18.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 15/41


Advies van het Comité van de Regio's over „De bestrijding van thuisloosheid”

2011/C 15/08

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

is van mening dat thuisloosheid een extreme vorm van armoede en marginalisering is en daarom meer aandacht moet krijgen in de EU-strategie ter verbetering van de sociale zekerheid en de maatschappelijke integratie. Omvangrijke thuisloosheid is een verschijnsel, de EU onwaardig. Het Europees Jaar 2010 ter bestrijding van armoedebestrijding en sociale uitsluiting moet worden aangegrepen om bewustzijn omtrent dit hardnekkige probleem te ontwikkelen, dat erger dreigt te worden in de context van de economische crisis. Initiatieven om dit probleem aan te pakken moeten natuurlijk ontwikkeld worden zonder de lange termijn uit het oog te verliezen, en verder reiken dan het jaar 2010 en de huidige crisis;

wijst met nadruk op de rol van de lokale en regionale overheden, die in staat zijn de thuisloosheid met praktische maatregelen en een krachtdadig beleid te bestrijden. Zij zijn hier feitelijk bevoegd, hebben ruimschoots ervaring op dit terrein, beschikken over methoden en programma's die al vele malen hun diensten hebben bewezen en voeren een beleid dat zowel acute, op de korte termijn gerichte maatregelen als een op de lange termijn gericht beleid omvat. Dit betekent dat de verdeling van bevoegdheden over de verschillende overheden en niveaus duidelijker zal moeten worden vastgelegd. In dit verband zij ook nog opgemerkt dat de problematiek van de thuisloosheid zich kan toespitsen op bepaalde regio's binnen één land of op bepaalde landen. Daarom is er behoefte aan Europese en nationale mechanismen voor het verlenen van steun aan regio's waar thuisloosheid bijzonder veel voorkomt, wat zeker ook van belang is met het oog op de territoriale en sociale samenhang.

Rapporteur

:

Tore Hult (SE/PSE), lid van het gemeentebestuur van Alingsås, Zweden

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Achtergrond – Uitgangspunten

1.

wijst erop dat er geen sprake kan zijn van economische, sociale en territoriale samenhang – een van de hoekstenen van de Europese Unie – zolang delen van de bevolking in de EU geen dak boven hun hoofd hebben en daardoor verstoken zijn van de mogelijkheid om zich persoonlijk en beroepsmatig te ontplooien. Het Comité benadrukt dat thuisloosheid met name ernstige gevolgen heeft voor kinderen en jongeren.

2.

Thuisloosheid is een extreme vorm van armoede en marginalisering en zal daarom meer aandacht moeten krijgen in de EU-strategie ter verbetering van de sociale zekerheid en de maatschappelijke integratie. Omvangrijke thuisloosheid is een verschijnsel, de EU onwaardig. Het Europees Jaar 2010 ter bestrijding van armoedebestrijding en sociale uitsluiting moet worden aangegrepen om bewustzijn omtrent dit hardnekkige probleem te ontwikkelen, dat erger dreigt te worden in de context van de economische crisis. Initiatieven om dit probleem aan te pakken moeten natuurlijk ontwikkeld worden zonder de lange termijn uit het oog te verliezen, en verder reiken dan het jaar 2010 en de huidige crisis.

3.

Uitgangspunt dient te zijn dat de lidstaten van de EU hier te maken hebben met een gemeenschappelijk probleem. Thuisloosheid komt voor in alle lidstaten van de EU en in alle lagen van de bevolking, onder mensen met de meest verschillende opleiding en culturele of economische achtergrond. We zullen dan ook de handen ineen moeten slaan om het verschijnsel te voorkomen en in omvang te beperken.

4.

Thuisloosheid zorgt voor grote persoonlijke tragedies en jaagt tegelijkertijd de hele maatschappij op kosten. Als het aantal thuislozen daalt, zullen er ook minder maatschappelijke kosten zijn, terwijl ook meer mensen actief in de samenleving zullen gaan participeren en zo zullen bijdragen tot de ontwikkeling van Europa.

5.

Het Comité benadrukt dat thuisloosheid haar oorzaak vindt in een samenspel van factoren en dat het verschijnsel dan ook niet mag worden gezien als voortkomende uit louter individuele omstandigheden.

6.

Het Comité onderstreept dat thuisloosheid het gevolg is van een combinatie van oorzaken, zoals een gebrek aan woonruimte tegen een redelijke prijs, een laag inkomen, drank- en drugsmisbruik, een tekortschietende behandeling van verslavingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, huiselijk geweld, werkloosheid, moeilijke relationele omstandigheden, armoede, invrijheidsstelling na het uitzitten van een gevangenisstraf en terugkeer in de maatschappij, alsmede veranderingen in het stelsel van sociale zekerheid en kortingen op uitkeringen. Een grote rol speelt de houding van huiseigenaren tegenover thuislozen en de mogelijkheden die zij hebben om thuislozen aan woonruimte te helpen. Om hier iets te bereiken zijn een gecoördineerde aanpak en een combinatie van verschillende maatregelen nodig.

7.

Het Comité is van oordeel dat er aanzienlijk meer inzicht moet komen in de achterliggende oorzaken van thuisloosheid en de mechanismen die er verantwoordelijk voor zijn dat er thuisloosheid blijft bestaan. Pas op basis van een dergelijk inzicht kunnen er effectieve maatregelen op verschillende beleidsterreinen worden genomen.

8.

Het Comité is zeer bezorgd om het probleem van de thuisloosheid en acht verschillende soorten maatregelen noodzakelijk. Belangrijk zijn niet alleen inspanningen op het gebied van preventie en bewustmaking, maar zeker ook maatregelen ter stimulering van woningbouw.

9.

Het Comité wijst met nadruk op de rol van de lokale en regionale overheden, die in staat zijn de thuisloosheid met praktische maatregelen en een krachtdadig beleid te bestrijden. Zij zijn hier feitelijk bevoegd, hebben ruimschoots ervaring op dit terrein, beschikken over methoden en programma's die al vele malen hun diensten hebben bewezen en voeren een beleid dat zowel acute, op de korte termijn gerichte maatregelen als een op de lange termijn gericht beleid omvat. Dit betekent dat de verdeling van bevoegdheden over de verschillende overheden en niveaus duidelijker zal moeten worden vastgelegd. In dit verband zij ook nog opgemerkt dat de problematiek van de thuisloosheid zich kan toespitsen op bepaalde regio's binnen één land of op bepaalde landen. Daarom is er behoefte aan Europese en nationale mechanismen voor het verlenen van steun aan regio's waar thuisloosheid bijzonder veel voorkomt, wat zeker ook van belang is met het oog op de territoriale en sociale samenhang.

10.

Naar de mening van het Comité zal een overkoepelende thuisloosheidsstrategie moeten inhouden dat de Europese instellingen actiever bepaalde ontwikkelingen gaan stimuleren en gaan toezien op de uitvoering van het beleid. Dit laat onverlet dat het subsidiariteitsbeginsel zal moeten worden geëerbiedigd en de doorslaggevende rol van de lokale en regionale overheden moet worden erkend.

11.

Het Comité stelt vast dat internationale verklaringen en nationale wetten in de richting wijzen van een steeds sterker wordende wil om de mensen te doordringen van het feit dat thuisloosheid een groot maatschappelijk probleem is. In meerdere landen is het recht op woonruimte grondwettelijk vastgelegd.

12.

Veel van de hier beschreven voorstellen en maatregelen vinden hun grondslag in ditzelfde gemeenschappelijke uitgangspunt en het reeds bestaande raamwerk, zodat de meest essentiële kwesties op het gebied van thuisloosheid kunnen worden aangepakt zonder dat daarvoor nieuwe wetgevende instrumenten hoeven te worden geschapen.

13.

Er is in Europa geen eensluidende definitie van thuisloosheid en daarom stelt het Comité voor om zoveel mogelijk uit te gaan van de ETHOS-indeling (ETHOS=European Typology of Homelessness and Housing Exclusion). Aan de hand hiervan kunnen de situatie in de lidstaten en de resultaten van de verschillende initiatieven met elkaar worden vergeleken. Op grond van deze indeling gaat het bij een thuisloze om iemand die:

geen dak boven zijn hoofd heeft (die geen enkele vorm van onderdak heeft en op straat slaapt);

geen vaste verblijfplaats heeft (aangewezen is op instanties voor tijdelijke daklozenopvang, een nachtasiel, andere gemeenschappelijke verblijfplaatsen voor bepaalde groepen, projecten voor ondersteund wonen e.d.);

in onzekere omstandigheden woont (in een woning zonder vast huurcontract of inwonend bij familie of vrienden bij gebrek aan een eigen woning);

in mensonwaardige omstandigheden woont (een schuurtje, een woning zonder sanitair, een onbewoonbaar verklaarde woning, een woonwagen of caravan die niet geschikt is voor permanente bewoning, een zeer krap bemeten onderkomen).

14.

Het Comité is van mening dat de bestrijding van thuisloosheid een prioritair onderdeel van het EU-beleid ter bevordering van maatschappelijke integratie dient te zijn, zeker gelet op het feit dat het Comité voor sociale bescherming thuisloosheid en uitsluiting van de woningmarkt als thema van het jaar 2009 heeft aangemerkt. Met name het Europees Jaar 2010 ter bestrijding van armoede vormt een uitstekende gelegenheid om het startsein geven tot een intensivering van de strijd tegen de ergste vorm van uitsluiting, nl. thuisloosheid.

15.

Woonruimte van goede kwaliteit en tegen een betaalbare prijs is een primair persoonlijk goed, iets waar elk mens recht op heeft. Daarom moeten de lidstaten alles in het werk stellen en maatregelen nemen om iedereen aan woonruimte te helpen die volgens het nationale recht voor zulke hulp in aanmerking komt.

16.

Behalve de evidente sociale gevolgen voor individuele personen die worden getroffen door thuisloosheid, zal men ook moeten kijken naar de sociaaleconomische voordelen die het oplevert als iemand wel over woonruimte en werk beschikt.

17.

Het Comité wil de aandacht vestigen op de directe en indirecte kosten van thuisloosheid voor de lokale en regionale overheden. In de eerste plaats gaat het hier uiteraard om de directe kosten in de vorm van de speciale en algemene middelen die als rechtstreeks gevolg van het verschijnsel moeten worden aangesproken. Bovendien zijn er de gederfde belastinginkomsten uit betaalde arbeid. Kort gezegd komt het erop neer dat het verschijnsel thuisloosheid een rem zet op de economische ontwikkeling in tal van landen en op de duurzame samenleving die we op de lange termijn tot stand willen brengen en zoals die o.a. wordt beschreven in de Europa 2020-strategie.

18.

Op grond van de beschikbare gegevens over de economische gevolgen dient te worden gepleit voor preventieve maatregelen, waarvan de kosten uiteindelijk een stuk lager zullen uitvallen dan de totale kosten van thuisloosheid.

Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

19.

Het Comité is van mening dat de lidstaten de ernst van dit maatschappelijke probleem onder ogen dienen te zien en dat de inspanningen op dit gebied nog opgevoerd dienen te worden. Wil men progressie boeken bij de bestrijding van thuisloosheid, dan is het beslist noodzakelijk om de inspanningen van alle betrokken niveaus (het lokale, regionale, nationale en intergouvernementele) te coördineren.

20.

De voornaamste moeilijkheid bij het bestrijden van thuisloosheid ligt in de verscheidenheid van de te nemen maatregelen en in de versnippering van bevoegdheden over verschillende overheidsinstanties. Voor een efficiënte bestrijding van de thuisloosheid is onder meer een duidelijk beleid nodig op het vlak van stadsontwikkeling, woningbouw, sociale zaken, tewerkstelling en gezondheid inclusief geestelijke gezondheid. Daarom dient contractuele en territoriale samenwerking tussen de verschillende overheden die verantwoordelijk zijn voor woningfinanciering, die bouwvergunningen afleveren en die voor sociale begeleiding zorgen, te worden aangemoedigd.

21.

Om verbetering aan te brengen in de situatie zal naar de mening van het Comité het accent moeten liggen op drie verschillende aspecten: preventie, acute maatregelen en langetermijnbeleid.

22.

Het Comité acht het huidige inzicht in de oorzaken van thuisloosheid onvoldoende om aan de hand daarvan een beleid te ontwikkelen dat volledig rekening houdt met de grote onderlinge verschillen tussen thuislozen en met de verscheidenheid aan situaties die tot een leven op straat kunnen leiden. Daarnaast leidt de manier waarop met thuislozen omgegaan wordt, vaak tot een indeling van individuen in artificiële categorieën die enkel zijn gebaseerd op de voorzieningen waarop ze al dan niet een beroep doen. De mogelijkheden die thuislozen hebben om actief te participeren in het maatschappelijke leven, worden aldus beperkt door een gebrek aan kennis.

23.

Het Comité is van mening dat deze aanpak nu achterwege gelaten dient te worden en dat moet worden gekozen voor een humane en persoonlijke benadering, die gebaseerd is op de achtergrond van elk individu en zo voor aangepaste oplossingen kan zorgen. Een dergelijke benadering veronderstelt dat maatregelen ter bestrijding van thuisloosheid zo dicht mogelijk bij de betrokkenen moeten worden uitgevoerd. Lokale en regionale overheden hebben hier dus een sleutelfunctie te vervullen.

24.

Het Comité is van mening dat de statistische instrumenten dus verder ontwikkeld en geoptimaliseerd moeten worden. Op Europees niveau moet de harmonisatie van gegevens worden aangemoedigd door de werkzaamheden inzake de ETHOS-indeling voort te zetten en, meer in het algemeen, door vergelijkende benaderingen tussen de lidstaten te ondersteunen. Ook moet de hervorming van de huidige instrumenten worden gestimuleerd om tot een benadering te komen die rekening houdt met de individuele achtergrond van de betrokkenen. Hierbij moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de factoren die tot thuisloosheid leiden, die bepalend zijn voor de vicieuze cirkel waarin thuislozen verkeren, en die kunnen bijdragen tot een definitieve oplossing van hun problemen.

25.

Het Comité doet een beroep op de lokale en regionale overheden om op brede schaal samen te werken en het beleid op verschillende terreinen interinstitutioneel te coördineren, zodat de algehele aanpak en de monitoring van thuisloosheid kunnen worden verbeterd. Er is behoefte aan een duurzame samenwerking tussen de verschillende lokale en regionale overheden en aan langetermijnstrategieën, zodat er voorgoed een einde kan worden gemaakt aan het probleem en aan de achterliggende oorzaken. Kortetermijnmaatregelen en eenmalige projecten volstaan hier niet.

26.

In een groot aantal lidstaten ontbreekt het aan betrouwbare officiële gegevens over thuisloosheid, noch zijn er gegevens beschikbaar over goede praktijken bij de bestrijding van dit verschijnsel. Het Comité spoort de lidstaten aan om via samenwerking op Europees niveau mee te werken aan de totstandkoming van een overkoepelende, integrale thuisloosheidsstrategie en er vervolgens op toe te zien dat deze strategie ook op nationaal niveau een adequate vorm krijgt, zodat zij met succes ten uitvoering kan worden gebracht.

27.

Eigen woonruimte is een primair persoonlijk goed en onmisbaar als iemand zijn weg wil vinden in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Het Comité dringt er dan ook bij de Commissie op aan om zich nader te buigen over het beginsel van het recht op menswaardige woonomstandigheden en na te denken over de wijze waarop dat concreet kan worden ingevuld.

28.

Het Comité is van mening dat een krachtdadig optreden nodig is om de strijd aan te binden met thuisloosheid. Er zal hiertoe een gemeenschappelijk politiek standpunt moeten worden ontwikkeld dat de basis kan vormen voor toekomstige maatregelen. Als dit niet gebeurt, bestaat het gevaar dat het beleid te veel versnippert en coherentie mist. De activiteiten die op dit moment al in veel gemeenten en regio's worden ontplooid, dienen verder te worden ontwikkeld en te worden verspreid. Er is behoefte aan nationale en internationale modellen en methoden om thuisloosheid te voorkomen. Ook algemene maatregelen om het probleem onder de aandacht te brengen en de mensen meer bewust te maken van de ernst van de situatie, zijn van groot belang als men gezamenlijk tot een oplossing wil komen.

29.

Het Comité vindt het noodzakelijk dat de in de samenleving heersende opvatting als zou enkel de thuisloze zelf schuld zijn aan zijn eigen situatie, wordt ontkracht. Er zal een meer genuanceerd beeld moeten worden geschetst van de oorzaken van thuisloosheid, terwijl de gevolgen hiervan voor de samenleving moeten worden onderzocht. Het is aan de Commissie om maatregelen te nemen die hiertoe bijdragen.

30.

Het Comité doet een beroep op de lokale en regionale overheden om het recht op huisvesting te beschouwen als een van de primaire persoonlijke goederen en een bijdrage te leveren aan onderzoek naar de oorzaken, gevolgen en kosten van thuisloosheid. Meer inzicht in het verschijnsel kan de basis vormen voor preventieve maatregelen en andere inspanningen, die dan later op hun effectiviteit kunnen worden beoordeeld.

31.

Volgens het Comité is de kennis die tot nu toe over thuisloosheid is verzameld, door de overheden slechts mondjesmaat verspreid. Bovendien wordt deze kennis gebrekkig benut. Er is behoefte aan een meer strategische aanpak, zodat de informatievoorziening op een adequaat niveau kan worden getild.

32.

De economische argumenten om thuisloosheid te bestrijden verdienen extra aandacht. De komende jaren zouden er een aantal nieuwe rapporten moeten worden opgesteld. De uitbreiding van onze kennis die dit oplevert, kan dan worden gebruikt als basis voor een voortzetting van het beleid.

33.

Het Comité stelt voor om op EU-niveau een duurzaam systeem voor de identificatie van goede praktijken op te zetten. Het is van het grootste belang dat de lokale en regionale overheden gegevens uitwisselen over geslaagde maatregelen op het gebied van bewustmaking, over preventieve maatregelen, over scholing van personeel en over gedifferentieerde steunverlening aan verschillende categorieën thuislozen.

34.

Het Comité is zeer te spreken over de initiatieven en projecten die de lokale en regionale overheden lanceren ter bestrijding van thuisloosheid, maar stelt tegelijkertijd vast dat meer moet worden gedaan aan de uitwisseling van goede praktijken. Dat kan bijv. via een kwalitatief hoogstaand programma voor het uitwisselen van personeel dat in de verschillende lidstaten direct verantwoordelijk is voor de thuisloosheidsproblematiek. Voor een dergelijk uitwisselingsprogramma zouden voldoende financiële middelen moeten worden uitgetrokken en mogelijkheden moeten worden geschapen om uit te groeien tot een nieuw soort uitwisselingsstructuur binnen de EU.

35.

Het Comité benadrukt dat we me meer te weten moeten komen over de omvang en aard van het verschijnsel thuisloosheid in de EU. Het zou bijv. nuttig zijn om te beschikken over gegevens die zijn opgesplitst op basis van geslacht, leeftijd, nationaliteit, sociale omstandigheden en andere relevante indicatoren. Zonder dergelijke informatie zal het moeilijk worden om de economische en sociale strategieën uit te stippelen die nodig zijn om thuisloosheid aan te pakken. Het Comité pleit ervoor om bij het opstellen van statistieken uit te gaan van de definitie van thuisloosheid die door de Feantsa wordt gehanteerd. Het Comité gaat ervan uit dat de Commissie spoedig zal worden gevraagd hier werk van te maken.

36.

Het Comité is van mening dat thuisloosheid een primair persoonlijk goed in het gedrang brengt en in strijd is met de grondrechten van de mens, de menselijke waardigheid en het recht van het individu om zelf vorm te geven aan zijn leven. Thuisloosheid is in de eerste plaats hoogst schadelijk voor kinderen, die vaak niet de mogelijkheid hebben om iets te veranderen aan hun situatie. De Commissie zou er dan ook goed aan doen om na te gaan welke mogelijkheden de lidstaten hebben om op hun eigen grondgebied bepaalde regelingen in te voeren die ertoe leiden dat thuisloosheid onder kinderen niet meer voorkomt. Ook moet worden nagedacht over de vraag of personen met een handicap niet ook onder deze regelingen moeten vallen.

37.

Er kan niet genoeg op worden gewezen dat het ontbreken van woonruimte een probleem is dat speciale aandacht verdient. Het succesvolle proefproject Housing First verdient navolging, met dien verstande dat het aanbieden van een woning dient samen te gaan met de ondersteuning van de thuisloze. Die ondersteuning is nodig voor het aanpakken van andere problemen die samen gaan met de situatie van de thuisloze.

38.

Er zullen bijzondere inspanningen, o.a. op het gebied van voorlichting, moeten worden gedaan om huiseigenaren te bereiken. Uitgangspunt bij de bestrijding van thuisloosheid dient de algemene opvatting te zijn dat alle mensen gelijkwaardig zijn en dat elk individu geneigd is zijn of haar situatie te verbeteren en bereid is bij te dragen tot de ontwikkeling van de samenleving. Huiseigenaren kunnen vooral een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van een tekort aan huisvestingsmogelijkheden. Er zullen speciale stimulansen moeten worden ontwikkeld om meer huisvestingsmogelijkheden voor thuislozen te creëren.

39.

Het Comité benadrukt hoe belangrijk het is dat meer aandacht wordt besteed aan de opleiding en het verbeteren van de vaardigheden van personen die werkzaam zijn op het gebied van thuisloosheid. In landen waar het personeel in het onderwijs, bij justitie, in de medische sector, in de geestelijke gezondheidszorg, bij de sociale dienst en bij de politie een speciale scholing heeft gekregen, zijn goede resultaten geboekt bij een vroegtijdige aanpak van thuisloosheid. In de volgende structuurfondsperiode zullen hiervoor meer middelen moeten uitgetrokken.

40.

Het Comité wijst op het belangrijke preventieve werk dat de lokale en regionale overheden verrichten, maar daarnaast zou er ook naar oplossingen voor acute problemen moeten worden gezocht. Er zal moeten worden gezorgd voor tijdelijke woonruimte. Het is echter niet acceptabel als thuislozen afhankelijk blijven van opvang. Enkele landen zijn overgeschakeld op een strategie waarbij het de bedoeling is dat alle opvangcentra voor thuislozen worden gesloten. Daarvoor in de plaats krijgen thuislozen onmiddellijk speciale, op hun behoeften toegesneden woonruimte aangeboden. De preventie van uithuiszetting is hier van essentieel belang.

41.

De lokale en regionale overheden moeten meer doen om vrijwilligersactiviteiten in de samenleving te ondersteunen. Thuisloosheid is een structureel en politiek probleem dat niet kan worden opgelost zonder de betrokkenheid van alle overheden, maar tegelijkertijd speelt ook het vrijwilligerswerk hier een belangrijke rol. Er moet over worden nagedacht hoe de EU ertoe kan bijdragen dat vrijwilligers en hun organisaties een nog prominentere rol kunnen gaan spelen. Het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk 2011 moet worden aangegrepen om meer bewustzijn te kweken en nieuwe vormen van samenwerking met vrijwilligersorganisaties op dit gebied te ontwikkelen.

42.

Het Comité stelt voor om op EU-niveau speciale economische programma's te ontwikkelen die gericht zijn op versterking van het nationale en lokale/regionale beleid ter bestrijding van thuisloosheid en op de ontwikkeling van kwaliteitscriteria. Uitwisseling van ervaringen moet worden gestimuleerd om ervoor te zorgen dat de middelen die hiervoor worden uitgetrokken, meer effect sorteren en beter worden aangewend. Het Comité beveelt daarom aan om bij de vaststelling van de nieuwe Europese fondsen o.a. meer rekening te houden met dit aspect.

43.

Het Comité zou graag willen dat er op lokaal en regionaal niveau mogelijkheden worden geschapen voor het ontwikkelen van programma's ter integratie van thuislozen in het maatschappelijke en beroepsleven waarbij werkgevers worden gestimuleerd om deze personen in dienst te nemen. Op dezelfde wijze kan het lokale en regionale niveau de integratie bevorderen door te investeren in opleidingen die thuislozen kunnen helpen een maatschappelijk houvast te vinden. Aan de goede praktijken die er op dit gebied reeds zijn, dient meer bekendheid te worden gegeven.

44.

Hiertoe is het nodig dat de informatievoorziening over thuisloosheid op een meer gestructureerde wijze wordt aangepakt.

45.

Het Comité stelt voor een Europees centrum voor thuisloosheid op te richten. Dit centrum zou moeten dienen als het coördinatieorgaan dat op dit moment nog niet bestaat. De primaire taak ervan zou van coördinerende aard moeten zijn, maar daarnaast zou het ook de kennis over dit onderwerp dienen te verbreden en gemeenschappelijke strategieën moeten uitstippelen. Wij zouden er bij de Europese Commissie op willen aandringen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor de oprichting van een dergelijk orgaan. Dit centrum zou ook moeten worden belast met de opgave om de situatie van thuislozen in de verschillende lidstaten te inventariseren. Verder zou het hervormingsmaatregelen in de lidstaten moeten coördineren en ondersteunen, o.a. door het uitwisselen van beste praktijken. Maatregelen op EU-niveau kunnen zeker een reële meerwaarde opleveren als gebruikt wordt gemaakt van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en maatschappelijke integratie.

46.

Gezien het gestaag toenemende aantal vrouwelijke thuislozen moet aandacht worden besteed aan de bijzondere en kwetsbare situatie waarin thuisloze vrouwen zich bevinden, aan de sociaaleconomische en arbeidsaspecten hiervan en aan de problemen die in dit verband nog steeds bestaan voor wat betreft de toegang tot diensten. Dit alles vergt een specifieke aanpak door de lidstaten.

Brussel, 6 oktober 2010

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO