15.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 81/16


Woensdag, 5 mei 2010
Europeana – volgende stappen

P7_TA(2010)0129

Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over „Europeana”– de volgende stappen (2009/2158(INI))

2011/C 81 E/04

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 28 augustus 2009 met de titel: „Europeana – volgende stappen” (COM(2009)0440),

gezien de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2009 met de titel: „Auteursrecht in de kenniseconomie” (COM(2009)0532),

gezien de conclusies van de Raad van 20 november 2008 betreffende de Europese digitale bibliotheek EUROPEANA (1),

gezien de Mededeling van de Commissie van 11 augustus 2008 met de titel: „Het Europese culturele erfgoed met muisklik: vooruitgang bij de digitalisering en on line toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring in de EU” (COM(2008)0513),

gezien het eindverslag van 4 juni 2008 van de groep van deskundigen op hoog niveau – subgroep auteursrecht – voor digitale bibliotheken over digitale bewaring, verweesde en uitverkochte werken,

gezien het eindverslag van mei 2008 van de groep van deskundigen op hoog niveau voor digitale bibliotheken – subgroep publiek-private partnerschappen – over publiek-private partnerschappen voor digitalisering en on line beschikbaarheid van het Europese culturele erfgoed,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 september 2007 over i2010: naar een Europese digitale bibliotheek (2),

gezien aanbeveling 2006/585/EG van de Commissie van 24 augustus 2006 betreffende de digitalisering en on line toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring (3),

gelet op Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (4),

gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name artikel 167 daarvan,

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie juridische zaken (A7-0028/2010),

A.

overwegende dat het in een digitaal milieu van levensbelang is de algemene toegang tot het Europees cultureel erfgoed in en buiten Europa te waarborgen en te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat het wordt bevorderd en voor toekomstige generaties bewaard blijft,

B.

overwegende dat een Europees beleid op het gebied van cultuur met betrekking tot de digitalisering van tot het Europees erfgoed behorend materiaal van wezenlijke betekenis is en aantoont dat de instanties van de Europese Unie en haar lidstaten nauw betrokken zijn bij behoud, eerbiediging en bevordering van de culturele verscheidenheid,

C.

overwegende dat de rijkdom en verscheidenheid van het gezamenlijke Europese culturele erfgoed zo algemeen mogelijk moeten worden bevorderd en, toegankelijk dienen te zijn, ook buiten Europa en dat de lidstaten en culturele instellingen, met name bibliotheken, in het kader van dit initiatief op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau een sleutelrol moeten vervullen,

D.

overwegende dat het Europese culturele erfgoed voornamelijk bestaat uit werken in het openbaar domein, en dat deze voor zover mogelijk in kwalitatief hoogwaardige formaten digitaal moeten worden aangeboden,

E.

overwegende dat toegang tot culturele en educatieve informatie een prioriteit moet zijn teneinde het onderwijsniveau en de levensstandaard te verbeteren,

F.

overwegende dat er gezamenlijke normen moeten worden vastgesteld voor de digitalisering van het Europees cultureel erfgoed en dat grote aantallen gedigitaliseerde werken die momenteel in het bezit zijn van diverse bibliotheken niet algemeen toegankelijk zijn gemaakt ten gevolge van afwijkende digitale formaten,

G.

overwegende dat de bibliotheken dankzij hun personeel de instellingen zijn die het proces van digitalisering van werken het best kunnen superviseren en beheren,

H.

overwegende dat de Europese digitale bibliotheek meer dient te zijn dan een digitale verzameling met instrumenten om de gegevens te beheren, maar dat veeleer de ontwikkeling moet worden meegenomen van een volledig scala van technische mogelijkheden en middelen voor schepping, onderzoek en gebruik van gegevens,

I.

overwegende dat rekening moet worden gehouden met de snelle ontwikkeling van nieuwe technieken met de daaruit voortvloeiende veranderingen van culturele gebruiken, en van de buiten Europa bestaande digitaliseringsprojecten,

J.

overwegende dat de lidstaten dientengevolge dringend meer initiatieven moeten nemen, hun krachten moeten bundelen en ervoor moeten zorgen dat zij beschikken over de middelen om hun bijdrage aan Europeana in stand te houden en aan te moedigen om Europa op wereldniveau zichtbaarder te maken,

K.

overwegende dat tot dusverre slechts een gering deel van het Europese culturele erfgoed is gedigitaliseerd, dat de lidstaten verschillende snelheden aanhouden, en dat de aan grootschalige digitalisering toegewezen overheidskredieten ontoereikend zijn; overwegende dat de lidstaten harder moeten proberen de digitalisering van openbare en particuliere werken te versnellen,

L.

overwegende dat digitalisering van het Europese culturele erfgoed en wetenschappelijk materiaal met name ten goede zal komen aan sectoren zoals onderwijs, wetenschap, onderzoek, toerisme, ondernemerschap, innovatie en de media,

M.

overwegende dat digitale technieken eveneens een opmerkelijk instrument vormen waardoor personen wier toegang tot cultuur belemmerd wordt, met name gehandicapten, toegang krijgen tot het Europees cultureel erfgoed,

N.

overwegende dat de wetgeving inzake het auteursrecht per lidstaat van de EU aanzienlijke verschillen vertoont en dat de auteursrechtelijke status van tal van werken nog steeds onduidelijk is,

O.

overwegende dat er dringend maatregelen nodig zijn om het probleem van een „digitaal zwart gat” op te lossen waarin 20ste en 21ste-eeuwse werken van grote culturele waarde wegkwijnen, overwegende dat bij alle oplossingen naar behoren rekening moet worden gehouden met de belangen van alle betrokken partijen,

P.

overwegende dat beschermde of openbaar gemaakte werken waarvoor, ondanks dat er gedocumenteerd en serieus gezocht is, niet één of meer houder(s) van auteurs- of naburige rechten kan (kunnen) worden geïdentificeerd of gevonden, moeten worden beschouwd als verweesde werken,

Q.

overwegende dat er behoefte is aan meer voorlichting over de vooruitgang die wordt geboekt bij de werkzaamheden van de Stichting Europese digitale bibliotheek,

R.

overwegende dat er behoefte is aan grotere openbaarheid van de werkzaamheden van de Europese Unie,

Europeana – een belangrijke stap op weg naar behoud en verspreiding van het Europese culturele erfgoed

1.

spreekt zijn waardering uit voor de opening en ontwikkeling van Europeana, de Europese digitale bibliotheek, het Europese digitale museum en het Europese digitale archief voor hoogwaardige inhoud, daar dit een unieke, rechtstreekse en veeltalige toegangspoort is tot het Europese culturele erfgoed;

2.

stelt vast dat de taak van de digitale bibliotheek Europeana moet bestaan uit het beschermen van het Europees cultureel erfgoed zodat toekomstige generaties een gezamenlijk Europees geheugen kunnen samenstellen en zodat meer broze documenten kunnen worden beschermd tegen schade door voortdurend gebruik;

3.

wijst erop dat de digitale bibliotheek Europeana, doordat hij op afstand algemeen beschikbaar is, een instrument vormt voor de democratisering van cultuur, waardoor een zeer brede doorsnee van de bevolking toegang krijgt tot zeldzame of oude documenten uit het Europese erfgoed die, doordat zij behouden moeten blijven, moeilijk te raadplegen zijn;

4.

wijst met nadruk op de betekenis van ontwikkeling van Europeana tot een volledig operationele dienst met meertalige aansluitpunten en semantische webkenmerken waardoor de hoge kwaliteit van overal ter wereld toegankelijke werken en gegevens bewaard blijft,

Doelen

5.

dringt erop aan dat Europeana uiterlijk in 2015 beschikt over een bestand van ten minste 15 miljoen gedigitaliseerde voorwerpen;

6.

betreurt dat de lidstaten in ongelijke mate bijdragen tot de inhoud van Europeana en moedigt hen en andere culturele instellingen aan nauw samen te werken bij het digitaliseren van werken en te blijven werken aan de opstelling van digitaliseringsprogramma's op ieder mogelijk niveau, waardoor dubbel werk wordt voorkomen en waardoor de snelheid van digitalisering van culturele inhoud wordt opgevoerd om de gestelde doelen (10 miljoen documenten in 2010) te halen;

7.

wijst erop dat moet worden nagedacht over manieren om de culturele instellingen te stimuleren om met de rechthebbers overeenkomsten te sluiten om, zodra de digitaliseringsplannen zijn uitgewerkt, de werken toegankelijk te maken op multiterritoriale basis en de ontwikkeling te bevorderen van een concurrerende omgeving met de deelname van de on line boekverkopers, om op die manier de verspreiding van het culturele erfgoed op het gehele Europese grondgebied te bevorderen;

8.

stelt vast dat Frankrijk tot dusverre 47 % van het totaalaantal gedigitaliseerde voorwerpen ter beschikking heeft gesteld, en dat de lidstaten derhalve aanzienlijk actiever moeten worden aangemoedigd bijdragen uit hun eigen nationale bibliotheken en culturele instellingen ter beschikking te stellen, zodat alle Europeanen toegang hebben tot hun eigen cultureel erfgoed;

9.

moedigt de Commissie aan te helpen manieren en middelen te vinden om de aandacht van de lidstaten te vestigen op het feit dat de gebruikers van Europeana belangrijke werken zoeken die beschikbaar zijn in hun nationale collecties, maar niet via Europeana;

Voordelen

10.

wijst op de mogelijke economische voordelen van digitalisering, daar gedigitaliseerde cultuurgoederen ingrijpende economische gevolgen hebben, met name voor bedrijfstakken die verband houden met cultuur, en de kenniseconomie onderbouwen, waarbij steeds dient te worden bedacht dat cultuurgoederen geen alledaagse economische goederen zijn en dienen te worden beschermd tegen buitensporige commercialisering;

11.

wijst erop dat Europeana een van de belangrijkste referentiepunten moet worden voor onderwijs- en onderzoeksdoelen; is van mening dat jonge Europeanen, indien Europeana op samenhangende wijze is opgenomen in de onderwijsstelsels, hierdoor nader kunnen worden gebracht tot hun culturele, literaire en wetenschappelijke erfgoed en inhoud; een zone van convergentie zou worden en een bijdrage zou leveren tot cultuuroverschrijdende samenhang in de EU;

Algemene toegankelijkheid

12.

wijst erop dat gebruikersvriendelijkheid, met name duidelijkheid en het gemak waarmee inhoud kan worden gevonden, de hoofdnormen moeten zijn voor de opzet van de portaalsite;

13.

onderstreept, gezien de voordelen van de toegang tot Europeana voor alle EU-burgers, dat onverwijld moet worden gezorgd voor de beschikbaarheid ervan in alle officiële talen;

14.

wijst erop dat de portaalsite rekening moet houden met de behoeften van gehandicapten, die volledige toegang dienen te krijgen tot de collectieve kennis van Europa; moedigt uitgevers dan ook aan meer werken beschikbaar te maken in formaten die voor gehandicapten toegankelijk zijn; beveelt de Commissie aan te voorzien in speciale digitale versies ten behoeve van gehandicapten, zoals audioteksten, voor een zo groot mogelijk deel van de digitale inhoud;

15.

benadrukt het feit dat gelijke toegang tot het gemeenschappelijke Europese culturele erfgoed belangrijk is en vraagt de lidstaten daarom de belemmeringen binnen de EU van de toegang tot sommige delen van de Europeana-inhoud te verwijderen;

16.

benadrukt dat de toegang tot Europeana en het bekijken van documenten, zonder downloading, voor particulieren en overheidsinstellingen gratis moeten zijn; benadrukt verder dat Europeana voor downloads en prints van elk materiaal waarop auteursrechten berusten een vergoeding moet kunnen vragen, en dat die vergoeding maatschappelijk aanvaardbaar moet zijn;

17.

verzoekt de Commissie en de lidstaten alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat er een kenniskloof ontstaat tussen Europa en niet tot de Eu behorende landen en ervoor te zorgen dat Europeanen volledige toegang hebben tot hun eigen culturele erfgoed in al zijn verscheidenheid en om de toegang daartoe voor de hele wereld te vergemakkelijken;

18.

verzoekt de Commissie de werkzaamheden die zijn aangevangen door de deskundigengroep op hoog niveau voort te zetten daar hierdoor wordt bijgedragen tot een gezamenlijke kijk op Europese digitale bibliotheken, en spreekt zijn steun uit voor praktische oplossingen voor belangrijke problemen die de on line beschikbaarheid van cultuurgoederen ongunstig beïnvloeden; moedigt het opzetten aan van een afzonderlijke on line ruimte waar gebruikers van Europeana inhoud kunnen creëren;

19.

wijst erop dat Europeana on line en off line alle maatregelen moet nemen die noodzakelijk zijn om reclame voor zichzelf te maken bij de Europese burgers, met name indien deze betrokken zijn bij culturele activiteiten in de particuliere, openbare en onderwijssector;

Meer en betere inhoud voor Europeana

20.

moedigt de aanbieders van inhoud aan de verscheidenheid van de soorten inhoud voor Europeana op te voeren, met name de audio- en video-inhoud, in dit verband bijzondere aandacht te schenken aan de uitdrukkingsvormen die deel zijn van mondelinge culturen en aan de werken die gemakkelijk aan kwaliteit inboeten en tegelijkertijd de auteursrechten, met name de rechten van auteurs en uitvoerenden, te eerbiedigen; wijst in dit verband op het belang van eerbiediging van de morele rechten ter bescherming van de onschendbaarheid van het werk en ter voorkoming van mogelijke veranderingen (censuur, wijzigingen enz.);

21.

is van mening dat vrije en kunstzinnige uiting fundamentele Europese waarden zijn; is van mening dat culturele instellingen of verbanden niet moeten worden onderworpen aan kritisch onderzoek of censuur met betrekking tot de Europese culturele, literaire of wetenschappelijke inhoud die zij aan Europeana leveren;

Tot het publieke domein behorende inhoud en toegang

22.

is ervan overtuigd dat in de analoge wereld tot het publieke domein behorende inhoud in een digitaal milieu zelfs na de wisseling van model in het publieke domein moet blijven;

23.

wijst er nogmaals op dat het voornaamste doel van het Europese digitaliseringsbeleid bescherming van het Europese culturele erfgoed dient te zijn, en dat er in dit verband waarborgen moeten worden gegeven om ervoor te zorgen dat digitaliseringswerkzaamheden een niet-exclusieve status hebben, zodat deze werkzaamheden niet tot gevolg hebben dat er „nieuwe rechten” ontstaan die zijn afgeleid van het digitaliseringsproces, bij voorbeeld de verplichting om te betalen voor hergebruik van werken uit het publieke domein;

24.

wijst er nogmaals op dat Europeana moet kunnen profiteren van overeenkomsten die in het kader van samenwerkingsverbanden tussen overheid en particulieren zijn gesloten en dat aan bedoelde bibliotheken dus een fysiek exemplaar beschikbaar moet worden gesteld van de reeds gedigitaliseerde bestanden;

25.

stelt dat fysieke bestanden van werken uit het publieke domein die door publiek-private samenwerkingsverbanden zijn gedigitaliseerd eigendom dienen te blijven van de overheidsinstelling die aan de samenwerking deelneemt, en dat er alvorens toegang wordt verleend tot de Europeana-portaalsite, indien culturele instellingen die onder verantwoordelijkheid van de staat vallen, doordat zulks onmogelijk is, gedwongen zijn in het kader van een publiek-privaat samenwerkingsverband voor de digitalisering van werken uit hun nationale erfgoed overeenkomsten te sluiten waarin exclusiviteitsbepalingen zijn opgenomen, voor moet worden gezorgd dat de gedigitaliseerde bestanden, als deze bepalingen vervallen, daadwerkelijk hun eigendom worden;

26.

wijst erop dat de digitale bibliotheek niet moet afwijken van zijn oorspronkelijke doel, namelijk ervoor zorgen dat kennisverspreiding via het Internet niet wordt overgelaten aan particuliere commerciële bedrijven, opdat de digitalisering van werken er niet op uitdraait dat het openbare erfgoed van Europa in een wurggreep wordt gehouden met het gevolg dat het openbaar domein wordt geprivatiseerd;

27.

beveelt de Commissie aan de aanbieders van digitale inhoud te vragen websites waarnaar door Europeana wordt verwezen te certificeren;

28.

verzoekt de Europese culturele instellingen die de digitalisering van de inhoud van werken uit hun publieke domein aanpakken, deze via Europeana toegankelijk te maken en de beschikbaarheid niet te beperken tot het grondgebied van hun land;

Problemen in verband met auteursrechten, o.m. verweesde werken

29.

wijst erop dat er oplossingen moeten worden gevonden zodat Europeana via een aanpak per sector eveneens werken aanbiedt waarvoor auteursrechten gelden, met name uitverkochte en verweesde werken, en tegelijkertijd de wetgeving inzake het auteursrecht naleeft en de gewettigde belangen van houders van rechten beschermt; is van mening dat de voorkeur zou kunnen uitgaan naar oplossingen zoals uitbreiding van het stelsel van collectieve vergunningen of andere methoden van collectief beheer;

30.

spreekt er zijn waardering voor uit dat de Commissie het debat over de EU-wetgeving inzake auteursrecht op gang heeft gebracht, waarin wordt getracht een evenwicht te vinden tussen de rechten van de houders van rechten en van de consumenten in een mondiaal verbonden wereld, tegen de achtergrond van de snel veranderende on line werkelijkheid van nieuwe technieken en maatschappelijke en culturele gebruiken;

31.

verzoekt de Commissie en de lidstaten in het kader van de verdere ontwikkeling van de bescherming van het auteursrecht in Europa, wettelijke bepalingen aan te nemen die zo uniform en alomvattend mogelijk zijn, en die zodanig zijn opgezet dat digitaliseringsprocessen op zich niet uitmonden in auteursrecht sui generis; is van mening dat in het kader van deze discussies eveneens moet worden bezien of er wettelijke uitzonderingsregelingen moeten worden ingevoerd voor de digitalisering van verweesde werken door openbare instellingen;

32.

onderstreept het belang van de verweesde werken – d.w.z. werken waarop auteursrecht rust, maar waarvan de rechthebbers ondanks grondig zoekwerk niet achterhaald kunnen worden – en de noodzaak om per sector het aantal en de soort werken die als verweesd kunnen worden beschouwd, nauwkeurig vast te stellen, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen;

33.

verzoekt de Commissie met betrekking tot haar mededeling van 19 oktober 2009 over auteursrecht in de kenniseconomie, een wetgevingsvoorstel in te dienen betreffende de digitalisering, instandhouding en verspreiding van verweesde werken, opdat een eind kan worden gemaakt aan de huidige rechtsonzekerheid, met inachtneming van de eisen inzake het grondig zoeken naar en de vergoeding van rechthebbers van verweesde werken;

34.

spreekt zijn steun uit voor het voornemen van de Commissie om in nauwe samenwerking met alle betrokken belanghebbenden, een eenvoudig en economisch verrekeningsstelsel op te zetten voor de digitalisering van uitgegeven werken en de beschikbaarheid daarvan op Internet;

35.

spreekt dan ook zijn waardering en steun uit voor initiatieven zoals het ARROW-project (5), waarin houders van rechten en vertegenwoordigers van bibliotheken samenwerken, met name daar deze trachten houders van rechten en hun rechten te identificeren, en de status van de rechten van werken op te helderen, ook indien deze verweesd of uitverkocht zijn;

36.

verzoekt de Europese Commissie een Europese databank van verweesde werken – gedefinieerd als beschermde werken waarvan de houders van de rechten onbekend of onvindbaar zijn, hoewel aantoonbaar serieus naar hen wordt gezocht – te ontwikkelen, die het mogelijk maakt informatie over de rechthebbers uit te wisselen en aldus de kosten van grondig zoekwerk te beperken;

37.

is voorstander van een evenwichtige, Europa-dekkende oplossing voor het digitaliseren en verspreiden van verweesde werken, door deze in eerste instantie helder te omschrijven, gezamenlijke normen te bepalen (o.m. de ijver waarmee is gezocht naar eigenaars) en oplossing van het probleem van eventuele schending van de auteursrechten wanneer verweesde werken worden gebruikt;

38.

onderstreept dat een oplossing moet worden gevonden voor de documenten die tot de persoonlijke levenssfeer behoren (brieven, aantekeningen, foto's, films) en deel uitmaken van de collecties van culturele instellingen, maar nog nooit zijn gepubliceerd of algemeen beschikbaar gesteld, en die problemen opwerpen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of met de morele rechten;

Technologie

39.

wijst erop dat technieken moeten worden ontwikkeld ter waarborging van langdurige en duurzame digitale bewaring, interoperabiliteit van systemen voor de toegang tot inhoud, meertalige navigatie en beschikbaarheid van inhoud en een reeks verenigende normen; spreekt er zijn waardering voor uit dat bij de opbouw van de Europeana-verzameling nog steeds open bronprogrammatuur wordt gebruikt;

40.

beveelt de Commissie aan dat de door de nationale instellingen of de privépartners verschafte back-ups van gedigitaliseerd materiaal worden bewaard op aan die instellingen of partners toebehorende hardware;

41.

beveelt aan dat de Commissie en de partnerinstellingen in de privésector IT-oplossingen zoeken – zoals read only en copy protect formaten – voor het op de Europeana-website beschikbare materiaal dat beschermd wordt door het copyright, en dat de presentatiebladzijde een link bevat naar de website van de inhoudaanbieder waar het document kan worden gedownload op door de aanbieder bepaalde voorwaarden;

42.

beveelt de Commissie aan te dringen op een elektronisch standaardformaat voor de gedigitaliseerde werken, teneinde te garanderen dat de gedigitaliseerde documenten compatibel zijn met de on line interface en het gegevensbestand;

43.

is van mening dat er een onderzoek van Web 2.0-instrumenten moet worden ontwikkeld om na te gaan hoe burgers (op lange termijn) inhoud aan Europeana kunnen toevoegen zonder tussenkomst van culturele instellingen;

Financierings- en beheersaspecten

44.

wijst erop dat het opzetten van een duurzaam financierings- en beheersmodel van doorslaggevende betekenis is voor het bestaan van Europeana op lange termijn en dat de rol van de onmiddellijk belanghebbenden bij de bepaling van een dergelijk beheersmodel van doorslaggevende betekenis is;

Sponsoring en publiek-private samenwerkingsverbanden

45.

wijst erop dat met het oog op de hoge kosten van digitalisering en de tijdsdruk nieuwe financieringsmethoden moeten worden ontwikkeld, bij voorbeeld publiek-private samenwerkingsverbanden, mits deze de auteursrechtelijke en mededingingsvoorschriften naleven en de toegang tot werken bevorderen via culturele instellingen, door te waarborgen dat gedigitaliseerde bestanden zonder tijdsbeperking gratis beschikbaar zijn voor bibliotheken;

46.

onderstreept het belang van een op Europees niveau gecoördineerde aanpak met betrekking tot de kwestie van de voorwaarden die gelden voor publiek-private partnerschappen, alsook de noodzaak om de partnerschapsakkoorden met de particuliere actoren inzake digitaliseringsplannen aan een grondig onderzoek te onderwerpen, in het bijzonder wat de looptijd van de exclusiviteitsclausules, de indexering en de verwijzing door de zoekmachine van de elektronische bestanden die door de bibliotheken zelf worden geëxploiteerd, de continuïteit van de dienstverlening, het niet-vertrouwelijke karakter van deze akkoorden en de kwaliteit van de digitalisering betreft;

47.

wijst erop dat de digitalisering van werken in nationale bibliotheken de vrucht is van financiële investeringen van belastingbetalers via belastingbetaling; wijst er dan ook op dat in de overeenkomsten voor publiek-private samenwerking bepaald dient te zijn dat het exemplaar van het werk dat door de particuliere helft van de samenwerking namens de bibliotheek is gedigitaliseerd, mag worden opgenomen in alle zoekmachines, zodat het op de website van de bibliotheek kan worden geraadpleegd en niet alleen op de website van de private onderneming met wie wordt samengewerkt;

48.

wijst er nogmaals op dat er, doordat er particuliere partners betrokken zijn bij het digitaliseringsproces, geen particuliere monopolies mogen ontstaan waardoor culturele verscheidenheid en pluralisme in gevaar zouden komen, en dat naleving van de mededingingsvoorschriften voorwaarde is voor betrokkenheid van particuliere ondernemingen;

49.

wijst erop dat sponsoring voor Europeana een aantrekkelijke optie is daar hierdoor een mogelijkheid wordt geboden om niet alleen digitaliseringswerkzaamheden te financieren, maar eveneens het beheer van de betaling van auteursrechten voor werken die zijn uitverkocht, verweesd en waarvoor auteursrechten moeten worden betaald, alsook voor het on line plaatsen daarvan;

EU en financiële steun door de overheid

50.

wijst erop dat een aanzienlijk deel van de financiering afkomstig moet zijn van overheidsbijdragen van bij voorbeeld EU, lidstaten en culturele organisaties en stelt voor in het kader van de Strategie van Lissabon rekening te houden met het digitaliseringsproces van Europeana, en een afzonderlijke begrotingslijn op te nemen in het volgende meerjarig financieel kader, maar spreekt de aanbeveling uit dat het project blijft zoeken naar inkomensstromen om zich op langere termijn zelf te kunnen financieren;

51.

wijst erop dat uitsluitend via een afzonderlijke begrotingslijn de voorwaarden kunnen worden geschapen om ervoor te zorgen dat de beschikbare kredieten op doorzichtige wijze, kostenefficiënt en overeenkomstig de gestelde doelen worden besteed;

52.

stelt vast dat er tot dusverre voor Europeana in de periode 2009 tot 2011 in het kader van het e-Inhoud-plus- programma slechts 6,2 miljoen EUR is gereserveerd;

53.

dringt erop aan in het volgende meerjarig financieel kader een veelvoud van de kredieten op te nemen die tot dusverre voor Europeana beschikbaar zijn;

54.

onderstreept de noodzaak wettelijke obstakels op EU-niveau weg te nemen, teneinde bibliotheken in staat te stellen Europese financiering van digitaliseringsoperaties aan te vragen;

55.

verzoekt de lidstaten en de Commissie bij het Europees Parlement ieder jaar een verslag in te dienen over de kosten van Europeana en de geboekte vooruitgang;

56.

stelt voor dat het Parlement de financieringsregelingen samen met de Commissie reeds in 2011 beziet om voor het project een duurzaam financieringsmodel vanaf 2013 te zoeken; geeft in overweging dat de overstap op een publiek-private financieringsstructuur de mogelijkheden van de site op een zo hoog mogelijk niveau zou brengen;

Informatie en bewustmaking

57.

stelt voor een campagne op te zetten met de titel „Doe mee met Europeana” om het besef omtrent het probleem en de dringende aard ervan op te voeren, en doet de aanbeveling een deel van de voor Europeana uitgetrokken kredieten ervoor te bestemmen deze bibliotheek die een zo ruim mogelijke verzameling werken op alle soorten dragers bevat (druk, audio, video) bij een zo breed mogelijk publiek bekendheid te geven;

58.

stelt voor „Doe mee met Europeana” creatief onder de aandacht van het publiek te brengen; deze campagne in het kader van publiek-private samenwerkingsverbanden moet in eerste instantie gericht zijn op jongeren, bij voorbeeld tijdens internationale sportwedstrijden of in verband met kunsttentoonstellingen en culturele concoursen;

59.

verzoekt de Commissie in de media en on line een campagne te lanceren om de Europeana-website populair te maken, door het verkeer op de Europese servers te leiden naar Europeana, als voornaamste bron voor het verkrijgen van digitale informatie, en de lidstaten en de culturele instellingen ertoe aan te sporen inhoud te leveren aan de site; wenst tevens dat een speciale mediacampagne wordt gevoerd die gericht is op studenten en onderwijzend personeel op alle onderwijsniveaus, ter bevordering van de inzet van de digitale hulpmiddelen van Europeana voor onderwijsdoeleinden;

60.

is van oordeel dat een dergelijke campagne veel gelijkenis vertoont met het soort acties dat thans reeds noodzakelijk wordt geacht om de digitale kloof die in Europa nog steeds bestaat te dichten, en er aldus voor te zorgen dat eenieder toegang heeft tot Europeana en andere on line inhoud en informatie en tot de daardoor geboden mogelijkheden, waar hij zich ook bevindt; spreekt de aanbeveling uit dat deze campagne, en met name het mogelijke gebruik van Europeana in scholen, moet uitgaan van het besef dat toegang tot meer on line inhoud en informatie geen doel is op zichzelf, en dan ook gepaard moet gaan met initiatieven die een kritische analyse van on line inhoud en informatie bevorderen;

61.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de informatiecampagnes en soortgelijke bewustmakingsactiviteiten met betrekking tot Europeana worden georganiseerd via de hiervoor aangewezen partnerorganisaties in de lidstaten;

Beheer

62.

spreekt zijn waardering uit voor de bijdrage die de Stichting Europese digitale bibliotheek momenteel levert door officiële overeenkomsten mogelijk te maken tussen musea, archieven, audiovisuele archieven en bibliotheken over de manier van samenwerking bij de verwezenlijking en duurzaamheid van de gezamenlijke Europeana-portaalside;

63.

is van mening dat culturele instellingen een belangrijke rol moeten blijven spelen in het beheer van Europeana, dat zo democratisch mogelijk moet zijn; en verzoekt hen samen te werken om te voorkomen dat werken twee maal worden gedigitaliseerd, en het gebruik van middelen te rationaliseren;

64.

verzoekt de Commissie en de lidstaten het beheer van het project te verbeteren en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau een autoriteit wordt aangewezen die bevoegd is voor het beheren en controleren van het digitaliseringsproces, dat bekendheid wordt gegeven aan het Europeana-project bij bibliotheken en aanbieders van cultureel materiaal, en dat het bestaande digitale materiaal rechtstreeks wordt verzameld bij de aanbieders, met het oog op omzetting ervan in één enkele digitale standaard, zodat nieuwe inhoud onmiddellijk kan worden toegevoegd aan de gegevensbank van Europeana; is van oordeel dat op lange termijn moet worden overwogen er een prioriteit van te maken bestaand digitaal materiaal dat is geproduceerd in het kader van mede door de Europese Unie gefinancierde projecten te verzamelen en toe te voegen aan de digitale Europeana-bibliotheek;

65.

stelt voor een openbare aanbesteding uit te schrijven met het oog op een zo doeltreffend mogelijke coördinatie van de administratie van Europeana, waarbij duidelijke en realistische doelstellingen moeten worden vastgesteld en de hele operatie indien nodig opnieuw moet worden geëvalueerd;

66.

beveelt de Commissie aan de mogelijkheid te onderzoeken een Europees orgaan op te richten dat de medewerking van de nationale autoriteiten aan het toezicht op het digitaliseringsproces, de betaling van de copyrightrechten aan de auteurs en andere kwesties in verband met het Europeana-project coördineert;

*

* *

67.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 18.

(2)  PB C 219 E van 28.8.2008, blz. 296.

(3)  PB L 236 van 31.8.2006, blz. 28.

(4)  PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

(5)  Accessible Registries of Rights Information and Orphan Works (Beschikbare registers van informatie over rechten en verweesde werken).