15.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 169/37


Woensdag 15 december 2010
Presentatie van het werkprogramma van de Commissie voor 2011

P7_TA(2010)0481

Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2010 over het werkprogramma van de Commissie voor 2011

2012/C 169 E/05

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie over het werkprogramma van de Commissie voor 2011 (COM(2010)0623),

gelet op het laatste kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie, met name bijlage 4 daarvan,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het van cruciaal belang is dat de dialoog tussen het Europees Parlement en de Commissie tijdig wordt gevoerd, zodat de inspanningen zich kunnen richten op het vaststellen van de belangrijkste strategische doelstellingen van de EU voor het komende jaar en de jaren daarna,

B.

overwegende dat de politieke prioriteiten in overeenstemming moeten zijn met de beschikbare financiële middelen,

C.

overwegende dat Europees beleid en optreden, samen met dat van de lidstaten, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, een werkelijke invloed kan en moet hebben door burgers te helpen zich voor te bereiden en te reageren op een snel veranderende samenleving,

D.

overwegende dat 2011 van cruciaal belang zal zijn voor het toekomstige welslagen van de Unie en een aanzienlijke uitdaging voor de Commissie en voor de Unie als geheel,

E.

overwegende dat de financiële crisis nog steeds aanzienlijke gevolgen heeft voor de economieën van de lidstaten en dat ingrijpende aanpassingen zowel op nationaal als op EU-niveau nodig zijn; overwegende dat een volledig herstel een gemeenschappelijke Europese strategie voor duurzame groei en werkgelegenheid vereist, geschraagd door de nodige bevoegdheden en middelen,

1.

wijst erop dat dit werkprogramma het eerste is dat binnen de nieuwe programmeringscyclus wordt vastgesteld, en benadrukt dat de dialoog met de Commissie moet worden verdiept, ter versterking van het verband tussen de politieke prioriteiten en de middelen die nodig zijn om ze op EU-niveau te financieren;

2.

dringt er bij de Commissie op aan te streven naar een realistische en operationele programmering die doeltreffend moet zijn, de vertaalslag naar de realiteit moet maken en beter ten uitvoer moet worden gelegd dan in het verleden; vraagt om de indiening van een nauwkeuriger tijdschema voor belangrijke voorstellen;

3.

dringt er bij de Commissie op aan het acquis zo snel mogelijk aan te passen aan de bepalingen van de artikelen 290 en 291 VWEU, overeenkomstig een duidelijke tijdschema;

Inleiding

4.

verzoekt de Commissie bij haar optreden maximaal gebruik te maken van haar wettelijke bevoegdheden en politieke autoriteit; merkt op dat de Europese Unie niet effectief kan werken, tenzij de Commissie het algemene belang van de landen en de burgers van de Unie identificeert, formuleert en bevordert en op efficiënte wijze haar taak verricht om op de toepassing van de Verdragen en het EU-recht toe te zien;

5.

merkt op dat de inspanningen die tot dusver zijn geleverd om de financiële crisis op te lossen en het economische herstel van Europa te schragen, erg tekortgeschoten hebben; betreurt het dat het werkprogramma geen aanvullende maatregelen omvat om meer banen te creëren; dringt er derhalve bij de Commissie op aan gedetailleerd aan te geven hoe haar initiatieven en voorstellen de doelstelling zullen verwezenlijken;

6.

is van mening dat de EU zich zonder uitstel moet richten op structurele hervorming, om haar concurrentievermogen te versterken en weer groei te realiseren; is tevens van mening dat modernisering van de infrastructuur (waaronder breedband), meer inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, een beleid gericht op voldoende, betaalbare en schone energie, innovatie en de ontwikkeling van nieuwe technologieën, alsmede de kwaliteit van het onderwijs en opleidingen centrale elementen van de strategie zijn;

7.

is verheugd dat de hervorming van het Europese economische bestuur hoog op de prioriteitenlijst staat; waarschuwt dat, tenzij de EU een geloofwaardige economische governance kan ontwikkelen, met name in de eurozone, die voor een degelijk begrotingsbeleid en een herstel van de groei kan zorgen, de toekomst van de euro in gevaar is; dringt erop aan dat bij een dergelijke hervorming ten volle rekening gehouden wordt met het standpunt van het Parlement, als verwoord in zijn resolutie van 20 oktober 2010, en dat de hervorming gericht moet zijn op stimulering van de economische en sociale doelstellingen van de Unie, als bepaald in artikel 3 van het Verdrag van Lissabon;

8.

herinnert eraan dat het Parlement en de Raad als de twee takken van de begrotingsautoriteit gelijkelijk betrokken moeten zijn bij iedere mobilisatie van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme; wenst dat op korte termijn voorstellen worden ingediend om het mechanisme voor de oplossing van crises permanent te maken (bijv. Europees Monetair Fonds); de EU 2020-strategie volledig te integreren in het macro-economisch kader voor de lange termijn; eerste stappen te zetten naar de wederzijdse uitgifte van een deel van de overheidsschuld en de invoering van daarvoor bestemde obligaties, zoals beschreven in eerdere verslagen van het Parlement; en voor één externe vertegenwoordiging van de eurozone te zorgen; en pleit voor een kleine verdragsaanpassing die een rechtsgrond kan bieden voor een dergelijk mechanisme, in plaats van over te gaan tot een ingrijpende wijziging van het Verdrag;

9.

stelt dat de Commissie snel met voorstellen moet komen om het huidige financieel kader te herzien; is van mening dat het MFK voor de periode na 2013 ook de uitbreiding van die bevoegdheden moet weerspiegelen; verzoekt de Commissie een ambitieus investeringsvoorstel te presenteren om de streefcijfers in de EU 2020-strategie te halen en om banen te creëren, de groei te bevorderen en de veiligheid van de Europese burgers te garanderen; is van mening dat flexibiliteit in dit kader van essentieel belang is en dat de EU-begroting de mogelijkheid moet bieden een beroep te doen op alternatieve financieringsbronnen (doelheffingen, projectobligaties, enz.);

10.

herinnert eraan dat de MFK-verordening alleen kan worden vastgesteld met instemming van het Parlement; roept de Commissie op om de spoedige goedkeuring van een interinstitutioneel akkoord mogelijk te maken over de rol van het Parlement bij de voorbereiding van en de onderhandelingen over het volgende MFK;

11.

dringt er bij de Commissie sterk op aan om in juni 2011, na de vaststelling van het standpunt van het Parlement over het nieuwe MFK, moedige en innovatieve voorstellen in te dienen voor een grondige herziening van het stelsel van eigen middelen, om tot een stelsel te komen dat eerlijk, duidelijk, transparant en neutraal is wat betreft de belastingdruk voor de EU-burgers; is ervan overtuigd dat het MFK en de kwestie van de eigen middelen met elkaar verband houden, dat hierover op basis van een open interinstitutioneel debat tegelijkertijd een besluit moet worden genomen, waarbij de nationale parlementen nauw moeten worden betrokken, en dat deze problematiek geen verder uitstel duldt;

12.

benadrukt dat het cohesiebeleid een van de belangrijkste instrumenten van de EU vertegenwoordigt, dat het mogelijk te maakt te reageren op de economische crisis door investeringen in de reële economie te stimuleren; verwelkomt in dit verband de eerste beoordeling door de Commissie van de tenuitvoerlegging van de maatregelen inzake het cohesiebeleid in het kader van het Europees economisch herstelplan, waarmee de belangrijke rol wordt onderstreept die dit beleid speelt bij het opvangen van de gevolgen van de crisis; beklemtoont het onomstotelijk verband tussen het cohesiebeleid en de drie belangrijkste prioriteiten van de strategie Europa 2020, door te zorgen voor snellere, slimme, duurzame en voor iedereen merkbare groei, en daarbij een harmonieuze ontwikkeling in de 271 regio's in de Unie te stimuleren;

Herstel van groei en werkgelegenheid: versnellen naar 2020 toe

13.

neemt kennis van de introductie van een „Europees semester”; is van mening dat de commissies van het Parlement in de gelegenheid moeten worden gesteld hun deskundigheid beter tot uiting te brengen door met „eindejaarsverslagen” te komen over de vooruitgang die bij de verwezenlijking van essentiële doelstellingen is geboekt, waarna de fracties daarover (gezamenlijke) resoluties moeten kunnen indienen;

14.

betreurt het dat de voorstellen voor het Europees semester en het governancepakket weinig gelegenheid bieden voor Europese democratische toetsing en dringt aan op sterke parlementaire betrokkenheid bij beide dossiers;

Financiële regulering: de hervorming voltooien

15.

verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen in te dienen voor de herschikking van de richtlijn inzake marktmisbruik en de richtlijn inzake markten voor financiële instrumenten; merkt op dat de Commissie rekening moet houden met het mogelijke cumulerende effect van de voorstellen die zij indient, om er zeker van te zijn dat zij dat de stabiliteit, de transparantie en de verantwoordingsplicht van de financiële sector vergroten en deze sector beter in staat stellen de reële economie te ondersteunen, wat groei en banen betreft;

16.

wenst dat het wetgevingsinitiatief inzake crisisoplossing in de banksector gecoördineerd wordt met mededingingsregels om een uitgebreid kader te creëren voor crisisbeheer, dat zowel private als publieke actoren omvat als de belastingbetaler beschermt; is van mening dat bij de herziening van de verordening inzake ratingbureaus het gebrek aan concurrentie in deze sector aan de orde moet worden gesteld, en verzoekt de Commissie gevolg te geven aan het recente verzoek van het Parlement om de mogelijkheden na te gaan voor een onafhankelijk Europees ratingbureau en een sterkere betrokkenheid van onafhankelijke publieke organen bij het bepalen van ratings;

Slimme groei

17.

verzoekt de Commissie een allesomvattend actieplan te presenteren, met een tijdschema en doelstellingen, om een interne markt voor online-inhoud en –diensten te realiseren, ten behoeve van een open en welvarende digitale samenleving, en om de digitale kloof te overbruggen;

18.

onderstreept dat de digitale agenda en ICT-investeringen van cruciaal belang zijn voor de concurrentiepositie van Europa op lange termijn, en dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan door te gaan met de uitrol van netwerken van de volgende generatie en deze toegankelijk te maken door verdere liberalisering van de interne markt voor communicatiediensten, teneinde de innovatie in de EU te stimuleren;

19.

moedigt de Commissie ten zeerste aan tot bevordering van kennis en innovatie in het achtste kaderprogramma naar aanleiding van de tussentijdse herziening, en herinnert eraan dat het van belang is dat het Parlement de mogelijkheid heeft zijn eigen prioriteiten kenbaar te maken alvorens het achtste kaderprogramma in 2012 wordt vastgesteld;

20.

is ingenomen met het streven van de Commissie naar totstandbrenging van een Innovatie-Unie, hetgeen toetsing van overheidssteun voor O&O- en innovatiekaders, versterking van de rol van de EIB en meer inbreng van durfkapitaal zal inhouden; onderkent tevens de rol die overheidsopdrachten kunnen vervullen bij het stimuleren van innovatie;

21.

dringt er bij de Commissie op aan om de bureaucratie in haar O&O-programma's te beperken en de deelname van innoverende bedrijven aan de projecten te vergroten; is van mening dat de Commissie publiek-private partnerschappen verder moet bevorderen om onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Europa te stimuleren;

22.

benadrukt het belang dat gegeven moet worden aan de nieuwe meerjarige programma's voor de periode na 2013 op het gebied van onderwijs, cultuur, de audiovisuele sector en burgerschap, en die naar verwachting in 2011 gepresenteerd zullen worden; wijst erop dat acties en maatregelen in het kader van deze programma's moeten zijn toegespitst op de behoeften van de Europese burgers en gebaseerd moeten zijn op een adequaat en doeltreffend begrotingskader; is van mening dat het initiatief „Jeugd in beweging” het belang van deze programma's benadrukt;

Duurzame groei

23.

onderstreept het feit dat het vlaggenschipinitiatief inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen van strategisch belang is, en dringt er bij de Commissie op aan snel te werken aan een ambitieus voorstel om te komen tot bindende doelstellingen en concrete benchmarks in het kader van het Europees semester van beleidscoördinatie van de EU 2020-strategie; en roept de Commissie ertoe op met wetgeving te komen om de EU-emissies verder terug te dringen;

24.

bis. is van mening dat prioriteit moet worden verleend aan een juiste en functionele implementatie van de bestaande wetgevingsinstrumenten als het derde energiepakket, en ondersteunt van harte de strategie 2050 en initiatieven op het gebied van slimme netwerken en voorzieningszekerheid;

25.

wil er met het oog op een duurzame economische groei met nadruk op wijzen dat de continuïteit van de energievoorziening van vitaal belang is ter waarborging van een ononderbroken aanvoer, naleving van contractuele afspraken en een billijke marktprijs, en om te voorkomen dat wij afhankelijk worden van een te beperkt aantal producenten;

26.

is van mening dat de mededeling over het nieuwe industriebeleid voor Europa gevolgd moet worden door doeltreffende maatregelen, met name om de gewenste omschakeling naar een koolstofarme en duurzame economie te verwezenlijken en om te bereiken dat de EU-doelstelling van 20 % meer energie-efficiëntie zal worden gehaald;

27.

benadrukt dat vermindering van en aanpassing aan de klimaatverandering hoge prioriteit heeft en tevens het concurrentievermogen van de Europese industrie en kmo's ten goede zal komen;

28.

verwelkomt de vastgestelde hoofdprioriteiten met betrekking tot de publicatie van het witboek en dringt bij de Commissie aan op een versnelde voorbereiding van de herziening van de TEN-T-richtsnoeren en het bijbehorende gemoderniseerde financieringsmechanisme, aansluitend bij de Europa 2020-strategie en de herziening van de EU-begroting;

29.

dringt er vanaf het begin op aan dat het proces van hervorming van het GLB moet leiden tot een krachtig, eerlijk, werkelijk gemeenschappelijk en multifunctioneel beleid dat tegemoetkomt aan de verwachtingen van consumenten en producenten en werkelijk collectieve goederen levert, in het bijzonder voedselveiligheid, en de zelfvoorzienendheid van de EU op het gebied van voedsel garandeert;

30.

herinnert aan zijn resolutie van 8 juli 2010 over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, waarin erop werd aangedrongen dat de bedragen die in de begroting 2013 aan het GLB worden toegewezen, in de volgende financiële programmeringsperiode tenminste op dat peil worden gehandhaafd;

31.

quater. is van mening dat landbouwproducten uit derde landen alleen in de EU mogen worden ingevoerd indien ze zijn geproduceerd op een wijze die in overeenstemming is met de Europese normen op het gebied van consumentenbescherming, dierenwelzijn en milieubescherming, alsmede met sociale minimumnormen; dringt erop aan dat het aangaan van bilaterale of multilaterale handelsakkoorden geen nadelige gevolgen mag hebben voor landbouwbedrijven in de EU;

32.

quinquies. verzoekt de Commissie, in het licht van de bevindingen in het verslag van de Rekenkamer over de hervorming van de suikermarkt, een herziening door te voeren van haar effectbeoordelingsprocedures, om te waarborgen dat bij het opstellen van beoordelingen gebruik wordt gemaakt van de beste en meest actuele informatie, hetgeen van cruciaal belang is bij het beoordelen van de effecten van toekomstige bilaterale handelsakkoorden voor belangrijke sectoren van de Europese economie;

33.

sexies. is ingenomen met de aangekondigde voorstellen van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid, zoals het voorstel inzake een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en de mededeling over duurzame groei in kustregio's en de maritieme sectoren, alsmede de mededeling inzake de integratie van de maritieme bewaking; beklemtoont echter dat de financiering van de tenuitvoerlegging van het geïntegreerde maritieme beleid op het niveau van de communautaire begroting moet worden gegarandeerd door een evenredige bijdrage van alle bij dit beleid betrokken sectoren;

Inclusieve groei

34.

is van mening dat inclusieve groei alleen tot stand kan worden gebracht op basis van een gelijke behandeling van alle werknemers op de werkplek en een gelijk speelveld voor alle bedrijven; is van mening dat het werkprogramma van de Commissie voorstellen voor het waarborgen van deze beginselen zou moeten bevatten, en dringt erop aan dat in het wetgevingsvoorstel inzake de tenuitvoerlegging van de detachering van werknemers, zoals gepland in de mededeling inzake de Single Market Act, duidelijkheid wordt verschaft over de uitoefening van fundamentele sociale rechten;

35.

roept de Commissie op tot het indienen van een voorstel over de financiële participatie van werknemers in bedrijfswinsten;

36.

dringt er bij de Commissie op aan in haar verslagen over „Nieuwe vaardigheden en banen” en over een „Platform tegen Armoede” ook plaats in te ruimen voor de specifieke problemen waarmee vrouwen worden geconfronteerd en nadrukkelijk aan te sturen op bevordering van gelijkheid op de werkplek als middel om armoede te bestrijden en vrouwen aan te moedigen ondernemer te worden door middel van maatregelen ter uitwisseling van optimale praktijken;

37.

is er vast van overtuigd dat het gelijktrekken van de ongelijke beloning van vrouwen en mannen een echt probleem blijft dat overwonnen moet worden, en herhaalt het verzoek aan de Commissie in zijn resolutie van 2008 om bij het Parlement een wetgevingsvoorstel in te dienen betreffende de herziening van bestaande wetgeving met betrekking tot de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor vrouwen en mannen, rekening houdend met de aanbevelingen in de bijlage bij de resolutie van 2008;

38.

dringt er bij de Commissie op aan rekening te houden met de standpunten van de sociale partners op het gebied van pensioenen en ervoor te zorgen dat het witboek de verwachtingen van werkgevers en werknemers weergeeft, inclusief een versterking van de eerste pijler;

39.

is verheugd over de hervorming van het EURES-portaal voor beroepsmobiliteit waardoor informatie en baanadviezen voor jonge werknemers toegankelijker worden gemaakt, maar betreurt dat dit voorstel is uitgesteld tot 2012, terwijl jonge mensen er vandaag behoefte aan hebben;

40.

dringt aan op meer effectiviteit en betere resultaten met betrekking tot twee belangrijke EU-agentschappen op het gebied van opleiding, namelijk het Cedefop (Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding) en de ETF (Europese Stichting voor opleiding);

Het groeipotentieel van de interne markt aanboren

41.

steunt krachtig een verdergaande marktintegratie, waarbij moet worden gefocust op de aanzienlijke resterende leemten, die door professor Monti zijn geïdentificeerd, en het vertrouwen van de burgers, werknemers, kleine bedrijven en consumenten van Europa moet worden vergroot; is tevreden met de publicatie van de „Single Market Act”, maar is van mening dat de voorstellen ambitieuzer en concreter moeten zijn; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk met duidelijke prioriteiten en wetgevingsvoorstellen te komen;

42.

verzoekt om het moderniseren van het wetgevingskader van de EU voor openbare aanbestedingen, door middel van harmonisatie van de betreffende richtlijnen en de overeenkomst betreffende overheidsopdrachten, en roept op tot de vaststelling van een duidelijker tijdschema voor volgend jaar;

43.

dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor consistentie tussen het rechtsinstrument van het Europees verbintenissenrecht en de richtlijn inzake consumentenrechten; acht het absoluut noodzakelijk dat er al in 2011 – en niet zoals momenteel wordt voorgesteld pas in 2014 – met spoed en op een geïntegreerde manier werk wordt gemaakt van een duidelijke beleidsstrategie van de Commissie in de consumentensfeer;

44.

steunt de op markttoezicht georiënteerde herziening van de richtlijn pakketreizen en van de richtlijn algemene productveiligheid;

45.

benadrukt dat er een efficiënt rechtskader moet komen voor productveiligheid in de EU; steunt de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid, waarvoor een duidelijker tijdschema moet worden vastgesteld, in overeenstemming met de herziening van het NLF; dringt er bij de Commissie op aan het CE-markeringsysteem te herzien om ervoor te zorgen dat de CE-markering door de consumenten beschouwd kan worden als een veiligheidskeurmerk;

46.

wijst erop dat civielrechtelijke initiatieven van cruciaal belang zijn voor de heropleving van de interne markt; steunt de activiteiten van de Commissie op het gebied van burgerlijk recht en roept ertoe op de civielrechtelijke instrumenten meer in e-justitie in te passen;

47.

vraagt een definitieve oplossing van de problemen in verband met de totstandbrenging van een Europees octrooi en verzoekt de Commissie indien nodig een voorstel voor nauwere samenwerking in te dienen;

48.

betreurt ten zeerste het feit dat geen wetgevingsinitiatief inzake cabotage is ingediend en dat de openstelling van de spoorwegmarkt, inclusief de openstelling van de markt voor binnenlands personenvervoer, is uitgesteld tot 2012; herhaalt dat het de diepe overtuiging van het Parlement is dat het omvattende beleid inzake reizigersrechten in Europa moet worden voortgezet en verder ontwikkeld;

Verwezenlijking van de agenda voor de burgers: vrijheid, veiligheid en recht

49.

uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat het ontbreekt aan concrete voorstellen over de grondrechten of de horizontale richtlijn inzake non-discriminatie, en dat het onderwerp non-discriminatie niet eens genoemd wordt; dringt er bij de Commissie op aan haast te maken met het deblokkeren van de richtlijn inzake non-discriminatie;

50.

verzoekt om een voorstel voor een mededeling inzake versterkte intra-EU-solidariteit op asielgebied, maar betreurt het uitblijven van wetgevingsvoorstellen over asiel, aangezien de Unie tegen 2012 een gemeenschappelijk asielbeleid moet hebben;

51.

verzoekt om voorstellen over migratie; herinnert eraan dat het correcte functioneren van het voorgestelde entry/exit-systeem zal afhangen van het welslagen van VIS en SIS II, hoewel SIS II nog niet volledig operationeel is;

52.

beklemtoont de noodzaak van een ambitieus beleid inzake grondrechten na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en van een zo doeltreffend mogelijke handhaving van de in het Handvest vastgelegde grondrechten; vraagt de Commissie erop toe te zien dat elk wetgevingsvoorstel in overeenstemming is met de grondrechten, en te waarborgen dat de lidstaten het Handvest respecteren bij de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving; wenst dat de capaciteit voor monitoring van schendingen van het Handvest van de grondrechten en voor toepassing van de Verdragsmechanismen tegen dergelijke schendingen wordt vergroot;

53.

wijst erop dat de rechten en vrijheden van de EU-burgers in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit ten volle moeten worden gerespecteerd en dat gegevensbescherming en het recht op juridisch verhaal van essentieel belang zijn voor het creëren van een geloofwaardig en effectief veiligheidsbeleid; is van mening dat de groeiende criminaliteit meer maatregelen van de Unie vereist op het gebied van georganiseerde misdaad en cyberveiligheid;

54.

is verheugd over het voorstel betreffende de rechten van slachtoffers van misdrijven en, bovenal, betreffende het recht op rechtshulp en rechtsbijstand, maar betreurt dat dit de enige maatregel is die gepland is; dringt aan op een duidelijk tijdschema voor de resterende maatregelen van de routekaart voor procedurerechten;

55.

is tevreden met de start in 2011 van een nieuw algemeen wettelijk kader voor de bescherming van persoonsgegevens in de EU; onderstreept dat het alle voorstellen, inclusief het EU-systeem inzake de persoonsgegevens van passagiers en het EU-programma voor het traceren van terrorismefinanciering, zal toetsen op conformiteit met de grondrechten;

56.

is verheugd over de voorstellen inzake het burgerlijk recht, maar verzoekt de Commissie, met het oog op de totstandbrenging van gemeenschappelijke normen voor EU-burgers in alle lidstaten, te overwegen om vaart te zetten achter de herziening van het acquis op het gebied van civiel- en strafrecht en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement;

57.

steunt initiatieven om de combinatie van werk en gezinsleven te vergemakkelijken, o.a. via maatregelen inzake minimaal ouderschapsverlof en de bevordering van soepele werkomstandigheden voor vrouwen en mannen en hulp voor zorgverstrekkers om een baan te combineren met zorgtaken;

58.

betreurt de vertraging die de Commissie heeft opgelopen bij de indiening van voorstellen voor de „Lissabonisering” van het huidige acquis op het gebied van de justitiële en politiële samenwerking in strafzaken, hetgeen een prioriteit is van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken;

59.

is van mening dat na de vaststelling van het Verdrag van Lissabon de herziening van het rechtskader van cruciaal belang is, en betreurt het voorstel om deze herziening pas in 2012-2013 te laten plaatsvinden; wijst er met nadruk op dat alle JBZ-agentschappen efficiënt moeten werken en bovenal verantwoording moeten afleggen;

Europa in de wereld: de ons toekomende rol opeisen

60.

onderstreept dat de bevordering van de mensenrechten over de hele wereld een belangrijke doelstelling van de Europese Unie op het wereldtoneel is en dat betere handelsbetrekkingen en intensievere ontwikkelingssamenwerking de vooruitgang op dit gebied ten goede kunnen komen;

61.

dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van het momentum in het uitbreidingsproces;

62.

bis. is van mening dat met betrekking tot de volgende onderwerpen nieuwe initiatieven welkom zouden zijn:

de rol van de EU bij terrorismebestrijding, om de proliferatie van massavernietigingswapens tegen te gaan;

de ontwikkeling van de Europese defensie-industrie en de doelstellingen van het Europees defensiebeleid op de lange termijn (2020);

ontwapening en mondiaal bestuur;

de strategie ten opzichte van de BRIC-landen;

de evaluatie van de Mediterrane Unie, met het oog op de huidige patstelling;

een heropleving van de Trans-Atlantische Economische Raad, en eventueel een evaluatie van de gezamenlijke strategische veiligheid, in aansluiting op de nieuwe strategische evaluatie van de NAVO;

63.

is van mening dat, wil de EU haar waarden en beginselen daadwerkelijk uitdragen en bijdragen aan de politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling in haar buurlanden, zij de jonge democratieën in Europa moet ondersteunen en haar betrekkingen met haar partners moet intensiveren; verzoekt de Commissie de herziening van het ENB te voltooien om een betere samenhang tot stand te brengen tussen de beleidsdoelstellingen en de financiële instrumenten; is van mening dat de conditionaliteit van mensenrechten en democratie moet worden versterkt in de betrekkingen met de buurlanden;

64.

verzoekt de Commissie grotere prioriteit te verlenen aan de voedselzekerheid in Afrika; onderstreept de noodzaak om de landbouwsector in Afrika op duurzame wijze te versterken; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan om armen betere toegang te bieden tot kredieten en financiële diensten in Afrika; dringt er bij de Commissie op aan maatregelen te stimuleren ter versterking van de intracontinentale handel in Afrika, onder meer door verbeterde steunpakketten voor regionale economische gemeenschappen en voor het verbeteren van de infrastructuur in Afrika;

65.

verzoekt de Commissie om jaarlijks een verslag uit te brengen over de vooruitgang van de EU bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) tegen 2015 en om maatregelen te nemen die de lidstaten ertoe verplichten om hun toezegging om 0,7 % van hun bni uit te geven aan officiële ontwikkelingshulp na te komen en om toe te zien op de nakoming van dergelijke toezeggingen;

66.

benadrukt dat er in de context van de lopende onderhandelingen over EPO's opnieuw aandacht zou moeten worden besteed aan de ontwikkelingsdimensie;

67.

verzoekt de Commissie actief tastbare vooruitgang te bevorderen met betrekking tot de lopende WTO-onderhandelingen, om de Doha-ronde zo spoedig mogelijk af te sluiten; benadrukt het feit dat een versterking van de bestaande en de sluiting van nieuwe bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden van groot belang is, maar moet worden beschouwd als aanvullende strategie en niet als alternatief voor het multilaterale kader;

68.

herinnert eraan dat multilateralisme de topprioriteit van de EU moet blijven, en eist dat in lopende en nieuwe handelsonderhandelingen het beginsel van bijzondere en gedifferentieerde behandeling voor ontwikkelingslanden moet worden geëerbiedigd; is er ten zeerste van overtuigd dat een effectief en hervormd multilateraal handelskader nodig is om te komen tot een evenwichtiger en eerlijker economisch stelsel, als onderdeel van een nieuw mondiaal bestuur, ten dienste van de ontwikkeling en de uitbanning van de armoede;

69.

beklemtoont dat invoer uit derde landen naar de EU-markt alleen toegelaten moet worden indien deze invoer voldoet aan Europese normen op het gebied van consumentenbescherming; is van mening dat de Commissie bij internationale onderhandelingen van onze handelspartners moet eisen dat zij zich aan de Europese sociale, milieu- en arbeidsnormen houden;

70.

dringt aan op opneming van een MVO-clausule in de internationale handelsovereenkomsten die door de EU worden ondertekend; is van mening dat dit voor bedrijven tevens de verplichting tot rapportage en transparantie en voor ondernemingen en groepen ondernemingen due diligence met zich meebrengt, dat er een onderzoek moet worden ingesteld in geval van bewezen inbreuken op MVO-afspraken en dat slachtoffers van het optreden van bedrijven gemakkelijker naar de rechter moeten kunnen stappen;

71.

verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen naar het model van de nieuwe Amerikaanse wet inzake „conflictmineralen” om de transparantie en behoorlijk bestuur in de mijnbouwsector in ontwikkelingslanden te bevorderen; verzoekt de Commissie de strijd tegen de corruptie in dergelijke landen op te voeren, aangezien corruptie de mensenrechten en goed bestuur ondermijnt;

Met de inputs van het EU-beleid een maximale impact bewerkstelligen

72.

verzoekt de Commissie snel voorstellen in te dienen om de OLAF-verordeningen te wijzigen;

73.

benadrukt het feit dat de Commissie op meer open wijze moet bijdragen tot een positieve houding tegenover nationale beheersverklaringen die door de ministers van Financiën worden ondertekend; benadrukt dat de Commissie er bij de lidstaten op moet aandringen om nationale beheersverklaringen op te stellen; verzoekt om invoering van complete, gebruikersvriendelijke online-databanken;

74.

dringt daarom aan op stelselmatige, geregelde en onafhankelijke evaluaties van EU-programma's – zowel wat betreft intern beleid als ontwikkelingssamenwerking – om te bewerkstelligen dat daarmee op een kosteneffectieve wijze de beoogde resultaten worden bereikt, teneinde:

rekening te houden met de opmerkingen van het Parlement in zijn kwijtingsresoluties,

een meer strategisch horizontaal overzicht mogelijk te maken van de resultaten van de uitgevoerde evaluaties en van de prestaties van de Commissie;

75.

is ervan overtuigd dat een correcte en tijdige omzetting en implementatie van Europese richtlijnen met name van belang is om het wantrouwen van de burgers tegenover de werkzaamheden van de EU te verminderen; is van mening dat daartoe een doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten vereist is;

76.

dringt aan op vereenvoudiging van de EU-wetgeving en beklemtoont dat effectbeoordelingen, voorafgaand aan wetgeving, op onpartijdige en doeltreffende wijze moeten worden gebruikt, waarbij rekening moet worden gehouden met de tenuitvoerlegging; verleent de Commissie alle steun bij haar lopende werkzaamheden met betrekking tot het project „slimme regelgeving”;

77.

is ingenomen met de toezegging dat de Commissie bij effectbeoordelingen meer aandacht zal besteden aan concurrentieaspecten en benadrukt het belang van evaluatie van de cumulatieve gevolgen van gecombineerde wetgeving voor het concurrentievermogen („geschiktheidscontroles”);

*

* *

78.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.