12.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 236/41


Dinsdag 15 juni 2010
Het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld

P7_TA(2010)0209

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld (2009/2227(INI))

2011/C 236 E/06

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie „Herziening van het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld” (COM(2009)0442),

gezien de mededeling van de Commissie „Voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU” (COM(2009)0512),

gezien de mededeling van de Commissie „Een nieuw partnerschap voor de modernisering van de universiteiten: het EU-forum voor dialoog tussen universiteiten en bedrijven” (COM(2009)0158) en zijn resolutie van 20 mei 2010 (1) over de dialoog tussen universiteiten en bedrijven,

gezien de conclusies van de Raad van 4 december 2009„Naar een concurrerend, innovatief en milieuefficiënt Europa – een bijdrage van de Raad Concurrentievermogen aan de Lissabonagenda na 2010”,

gezien de mededeling van de Commissie „ICT-grenzen verleggen: een strategie voor onderzoek naar technologieën van de toekomst of in opkomst in Europa” (COM(2009)0184),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over de „Small Business Act” (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 mei 2008 over tussentijdse evaluatie van het industriebeleid – Een bijdrage tot de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid (3),

gelet op Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (4),

gezien de conclusies van 22 mei 2008 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het bevorderen van creativiteit en innovatie door onderwijs en opleiding (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 mei 2007 over kennis in praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 juli 2006 over de uitvoering van het communautair Lissabon-programma: meer onderzoek en innovatie – investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak (7),

gelet op Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (8),

gelet op Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (9),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi (COM(2000)0412),

gezien de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (10),

gezien de mededeling van de Commissie „Naar een doeltreffender gebruik van fiscale stimulansen voor O&O” (COM(2006)0728),

gezien het werkdocument van de diensten van de Europese Commissie „Assessing Community innovation policies in the period 2005-2009” (SEC(2009)1194),

gezien de mededeling van de Commissie „Een strategie voor O&O en innovatie op ICT-gebied in Europa: meer engagement” (COM(2009)0116),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0143/2010),

A.

overwegende dat de Commissie in haar mededeling „Herziening van het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld” een herziene innovatiestrategie in de vorm van een actieplan heeft aangekondigd,

B.

overwegende dat deze toekomstige innovatiestrategie nauw verbonden dient te zijn met de strategie EU 2020,

C.

overwegende dat de Commissie in haar mededeling „ICT-grenzen verleggen: een strategie voor onderzoek naar technologieën van de toekomst of in opkomst in Europa” een nieuwe strategie voor onderzoek naar toekomstige en opkomende technologieën (future and emerging technologies (FET)) heeft aangekondigd en zich heeft uitgesproken voor de lancering van vlaggenschipinitiatieven,

D.

overwegende dat bij de ontwikkeling van een Europees innovatiebeleid rekening gehouden moet worden met alle drie de zijden van de kennisdriehoek: onderzoek, innovatie en onderwijs,

E.

overwegende dat het innovatievermogen van ondernemingen voor een aanzienlijk deel afhankelijk is van de toegang tot toereikende financiële middelen en dat de kredietbeperkingen als gevolg van de huidige economische crisis een drastische belemmering dreigen te vormen voor de innovatiecapaciteit van ondernemingen, en dan met name voor het midden- en kleinbedrijf,

F.

overwegende dat innovatie van wezenlijk belang is voor een succesvolle aanpak van de problemen waarmee de EU momenteel op maatschappelijk en milieugebied te maken heeft en tevens van groot belang is voor de verwezenlijking van de strategische beleidsdoelstellingen van de EU op gebieden als ondernemerschap, concurrentievermogen, klimaatverandering, werkgelegenheid, demografische veranderingen en een op integratie gerichte samenleving,

G.

overwegende dat de Europese Unie haar energie- en klimaatdoelstellingen voor 2020, met name de vermindering van broeikasgasemissies met 20 %, de verhoging van de energie-efficiëntie met 20 %, en ten minste 20 % energie uit hernieuwbare bronnen, alleen zal halen als de ontwikkeling en algemene toepassing van schone, duurzame en efficiënte energietechnologie wordt versneld; overwegende dat deze dimensie ten volle in de toekomstige innovatiestrategie moet worden opgenomen,

H.

overwegende dat onderzoek naar toekomstige en opkomende technologieën (zoals kwantumtechnologie, ICT-technologie geïnspireerd door de biologie en nanotechnologie) de ideale basis vormt voor innovatie vanwege de effecten die dat onderzoek heeft op het concurrentievermogen op de lange termijn en vanwege het feit dat er daarmee volkomen nieuwe takken van economische bedrijvigheid worden ontwikkeld, waardoor nieuwe industrieën en hightech-ondernemingen worden gestimuleerd,

I.

overwegende dat de bevordering en ontwikkeling van duurzame technologieën niet alleen onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU, maar de Unie daarnaast grote voordelen biedt op het gebied van toename van werkgelegenheid en economische groei,

J.

overwegende dat een ongelijke verdeling van schaarse middelen innovatie kan belemmeren en dat de EU in haar grondstoffenbeleid derhalve aan alle belangrijke uitdagingen het hoofd dient te bieden, zodat een eerlijke toegang kan worden gewaarborgd,

K.

overwegende dat het stimuleren van duurzame en energie-efficiënte technologieën in tijden van een toenemend tekort aan middelen de continuïteit van de energievoorziening in de EU zal verbeteren,

L.

overwegende dat de demografische ontwikkeling een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst is waarvoor ook nieuwe technologische oplossingen noodzakelijk zijn,

M.

overwegende dat de EU in die sectoren waar zij op dit moment over een goede concurrentiepositie beschikt haar krachten moet bundelen en haar sterke punten moet versterken en moet zorgen voor een wereldwijd eerlijk speelveld,

Een brede aanpak van innovatie

1.

is van mening dat er mogelijkheden bestaan voor een nauwere koppeling tussen onderzoek en innovatie in Europa; verzoekt de Commissie en de lidstaten een geïntegreerde aanpak van wetenschap en innovatie toe te passen;

2.

wijst de Commissie erop dat het toekomstige innovatiebeleid van de EU breed van opzet dient te zijn en alle vormen van innovatie dient te omvatten, dus niet alleen technologische innovatie (producten en processen), maar ook administratieve, organisatorische, sociale en werkgerelateerde innovatie, inclusief nieuwe innovatieve bedrijfsmodellen en innovatie op het gebied van dienstverlening, waarbij rekening gehouden moet worden met de twee andere zijden van de kennisdriehoek (onderzoek en onderwijs);

3.

benadrukt dat innovatie in de eerste plaats betrekking heeft op nieuwe ontwikkelingen die beantwoorden aan de behoeften van consumenten en markten; verzoekt de Commissie om die reden ervoor te zorgen dat er meer erkenning komt voor het feit dat de vraag van de consument de drijvende kracht is achter innovatie; wijst erop dat, om het ontstaan van nieuwe vormen van ongelijkheid in de maatschappij tegen te gaan, innovaties in de toekomst niet slechts op hun ecologische en economische merites, maar ook op hun sociale meerwaarde moeten worden beoordeeld;

4.

benadrukt dat versterking van de positie van ondernemers als aanjagers van innovatie in Europa een onontbeerlijke voorwaarde is voor het goed functioneren van een concurrerende interne markt, met als basis het uit de weg ruimen van handelsbarrières en een hoog niveau van consumentenbescherming en sociale cohesie;

5.

verzoekt de Commissie ambitieuze benchmarks voor innovatie vast te stellen gericht op brede maatschappelijke uitdagingen en een einde te maken aan de huidige versnippering van de verschillende Europese initiatieven;

6.

steunt nadrukkelijk het standpunt van de Commissie dat sleuteltechnologieën en onderzoek naar toekomstige en opkomende technologieën uiterst belangrijke voorwaarden zijn voor het op duurzame wijze verbeteren van het mondiale concurrentievermogen van de EU en schaart zich achter haar oproep aan de lidstaten om overeenstemming te bereiken over toepassing van sleuteltechnologieën in de EU; benadrukt in verband hiermee dat i) sleuteltechnologieën, zoals micro- en nano-elektronica, fotonica, biotechnologie en nanotechnologie, ii) nieuwe grondstoffen, en iii) nieuwe en toekomstige technologieën een groot potentieel kunnen vormen voor innovatie en een bijdrage kunnen leveren aan de overschakeling op een kenniseconomie met een lage CO2-uitstoot;

7.

benadrukt dat innovatie gericht moet zijn op het individu en is tevreden met de inspanningen om de dialoog tussen de universiteiten en het bedrijfsleven te intensiveren, aangezien daarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de bevordering van onderzoek en innovatie en aan een effectiever gebruik van kennis uit de privésector binnen de universiteiten, alsmede aan het verbeteren van de universitaire studieprogramma's zodat beter wordt aangesloten bij de eisen die de moderne maatschappij en het zakenleven stellen;

8.

wijst erop dat de keuze voor sleuteltechnologieën nu – maar ook de keuze voor nieuwe technologieën in de toekomst – op lokaal, regionaal en nationaal niveau in samenwerking met het bedrijfsleven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, dient plaats te vinden en dat daarbij rekening gehouden dient te worden met regionale economische beleidsdoelstellingen; verlangt dat de EU ervoor zorgt dat rekening wordt gehouden met de bijdrage van de voorgestelde deskundigengroep op hoog niveau aan het vaststellen, bekrachtigen en implementeren van concrete maatregelen op korte, middellange en lange termijn ter ondersteuning van deze technologieën;

9.

is verheugd over deze beleidsmaatregelen inzake innovatie die op communautair niveau een aanvulling vormen op de nationale strategieën en sectoroverschrijdend zijn, en roept de Commissie nadrukkelijk op deze aanpak verder te ontwikkelen;

10.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om de aanleg van digitale netwerken van de volgende generatie en slimme netwerken te combineren met innovatieactiviteiten om de voordelen ervan volledig te benutten; benadrukt dat hiervoor voldoende financiering moet worden uitgetrokken, onder andere uit de structuurfondsen;

11.

benadrukt het feit dat investeringen in snelle onlinenetwerken en een grotere breedbandpenetratie basisvoorwaarden zijn voor een grotere en effectievere verspreiding van innovaties en daarmee voor het verkleinen van de innovatiekloof tussen de verschillende EU-regio's;

12.

verzoekt de Commissie en de lidstaten een krachtiger beleid inzake convergentie op het gebied van innovatie te voeren, om de verschillen tussen de lidstaten terug te dringen;

13.

steunt het feit dat de Commissie momenteel een Europese innovatiewet („European Innovation Act”) voorbereidt met het oog op de verwezenlijking van een coherentere innovatiestrategie;

14.

benadrukt het feit dat ecologische innovatie en groen ondernemen belangrijk zijn, aangezien deze een belangrijke rol kunnen spelen met betrekking tot het verbinden van het innovatiebeleid met sectoren die voor de EU van centraal belang zijn, met als resultaat grote comparatieve voordelen voor de Europese economie;

15.

benadrukt het feit dat eco-innovatie een belangrijke rol speelt, met name in het kader van een efficiënter gebruik van hulpbronnen;

16.

onderstreept de belangrijke rol die innovatieclusters voor het toekomstige innovatiebeleid van de EU spelen en benadrukt dat met name kennisclusters een groot potentieel hebben; is verheugd over de instelling van speciale innovatie- en ondernemingszones rond universiteiten, onderzoeksinstituten en wetenschaps- en technologieparken; verlangt dat er aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheden voor het instellen van een uniform vereenvoudigd financierings- en operationeel kader voor deze nieuwe innovatiezones;

17.

benadrukt dat de bestaande clusters door middel van gecoördineerde inspanningen van de EU, de lidstaten en de regio's verder ontwikkeld dienen te worden, zodat zij hun deels al toonaangevende rol wereldwijd kunnen behouden en uitbreiden;

18.

onderstreept in dit verband dat bij alle maatregelen inzake clusterbeleid rekening moet worden gehouden met de behoeften van ondernemingen, inclusief die van kmo's, en met name die van innovatieve kmo's, aangezien innovatie een sleutelrol moet spelen bij het stimuleren van ondernemerschap;

19.

roept de betrokken partijen op nationaal en EU-niveau op om de randvoorwaarden voor grensoverschrijdende samenwerking tussen clusters te verbeteren;

20.

benadrukt dat kmo's een centrale rol spelen, niet alleen als partner in waardeketens, maar ook als zelfstandige aanbieders van innovatieve producten;

Het verhogen en focussen van de EU-middelen voor innovatie

21.

roept op tot een versterkte Europese aanpak voor de financiering van innovatie, teneinde de huidige versnippering en kortetermijnvisie aan te pakken; is van mening dat de beschikbaarheid van toereikende financiële middelen een onontbeerlijk element is voor de ontwikkeling van innovatie en dat het communautaire budget voor innovatie derhalve aanzienlijk verhoogd dient te worden; dringt erop aan dit bij de komende herziening van het huidige financiële kader en bij de planning van het meerjarig financieel kader 2014-2020 tot uitdrukking te laten komen; wijst er in dat verband op dat de regels aan de hand waarvan wordt bepaald of pre-industrieel en/of experimenteel O&O in aanmerking komen voor O&O-financiering tegelijk herzien dienen te worden; verzoekt de lidstaten meer financiële middelen uit te trekken voor O&O, met het oog op de verwezenlijking van de in 2002 in Barcelona vastgestelde doelstelling, te weten een investering van 3 % van het bbp in onderzoek en ontwikkeling in 2010; onderstreept dat het belangrijk is om in tijden van economische crisis onderzoek en ontwikkeling te financieren, omdat daardoor op lange termijn meer banen zullen ontstaan; benadrukt dat het belangrijk is een groter deel van de O&O-programma's voor innovatie te reserveren;

22.

is van mening dat de EU-uitgaven voor onderzoek en innovatie moeten worden toegespitst op doelstellingen als het bieden van stimulansen voor de commerciële toepassing van onderzoeksresultaten, alsmede volledigere informatie over financieringsbronnen en -mogelijkheden; benadrukt dat het belangrijk is bij de toegang tot middelen transparantie en gelijke kansen te waarborgen op basis van openbare oproepen voor het indienen van onderzoeksvoorstellen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de structuurfondsen te gebruiken om innovatie op grote schaal te stimuleren; benadrukt het belang van het uitwerken van regelingen voor de financiering van sociale innovatie met meer aandacht voor sociaal rendement;

23.

benadrukt dat het van doorslaggevend belang is om, naast het verhogen van de beschikbare financiële middelen, een kritische massa te bereiken; beveelt aan dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van openbare aanbestedingen en onderstreept in dit verband met name dat een „meerwaarde voor Europa” slechts verwezenlijkt kan worden indien de financiële middelen verstrekt worden aan de partijen die de grootste hefboomwerking kunnen realiseren, zoals sleuteltechnologieën en vlaggenschipinitiatieven voor opkomende en toekomstige technologieën; benadrukt in verband hiermee dat moet worden geprofiteerd van de synergie tussen de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en de structuurfondsen; benadrukt in verband hiermee dat de verschillende organen die het KP7, het KCI en de structuurfondsen beheren, op de hoogte moeten zijn van de mogelijkheden die elk van die instrumenten biedt; betreurt het feit dat de bestaande mogelijkheden voor synergie op het gebied van financiering nog steeds niet goed bekend zijn; verzoekt de regio's en de lidstaten hun inspanningen op te voeren om de communicatie op dat gebied te verbeteren;

24.

is verheugd over de oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), dat bedoeld is om hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven rond een gemeenschappelijk doel bijeen te brengen en innovatie te bevorderen en voort te brengen die wereldwijd toonaangevend is; benadrukt dat het EIT een grote bijdrage kan leveren door voor stimulansen voor innovatieprogramma's te zorgen en dat het op dit gebied een belangrijke rol kan spelen; dringt er bij de Commissie op aan er bij de opstelling van de begroting van het EIT voor te zorgen dat de toegekende financiering, samen met de middelen uit andere bronnen, de kritische massa bereikt die nodig is om de belangrijkste uitdagingen waarvoor de samenlevingen in de EU zich geplaatst zien aan te kunnen en grondig te onderzoeken;

25.

benadrukt de noodzaak van richtsnoeren voor het op competitieve wijze kunnen toewijzen en het vlot gebruiken van financiering en de noodzaak tot invoering van een systeem waarbij projecten die een grote onmiddellijke economische impact hebben, worden beloond;

26.

benadrukt dat Europa een voortrekkersrol moet spelen in de ontwikkeling van internettechnologie en ICT-toepassingen voor lage koolstofemissies; stelt voor dat het ICT-onderzoeksbudget van de EU in het volgende meerjarige financiële kader wordt verdubbeld;

Het verbeteren van de beheersstructuren van de programma's

27.

onderstreept dat het innovatiebeleid gecoördineerd moet worden met ander EU- en nationaal beleid (waaronder industrie-, milieu- en consumentenbeleid), waarbij ervoor wordt gezorgd dat de gekozen aanpak voldoende flexibel is om te kunnen inspelen op verschillende nationale en regionale situaties;

28.

betreurt dat pogingen om Europese onderzoeks- en innovatie-instrumenten te vereenvoudigen geen succes hebben gehad en dat de procedures nog steeds veel te ingewikkeld en tijdrovend zijn, hetgeen met name de deelname van kmo's aan deze programma's bemoeilijkt;

29.

is van mening dat met het oog op de gebruikersvriendelijkheid en transparantie overlappingen tussen stimuleringsprogramma's ten gevolge van een gebrekkige coördinatie op de verschillende handelingsniveaus voorkomen dienen te worden; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de ondersteuningsinstrumenten van de EU voor kmo's in de toekomst kunnen worden samengebracht onder de koepel van één directoraat-generaal, bijvoorbeeld DG Ondernemingen; is van mening dat dit de programmering ervan zou vergemakkelijken en potentiële begunstigden één loket zou bieden;

30.

verzoekt de Commissie er tevens voor te zorgen dat het regelgevingskader van de EU innovatie ondersteunt in plaats van een belemmering voor verandering te zijn en de samenwerking tussen de betrokken interne diensten en directoraten-generaal te waarborgen door middel van een structuur als de beoogde speciale eenheid om op coherente wijze en met oog voor het geheel aandacht aan innovatiekwesties te geven; benadrukt dat dit zou moeten leiden tot minder versnippering van de Europese instrumenten op het gebied van innovatiebeleid;

31.

vraagt de lidstaten tevens initiatieven van de bevoegde nationale instanties effectief te coördineren;

32.

benadrukt dat de gemeenschappelijke inspanningen van de betrokken partijen in de EU erop gericht dienen te zijn om de kloof te dichten tussen onderzoek en innovatie en tussen de marktrijpheid en marktintroductie van producten; benadrukt dat de kaderprogramma's onderlinge raakpunten of connectiviteit tussen onderzoeks- en innovatiegerelateerde maatregelen over de programmagrenzen heen moeten hebben;

33.

verzoekt de Commissie nieuwe innovatie-indicatoren te ontwikkelen die beter aansluiten bij de steeds meer op kennis gebaseerde diensteneconomieën en de bestaande indicatoren aan te passen, zodat hiermee niet alleen een vergelijkende analyse van de innovatiecapaciteit van de lidstaten wordt gemaakt, maar ook beter de sterke en zwakke punten van de innovatiemaatregelen van de EU kunnen worden geïdentificeerd;

34.

benadrukt dat volledigere informatie over geschikte financieringskanalen en -bronnen en betrouwbare gegevens over alternatieve financieringsvormen, zoals licentieovereenkomsten, belangrijk zijn om de investeringsbereidheid van de bedrijven te vergroten;

Het stimuleren van particuliere investeringen

35.

onderstreept dat naast overheidsfinanciering ook particuliere investeringen meer gestimuleerd moeten worden;

36.

benadrukt dat het belangrijk is de toegang tot EU-middelen voor alle deelnemers beter te harmoniseren, om de deelname van kmo's aan de beheersstructuren en activiteiten van gezamenlijke technologie-initiatieven (Joint Technology Initiatives, JTI) te verbeteren;

37.

roept de Commissie op om in het kader van het actieplan voor innovatie met voorstellen te komen voor concrete instrumenten om voor innovatieve ondernemingen een betere toegang tot de financiering te bewerkstelligen; benadrukt in verband hiermee dat rekening gehouden moet worden met het feit dat bedrijven onderling verschillen in financieringsbehoeften en innovatieintensiviteit;

38.

onderstreept de noodzaak om voorwaarden te creëren voor een betere beschikbaarheid van risicokapitaal, rekening houdend met de behoeften van kmo's, en om de risicodelende financieringsfaciliteiten (RSFF) van de EIB uit te breiden; verzoekt de Commissie te onderzoeken welke stappen kunnen worden ondernomen om tot een risicodelingsregeling te komen die aanvaardbaar is voor alle betrokken partijen en zo particuliere investeringen in innovatie te stimuleren;

39.

roept de betrokken partijen in de lidstaten en de EU op om de financieringsinstrumenten voor kmo's die zich in de praktijk hebben bewezen (zoals microkredieten, risicokapitaal voor jongeren die willen investeren in innoverende bedrijven, business angels om zakelijke projecten van jonge onderzoekers te sponsoren, leningen en garanties) uit te breiden en om fiscale, zakelijke en administratieve stimulansen voor investeringen te ontwikkelen, aangezien daarmee het risico van verplaatsing van bedrijven wegens ongunstige randvoorwaarden voor overheidssteun wordt beperkt en bedrijven zo worden gestimuleerd om personeel voor onderzoek en innovatie in dienst te nemen, met als gevolg een stimulans voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten;

40.

benadrukt dat het belangrijk is te zorgen voor toewijzing van een minimumhoeveelheid middelen aan kmo's in de openbare oproepen die in het kader van de onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden gepubliceerd, met hetzelfde engagement als voor het KP7 (15 % van de middelen in het samenwerkingsprogramma);

Het verbeteren van de kadervoorwaarden voor ondernemingen, met name kmo's

41.

roept de Commissie op om in overeenstemming met de beginselen van de interne markt de bestaande gemeenschappelijke regels voor staatssteun zodanig aan te passen dat investeringen in dringend noodzakelijke nieuwe technologieën ondersteund kunnen worden om het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn en een wereldwijd eerlijk speelveld te waarborgen; dringt er bij de Raad en de Commissie ten sterkste op aan bij de herziening van de EU-regelgeving inzake staatssteun het sleuteltechnologie-initiatief in aanmerking te nemen en de lidstaten zo in staat te stellen om nationale stimuleringsregelingen te creëren ter promotie van sleuteltechnologieën;

42.

benadrukt het belang van gezamenlijke JTI's die aan bepaalde criteria op het gebied van omvang en bestuursstructuur voldoen en van een periodieke effectbeoordeling van goedgekeurde JTI's om te toetsen in hoeverre zij bijdragen aan het concurrentievermogen van Europese bedrijven;

43.

is in dit verband verheugd dat de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in 2010 aan een toetsing onderworpen zal worden;

44.

is van mening dat het voor de bevordering van innovatie ook van belang is de bureaucratische rompslomp voor aanvragers te verminderen; verzoekt de Commissie bureaucratische belemmeringen uit de weg te ruimen door de procedures van het kaderprogramma te herzien en een gebruikerscomité op te richten;

45.

roept de betrokken EU-instanties op om – met name voor kmo's - de kadervoorwaarden voor de bescherming van intellectuele eigendom, met name octrooien, te verbeteren, aangezien de kosten en de kwaliteit daarvan bij innovatie een zeer belangrijke rol spelen;

46.

betreurt in verband hiermee het ontbreken van een werkelijke interne markt voor innovaties in de EU en verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen op dit gebied te coördineren, met name met betrekking tot het bereiken van overeenstemming op korte termijn over een Gemeenschapsoctrooi en een gemeenschappelijk stelsel voor de beslechting van octrooigeschillen en benadrukt het belang van standaardisering van de ontwikkeling van innovatieve producten;

47.

beveelt aan op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten een modern beleid te bevorderen, bijvoorbeeld de totstandbrenging van octrooigemeenschappen, gemeenschappelijke octrooiplatforms en full-rights licencing;

48.

onderstreept daarbij het belang voor de Europese economie van de ontwikkeling van een kmo-vriendelijk Gemeenschapsoctrooi dat met het innovatiebeleid van de Unie strookt;

49.

merkt op dat octrooien steeds meer worden gebruikt als garantie voor een financiering door een bank, maar dat banken vaak de technische kennis ontberen om de waarde van octrooien bij een lening correct te kunnen beoordelen; verzoekt de Commissie daarom te onderzoeken of de EU steun moet verlenen voor de ontwikkeling van waarderingsnormen;

50.

benadrukt dat programma's om kmo's aan te moedigen om technologische ontwikkelingen te benutten en researchmedewerkers in te zetten, belangrijk zijn;

51.

benadrukt het feit dat de drie zijden van de kennisdriehoek – onderwijs, onderzoek en innovatie – niet van elkaar mogen worden gescheiden; verzoekt derhalve niet op investeringen in opleiding en bijscholing voor geschoold personeel te bezuinigen, aangezien deze investeringen van cruciaal belang zijn, gelet op het belang van innovatiecapaciteit voor het concurrentievermogen van de EU; onderstreept de noodzaak om de condities voor onderzoekers en vakmensen zo aantrekkelijk mogelijk te maken, onder andere voor wat betreft mobiliteit, zodat de EU zich te midden van de mondiale concurrentie kan handhaven; benadrukt dat tegelijk de arbeidsomstandigheden van vrouwelijke onderzoekers moeten worden verbeterd;

*

* *

52.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0187.

(2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0100.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0226.

(4)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1.

(5)  PB C 141 van 7.6.2008, blz. 17.

(6)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 455.

(7)  PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 640.

(8)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(9)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15.

(10)  PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.