15.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 81/45


Woensdag, 5 mei 2010
Een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu

P7_TA(2010)0133

Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu (2009/2225(INI))

2011/C 81 E/08

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Verslag over het digitale concurrentievermogen van Europa. Voornaamste successen van de i2010-strategie 2005-2009” (COM(2009)0390),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in de EU (COM(2009)0557),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2006 over een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 februari 2007„Op weg naar een uniform spectrumbeleid van de Europese Unie” (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 juni 2007 over het ontwikkelen van een Europees beleid voor breedbanddiensten (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 juni 2007 over consumentenvertrouwen in een digitale omgeving (4),

gelet op artikel 48 van het Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0066/2010),

A.

overwegende dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in praktisch alle aspecten van ons leven zijn doorgedrongen en onlosmakelijk verbonden zijn met ons streven naar een welvarende en concurrerende economie, behoud van het milieu en een meer democratische, open en inclusieve samenleving,

B.

overwegende dat Europa een voortrekkersrol dient te vervullen door digitale technologieën te creëren en toe te passen en meer waarde te geven aan zijn burgers en ondernemingen; overwegende dat het gebruik van digitale technologieën eraan bijdraagt de huidige structurele uitdagingen het hoofd te bieden door een duurzame economische groei te bewerkstelligen,

C.

overwegende dat Europa alleen de vruchten van deze digitale revolutie kan plukken als alle EU-burgers worden aangesproken en in staat worden gesteld volledig deel te nemen aan de nieuwe digitale samenleving, en indien het individu bij de beleidsmaatregelen centraal gesteld wordt; overwegende dat deze digitale revolutie niet langer kan worden opgevat als een geleidelijke ontwikkeling vanuit het industriële verleden maar meer als een proces van radicale verandering,

D.

overwegende dat de ontwikkeling van de digitale samenleving inclusief en toegankelijk moet zijn en moet worden ondersteund door effectieve beleidsmaatregelen om de digitale kloof in de EU te dichten, door meer burgers e-vaardigheden bij te brengen om optimaal gebruik te maken van de kansen die digitale technologieën bieden,

E.

overwegende dat breedbandinternet beschikbaar is voor 90 % van de EU-bevolking en dat desondanks slechts 50 % van de huishoudens deze mogelijkheid daadwerkelijk benut,

F.

overwegende dat concurrerende communicatiemarkten belangrijk zijn om te waarborgen dat gebruikers maximale voordelen genieten op het gebied van keuze, kwaliteit en betaalbare prijzen,

G.

overwegende dat het potentieel van Europa onverbrekelijk verbonden is met de vaardigheden van zijn bevolking, zijn beroepskrachten en organisaties; overwegende dat zonder vaardigheden de ICT-technologieën en -infrastructuren slechts een beperkte economische en sociale toegevoegde waarde kunnen hebben,

H.

overwegende dat ICT een uitermate krachtige bijdrage kan leveren aan de inspanningen om een gunstige en duurzame ontwikkeling tot stand te brengen in landen over de gehele wereld en de armoede en sociale en economische ongelijkheden te bestrijden,

I.

overwegende dat burgers zullen aarzelen om te communiceren, vrij hun mening te uiten en transacties aan te gaan als zij onvoldoende vertrouwen hebben in het juridische kader van de nieuwe digitale ruimte; overwegende dat de waarborging en naleving van fundamentele rechten in deze context een essentiële voorwaarde is voor het vertrouwen van de burger; overwegende dat het waarborgen van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (IER) en andere rechten een essentiële voorwaarde is voor het vertrouwen van het bedrijfsleven,

J.

overwegende dat de cybercriminaliteit, zoals het aanzetten tot het plegen van terroristische aanvallen, haatmisdrijven en kinderporno, is toegenomen en een gevaar inhoudt voor mensen, met inbegrip van kinderen,

K.

overwegende dat de Europese culturele en creatieve bedrijfstakken niet alleen een essentiële rol spelen bij de bevordering van de culturele diversiteit, de pluriformiteit van de media en de participerende democratie in Europa, maar dat ze ook een belangrijke drijvende kracht vormen achter de duurzame ontwikkeling en het economisch herstel van de Europese Unie; overwegende dat er in het debat over het opzetten van een interne markt in de creatieve sector bijzondere aandacht moet worden besteed aan specifieke culturele en linguïstische kenmerken,

L.

overwegende dat de Europese democratische samenleving, de participatie van burgers in het maatschappelijk debat en de toegang tot informatie in de digitale wereld afhankelijk zijn van een dynamische en concurrerende perssector als vierde pijler van de democratie,

M.

overwegende dat onvoldoende voortgang op het gebied van het creëren, verspreiden en gebruik van ICT ten grondslag kan liggen aan een vertraagde groei en productiviteit en dat jonge ondernemingen met een groot groeipotentieel die actief zijn op het gebied van ICT-innovatie er moeite mee hebben zich blijvend op de markt te vestigen,

N.

overwegende dat de openbare en de particuliere sector moeten investeren in nieuwe innoverende platforms en diensten zoals, bijvoorbeeld, „cloud computing”, e-gezondheidszorg, slimme meters, intelligente mobiliteit enzovoort; overwegende dat de versterking van de Europese interne markt de belangstelling voor investeringen in de Europese economie en markten zal doen toenemen en tot grotere schaalvoordelen zal leiden,

O.

overwegende dat er nog geen volledig functionerende digitale interne markt voor internet- en communicatiediensten in Europa tot stand is gebracht; overwegende dat het vrije verkeer van digitale diensten en grensoverschrijdende e-handel momenteel ernstig belemmerd wordt door versnipperde nationale regelgeving; overwegende dat Europese ondernemingen en overheidsdiensten economisch en sociaal voordeel zullen halen uit het gebruik van geavanceerde ICT-diensten en toepassingen,

P.

overwegende dat de kloof tussen nationale en grensoverschrijdende e-handel in de EU groter wordt, hoewel internet het snelst groeiende kanaal voor detailhandel is; overwegende grensoverschrijdende e-handel burgers in de EU de mogelijkheid biedt om veel geld te besparen zoals blijkt uit de mededeling van de Commissie over de grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in de EU (COM(2009)0557),

1.

verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een ambitieuze digitale agenda en een actieplan dat Europa in staat stelt zich te ontwikkelen tot een open en welvarende digitale samenleving en dat alle burgers economische, sociale en culturele perspectieven biedt; stelt voor deze nieuwe digitale agenda „agenda 2015.eu” te noemen en te baseren op het model van de positieve 2015.eu-spiraal;

2.

wijst op het belang van voortgezette inspanningen om een universele snelle toegang tot vast en mobiel breedbandinternet voor alle burgers en consumenten te verwezenlijken, en om concurrentie te waarborgen ten behoeve van de gebruikers; wijst erop dat dit gericht beleid vereist dat concurrentie, efficiënte investeringen in en innovatie van nieuwe en verbeterde toegangsinfrastructuren en keuzeaanbod van verbindingen bevordert, onder eerlijke voorwaarden en concurrerende prijzen voor alle burgers, ongeacht de locatie, zodat wordt gewaarborgd dat geen enkele Europese burger wordt uitgesloten;

3.

meent dat elk huishouden in de EU in 2013 toegang moet hebben tot breedbandinternet voor een concurrerende prijs; verzoekt de Commissie en de lidstaten alle beschikbare beleidsinstrumenten in te zetten om snel breedbandinternet voor iedereen te waarborgen, met inbegrip van het gebruik van de Europese structuurfondsen en het digitale dividend teneinde de dekking voor en kwaliteit van mobiel breedbandinternet uit te breiden; verzoekt de lidstaten bovendien de Europese strategie inzake snelle breedbandverbindingen een nieuwe impuls te geven, met name door de nationale streefdoelen inzake de dekking voor breedbandinternet en snelle toegang aan te passen;

4.

wijst erop dat enkele dubbelzinnigheden in de regels inzake overheidssteun van invloed kunnen zijn op door de Gemeenschap gesteunde breedbanddiensten, met name met betrekking tot de mogelijkheid van de overheidsdiensten om hun eigen netwerkeisen te consolideren als basis voor nieuwe investeringen; verzoekt de Commissie deze problemen dringend aan te pakken;

5.

herinnert eraan dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan plattelandsgebieden, regio's die kampen met de gevolgen van industriële conversie, en regio's die ernstige en permanente natuurlijke of demografische nadelen ondervinden, met name in ultraperifere gebieden; is van mening dat een passende oplossing om ervoor te zorgen dat de burgers van deze regio's binnen een aanvaardbare termijn en tegen een redelijke prijs daadwerkelijk worden voorzien van en toegang krijgen tot breedbandinternet gelegen is in draadloze technologieën met inbegrip van satellietverbindingen, omdat zij dan overal onmiddellijk toegang tot internet kunnen krijgen;

6.

wijst erop dat de verplichtingen inzake universele diensten overeenkomen met het minimale pakket aan diensten van een bepaalde kwaliteit waar alle eindgebruikers tegen een redelijke prijs toegang toe zouden moeten hebben zonder concurrentieverstoring en extra lasten voor consumenten en netwerkbeheerders; roept de Commissie op onverwijld te komen met de langverwachte herziening van de universele dienstverlening;

7.

benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap dezelfde toegang hebben als andere eindgebruikers, zoals gevraagd door het Europees Parlement bij de herziening van de richtlijn inzake de universele dienst en gebruikersrechten; verzoekt de Commissie zoveel mogelijk rekening te houden met de behoeften van gebruikers met een handicap in de „agenda 2015.eu”;

8.

verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren om na te gaan hoe Europese nummerportabiliteit tot stand kan worden gebracht;

9.

wijst erop dat Europa zijn positie als mobiel continent in de wereld moet behouden en ervoor moet zorgen dat 75 % van de mobiele abonnees vóór 2015 gebruikers zijn van mobiel breedbandinternet met toegang tot snelle draadloze diensten;

10.

wijst opnieuw op de noodzaak om de geharmoniseerde benutting van het digitale dividend op niet-discriminerende wijze te versnellen zonder de bestaande en verbeterde omroepdiensten te ondermijnen;

11.

verzoekt de Commissie om via het Radiospectrumcomité praktische en technische voorschriften vast te stellen waarmee wordt gewaarborgd dat het spectrum tijdig beschikbaar komt en voldoende flexibiliteit garandeert om de ontwikkeling van nieuwe technologieën en diensten, zoals mobiel breedbandinternet, mogelijk te maken; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de concurrentie en de marktontwikkelingen;

12.

onderstreept dat de beoordeling van en het onderzoek naar mogelijke interferenties tussen bestaande en toekomstige gebruikers van het spectrum moeten worden voortgezet om eventuele negatieve gevolgen voor de consument op te vangen;

13.

is van mening dat de lidstaten, gezien de stijging van het percentage huishoudens met toegang tot internet, ernaar moeten streven dat 50 % van de huishoudens in de EU in 2015 aangesloten moet zijn op snelle netwerken en 100 % in 2020, teneinde de eindgebruiker een betrouwbare en betere ervaring te bieden die in lijn is met de verwachtingen en behoeften van de consument; herhaalt dat om deze doelstellingen te verwezenlijken een passend beleidskader van vitaal belang is ten einde particuliere investeringen aan te trekken, concurrentie te waarborgen en het keuzeaanbod voor de consument te vergroten;

14.

dringt er bij de lidstaten op aan het nieuwe regelgevingskader voor elektronische communicatie vóór de vastgestelde termijn om te zetten, het volledig ten uitvoer te leggen en de nodige bevoegdheden te verlenen aan nationale regelgevende instanties; benadrukt dat het nieuwe kader een stabiel en voorspelbaar regelgevend kader biedt dat investeringen stimuleert en concurrerende markten voor ICT-netwerken, producten diensten bevordert hetgeen bijdraagt tot te totstandbrenging van een betere interne markt voor diensten van de informatiemaatschappij; onderstreept dat alle richtsnoeren voor de toepassing van het telecompakket over de toegang tot netwerken en spectrum van de volgende generatie moeten bijdragen aan de volledige tenuitvoerlegging van de concepten die in de richtlijnen vervat zijn teneinde de ontwikkeling van deze netwerken te bevorderen;

15.

dringt aan op een meer doeltreffende coördinatie van de regelgeving door te waarborgen dat het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) zo spoedig mogelijk volledig operationeel is;

16.

verzoekt de belanghebbende partijen open modellen voor de invoering van communicatiewerken te hanteren om de innovatie te helpen bevorderen en de vraag te stimuleren;

17.

dringt opnieuw aan op een transparante en voorspelbare regelgeving en verzoekt de Commissie de beginselen van betere regelgeving te blijven toepassen bij de voorbereiding van wetgevende en niet-wetgevende initiatieven, inzonderheid door middel van gerichte en tijdig uitgevoerde effectbeoordelingen;

18.

wijst erop dat interoperabiliteit en toegankelijkheid met elkaar verweven zijn en de fundamenten vormen voor een efficiënte informatiemaatschappij waarin producten, infrastructuren en diensten op zodanige wijze met elkaar interopereren dat Europeanen toegang zullen hebben tot diensten en gegevens ongeacht de software die zij gebruiken;

19.

onderstreept dat digitale competentie van cruciaal belang is voor een inclusieve digitale samenleving en dat alle EU-burgers in staat gesteld en gestimuleerd moeten worden om adequate digitale vaardigheden op te doen; benadrukt dat digitale competentie de integratie van kansarme mensen (bijv. ouderen en mensen met lage inkomens) in de samenleving kan bevorderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de ongelijkheden tussen verschillende groepen in de samenleving met betrekking tot digitale kennis en internetgebruik, de zogenoemde groeiende tweede digitale kloof, aan te pakken; onderstreept dat het van essentieel belang is zich tot doel te stellen om voor 2015 de verschillen in digitale kennis en vaardigheden met de helft te reduceren;

20.

pleit voor eerbiediging van de criteria van doorzichtigheid, toegankelijkheid en gelijke kansen bij het gebruik van ICT-systemen om de gebruikersvriendelijkheid van deze systemen voor een zo groot mogelijk aantal Europese burgers te bevorderen;

21.

benadrukt dat alle basis- en middelbare scholen voor 2013 betrouwbare, kwalitatief hoogwaardige internetverbindingen moeten hebben en voor 2015 zeer snelle internetverbindingen, en waar nodig met de steun van het regionaal beleid en het cohesiebeleid; benadrukt dat ICT-opleidingen en e-learning een integrerend onderdeel moeten zijn van de activiteiten in het kader van een leven lang leren via betere en goed toegankelijke onderwijs- en opleidingsprogramma’s;

22.

erkent het belang van e-learning als een aan de vernieuwingen in de ICT aangepaste onderwijsmethode waarmee kan worden voorzien in de behoeften van mensen die geen gemakkelijke toegang tot conventionele onderwijsmethoden hebben, maar benadrukt dat informatie-uitwisseling tussen leraren, leerlingen en andere betrokken partijen een essentiële voorwaarde is; is van mening dat internationale uitwisseling bovendien moet worden aangemoedigd, zodat onderwijsinstellingen weer een belangrijke rol kunnen krijgen in de bevordering van begrip tussen de volkeren;

23.

beveelt aan het concept van digitale kennis in de onderwijssystemen in te voeren, al vanaf het kleuteronderwijs, gelijktijdig met de invoering van vreemde talen, teneinde de gebruikers zo vroeg mogelijk te bekwamen;

24.

wijst erop dat het belangrijk is de EU-burgers digitale vaardigheden aan te leren om ze te helpen de voordelen van deelname aan de digitale maatschappij ten volle te benutten; wijst er nogmaals op dat ervoor gezorgd moet worden dat de kennis, vaardigheden, competentie en creativiteit van de Europese werknemers aan de hoogste mondiale normen voldoen en voortdurend worden geactualiseerd; is van mening dat digitale kennis en vaardigheden centraal moeten staan in het EU-beleid, aangezien zij de belangrijkste motor zijn achter de Europese innovatiemaatschappij;

25.

stelt voor een „Actieplan voor digitale kennis en inclusie” in de EU en de lidstaten te lanceren, dat de volgende elementen omvat: specifieke cursussen in digitale vaardigheden voor werklozen en groepen die uitgesloten dreigen te raken; stimulansen voor initiatieven van de particuliere sector om cursussen in digitale vaardigheden te organiseren voor alle werknemers; een Europees initiatief „Be smart online!” om alle studenten, met inbegrip van degenen die studeren in het kader van een leven lang leren of een beroepsopleiding volgen, vertrouwd te maken met veilig gebruik van ICT en internetdiensten; en een gemeenschappelijke Europese ICT-certificatieregeling;

26.

verzoekt de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om jonge beroepskrachten ertoe aan te zetten te kiezen voor een ICT-carrière; verzoekt de lidstaten om intussen in hun nationale onderwijsprogramma’s voor leerlingen uit het basisonderwijs meer nadruk te leggen op natuurwetenschappen, zoals wiskunde en natuurkunde; stelt zich op het standpunt dat, gelet op de reële en dringende noodzaak om op de korte tot middellange termijn het tekort aan elektronische vaardigheden in Europa weg te werken, moet worden voorzien in een betere gegevensbank om de elektronische vaardigheden te inventariseren; verzoekt de Europese instellingen verdere maatregelen te nemen om deze gegevensbank op te zetten;

27.

wijst erop dat alle EU-burgers bewust gemaakt moeten worden van hun digitale basisrechten en verplichtingen door middel van een Europees handvest van burger- en consumentenrechten in de digitale omgeving; is van mening dat het acquis communautaire in dit handvest moet worden geconsolideerd, met inbegrip van met name de rechten van gebruikers met betrekking tot de bescherming van de privésfeer, kwetsbare gebruikers en digitale inhoud, alsmede de garantie van adequate interoperabiliteit; wijst er nogmaals op dat de rechten in de digitale omgeving gezien moeten worden in het algemene kader van de grondrechten;

28.

is ervan overtuigd dat de bescherming van de privésfeer een essentiële waarde is en dat alle gebruikers controle moeten hebben over hun persoonsgegevens, met inbegrip van „het recht om vergeten te worden”; dringt er bij de Commissie op aan om gegevensbescherming en privacykwesties niet slechts als op zichzelf staande fenomenen te beschouwen, maar om op dit gebied speciaal rekening te houden met de specifieke behoeften van minderjarigen en jong volwassenen; dringt er bij de Commissie op aan een voorstel in te dienen om de richtlijn gegevensbescherming aan te passen aan de huidige digitale omgeving;

29.

benadrukt dat de Commissie en de lidstaten maatregelen moeten blijven nemen om de digitale beveiliging te verbeteren, om cybercriminaliteit en spam te bestrijden, om het vertrouwen van de consument te vergroten en om de cyberspace van de Europese Unie te beveiligen tegen allerlei soorten misdaden en overtredingen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om de internationale samenwerking op dit gebied daadwerkelijk in de praktijk te brengen en te bevorderen; herinnert de lidstaten eraan dat bijna de helft van hen het verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa nog niet heeft geratificeerd en dringt er bij alle lidstaten op aan dit verdrag te ratificeren en uit te voeren;

30.

verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle burgers in Europa over een veilige elektronische identificatie beschikken;

31.

dringt aan op waarborging van een open internet, waar burgers het recht hebben en zakelijke gebruikers in staat zijn informatie te zoeken en te verspreiden of gebruik te maken van computerprogramma's en diensten van hun keuze, zoals voorzien in het nieuwe regelgevingskader; verzoekt de Commissie, het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en de nationale regelgevende instanties (NRI's) om de bepalingen inzake „netneutraliteit” te bevorderen, de tenuitvoerlegging nauwlettend te controleren en voor eind 2010 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement; is van mening dat de wetgeving van de EU de „mere conduit”-bepaling als vastgelegd in de richtlijn e-handel (2000/31/EG) moet handhaven als een cruciale manier om vrije concurrentie op de digitale markt mogelijk te maken;

32.

benadrukt dat pluralisme, persvrijheid en eerbiediging van culturele diversiteit behoren tot de doelstellingen en kernwaarden van de Europese Unie; roept daarom de Europese Commissie op om het voorgenomen EU-beleid op alle vlakken in overeenstemming te brengen met deze waarden en doelstellingen;

33.

is ingenomen met de snelle tenuitvoerlegging van de wetgeving betreffende roaming; benadrukt dat het nodig blijft voortdurend toezicht te houden op de prijzen voor roaming binnen de EU, met inbegrip van de prijzen voor gegevensdiensten; verzoekt BEREC een onafhankelijke analyse uit te voeren van andere methoden dan prijsregulering die gebruikt zouden kunnen worden om een concurrerende interne markt voor roaming tot stand te brengen; verzoekt de Commissie om op basis van de BEREC-analyse en van haar eigen herziening vóór 2013 een langetermijnoplossing voor het probleem van roaming voor te stellen om te zorgen voor een goed functionerende, consumentgerichte en concurrerende interne markt die leidt tot lagere prijzen;

34.

benadrukt dat digitale diensten er toe kunnen bijdragen dat Europa de interne markt volledig benut; dringt aan op een doeltreffend beleid voor een digitale interne markt die online diensten in Europa concurrerender, beter toegankelijk, grensoverschrijdend en transparanter maakt door het hoogst mogelijke niveau van consumentenbescherming te bieden en een einde te maken aan territoriale discriminatie; verzoekt de EU-instellingen om de belangrijkste regelgevings- en administratieve obstakels voor grensoverschrijdende internettransacties voor 2013 op te lossen; verzoekt de Commissie door te gaan met haar permanente evaluatie van het acquis communautaire dat van invloed is op de digitale interne markt en gerichte wetgevingsmaatregelen inzake belangrijke belemmeringen voor te stellen;

35.

dringt aan op een onderzoek naar geharmoniseerde regels binnen de EU teneinde een gemeenschappelijke markt voor op netwerken gebaseerde diensten („cloud computing”) en e-handel te bevorderen;

36.

verzoekt de Commissie maatregelen te overwegen om de transparantie van de handelsvoorwaarden van grensoverschrijdende online handel en de doelmatigheid van grensoverschrijdende handhaving en verhaal verder te vergroten; benadrukt dat een geslaagde invoering van e-handel een efficiënte distributie van producten en goederen vereist en vestigt derhalve de aandacht op het feit dat de derde richtlijn inzake postdiensten (2008/6/EG) snel dient te worden geïmplementeerd;

37.

is van mening dat de lidstaten moeten zorgen voor de noodzakelijke digitale omgeving voor bedrijven, met name KMO's; verzoekt de lidstaten in iedere lidstaat een „één loket-systeem” voor de btw te creëren om grensoverschrijdende e-handel voor KMO’s en voor ondernemers te vereenvoudigen en verzoekt de Commissie het algemene gebruik van e-facturen te steunen;

38.

verzoekt de Commissie en de lidstaten er voor te zorgen dat voor 2015 minstens 50 % van alle overheidsopdrachten elektronisch worden aanbesteed, zoals bepaald in het actieplan waarover de ministerconferentie over e-bestuur het in 2005 in Manchester eens is geworden;

39.

is van mening dat de richtlijnen voor het juridische kader voor de informatiemaatschappij zo'n 10 jaar na hun goedkeuring achterhaald lijken vanwege de grotere complexiteit van de internetomgeving, de invoering van nieuwe technologieën en het feit dat de gegevens van de burgers van de EU steeds vaker buiten de EU worden verwerkt; meent dat de juridische problemen in verband met sommige richtlijnen opgelost kunnen worden via een periodieke aanpassing, maar dat andere richtlijnen grondiger herzien moeten worden en dat er een internationaal kader voor gegevensbescherming dient te worden goedgekeurd;

40.

wijst op de potentiële waarde voor burgers en bedrijven van de digitale omschakeling van overheidsdiensten (e-bestuur), om een efficiëntere en persoonlijke dienstverlening aan burgers mogelijk te maken; dringt er bij de lidstaten op aan gebruik te maken van ICT-tools om transparantie en verantwoording voor overheidsoptreden te verbeteren en een bijdrage te leveren aan een meer participerende democratie door alle sociaal-economische groeperingen erbij te betrekken, de bewustwording van nieuwe gebruikers te stimuleren en vertrouwen op te bouwen; verzoekt de lidstaten nationale plannen uit te werken voor de digitale omschakeling van overheidsdiensten, die streefdoelen en maatregelen inhouden om alle overheidsdiensten voor 2015 online, en op een voor personen met een handicap toegankelijke wijze, beschikbaar te stellen;

41.

onderstreept het belang van breedbandinternet voor de gezondheid van de Europese burgers, aangezien dit systeem het gebruik van efficiënte gezondheidsinformatietechnologieën mogelijk maakt, de kwaliteit van de medische zorgen verbetert, de geografische reikwijdte van de gezondheidszorg uitbreidt met landelijke, insulaire, bergachtige en dunbevolkte gebieden, de thuiszorg bevordert, en het aantal nodeloze behandelingen en dure verplaatsingen van patiënten terugschroeft; wijst er op dat breedbandinternet de bescherming van de Europese burgers ook kan verbeteren door het toegankelijk maken ofwel bevorderen van informatie over de openbare veiligheid, procedures, reactie op rampen en herstel;

42.

onderstreept dat ICT bijzonder belangrijk is voor personen met een handicap omdat zij bij hun dagelijkse activiteiten in het algemeen meer technologische hulp behoeven dan andere mensen; is van oordeel dat personen met een handicap het recht hebben om, onder gelijke voorwaarden, deel te nemen aan een snelle ontwikkeling van de producten en diensten die voortvloeien uit de nieuwe technologieën teneinde profijt te kunnen halen uit een inclusieve informatiemaatschappij zonder grenzen;

43.

onderstreept dat er met het oog op het vrije verkeer van inhoud en kennis een „vijfde vrijheid” moet worden ontwikkeld en dat er vóór 2015 een convergerend, consumentvriendelijk juridisch kader moet worden verwezenlijkt voor de toegang tot digitale inhoud in Europa, dat de rechtszekerheid van de consumenten verbetert en dat zorgt voor een eerlijk evenwicht tussen de rechten van houders van rechten en de toegang van het algemene publiek tot inhoud en kennis; verzoekt de EU, met het oog op de snelheid van de technologische vooruitgang, het debat over het auteursrecht te versnellen en de gevolgen van een Europese titel betreffende auteursrecht krachtens artikel 118 van het Verdrag betreffende de werking van de EU te analyseren om op die manier in de hele Unie intellectuele-eigendomsrechten op uniforme wijze te beschermen, zowel offline als online;

44.

erkent dat de creatieve en culturele industrieën in Europa niet alleen een essentiële rol spelen bij het bevorderen van de culturele diversiteit, pluriformiteit van de media en een participerende democratie in Europa, maar ook belangrijk zijn als motor achter duurzame groei in Europa, en zo een beslissende rol kunnen spelen bij het economisch herstel van de EU; erkent de noodzaak van het stimuleren van een omgeving waarin blijvende steun is voor de creatieve industrie; doet in dit opzicht een beroep op de Commissie om het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van diversiteit van cultuuruitingen te implementeren in alle beleidsinitiatieven met betrekking tot de digitale agenda;

45.

benadrukt dat een Europese digitale agenda de productie en verspreiding moet bevorderen van kwalitatief hoogwaardige en cultureel diverse inhoud in de EU, om alle EU-burgers aan te moedigen gebruik te maken van digitale technologieën zoals internet en om de culturele en sociale voordelen die EU-burgers van deze technologieën kunnen hebben, optimaal te benutten; beveelt aan dat een voorlichtingscampagne op EU-niveau wordt georganiseerd om de bewustwording op dit gebied te bevorderen, met name door de ontwikkeling en verspreiding van digitale, culturele inhoud; verzoekt de Europese Commissie om in het kader van haar wetgevend en werkprogramma de mogelijkheid te onderzoeken om de lidstaten toe te staan een lagere btw te heffen op de verspreiding van culturele goederen online;

46.

benadrukt dat het internet, dat vele nieuwe mogelijkheden biedt voor de circulatie van en de toegang tot producten van creatieve werkzaamheden, ook nieuwe risico's met zich meebrengt en dat de cyberspace van de Europese Unie moet worden beveiligd tegen nieuwe vormen van criminaliteit en nieuwe overtredingen; merkt op dat sancties, als een mogelijk instrument tot bescherming van de auteursrechten, in beginsel meer gericht moeten zijn op commerciële exploitanten dan op individuele burgers;

47.

is van mening dat de EU, gezien de nieuwe technologieën, de nieuwe digitale methoden van levering en het veranderende consumentengedrag, de nadruk moet leggen op aanbodbeleid en een verdere ontwikkeling van de regels voor het verlenen van licenties en het verwerven van rechten dient te overwegen; dringt aan op een verbeterd, efficiënter, consistenter en transparant stelsel voor het beheren en verwerven van rechten op muziek en audiovisuele werken en op een hogere mate van transparantie en concurrentie tussen de collectieve rechtenbeheersorganisaties;

48.

onderstreept dat in de nieuwe digitale agenda meer aandacht moet worden besteed aan de digitalisering van, en de verbetering van de toegang van de burgers tot, het unieke culturele erfgoed van Europa; verzoekt de lidstaten met klem het digitaliseringsbeleid van de EU financieel voldoende te ondersteunen en moedigt zowel de Commissie als de lidstaten aan geschikte oplossingen voor de huidige wettelijke belemmeringen te vinden;

49.

uit zijn ernstige bezorgdheid over de toekomst van het project voor een Europese digitale bibliotheek, tenzij er een radicale verandering plaatsvindt in het digitale formaat van de bibliotheek, het bestuur, de efficiëntie, de praktijkgerichtheid, het nut en de ruime media-aandacht die aan het project moet worden gegeven;

50.

is van mening dat het, naast een consistent gebruik van ICT, van essentieel belang is hoogwaardig ICT-onderzoek te stimuleren en openbare en particuliere investeringen in riskant gezamenlijk ICT-onderzoek en innovatie te bevorderen; benadrukt dat Europa een voortrekkersrol moet spelen in de ontwikkeling van internettechnologieën, cloud computing, slimme omgevingen en hypercomputers en ICT-toepassingen voor lage CO2-emissies; stelt voor in de volgende Financiële Vooruitzichten het EU-budget voor ICT-onderzoek te verdubbelen en het budget voor bevordering van ICT-gebruik te verviervoudigen;

51.

betreurt dat Europa bij het aantrekken, stimuleren en vasthouden van academisch talent op het gebied van ICT nog steeds een achterstand heeft op andere leidende markten, en dat er een aanzienlijke braindrain plaatsvindt vanwege de betere werkomstandigheden in de VS voor academici en onderzoekers; benadrukt dat Europa, net als het bedrijfsleven, bij de aanpak van dit probleem met de academische wereld moet samenwerken om een dynamisch loopbaanontwikkelingsprogramma aan te bieden ter ondersteuning van de essentiële rol die de onderzoekswereld speelt in een brede mondiale innovatiestrategie op het gebied van ICT;

52.

is van mening dat tot 2015 alle Europese onderzoeksinstellingen en –infrastructuren verbonden moeten zijn met supersnelle (Gbps-) communicatienetwerken en aldus een intranet gecreëerd wordt voor de Europese onderzoeksgemeenschap;

53.

dringt aan op grotere inspanningen om het gebruik van vrije software („open source software”) binnen de EU te bevorderen;

54.

pleit voor nieuwe investeringen in onderzoek, zodat bestaande digitale hulpmiddelen beter kunnen worden geïmplementeerd en de toegang van alle burgers tot culturele producten is gewaarborgd;

55.

is bezorgd over de bureaucratische rompslomp in het EU kaderprogramma; verzoekt de Commissie bureaucratische belemmeringen op te lossen door de procedures van het kaderprogramma te herzien, zonder dit programma in gevaar te brengen, en een gebruikerscomité op te richten;

56.

verzoekt de Commissie om met de lidstaten te evalueren hoe de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG inzake overheidsopdrachten en de omzetting daarvan, onderzoek en innovatie ondersteunen en om voor zover mogelijk daaruit de beste praktijken af te leiden; verzoekt de Commissie en de lidstaten om na te denken over de ontwikkeling van indicatoren met betrekking tot innovatie op het gebied van overheidsopdrachten;

57.

herinnert eraan dat het toekomstige concurrentievermogen van Europa en zijn vermogen om zich te herstellen van de huidige economische crisis grotendeels afhangen van de mate waarin ervoor gezorgd wordt dat ICT daadwerkelijk in alle bedrijven wordt gebruikt; merkt echter op dat KMO's nog steeds een grote achterstand hebben ten opzichte van grote ondernemingen en vestigt in het bijzonder de aandacht op het feit dat er garanties moeten zijn zodat KMO’s niet uitgesloten worden van de ICT-ontwikkeling; verzoekt de lidstaten en de Commissie meer inspanningen te leveren om het gebruik van de ICT in KMO’s te ondersteunen teneinde de productiviteit ervan te stimuleren;

58.

dringt bij de Commissie aan op een digitaal plan voor de bevordering van handelskansen via het internet dat hoofdzakelijk ten doel heeft alternatieven aan te bieden aan mensen die recentelijk hun baan zijn kwijtgeraakt in de context van de financiële crisis; is van mening dat het plan enerzijds in betaalbare software en hardware moet voorzien en anderzijds in gratis internetaansluitingen en kosteloos advies;

59.

is van mening dat de agenda 2015.eu gericht moet zijn op het mainstreamen van ICT als belangrijkste bestanddeel van een CO2-arme economie; dringt er op aan dat de exploitatie van ICT-technologieën moet voldoen aan de 20-20-20 doelstellingen van de strategie voor klimaatverandering; is van mening dat de implementatie van toepassingen zoals slimme hoogspanningsnetwerken, slimme meters, slimme mobiliteit, slimme auto's, slim waterbeheer en e-gezondheid de sleutelinitiatieven van 2015.eu moeten zijn; wijst er tevens op dat de voetafdruk van de ICT-sector voor 2015 met 50 % gereduceerd moet zijn;

60.

is van mening dat de internationale handel gebaseerd zou moeten zijn op het principe van eerlijke handel, met als doel om een juist evenwicht te vinden tussen het openen van markten en de legitieme bescherming van de verschillende sectoren van de economie, met een speciale nadruk op de werk- en sociale omstandigheden;

61.

is van mening dat de verantwoordelijkheid van alle bestuurlijke en geografische niveaus (EU, nationaal en regionaal) – in de geest van bestuur op verschillende niveaus – voor de agenda 2015.eu, alsmede politieke zichtbaarheid, essentiële voorwaarden zijn voor een effectieve uitvoering ervan; stelt in dit verband voor dat er periodiek een top over de digitale agenda wordt georganiseerd om de vorderingen in de EU en de lidstaten te evalueren en het beleid een nieuwe impuls te geven;

62.

vestigt de aandacht van de Commissie in het bijzonder op de noodzaak om slimme (specifieke, meetbare, adequate, realistische en aan een termijn gebonden) doelstellingen en streefdoelen vast te stellen en een actieplan aan te nemen waarmee alle relevante EU-instrumenten gemobiliseerd worden: financiering, „soft law”, handhaving en waar nodig gerichte wetgeving op alle relevante beleidsterreinen (d.w.z. elektronische communicatie, onderwijs, onderzoek, innovatie, cohesiebeleid); dringt bij de Commissie aan op een regelmatige evaluatie van de resultaten van de strategie 2015.eu, op basis van een brede reeks indicatoren, om zo een kwalitatieve analyse van de sociale en economische gevolgen te kunnen maken; doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om te zorgen voor de nodige coördinatie tussen de EU en de nationale en regionale programma’s op dit vlak;

63.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.


(1)  PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 133.

(2)  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 364.

(3)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 87.

(4)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 370.