aanvullende veldkeuringen worden uitgevoerd bij geschillen over zaken die kunnen worden beslecht zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van het teeltmateriaal.

_____________

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage II

BIJLAGE II

VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT HET TEELTMATERIAAL

I. ALGEMENE VOORWAARDEN

1. Het teeltmateriaal is rasecht en raszuiver en zo nodig zuiver wat de kloon betreft; bij het in de handel brengen van het standaardteeltmateriaal is een tolerantie van 1 % toegestaan.

2. Het teeltmateriaal is voor ten minste 96 % mechanisch zuiver.

Als mechanisch onzuiver wordt beschouwd:

a) teeltmateriaal dat geheel of gedeeltelijk verdord is, zelfs wanneer het na uitdrogen in water gedompeld is;

b) vernield, kromgegroeid of beschadigd teeltmateriaal, met name door hagel of vorst beschadigd teeltmateriaal, en ineengedrukt of gebroken teeltmateriaal;

c) materiaal dat niet voldoet aan de eisen van onderdeel III.

3. De stekken vertonen voldoende houtvorming.

4. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de waarde van het teeltmateriaal nadelig beïnvloeden, is zoveel mogelijk beperkt.

Teeltmateriaal met duidelijke tekenen of symptomen die toe te schrijven zijn aan schadelijke organismen die niet doeltreffend kunnen worden behandeld, wordt vernietigd.

II. BIJZONDERE VOORWAARDEN

1. Entwijnstokken

Entwijnstokken die uit een combinatie van dezelfde categorie van teeltmateriaal bestaan, worden in deze categorie ingedeeld.

Entwijnstokken die uit een combinatie van verschillende categorieën teeltmateriaal bestaan, worden in de laagste van deze categorieën ingedeeld

2. Tijdelijke afwijking

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage II (aangepast)

De lidstaten kunnen besluiten om de bepalingen van punt 1 Ö tot en met Õ 31 juli 2010 Ö niet Õ toe te passen ten aanzien van entwijnstokken, bestaande uit oorspronkelijk teeltmateriaal dat op basisteeltmateriaal is geënt. Wanneer de lidstaten besluiten om punt 1 niet toe te passen, passen zij in plaats daarvan de volgende regel toe.

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage II

Entwijnstokken, bestaande uit oorspronkelijk teeltmateriaal dat op basisteeltmateriaal is geënt, worden ingedeeld als oorspronkelijk teeltmateriaal.

III. SORTERING

1. Delen van de wijnstok onder de grond bestemd voor de veredeling, blindhout en entrijs

Middellijn

De grootste middellijn van de dwarsdoorsnede wordt gemeten. Dit geldt niet voor de loten:

a) Delen van de wijnstok onder de grond bestemd voor de veredeling en entrijs:

i) Middellijn aan het zwakkere einde: 6,5 tot 12 mm;

ii) Maximale middellijn aan het sterkere einde: 15 mm, behalve wanneer het entrijs voor enting ter plaatse betreft.

b) Blindhout

Minimum top diameter: 3,5 mm.

2. Wijnstokken met wortels

A. Middellijn

De middellijn, gemeten in het midden van het stengellid onder de bovenste loot en over de langste as, bedraagt ten minste 5 mm. Dit geldt niet voor wijnstokken verkregen uit loten.

B. Lengte

De lengte vanaf het laagste punt waaruit wortels groeien tot het begin van de bovenste loot bedraagt ten minste:

a) 30 cm voor wijnstokken bestemd voor veredeling; bij voor Sicilië bestemde wijnstokken bedraagt deze lengte echter 20 cm;

b) 20 cm voor andere wijnstokken.

Dit geldt niet voor wijnstokken verkregen uit loten.

C. Wortels

Iedere plant heeft ten minste drie goed ontwikkelde en behoorlijk verdeelde wortels. Ras 420 A hoeft echter slechts twee goed ontwikkelde wortels te hebben, mits zij tegenover elkaar staan.

D. Hiel

De snede is ver genoeg onder het diafragma aangebracht om dit niet te beschadigen, maar niet verder dan 1 cm eronder.

3. Entwijnstokken

A. Lengte

De stam is ten minste 20 cm lang.

Dit geldt niet voor entwijnstokken verkregen uit loten.

B. Wortels

Iedere plant heeft ten minste drie goed ontwikkelde en behoorlijk verdeelde wortels. Ras 420 A hoeft echter slechts twee goed ontwikkelde wortels te hebben, mits zij tegenover elkaar staan.

C. Entingsplaats

Iedere plant heeft een toereikende, regelmatige en stevige entingsplaats.

D. Hiel

De snede is ver genoeg onder het diafragma aangebracht om dit niet te beschadigen, maar niet verder dan 1 cm eronder.

_____________

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage III

BIJLAGE III

VERPAKKING Samenstelling van verpakkingen of bundels

1. Type | 2. Aantal planten | 3. Maximale hoeveelheid |

1. Entwijnstokken | 25, 50, 100 of een veelvoud van 100 | 500 |

2. Wijnstokken met wortels | 50, 100 of een veelvoud van 100 | 500 |

3. Entrijs |

Met ten minste vijf bruikbare ogen | 100 of 200 | 200 |

Met één bruikbaar oog | 500 of een veelvoud van 500 | 5 000 |

4. Delen van de wijnstok onder de grond, bestemd voor de veredeling | 100 of een veelvoud van 100 | 1 000 |

5. Blindhout | 100 of een veelvoud van 100 | 500 |

BIJZONDERE VOORWAARDEN

I. Kleine hoeveelheden

Zo nodig mag de grootte (aantal planten) van verpakkingen en bundels van alle types en categorieën van het in kolom 1 in de tabel vermelde teeltmateriaal kleiner zijn dan de in kolom 2 vermelde minimale hoeveelheden.

II. Wijnstokken met wortels in substraat in potten, kisten en kartonnen dozen

De bepalingen in verband met het aantal planten en de maximale hoeveelheid zijn niet van toepassing.

_____________

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage IV

BIJLAGE IV

IDENTIFICATIE

A. ETIKET

I. VEREISTE INFORMATIE

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage IV (aangepast)

1. Ö EU-norm Õ.

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage IV

2. Land van productie.

3. Keurings- of controledienst en lidstaat (initialen toegestaan).

4. Naam en adres van de voor de sluiting verantwoordelijke persoon of diens identificatienummer.

5. Soort.

6. Type materiaal.

7. Categorie.

8. Ras en, in voorkomend geval, kloon. Voor entwijnstokken heeft deze aanduiding betrekking op de wijnstokdelen onder de grond en het entrijs.

9. Referentienummer van de partij.

10. Hoeveelheid.

11. Lengte — Slechts bij delen van de wijnstok onder de grond, bestemd voor de veredeling: de minimumlengte van de delen van de betrokken partij.

12. Oogstjaar.

II. MINIMUMVOORWAARDEN

Het etiket voldoet aan de volgende eisen:

1. Het etiket wordt in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters gedrukt;

2. Het etiket wordt op een duidelijk zichtbare plaats aangebracht;

3. De in onderdeel A.I vermelde informatie mag in geen geval door andere aanduidingen of afbeeldingen zijn verborgen, bedekt of gescheiden;

4. De in onderdeel A.I vermelde informatie moet in hetzelfde gezichtsveld staan.

III. AFWIJKING WAT KLEINE HOEVEELHEDEN VOOR DE EINDGEBRUIKER BETREFT

1. Meer dan één eenheid

De vereiste informatie voor het etiket in onderdeel A.I, punt 10, luidt: „Precieze aantal eenheden per verpakking of bundel”.

2. Slechts één eenheid

De volgende in onderdeel I vermelde informatie wordt niet vereist:

- Type materiaal;

- Categorie;

- Referentienummer van de partij;

- Hoeveelheid;

- Lengte voor delen van de wijnstok onder de grond, bestemd voor de veredeling;

- Oogstjaar.

IV. AFWIJKING WAT WIJNSTOKKEN IN POTTEN, KISTEN OF KARTONNEN DOZEN BETREFT

Voor wijnstokken met wortels in substraat in potten, kisten en kartonnen dozen, waarbij de verpakkingen van dergelijk materiaal wegens de samenstelling daarvan niet aan de eisen in verband met de sluiting (waaronder de etikettering) kunnen voldoen:

a) wordt het teeltmateriaal gescheiden gehouden in partijen die naar behoren worden aangeduid volgens ras en, in voorkomend geval, volgens kloon en volgens aantal planten;

b) is het officiële etiket niet verplicht;

c) gaat het teeltmateriaal vergezeld van een begeleidend document, zoals vastgesteld in deel B.

B. BEGELEIDEND DOCUMENT

I. VOORWAARDEN WAARAAN MOET WORDEN VOLDAAN

Wanneer de lidstaten voorschrijven dat een begeleidend document moet worden afgegeven:

a) wordt het document afgegeven in ten minste twee exemplaren (afzender en ontvanger);

b) vergezelt het document (exemplaar van de ontvanger) de levering vanaf de plaats van de afzender tot de plaats van de ontvanger;

c) verstrekt het document alle informatie, zoals bedoeld in onderdeel II, betreffende de afzonderlijke partijen van de levering;

d) wordt het document gedurende ten minste één jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de officiële controleautoriteit.

II. LIJST VAN TE VERSTREKKEN INFORMATIE

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage IV (aangepast)

1. Ö EU-norm Õ.

ê 2005/43/EG art. 1 en bijlage IV

2. Land van productie.

3. Keurings- of controledienst en lidstaat (initialen toegestaan).

4. Volgnummer.

5. Afzender (adres, registratienummer).

6. Ontvanger (adres).

7. Soort.

8. Type(s) materiaal.

9. Categorie(en).

10. Ras(sen) en, in voorkomend geval, klo(o)n(en). Voor entwijnstokken heeft deze aanduiding betrekking op de wijnstokdelen onder de grond en het entrijs.

11. Aantal stuks per partij.

12. Totaal aantal partijen.

13. Leveringsdatum.

_____________

é

BIJLAGE V

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 32)

Richtlijn 68/193/EEG van de Raad (PB L 93 van 17.1.1968, blz. 15) |

Richtlijn 71/140/EEG van de Raad (PB L 71 van 25.3.1971, blz. 16) |

Punt II.A.31 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1972 (PB L 73 van 27.3.1972, blz. 59) |

Richtlijn 74/648/EEG van de Raad (PB L 352 van 28.12.1974, blz. 43) |

Richtlijn 77/629/EEG van de Commissie (PB L 257 van 8.10.1977, blz. 27) |

Richtlijn 78/55/EEG van de Raad (PB L 16 van 20.1.1978, blz. 23) | uitsluitend artikel 4 |

Richtlijn 78/692/EEG van de Raad (PB L 236 van 26.8.1978, blz. 13) | uitsluitend artikel 5 |

Punt II.A.39 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1979 (PB L 291 van 19.11.1979, blz. 64) |

Richtlijn 82/331/EEG van de Commissie (PB L 148 van 27.5.1977, blz. 47) |

Verordening (EEG) nr. 3768/85 van de Raad (PB L 362 van 31.12.1985, blz. 8) | uitsluitend punt 30 van de bijlage |

Richtlijn 86/155/EEG van de Raad (PB L 118 van 7.5.1986, blz. 23) | uitsluitend artikel 3 |

Richtlijn 88/332/EEG van de Raad (PB L 151 van 17.6.1988, blz. 82) | uitsluitend artikel 6 |

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 48) | uitsluitend punt II.1 van bijlage II |

Punt V.F.I.46 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994 (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 155) |

Richtlijn 2002/11/EG van de Raad (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 20) |

Richtlijn 2003/61/EG van de Raad (PB L 53 van 3.7.2003, blz. 23) | uitsluitend artikel 1, lid 3 |

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1) | uitsluitend artikel 42 |

Richtlijn 2005/43/EG van de Commissie (PB L 164 van 24.6.2005, blz. 37) |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing (bedoeld in artikel 32)

Richtlijn | Omzettingstermijn | Toepassingsdatum |

68/193/EEG | 1 juli 1969 |

71/140/EEG | 1 juli 1972 |

74/648/EEG | 1 juli 1976 |

77/629/EEG | 1 juli 1978 |

78/55/EEG | 1 juli 1977 (artikelen 6 en 7, lid 5) 1 juli 1978 (artikel 5, lid 2) 1 juli 1979 (artikelen 1 tot en met 4, artikel 5, lid 1 en leden 3 tot en met 6, en artikel 7, leden 1 tot en met 4) |

78/692/EEG | 1 juli 1977 (artikelen 1 tot en met 4, artikelen 6 en7) 1 juli 1979 (artikel 5) |

82/331/EEG | 1 juli 1982 |

86/155/EEG | 28 februari 1986 (artikel 1, lid 2, artikel 3, artikel 4, leden 3, 4 en 5, artikel 5 en artikel 6, leden 3 tot en met 8) 1 juli 1987 (artikel 1, leden 1, 2, 3 en 5, artikel 2, artikel 4, leden 1, 2 en 6 tot en met 10 en artikel 6, leden 1, 2 en 9) |

88/332/EEG | 29 juni 1988 |

90/654/EEG | 13 december 1990 |

2002/11/EG | 23 februari 2003 |

2003/61/EG | 10 oktober 2003 |

2005/43/EG | 31 juli 2006 | 1 augustus 2006 |

_____________

BIJLAGE VI

Concordantietabel

Richtlijn 68/193/EEG | De onderhavige richtlijn |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2, lid 1, aanhef | Artikel 2, lid 1, aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (A) | Artikel 2, lid 1, lid 1 |

Artikel 2, lid 1, punt (AA) | Artikel 2, lid 1, lid 2 |

Artikel 2, lid 1, punt (AB) | Artikel 2, lid 1, lid 3 |

Artikel 2, lid 1, punt (B), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 4, aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (B), i), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder a), aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (B), i), onder a) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder a), punt i) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), i), onder b) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder a), punt ii) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), onder a) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), punt i) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), onder b) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), punt ii) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), onder c) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), punt iii) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), onder d) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), punt iv) |

Artikel 2, lid 1, punt (B), ii), onder e) | Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b), punt v) |

Artikel 2, lid 1, punten (C) en (D) | Artikel 2, lid 1, punten 5 en 6 |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 7, aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), onder a) | Artikel 2, lid 1, punt 7, onder a) |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), onder b) | Artikel 2, lid 1, punt 7, onder b) |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), onder c), eerste zin | Artikel 2, lid 1, punt 7, onder c) |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), onder c), tweede zin | Artikel 28, lid 2 |

Artikel 2, lid 1, punt (DA), onder d) | Artikel 2, lid 1, punt 7, onder d) |

Artikel 2, lid 1, punt (E) | Artikel 2, lid 1, punt 8 |

Artikel 2, lid 1, punt (F), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 9, aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (F), onder a) | Artikel 2, lid 1, punt 9, onder a) |

Artikel 2, lid 1, punt (F), onder b), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 9, onder b), aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (F), onder b), eerste streepje | Artikel 2, lid 1, punt 9, onder b), punt i) |

Artikel 2, lid 1, punt (F), onder b), tweede streepje | Artikel 2, lid 1, punt 9, onder b), punt ii) |

Artikel 2, lid 1, punt (F), onder c) en d) | Artikel 2, lid 1, punt 9, onder c) en d) |

Artikel 2, lid 1, punt (G), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 10, aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (G), onder a) | Artikel 2, lid 1, punt 10, onder a) |

Artikel 2, lid 1, punt (G), onder b), aanhef | Artikel 2, lid 1, punt 10, onder b), aanhef |

Artikel 2, lid 1, punt (G), onder b), eerste streepje | Artikel 2, lid 1, punt 10, onder b), punt i) |

Artikel 2, lid 1, punt (G), onder b), tweede streepje | Artikel 2, lid 1, punt 10, onder b), punt ii) |

Artikel 2, lid 1, punt (G), onder c) en d) | Artikel 2, lid 1, punt 10, onder c) en d) |

Artikel 2, lid 1, punt (H) | Artikel 2, lid 1, punt 11 |

Artikel 2, lid 1, punt (I), eerste alinea | Artikel 2, lid 1, punt 12 |

Artikel 2, lid 1, punt (I), tweede en derde alinea | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 2, lid 2 | - |

Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 1 |

Artikel 3, lid 2 | - |

Artikel 3, lid 3 | Artikel 3, lid 2 |

Artikel 3, lid 4 | Artikel 3, lid 3 |

Artikel 3, lid 5 | Artikel 3, lid 4 |

Artikel 4 | Artikel 4 |

Artikel 5 | Artikel 5 |

Artikel 5 bis | Artikel 6 |

Artikel 5 ter | Artikel 7 |

Artikel 5 ter bis, leden 1 en 2 | Artikel 8, leden 1 en 2 |

Artikel 5 ter bis, lid 3, onder a) | Artikel 8, lid 3, eerste alinea |

Artikel 5 ter bis, lid 3, onder b) | Artikel 8, lid 3, tweede alinea |

Artikel 5 quater | Artikel 9 |

Artikel 5 quinquies | Artikel 10 |

Artikel 5 sexies | Artikel 11 |

Artikel 5 septies | Artikel 12 |

Artikel 5 octies | Artikel 13 |

Artikel 7 | Artikel 14 |

Artikel 8 | Artikel 15 |

Artikel 9 | Artikel 16 |

Artikel 10, leden 1 tot en met 5 | Artikel 17, leden 1 tot en met 5 |

Artikel 10, lid 6 | - |

Artikel 10 bis | Artikel 18 |

Artikel 11 | Artikel 19 |

Artikel 12 | Artikel 20 |

Artikel 12 bis | Artikel 21 |

Artikel 13 | Artikel 22 |

Artikel 14 | Artikel 23 |

Artikel 14 bis | Artikel 24 |

Artikel 15, lid 1 | Artikel 25, lid 1 |

Artikel 15, lid 2, onder a) | Artikel 25, lid 2, eerste alinea |

Artikel 15, lid 2, onder b) | Artikel 25, lid 2, tweede alinea |

Artikel 15, lid 2, onder c) | Artikel 25, lid 2, derde alinea |

Artikel 16, lid 1, aanhef | Artikel 26, lid 1, eerste alinea, aanhef |

Artikel 16, lid 1, eerste streepje | Artikel 26, lid 1, eerste alinea, onder a) |

Artikel 16, lid 1, tweede streepje | Artikel 26, lid 1, eerste alinea, onder b) |

Artikel 16, lid 1, derde streepje | Artikel 26, lid 1, eerste alinea, onder c) |

Artikel 16, lid 2 | Artikel 26, lid 1, tweede alinea |

Artikel 16, lid 3 | Artikel 26, lid 2 |

Artikel 16, lid 4 | Artikel 26, lid 3 |

Artikel 16, lid 5 | Artikel 26, lid 4 |

Artikel 16, lid 6 | Artikel 26, lid 5 |

Artikel 16 bis | - |

Artikel 16 ter | - |

Artikel 17 | Artikel 27 |

Artikel 17 bis | Artikel 28, lid 1 |

Artikel 18 | Artikel 29 |

Artikel 18 bis | Artikel 30 |

Artikel 18 ter | Artikel 31 |

Artikel 19 | - |

- | Artikel 32 |

- | Artikel 33 |

Artikel 20 | Artikel 34 |

Bijlage I | Bijlage I |

Bijlage II | Bijlage II |

Bijlage III | Bijlage III |

Bijlage IV | Bijlage IV |

- | Bijlage V |

- | Bijlage VI |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het Acquis communautaire, COM(2001) 645 definitief.

[3] COM(2008) 91 definitief.

[4] Zie bijlage V, deel A, bij dit voorstel.

[5] „ Ingeval het in de loop van de wetgevingsprocedure nodig zou blijken, verder te gaan dan een loutere codificatie en inhoudelijke wijzigingen aan te brengen, staat het aan de Commissie, in voorkomend geval het (de) daartoe nodige voorstel(len) te doen. ”

[6] „ Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nemen er kennis van dat, ingeval het nodig mocht blijken verder te gaan dan een loutere codificatie en inhoudelijke wijzigingen aan te brengen, de Commissie in haar voorstellen per geval tussen de procedure van algehele herziening en het doen van een apart wijzigingsvoorstel kan kiezen. Het codificatievoorstel blijft dan hangende en de inhoudelijke wijziging wordt daarin later, na vaststelling, verwerkt. ”

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB C […] van […], blz. […].

[9] PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15.

[10] Zie bijlage V, deel A.

[11] PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

[12] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[13] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[14] PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

[15] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[16] PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22.

[17] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.