16.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 341/59


Woensdag 10 februari 2010
Voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije

P7_TA(2010)0025

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over het voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije

2010/C 341 E/12

Het Europees Parlement,

gezien het voortgangsverslag 2009 van de Commissie betreffende Turkije (SEC(2009)1334),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding (1), van 24 oktober 2007 over de betrekkingen EU-Turkije (2), van 21 mei 2008 inzake het voortgangsverslag 2007 over Turkije (3), en van 12 maart 2009 over het voortgangsverslag Turkije 2008 (4),

gezien het onderhandelingskader voor Turkije van 3 oktober 2005,

gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met de Republiek Turkije (5) („het Toetredingspartnerschap”), alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 10 en 11 december 2009,

gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat na de goedkeuring van het onderhandelingskader door de Raad op 3 oktober 2005 toetredingsonderhandelingen met Turkije werden geopend, en dat het openen van deze onderhandelingen het beginpunt voor een langdurig proces met een open einde vormde,

B.

overwegende dat Turkije zich verplicht heeft tot hervormingen, goede betrekkingen met zijn buren en geleidelijke aanpassing aan de EU, en dat deze inspanningen voor Turkije zelf beschouwd moeten worden als een kans tot verdere modernisering,

C.

overwegende dat het volledige voldoen aan alle criteria van Kopenhagen en het integratievermogen van de EU, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2006, de basis blijven voor toetreding tot de EU; overwegende dat de EU een gemeenschap is die gebaseerd is op gedeelde waarden,

D.

overwegende dat de Commissie geconcludeerd heeft dat in 2009 op het gebied van politieke hervormingen slechts beperkte concrete vooruitgang werd geboekt,

E.

overwegende dat Turkije, voor het vierde opeenvolgende jaar, nog steeds de bepalingen die voortvloeien uit de associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije en het aanvullend protocol daarbij, niet ten uitvoer heeft gelegd,

F.

overwegende dat de Commissie in haar voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije kwesties heeft opgenomen en behandeld die het Parlement in zijn laatste resolutie betreffende de vorderingen van Turkije aan de orde stelde,

1.

verwelkomt de brede maatschappelijke discussie over een reeks traditioneel gevoelige onderwerpen zoals de rol van de rechterlijke macht, de rechten van burgers van Koerdische afkomst, de rechten van de alevitische gemeenschap, de rol van het leger en de betrekkingen van Turkije met zijn buurlanden; prijst de Turkse regering voor haar constructieve opstelling en haar rol bij het tot stand brengen van deze discussie;

2.

herhaalt verontrust te zijn over de toenemende polarisatie binnen de Turkse samenleving en tussen de politieke partijen, en dringt er bij de regering en alle in het parlement vertegenwoordigde partijen op aan een gepast evenwicht te zoeken tussen politieke concurrentie en pragmatische samenwerking, om op die manier de verzoening binnen de Turkse samenleving te vergemakkelijken en de verwezenlijking van belangrijke hervormingen mogelijk te maken, met name met betrekking tot de grondwet;

3.

stelt vast dat de vooruitgang in termen van concrete hervormingen in 2009 beperkt is gebleven en spoort de regering aan haar politieke initiatieven te vertalen naar concrete wetswijzigingen en deze vervolgens ook daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;

4.

betreurt het feit dat daar waar wetgeving met betrekking tot de politieke criteria van Kopenhagen van kracht is, de tenuitvoerlegging hiervan ontoereikend blijft; dringt er bij de regering op aan met name de tenuitvoerlegging van regelgeving op het gebied van vrouwenrechten, non-discriminatie, vrijheid van religie, gedachte en overtuiging, vrijheid van meningsuiting, nultolerantie ten aanzien van foltering en de bestrijding van corruptie te intensiveren;

5.

roept Turkije op zich verder en intensiever in te spannen om volledig aan de criteria van Kopenhagen te voldoen en de Turkse samenleving samen te brengen en te scharen achter de nodige hervormingen, door haar te verenigen op basis van de gelijkheid van ieder mens, ongeacht zijn geslacht, ras of etnische afkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid;

Vervulling van de politieke criteria van Kopenhagen

Democratie en rechtsstaat

6.

vestigt nogmaals de aandacht op het cruciale belang van een algehele en wezenlijke hervorming van de grondwet teneinde de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden een centrale plaats te geven in de Turkse staat en samenleving; spoort de Turkse regering aan haar werk aan deze hervorming te hervatten en roept op tot samenwerking van alle politieke partijen en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en alle minderheden;

7.

herhaalt de in zijn eerdere resoluties van 2006 en 2007 gedane oproep om het kiesstelsel te hervormen door een verlaging van de tienprocentsdrempel, en aldus garanties te bieden op het vlak van partijpluralisme – zodat met name nieuw opgerichte partijen toegang kunnen krijgen tot het politieke proces – en van een bredere vertegenwoordiging van politieke krachten en minderheden in de Grote Nationale Vergadering;

8.

betreurt ten zeerste het besluit van het grondwettelijk hof om de Partij voor een Democratische Samenleving (DTP) op te heffen en een aantal van haar democratisch gekozen vertegenwoordigers uit het politieke leven te weren; betreurt eveneens de recente aanhoudingen van DTP-leden; spreekt opnieuw zijn veroordeling uit over geweld en terrorisme en dringt er bij alle politieke krachten op aan zich op een vreedzame manier in te zetten voor verzoening en de Turkse samenleving op basis van gelijke rechten voor iedere burger te verenigen; benadrukt dat de politieke vertegenwoordigers van de Koerdische bevolking ten volle deel moeten kunnen nemen aan dit proces; vestigt de aandacht op het in maart 2009 geleverde advies van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa waarin wordt geconcludeerd dat de Turkse wetgeving met betrekking tot ontbinding van politieke partijen niet verenigbaar is met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), en spoort de regering aan de noodzakelijke hervormingsvoorstellen in te dienen, in overeenstemming met de Europese normen;

9.

is van mening dat een grondige en spoedige hervorming van het gerechtelijk apparaat van essentieel belang is voor het welslagen van het moderniseringsproces in Turkije; is verheugd over de goedkeuring door de regering van de strategie voor de hervorming van het gerechtelijk apparaat en neemt met tevredenheid kennis van het breed opgezette raadplegingsproces waarop deze strategie gebaseerd is; moedigt de regering aan de strategie onverwijld ten uitvoer te leggen, met bijzondere aandacht voor stelselmatige maatregelen die erop zijn gericht de rechterlijke macht onpartijdiger en professioneler te maken en aldus meer in overeenstemming te brengen met de normen van het EVRM; roept de Turkse regering in deze context op richtsnoeren uit te vaardigen voor openbare aanklagers met betrekking tot wetten die vaak worden aangewend om de vrijheid van meningsuiting te beperken; spoort de regering tevens aan de hoge raad van rechters en openbare aanklagers te herstructureren teneinde zijn representativiteit, objectiviteit, onpartijdigheid en transparantie te waarborgen;

10.

betreurt ten zeerste het besluit van het grondwettelijk hof om de wetgeving ter inperking van de rechtsbevoegdheid van de militaire rechtbanken nietig te verklaren, wat een ernstige tegenslag is voor de Turkse hervormingspogingen, en roept de Turkse Grote Nationale Vergadering op te komen tot een consensus voor grondwettelijke hervorming; is bezorgd over de aanhoudende inmenging van het leger in de Turkse politiek en het buitenlands beleid en benadrukt nogmaals dat het leger in een democratische maatschappij volledig onder civiel toezicht dient te staan; roept met name de Turkse Grote Nationale Vergadering op haar toezicht op het defensiebudget en militaire uitgaven te verscherpen en zich bezig te houden met de ontwikkeling van het veiligheids- en defensiebeleid;

11.

is bezorgd over de omvang die het criminele netwerk Ergenekon naar verluidt heeft en het Sledgehammercomplot; dringt er bij de regering en de rechterlijke macht op aan te waarborgen dat alle procedures volledig in overeenstemming zijn met de wettelijke regels voor een eerlijke rechtsgang en dat de rechten van alle verdachten gerespecteerd worden; deelt de opvatting van de Commissie dat Turkije deze zaak dient te benaderen als een gelegenheid om het vertrouwen in het goede functioneren van zijn democratische instellingen en de rechtsstaat te versterken; dringt er bij de Turkse regering op aan niet toe te laten dat juridische procedures worden gebruikt als voorwendsel om onrechtmatige druk uit te oefenen op kritische journalisten, academici of politici van de oppositie;

12.

betreurt het dat geen vooruitgang is geboekt met de instelling van een bureau van de ombudsman; roept de regering op tot invoering van de noodzakelijke wetgeving tot instelling van een effectieve, onafhankelijke klachteninstantie, verbonden met een systeem voor het voeren van onderzoeken naar vermeende schendingen van de mensenrechten, en roept alle in het parlement vertegenwoordigde partijen op hieraan hun steun te geven;

Mensenrechten en eerbiediging en bescherming van minderheden

13.

verwelkomt de initiatieven van de Turkse regering om Turkse burgers samen te brengen en om alle burgers, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid gelijke rechten te bieden en hen in staat te stellen een actieve rol te vervullen in de Turkse maatschappij; is zich ervan bewust dat het hier een historisch debat betreft, maar verzoekt de regering dringend haar politieke initiatief te vertalen naar concrete hervormingen en roept alle politieke partijen en alle betrokken actoren op dit proces te ondersteunen en de wederzijdse gevoeligheden hieraan ondergeschikt te maken; verwelkomt in dit kader het plan dat de regering op 13 november 2009 aan de Turkse Grote Nationale Vergadering presenteerde en moedigt haar aan dit uit te voeren om ervoor te zorgen dat de vrijheden van alle burgers gewaarborgd worden;

14.

is ingenomen met de aanneming van wetgeving waarmee alle restricties op het uitzenden in de Koerdische taal door publieke en particuliere zenders op lokaal en nationaal niveau worden opgeheven, alsook van wetgeving inzake het gebruik van de Koerdische taal in gevangenissen; dringt er bij de regering op aan aanvullende maatregelen te treffen teneinde werkelijke mogelijkheden te waarborgen om Koerdisch te leren in het openbaar en particulier onderwijs, en het gebruik van het Koerdisch toe te staan in de politiek en in contacten met overheidsdiensten; roept de regering op ervoor te zorgen dat de antiterreurwetgeving niet wordt misbruikt om fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting, in te perken, en het systeem van dorpswachten in het zuidoosten van Turkije af te schaffen;

15.

steunt het voornemen van de Turkse Grote Nationale Vergadering snel amendementen op de antiterreurwet goed te keuren om de bepalingen te schrappen die het mogelijk maken dat kinderen tussen vijftien en achttien jaar als volwassenen worden berecht;

16.

spoort de Turkse regering aan meer inspanningen te leveren om de sociale en economische tekorten in het zuidoosten te verhelpen; roept de Commissie opnieuw op een studie op te stellen over de gevolgen van het Project voor Zuid-Oost-Anatolië (GAP); roept de Turkse autoriteiten in deze context op het culturele en het milieuerfgoed te beschermen, met name de archeologische vindplaatsen Hasankeyf en Allianoi; is bezorgd over de ontheemding van duizenden mensen door de bouw van de dammen; vraagt de regering met aandrang de werkzaamheden aan het Ilisudamproject te staken tot de Commissie voornoemde studie heeft gepresenteerd;

17.

dringt er bij de Turkse Grote Nationale Vergadering op aan ervoor te zorgen dat de parlementaire onschendbaarheid die de uiting van politieke meningen dekt, wordt gewaarborgd voor alle parlementsleden zonder enige discriminatie;

18.

veroordeelt het aanhoudende geweld van de PKK en andere terroristische groeperingen op Turkse bodem en roept de PKK op in te gaan op het politieke initiatief van de Turkse regering door de wapens neer te leggen en een einde te maken aan het geweld;

19.

benadrukt dat vrijheid van religie een universele fundamentele waarde is en roept Turkije op deze waarde voor iedereen te vrijwaren; verwelkomt de dialoog die de Turkse regering is aangegaan met vertegenwoordigers van geloofsgemeenschappen, met inbegrip van de alevieten, en spoort de autoriteiten op de interreligieuze dialoog te intensiveren, om op die manier te zorgen voor regelmatige en constructieve communicatie; herhaalt echter opnieuw dat stappen in de goede richting en positieve gebaren moeten worden gevolgd door wezenlijke hervormingen van het wettelijke kader, die deze geloofsgemeenschappen in staat moeten stellen zonder onrechtmatige beperkingen te functioneren, in overeenstemming met het EVRM en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens; benadrukt met name dat alle geloofsgemeenschappen rechtspersoonlijkheid moet worden verleend;

20.

verwelkomt de tenuitvoerlegging van de wet inzake stichtingen; betreurt het evenwel dat geloofsgemeenschappen zich nog altijd geconfronteerd zien met niet in die wet behandelde eigendomsproblemen, zoals in beslag genomen en aan derden verkocht onroerend goed of bezittingen van stichtingen die zijn gefuseerd vóór de aanneming van de nieuwe wetgeving; dringt er bij de Turkse regering op aan dit probleem onverwijld aan te pakken;

21.

spreekt nogmaals zijn bezorgdheid uit over de moeilijkheden die het Oecumenisch Patriarchaat ondervindt met betrekking tot zijn wettelijke status, de opleiding van geestelijken en de verkiezing van de oecumenische patriarch; herhaalt zijn oproep tot onmiddellijke heropening van het Grieks-orthodoxe Halki-seminarie en tot maatregelen om het openbaar gebruik van de kerkelijke titel van de oecumenische patriarch toe te staan, en vraagt meer in het algemeen dat de voorwaarden worden geschapen opdat de clerus van de christelijke gemeenschappen in Turkije ongehinderd kan worden opgeleid;

22.

betreurt het dat er onzekerheid blijft bestaan over de erkenning van Cem-huizen als alevitische plaatsen voor de eredienst en over het verplichte godsdienstonderwijs op scholen; roept de Turkse regering op deze situatie structureel te verhelpen;

23.

is bezorgd over de moeilijkheden waarmee de Arameeërs zich geconfronteerd zien in verband met hun eigendomsrechten; uit met name zijn bezorgdheid over de rechtszaken inzake de onteigening van het Syrisch-orthodoxe St. Gabriel-klooster;

24.

betreurt het feit dat de Turkse regering een voorbehoud blijft maken met betrekking tot rechten van minderheden die zijn verankerd in het internationale recht, dat zij de desbetreffende verdragen van de Raad van Europa nog steeds niet heeft getekend en dat zij nog geen dialoog is aangegaan met de Hoge Commissaris voor nationale minderheden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE); dringt er bij de regering op aan haar beleid in volledige overeenstemming te brengen met de internationale normen en het EVRM en roept alle in het parlement vertegenwoordigde partijen op dit initiatief te steunen; wijst in dit verband op de administratieve moeilijkheden waarmee de minderhedenscholen te maken hebben en op het anachronistische systeem met twee voorzitters; dringt er bovendien bij de regering op aan zich in te spannen om een klimaat te creëren van volledige eerbiediging van de minderheden en te waarborgen dat gevallen van vijandigheid of geweld aanhangig worden gemaakt bij de rechterlijke instanties;

25.

betreurt dat er sinds het voortgangsverslag 2008 betreffende Turkije geen bemoedigende ontwikkeling is geweest met betrekking tot de situatie van de Griekse bevolking op de eilanden Gökçeada (Imvros) en Bozcaada (Tenedos), die nog steeds problemen ondervindt met eigendomsrechten en onderwijs; verzoekt de Turkse regering naar oplossingen te zoeken om het biculturele karakter van de Turkse eilanden Gökceada (Imvros) en Bozcaada (Tenedos) te bewaren, in overeenstemming met de resolutie van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa van 27 juni 2008;

26.

vreest dat het Turkse wettelijke kader nog altijd onvoldoende waarborgen biedt met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting en dat bepaalde wetten nog steeds misbruikt worden om die vrijheid in te perken; roept de Turkse regering op een uitgebreide hervorming van het wettelijke kader voor te stellen om te zorgen voor de verenigbaarheid ervan met het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens; stelt vast dat de herziening van artikel 301 van de Turkse strafwet heeft geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal vervolgingen ten opzichte van vorige jaren; is echter nog steeds van mening dat artikelen 301 en 318 moeten worden ingetrokken;

27.

blijft bezorgd over het feit dat Turkije geen recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren verleent en dat er geen civiel alternatief voorhanden is; betreurt het feit dat er geen gevolg is gegeven aan de EVRM-uitspraak uit 2006 in de zaak Ülke tegen Turkije, die Turkije gelast de wetgeving te wijzigen die herhaalde vervolging en veroordeling mogelijk maakt van dienstweigeraars die zich op gewetensbezwaren beroepen, en verzoekt de regering onverwijld gevolg aan deze uitspraak te geven;

28.

is bezorgd over de aanhoudende beperking van de persvrijheid, met name in het kader van het onderzoek naar het Ergenekon-netwerk en in het licht van de ongekende boete die is opgelegd aan een mediaconcern, alsook het frequent verbieden van bepaalde websites; benadrukt dat het bevorderen van persvrijheid een belangrijke indicator is van politieke cultuur in een pluralistische samenleving; doet in dit kader, en in het licht van de ongezonde banden tussen media, het bedrijfsleven en de politiek, de aanbeveling een nieuwe mediawet aan te nemen;

29.

roept de Turkse regering op haar inspanningen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het nultolerantiebeleid ten aanzien van foltering te intensiveren en om, teneinde de geloofwaardigheid van deze inspanningen te onderstrepen, toestemming te geven voor publicatie van het rapport van het Comité van de Raad van Europa inzake de voorkoming van foltering; dringt er nogmaals bij de Turkse Grote Nationale Vergadering op aan het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering te ratificeren; spoort voorts de regering aan te streven naar vermindering van de straffeloosheid ten aanzien van mensenrechtenschendingen, met name onder wetshandhavingsambtenaren;

30.

dringt er bij de Turkse regering op aan nog meer aandacht te besteden aan de uitroeiing van corruptie, de transparantie bij de financiering van politieke partijen en verkiezingscampagnes te vergroten en de openheid van bestuur op alle niveaus te bevorderen;

31.

moedigt de regering aan haar inspanningen te vergroten om de door de wet gewaarborgde gelijkheid van mannen en vrouwen te vertalen naar de praktijk; is met name van mening dat een strategie voor de opleiding en arbeidsparticipatie van vrouwen dient te worden ontwikkeld, zodat de betrokkenheid van vrouwen bij de grijze economie wordt teruggedrongen; roept de regering op het potentieel van maatschappelijke organisaties te benutten, in het bijzonder betreffende de bewustmaking op het gebied van vrouwenrechten, de preventie van geweld en zogeheten „eerwraakmoorden”; wijst erop dat de regering en de rechterlijke macht moeten waarborgen dat alle gevallen van geweld en discriminatie tegen vrouwen naar behoren worden berecht en bestraft, en dat vrouwen en kinderen die het slachtoffer van geweld of eerwraakmoord dreigen te worden, door de overheid worden beschermd en gesteund; moedigt de Turkse regering aan een effectieve communicatiecampagne op te zetten om het bewustzijn over vrouwenrechten in het hele land te vergroten;

32.

erkent dat het wettelijke kader inzake huiselijk geweld, eerwraakmoorden en gedwongen huwelijken op jonge leeftijd bestaat, maar merkt op dat de toepassing ervan zorgen baart; vraagt de autoriteiten daarom de slachtoffers bescherming te bieden door het aantal opvangplaatsen en andere voorzieningen te verhogen; vestigt de aandacht op het feit dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in Turkije de laagste van alle OESO-landen is en moet worden verhoogd om de economische rechten en onafhankelijkheid van vrouwen te bevorderen;

33.

is bezorgd over het ontbreken van garanties tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid; roept de Turkse Grote Nationale Vergadering op een nieuwe wet goed te keuren die directe en indirecte discriminatie op alle gronden en op alle gebieden verbiedt, en roept de Turkse regering op zich krachtiger in te spannen om het publieke bewustzijn op het gebied van individuele mensenrechten en de bestrijding van discriminatie te vergroten, te waarborgen dat discriminerende bepalingen uit de wetgeving worden geschrapt en dat haat en geweld op grond van homofobie adequaat worden bestraft;

34.

betreurt het gebrek aan vorderingen op het gebied van vakbondsrechten en dringt er nogmaals bij de regering, in overleg met de sociale partners, op aan een nieuw voorstel in te dienen bij de Turkse Grote Nationale Vergadering om onverwijld een nieuwe wet betreffende vakbonden aan te nemen die in overeenstemming is met de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie, met inbegrip van bepalingen om het stakingsrecht en het recht om over collectieve overeenkomsten te onderhandelen te vrijwaren; is bezorgd over de recente aanhouding (midden november 2009) van een twintigtal Turkse vakbondsleden en vraagt dat hun sociale rechten strikt worden geëerbiedigd;

Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen

35.

betreurt het feit dat het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de EG en Turkije voor het vierde opeenvolgende jaar niet door Turkije is geïmplementeerd; roept de Turkse regering op dit protocol onverwijld, volledig en op niet discriminerende wijze ten uitvoer te leggen en wijst er nogmaals op dat het nalaten hiervan ernstige gevolgen kan hebben voor het verdere onderhandelingsproces;

Nastreven van goede nabuurschaprelaties

36.

herhaalt dat Turkije duidelijk verplicht is tot goede nabuurschapsbetrekkingen overeenkomstig het onderhandelingskader; benadrukt dat het zich, samen met alle andere partijen, ertoe verbindt de inspanningen te steunen om tot een allesomvattende overeenkomst over het probleem Cyprus te komen en alle onopgeloste grensgeschillen met buurlanden te regelen in overeenstemming met het beginsel van vreedzame geschillenregeling overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties;

37.

roept de Turkse regering en alle betrokkenen op de lopende onderhandelingen actief te ondersteunen en een concrete bijdrage te leveren aan een allesomvattende oplossing voor de kwestie Cyprus, op basis van een uit twee zones en twee gemeenschappen bestaande federatie, in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de VN-veiligheidsraad en de beginselen waarop de EU is gefundeerd; dringt er bij Turkije op aan een gunstig klimaat voor de onderhandelingen te bevorderen door onmiddellijk te beginnen met de terugtrekking van zijn strijdkrachten van Cyprus, door de kwestie met betrekking tot de vestiging van Turkse burgers op het eiland aan te pakken en eveneens door de teruggave van het afgesloten deel van Famagusta aan de legitieme bewoners ervan mogelijk te maken, overeenkomstig resolutie nr. 550(1984) van de VN-veiligheidsraad;

38.

roept de Turkse regering op civiele schepen die voor rekening van de Republiek Cyprus naar olie zoeken in het oostelijke gedeelte van de Middellandse Zee niet langer te hinderen;

39.

dringt er bij Turkije op aan te waarborgen dat de rechten van alle ontheemde personen op Cyprus worden gerespecteerd, inclusief die van de religieuze minderheden, en dat zij hun religieuze rechten ongehinderd kunnen uitoefenen; benadrukt dat, in het geval van de katholieke maronitische gemeenschap, tevens vrijheden dienen te worden toegekend aan de vier maronitische dorpen;

40.

is tevreden met de heropstarting van het Comité vermiste personen (CMP) en verzoekt Turkije adequate actie met betrekking tot deze humanitaire kwestie te ondernemen;

41.

prijst de diplomatieke inspanningen om de betrekkingen met Armenië te normaliseren en dringt er bij de Turkse regering op aan de grens met Armenië open te stellen; roept de Turkse Grote Nationale Vergadering en het Armeense parlement op de relevante protocollen onverwijld en zonder voorafgaande voorwaarden te ratificeren, hetgeen tot meer regionale veiligheid en stabiliteit in de zuidelijke Kaukasus zou leiden;

42.

neemt kennis van de beperkte vooruitgang die is geboekt inzake de verbetering van de Turks-Griekse bilaterale betrekkingen; dringt er bij de Turkse Grote Nationale Vergadering op aan haar casus belli-dreigement in te trekken en verwacht van de Turkse regering dat zij een einde maakt aan de voortdurende schendingen van het Griekse luchtruim;

43.

spreekt zijn waardering uit over de verbetering van de relaties met Irak en de Koerdische regionale regering; herhaalt nogmaals zijn oproep aan de Turkse regering om bij iedere antiterroristische operatie de territoriale integriteit van Irak, de mensenrechten en het internationale recht volledig te respecteren en te waarborgen dat er geen burgerslachtoffers vallen;

Verdieping van de samenwerking tussen de EU en Turkije

44.

neemt kennis van de opening van de onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de Energiegemeenschap; verwelkomt de ondertekening door Turkije van het Intergouvernementeel Akkoord inzake de Nabucco-gaspijpleiding, waarvan de tenuitvoerlegging een van de hoogste prioriteiten van de EU op het gebied van de energiezekerheid blijft vormen, en roept op tot een snelle opening van het hoofdstuk „energie” bij de toetredingsonderhandelingen; neemt tevens kennis van de samenwerking tussen Turkije, Rusland en een aantal lidstaten van de EU bij het South Stream-project;

45.

wijst op de betekenis van Turkije als doorvoer- en bestemmingsland voor illegale migratie; verzoekt de Turkse regering dringend stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de internationale rechten inzake bescherming en opvang van migranten en asielzoekers worden geëerbiedigd; neemt kennis van de heropening van de onderhandelingen over een overnameovereenkomst EU-Turkije en dringt er bij Turkije op aan de bestaande bilaterale overnameovereenkomsten met de lidstaten volledig uit te voeren; roept de Trukse regering op nauwer samen te werken met de EU op het vlak van migratiebeheer, de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en mensenhandel; merkt in deze context op dat Turkije inspanningen levert om een werkovereenkomst te sluiten met Frontex;

46.

neemt kennis van de in toenemende mate actieve buitenlandse politiek van Turkije en waardeert de inspanningen van het land om in diverse crisisregio's bij te dragen aan een oplossing; roept de Turkse regering op haar buitenlands beleid beter af te stemmen op dat van de EU, met name ten aanzien van Iran; erkent de rol van Turkije als belangrijke partner van de EU voor het halen van de doelstellingen van het buitenlandbeleid van de EU in het Zwarte Zeegebied, Centraal-Azië en het Midden-Oosten in ruime zin; verzoekt de Commissie en de Raad het potentieel van nauwe betrekkingen tussen de EU en Turkije in deze regio's beter te benutten;

47.

verwelkomt de continue bijdrage van Turkije aan het Europese veiligheids- en defensiebeleid en aan operaties van de NAVO; betreurt evenwel dat de strategische samenwerking tussen de NAVO en de EU, die verder gaat dan de „Berlijn-plus-regelingen”, nog steeds geblokkeerd is als gevolg van Turkse bezwaren, wat negatieve gevolgen heeft voor de bescherming van de ingezette EU-manschappen, en verzoekt Turkije met klem deze bezwaren zo snel mogelijk opzij te zetten;

48.

verzoekt de Turkse regering nogmaals het Statuut van het Internationale Strafhof te ondertekenen en ter ratificatie voor te leggen en zo te zorgen voor een grotere Turkse bijdrage aan en betrokkenheid bij het wereldwijde multilaterale systeem;

49.

roept de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de EU op een analyse te maken van de synergie tussen het buitenlands beleid van de EU en dat van Turkije en om beide intensiever te benutten teneinde een bijdrage te leveren aan de veiligheid en stabiliteit in de wereld;

50.

dringt er bij Turkije op aan pragmatisch te handelen en alles in het werk te stellen om het welslagen van de onderhandelingen tussen de Grieks- en de Turks-Cypriotische leiders, die nu in een kritische fase zijn gekomen, te garanderen; merkt op dat dit mogelijk de laatste kans is om een oplossing voor de langdurige verdeling van het eiland te vinden; is ingenomen met de waardering die de secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft uitgesproken over de vastbesloten inspanningen van de leiders van beide gemeenschappen, de heer Christofias en de heer Talat, om tot een alomvattende regeling te komen;

51.

is van mening dat een oplossing voor de kwestie Cyprus tot meer stabiliteit, welvaart en veiligheid in het oostelijke gedeelte van de Middellandse Zee zal leiden, een snelle verbetering van de betrekkingen tussen de EU en de NAVO mogelijk zal maken en ook het proces van de toetreding van Turkije zelf tot de Europese Unie zal deblokkeren; stelt daarom voor dat Turkije zich bij de andere borgmachten, Griekenland en het VK, aansluit, door zijn steun toe te zeggen voor elk akkoord voor de hereniging van Cyprus dat door de heer Christofias en de heer Talat kan worden bereikt en dat de goedkeuring van de VN-veiligheidsraad krijgt;

52.

neemt kennis van het Speciaal Verslag nr. 16/2009 van de Rekenkamer, waarin een reeks leemtes wordt gesignaleerd in het beheer van de pretoetredingssteun aan Turkije; wijst er echter op dat de gecontroleerde projecten volgens de beoordeling van de Rekenkamer de beoogde resultaten hebben opgeleverd en dat deze resultaten waarschijnlijk duurzaam zijn; roept de Commissie op de aanbevelingen in het verslag van de Rekenkamer ten uitvoer te leggen wanneer steun wordt verleend in het kader van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), en met name voorrang te geven aan doelstellingen en projecten die in lijn zijn met de toetredingscriteria; verzoekt de Commissie met name een evaluatie van het gehele programma inzake pretoetredingssteun aan Turkije op te starten en bij het Europees Parlement verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging ervan;

*

* *

53.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de president van het Europese Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.


(1)  PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 284.

(2)  PB C 263 E van 16.10.2008, blz. 452.

(3)  PB C 279 E van 19.11.2009, blz. 57.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0134.

(5)  PB L 51 van 26.02.2008, blz. 4.