17.2.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 51/20 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De trans-Atlantische betrekkingen en de wereldwijde bevordering van het Europees sociaal model” (initiatiefadvies)
2011/C 51/04
Rapporteur: mevrouw BATUT
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2009 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over
De trans-Atlantische betrekkingen en de wereldwijde bevordering van het Europees sociaal model.
De afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 september 2010 goedgekeurd.
In het kader van de vernieuwing van het Comité heeft de voltallige vergadering besloten om tijdens de oktoberzitting over dit advies te stemmen en heeft zij mevrouw Batut aangewezen als algemeen rapporteur, overeenkomstig artikel 20 van het reglement van orde.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 21 oktober 2010 gehouden 466e zitting onderstaand advies uitgebracht, dat met 110 stemmen vóór en 34 tegen, bij 16 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Tegen de achtergrond van de stapsgewijze integratie van de vrije trans-Atlantische markt wil het EESC de betrekkingen tussen Europa en de VS verdiepen en daarbij met speciale aandacht voor de sociale aspecten nagaan wat de voltooiing van deze trans-Atlantische economische integratie voor gevolgen zal hebben. De Amerikaanse en Europese samenlevingen zouden op gelijke wijze moeten profiteren van de integratie, die er uiteindelijk voor moet zorgen dat ze samen beter opgewassen zijn tegen de concurrentie uit landen die economisch sterk in opkomst zijn.
1.2 Het sociaaleconomische systeem dat bekend staat als het „Europees sociaal model” (ESM) kent nergens ter wereld zijn gelijke. Het heeft de ontwikkeling van Europa vooruitgeholpen (1) en kan als schokbreker de klappen opvangen voor de burgers die door de huidige wereldwijde crisis zijn getroffen. Het EESC wijst erop dat de ondertekenaars van het Verdrag van Lissabon ervoor gekozen hebben om dit model te bevorderen. Het zou dan ook graag zien dat er in de trans-Atlantische dialoog meer aandacht komt voor de legitimiteit van:
1) |
de Europese identiteit; |
2) |
de Europese waarden en cultuur, met inbegrip van de zorg om het milieu; |
3) |
het EESC, dat via zijn leden het maatschappelijk middenveld van de EU vertegenwoordigt. |
1.3 Kenmerkend voor het Europees sociaal model zijn collectieve socialebeschermingsstelsels, openbare diensten en sociaal overleg. Het EESC doet een oproep aan alle EU-instellingen om dit model, waar de burgers groot belang aan hechten, niet alleen uit te dragen, maar ook actief te bevorderen, onder alle omstandigheden, en dan met name in het kader van de trans-Atlantische dialoog.
1.3.1 Wordt de sociale dimensie in het algemeen op de prioriteitenlijst van de EU gezet, dan zal het voor de Europeanen ook gemakkelijker worden zich te profileren en hiervoor op de bres te gaan staan in het bestaande overleg binnen zowel de TEC als de TALD (2).
1.3.2 Om de VS vertrouwder te maken met de sociale waarden waar de EU voor staat, om ervoor te zorgen dat een beter begrip aan weerszijden van de Atlantische Oceaan op den duur leidt tot convergentie bij de vooruitgang van hun sociale belangen en om meer sociaal begrip te kweken, zou de EU de Amerikaanse burgers moeten informeren over het ESM. Dat zou via de TEC en de TALD kunnen gebeuren. Om het ESM te bevorderen (3) zou de EU eerst zichtbaarder moeten worden in de VS.
1.4 Naast nieuwe financiële voorschriften zou het Europees-Atlantische gebied ook gemeenschappelijke normen moeten opstellen voor ratingbureaus, alsook nieuwe mededingingsregels die meer tegemoetkomen aan de belangen van de burgers. De EU zou zich krachtig moeten opstellen om het levenspeil van haar burgers te waarborgen en in de trans-Atlantische dialoog zou beter geluisterd moeten worden naar maatschappelijke organisaties van weerszijden van de oceaan.
1.5 De dialoog tussen maatschappelijke organisaties en de arbeidsdialoog zou zowel intern als in het kader van de betrekkingen met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven kracht moeten worden bijgezet, om te beginnen in de bestaande Europees-Amerikaanse organen. De Europese Commissie, die haar bijdrage aan de dialoog heeft verhoogd van 600 000 naar 800 000 euro voor 2011/2012, zou dit kunnen faciliteren. Het EESC is bereid om samen met zijn Amerikaanse tegenhangers de structurering van een Europees-Amerikaanse raad van het maatschappelijk middenveld op zich te nemen. Het Europees en Amerikaans maatschappelijk middenveld moeten het eens zien te worden over manieren om de werknemers inspraak te geven en voorlichting en raadpleging te bevorderen, vooral in deze cruciale periode na de financiële krach van 2008. Het EESC is van mening dat deze crisis, die nu al drie jaar duurt, voorkomen had kunnen worden als er meer transparantie aan de dag was gelegd en er meer overleg (burgerdialoog en sociale dialoog) had plaatsgevonden.
1.5.1 Met de trans-Atlantische dialoog moet er ook naar gestreefd worden om van elkaar te leren en om de mensenrechten en de politieke en burgerrechten, maar ook de economische en sociale rechten, concreet te helpen bevorderen. De EU moet er in de trans-Atlantische dialoog op wijzen dat de economische en sociale rechten van de burgers onlosmakelijk met haar samenlevingsmodel zijn verbonden.
1.5.2 Het zou de dialoog tussen Europa en de VS ten goede komen als er ook sociale kwesties werden behandeld die aan weerszijden van de Atlantische Oceaan essentieel zijn voor de maatschappelijke cohesie, bijv. onderwijs en levenslang leren, die een nationale maar ook „federale” bevoegdheid zijn en waar de op kennis gebaseerde diensteneconomie in beide samenlevingen niet omheen kan. Om werkgelegenheid te scheppen en het levenspeil van de Europeanen te verbeteren is het allereerst zaak dat de bevordering van productieve investeringen en innovatie bovenaan de politieke agenda wordt gezet, want de Verenigde Staten hebben ter zake een veel groter creërend en stimulerend vermogen ontwikkeld dan Europa.
1.5.3 Aan de hand van samen opgestelde indicatoren zou de toestand op sociaal en arbeidsgebied in de VS en Europa beoordeeld en met elkaar vergeleken kunnen worden, zo meent het EESC.
1.6 Het migratievraagstuk is voor democratische samenlevingen belangrijk en zou volgens het EESC dan ook aan de orde moeten komen tijdens de sociale trans-Atlantische dialoog, waarbij ook het Europees Integratieforum (EIF) zou kunnen worden betrokken.
1.7 Volgens het EESC kan de trans-Atlantische dialoog bijdragen tot een snellere bewustwording van de noodzaak van meer duurzaamheid en consumentenbescherming en kunnen maatschappelijke organisaties en consumenten in de VS en de EU hierbij een rol vervullen.
1.8 Het EESC wil voor vernieuwing zorgen door vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties een rol te geven in de instellingen voor de trans-Atlantische dialoog. De EU zou zich op sociaal gebied in deze dialoog nu eindelijk eens „Europees” moeten opstellen. In alle fases van de trans-Atlantische dialoog zou de sociale dimensie in aanmerking moeten worden genomen.
1.9 Door het goedkeuren van een samenwerkingsprogramma en het oprichten van een trans-Atlantische economische raad (4) hebben beide partijen zich ertoe verbonden om sneller tot echte integratie te komen teneinde tegen 2015 een eenvormige trans-Atlantische markt te creëren (5). Hier zitten tal van haken en ogen aan, met name op wetgevingsgebied, maar de doelstelling is aangegeven en het EESC zou er zich nu al van willen vergewissen dat er wordt vastgehouden aan de in het verleden gemaakte keuzes waarmee Europa zijn sociale model (6) gestalte heeft gegeven. De Europese en Amerikaanse samenlevingen vertonen gelijkenissen vanwege de waarden waarop ze zich beroepen, maar zijn op sociaal vlak niet zo gemakkelijk „integreerbaar”. De Europeanen geven toe dat sommige aspecten van hun model als gevolg van de huidige economische crisis moeten worden aangepast, maar dat doen ze om de beginselen van het model op lange termijn beter te kunnen redden.
2. Economische integratie
2.1 De VS zijn de drijvende kracht achter het Noord-Amerikaanse economische blok dat met de NAFTA-overeenkomst is ontstaan. De EU-lidstaten en de VS zijn samen goed voor 60 % van het mondiale bbp, 40 % van de wereldhandel en 62 % van de rechtstreekse investeringen. Zeven miljoen arbeidsplaatsen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan zijn van de trans-Atlantische betrekkingen afhankelijk.
2.2 Voordat de crisis in de VS en de EU toesloeg, verscheen er een OESO-rapport (7) waarin werd becijferd dat volledige integratie van beide economieën elk van de partners 3 % economische groei zou kunnen opleveren en hun samen het economische leiderschap zou geven over vrijwel alle andere landen in de wereld.
2.3 Naar het oordeel van het EESC zouden de Europees-Amerikaanse betrekkingen door de crisis wel eens kunnen veranderen en is het hoog tijd om in het kader van de TEC en de TALB een discussie tussen de sociale partners over de modellen aan te moedigen. De crisis zal de integratie mogelijk afremmen, zodat er tijd vrijkomt om samen te bekijken wat bijv. het nut is van overlegorganen (die in de VS minder aanwezig zijn) en in hoeverre immigratie, waarmee beide blokken op maatschappelijk èn werkgelegenheidsgebied te maken hebben, als middel kan dienen om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen (arbeidskrachtenreservoir).
2.4 De herstelplannen van de EU en de VS mogen dan niet met elkaar te vergelijken zijn, de gevolgen ervan zijn wel dezelfde, nl. een oplopend overheidstekort, een sterker overheidsingrijpen en een luider wordende roep om meer toezicht en om een nieuwe kijk op de herverdeling van de rijkdom. Over deze verschillen en overeenkomsten zou van gedachten kunnen worden gewisseld in de TALD en in het nog op te richten bilaterale adviesorgaan.
2.4.1 De gevolgen van de crisis worden besproken op hoog niveau (EU/VS-topontmoetingen), net als tal van andere onderwerpen die deel uitmaken van de bestaande platformen voor dialoog tussen de Commissie en haar gesprekspartners binnen de Amerikaanse regering en bijbehorende instanties voor financiën, economie en de binnenlandse markt. De burgers in Europa lijden onder het feit dat de regels voor de handelwijzen van banken en ratingbureaus tekortschieten (8) en dat de transparantie in dezen sterk te wensen overlaat. De burger draait bovendien voor de herstelplannen op en moet toezien hoe er bezuinigd wordt op zijn sociale bescherming, die te duur zou zijn, terwijl „bevordering van de economische en sociale vooruitgang” van de Europese volkeren nu juist een Verdragsdoelstelling is. De financiële stelsels hebben gefaald en de reële economie ernstige schade toegebracht. Hierdoor worden de problemen met de sociale stelsels, die te wijten zijn aan een gebrek aan groei en werkgelegenheid, nog verergerd. Omdat protectionisme niet per definitie bevorderlijk is voor de werkgelegenheid, pleit het EESC voor onbelemmerde handel en investeringen, mits de sociale rechten niet worden vergeten. Om het vertrouwen te herstellen – iets wat de hoogste prioriteit heeft – zijn wel nieuwe en goed doordachte regelingen voor de financiële markten nodig. Daarnaast is het in de ogen van het EESC van het grootste belang dat in het kader van de trans-Atlantische dialoog aandacht wordt besteed aan de versterking van de sociale dimensie van economie en handel. Het EESC zou graag zien dat de EU-afgevaardigden in de trans-Atlantische dialoog, in hun rol van vertegenwoordigers van de burgers, inzake economische en handelskwesties blijven opkomen voor het Europees sociaal model. De Commissie op haar beurt zorgt ervoor dat het Verdrag in acht wordt genomen en dat de bepalingen ervan ten uitvoer worden gelegd.
2.4.2 Het zou volgens het EESC goed zijn als de landen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan hun economische banden aanhalen en als de EU-lidstaten onderling solidariteit aan de dag leggen. Beide elementen zouden ertoe kunnen bijdragen om de groei weer aan te zwengelen en de economie te ontwikkelen, maar een en ander moet wel gelijke tred houden met de ontwikkeling van het Europese sociale beleid. Zo is er voor de Europeanen in de dialoog tussen maatschappelijke organisaties genoeg om over te onderhandelen.
2.5 Veel burgers zijn onbekend met het plan voor integratie van het trans-Atlantische gebied („transatlantic marketplace”) (9). In de Noord-Amerikaanse integratieovereenkomst NAFTA werden sociaal en milieubeleid slechts stiefmoederlijk bedeeld en werd niet ingezet op werkgelegenheidsbevordering in de bij de overeenkomst betrokken landen. Het is zaak om hiervan de balans op te maken: het milieu in de VS, Canada en Mexico is erop achteruitgegaan, de lonen zijn gedaald en arbeidsplaatsen zijn verdwenen naar China. De Europese integratie heeft enerzijds welvaart gegenereerd (toename van het bbp), maar er anderzijds ook toe geleid dat mijnen en scheepswerven zijn gesloten, de metaal- en textielindustrie het loodje hebben gelegd en hele sectoren - zoals de landbouw, de visserij en de auto-industrie - op de schop zijn gegaan. Meteen al bij de totstandbrenging van de gemeenschappelijke markt is er echter voor bepaalde compensaties gezorgd. Het EESC zou graag zien dat er in een vroeg stadium van gedachten kan worden gewisseld over de sociale en milieugevolgen (bijv. ggo's) van de huidige integratie. Sommige gevolgen zijn al een feit; denken we maar aan de werkgelegenheid in de filmindustrie en aan de bescherming van persoonsgegevens in het kader van SWIFT.
3. Mogelijke effecten van trans-Atlantische integratie
3.1 Economie en handel zijn in de EU en de VS op vergelijkbare wijze gestructureerd. Als eerste effect zou men kunnen verwachten dat de concurrentie scherper wordt, niet zozeer wat prijzen betreft als wel waar het om kwantiteit, kwaliteit en differentiëring van producten gaat. De wisselkoers van de dollar maakt het de VS mogelijk om in de export weer concurrerender te worden. De rentetarieven liggen in de VS lager en de FED reageert sneller dan de ECB. Zonder ingrijpende hervormingen zou de eurozone momenteel niet over het reactievermogen beschikken om te evolueren in een grote trans-Atlantische markt.
3.2 De integratie zou wel eens zwaar op de arbeidskosten en -voorwaarden kunnen doorwegen en tot grotere arbeidsonzekerheid kunnen leiden. Dit is allesbehalve denkbeeldig, want in het kader van een strategie van „competitieve desinflatie” is de arbeidsmarkt geflexibiliseerd en is er sprake van sterkere loonmatiging en meer bedrijfsverplaatsingen. De Europeanen vrezen dat zij hun normen op het gebied van volksgezondheid, milieu en sociaal beleid en hun werkgelegenheids- en levenspeil onder druk zullen moeten verlagen, terwijl integratie nu juist beide partijen ten goede moet komen. Betere economische prestaties en een hogere productiviteit kunnen voor een deel een oplossing zijn, maar een aantal van de mensen die werkloos zijn geraakt, krijgen hun baan niet terug. De EU-lidstaten, die na de oorlog heropgebouwd zijn op basis van een sterke interne sociaaleconomische consensus, hebben nu al te maken met spanningen als gevolg van het feit dat hun respectieve systemen uiteenlopen. Deze spanningen zijn sterk aan het licht gekomen in mei 2010, met speculaties tegen de gemeenschappelijke munt.
3.3 Nu productieprocessen alsmaar meer versnipperd raken (10), zouden de opkomende landen wel eens de grote winnaars kunnen worden van een trans-Atlantische integratie die de concurrentie tussen de twee grootste economieën van de OESO zou kunnen verhevigen. Voor het EESC is dit een van de belangrijkste thema's die aan bod moeten komen in de trans-Atlantische dialoog.
4. Praktische aspecten van integratie
4.1 Er kan geen Europees-Atlantisch blok worden geschapen als de betrokken volkeren in onwetendheid worden gehouden. De Unie zou democratisch te werk kunnen gaan en op de bres kunnen gaan staan voor overleg met de burgers en met de wereld van de arbeid, zowel intern als in het kader van de organen die Europa en de VS hiervoor hebben opgericht. De Europese Commissie zou een en ander kunnen faciliteren door er nòg meer middelen voor uit te trekken, al heeft ze het budget ervoor onlangs verhoogd. (11) Het EESC is bereid om samen met zijn Amerikaanse tegenhangers de structurering van een Europees-Amerikaanse raad van het maatschappelijk middenveld op zich te nemen.
4.2 Voorts is het EESC van mening dat er over de trans-Atlantische integratie een raadpleging onder de burgers zou moeten worden gehouden, overeenkomstig het Verdrag van Lissabon. Als de besluitvormingsinstellingen zich niet duidelijk uitspreken voor de internationale bevordering van het Europees sociaal model, dreigt met de Europees-Atlantische integratie het Europees „sociaal pact” te worden ontmanteld; de burgers moeten dan ook worden geraadpleegd.
4.3 Het EESC zou graag zien dat er in de trans-Atlantische dialoog meer aandacht komt voor de legitimiteit van:
1) |
de Europese identiteit; |
2) |
de Europese waarden en cultuur, met inbegrip van de zorg om het milieu; |
3) |
het EESC, dat via zijn leden het maatschappelijk middenveld van de EU vertegenwoordigt. |
5. Regelgeving voor banken
5.1 De geglobaliseerde economie moet dringend worden hervormd. Het EESC vindt het jammer dat de hervorming van internationale financiële instellingen zo traag verloopt; dit komt de eerlijke mededinging en de handhaving van het algehele sociale evenwicht niet ten goede.
5.2 Het is hoog tijd dat er samen gemeenschappelijke voorschriften voor ratingbureaus worden vastgesteld om te voorkomen dat hun optreden negatief uitpakt (12); eerst gaven ze een goede rating aan de banken die de crisis hebben veroorzaakt, terwijl ze nu een slechte rating geven aan landen die met schulden en tekorten kampen als gevolg van hun pogingen om diezelfde banken er weer bovenop te helpen, waarvoor uiteindelijk de burgers opdraaien. Ook het optreden van banken en ratingbureaus is een thema dat maatschappelijke organisaties uit de EU en de VS in het kader van de trans-Atlantische dialoog zouden kunnen bespreken.
6. Vrijheden en mensenrechten
6.1 Sommige beginselen zijn algemeen aanvaard, maar worden door beide partijen verschillend ingevuld; zo wordt de vrijheid van reizen nog niet door alle Europeanen en Amerikanen op gelijke wijze behandeld. Er zou moeten worden toegewerkt naar meer harmonisatie op het vlak van visa, paspoorten en veiligheidscontroles, uitgaande van een gezamenlijk overeengekomen model.
6.2 De kwestie-SWIFT (13) vormt een illustratief voorbeeld: in zijn wetgevingsresolutie van 11 februari 2010 (14) had het Europees Parlement zich uitgesproken tegen de vernieuwing van een overeenkomst inzake de verwerking van financiële gegevens en de doorgifte daarvan van de EU naar de VS door het bedrijf SWIFT. Het ging erom of er ten behoeve van het traceren van terrorismefinanciering wel of niet rechtstreekse toegang tot Europese servers mocht worden verleend. Doordat het EP nieuwe bevoegdheden had gekregen, kon het deze massale doorgifte aan de VS van vertrouwelijke gegevens van Europeanen over hun betalingsberichtenverkeer in nieuw perspectief zien: deze doorgifte komt er de facto op neer dat zij hun waarborgen en bescherming verliezen die zij op grond van het recht van de lidstaten en van de EU genieten. De Europarlementariërs wilden inzake rechtsbescherming duidelijkheid scheppen over hun visie op de trans-Atlantische markt. Ze richtten zich liever op een Europeser systeem, een nieuwe rol voor Europol, en de noodzaak van een recht op schadevergoeding voor de burgers. Er is thans nog geen sprake van volledige garanties, maar de op 8 juli 2010 getekende overeenkomst kan ieder jaar worden herzien. Dat gaat in de richting van de wens van commissaris Barnier, die heeft aangegeven dat de interne markt ten dienste zou moeten staan van een samenlevingsplan dat door de Europese instellingen gezamenlijk is opgesteld (15). Dat wil het EESC ook met dit advies bereiken: dat de EU met respect voor haar grote Amerikaanse buur haar eigen visie op de trans-Atlantische markt verdedigt en het ESM promoot.
6.3 Het recht op leven, bio-ethiek en andere zaken waarover de EU vooruitstrevend denkt, verdienen bescherming en moeten in onderling overleg buiten handelsovereenkomsten worden gehouden.
6.4 Het EESC zou graag zien dat het trans-Atlantische partnerschap daadwerkelijk bijdraagt tot naleving van de mensenrechten en de politieke en burgerrechten, maar ook de economische en sociale rechten. De VS heeft een enorme geschiedenis wat de strijd voor politieke en burgerrechten betreft en de EU heeft daaraan de economische en sociale rechten toegevoegd. Het belang van beide continenten ligt in de politieke bereidheid om ervoor te zorgen dat al hun burgers en bewoners kunnen profiteren van het volledige aanbod rechten en mogelijkheden van elk van de continenten.
7. Sociale rechten
7.1 Het EESC heeft al eerder opgemerkt dat de trans-Atlantische „sociale” dialoog nog weinig potten heeft kunnen breken (16). Men lijkt ervan uit te gaan dat de sociale rechten onder de „grondrechten” vallen, maar de betekenis is feitelijk die van „burger- en politieke rechten”.
7.2 Het EESC kan er niet mee volstaan om er op gezette tijden bij stil te staan dat de VS en de EU dezelfde waarden delen en dat ze, naast de economie, ook met elkaar gemeen hebben dat ze opkomen voor vrijheid, democratie en mensenrechten. De EU zou er in haar externe optreden altijd op moeten wijzen dat de andere „grondrechten”, d.w.z. de sociale rechten, een onlosmakelijk onderdeel van haar visie vormen. De basisteksten van de Unie bevatten een „horizontale sociale clausule” op grond waarvan er bij de vaststelling en uitvoering van haar beleid rekening moet worden gehouden met „de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid” (17).
7.3 Wat nu juist zo kenmerkend is voor Europa t.o.v. andere continenten, zijn de „sociale staat”, de sociale systemen en de naleving van de sociale rechten, die inherent zijn aan de mensenrechten.
In het ESM gaat bescherming van de openbare vrijheden hand in hand met de mechanismen van de sociale markteconomie en een krachtige overheid. Het heeft drie pijlers, nl. stelsels voor collectieve sociale bescherming, openbare diensten en sociale dialoog. Het vat de „Europese manier van leven” min of meer samen. Het EESC vindt het jammer dat de EU dit model niet uitdrukkelijk propageert. Al deze aspecten komen in het Verdrag van Lissabon ter sprake. Dit model moet politiek gepromoot worden in het kader van de boodschap „Europa = welzijn voor iedereen”, ook in de trans-Atlantische betrekkingen. Het EESC vindt dat de EU in de Europees-Atlantische besprekingen een centrale plaats moet opeisen voor de elementen van deze „sociale staat”. Gebeurt zulks niet, dan zal dit ten koste gaan van de burgers, de identiteit en de diversiteit van Europa.
8. Socialebeschermingsstelsels
8.1 De Europeanen hebben geaccepteerd dat er via de nationale systemen voor collectieve sociale bescherming een zekere herverdeling van nationale welvaart is, maar deze staat op de helling als gevolg van de toenemende mondialisering van het handelsverkeer. Als de EU niet op de bres gaat staan voor het Europees sociaal model, dan dreigt de „sociale staat” te worden ontmanteld. De hele samenleving is erbij gebaat als werkenden meer tijd overhouden om door te brengen met hun gezin - hoeksteen van de Europese maatschappij -, als betaald zwangerschaps- en ouderschapsverlof voldoende lang is om een goede ontwikkeling van het kind te bevorderen, als de verstrekking van uitgebreide zorg is gewaarborgd en als hulpbehoevende ouderen worden bijgestaan: dat zijn geen cadeautjes van de staat, want de forse bedragen die hiervoor anders in één keer opgehoest hadden moeten worden, zijn gespreid via premies en/of belastingen die de begunstigden in de loop der jaren hebben betaald.
8.2 Momenteel is op dit vlak sprake van ongelijke trans-Atlantische verhoudingen. De VS vormen een federatie zonder sociale staat (noch op federaal niveau, noch op dat van de afzonderlijke staten), maar denken na over sociale veranderingen (federale wet op de ziektekostenverzekering). In de EU bestaat de „sociale staat” in elke lidstaat, maar nog niet voor de drie pijlers op het „federale” niveau, dat convergentiedoelstellingen aanbeveelt via zijn open coördinatiemethode. Het EESC vindt dat deze onevenwichtige verhouding tussen de EU en de VS niet mag worden gelijkgetrokken door het ESM af te zwakken. Het vraagt zich af of de rechten van de lidstaten in het proces van trans-Atlantische integratie wel overeind kunnen blijven als de EU geen actie onderneemt en de politieke bereidheid om het Europees model te promoten, juist in deze crisisperiode, ontbreekt.
8.3 In de door het EESC zo gewenste trans-Atlantische sociale dialoog zou aandacht moeten worden besteed aan de kwestie „openheid/veiligheid”, die in de huidige ontwikkelingen centraal staat. Het gaat om het welzijn van resp. 300 en 500 miljoen mensen.
8.4 De sociale stelsels in Europa hebben vaak een gelijkwaardige omvang als de begrotingen van de landen. In de VS gaat 16 % van het bbp naar gezondheidszorg; dat is een flink percentage, maar er zijn minder mensen gedekt tegen ziektekosten dan in Europa, waar de gezondheidszorgkosten een stuk lager liggen (gemiddelde van de OESO-landen: 8,9 % van het bbp). De omvang van die uitgaven maakt dat de reële economie kan functioneren. Ze zijn van vitaal belang om de gevolgen van de crisis voor het land en de burgers op te vangen, tenzij gebruik wordt gemaakt van individuele verzekeringen op basis van particuliere financieringsfondsen die zijn overgeleverd aan de nukken en grillen van de markt. Volgens het EESC is het aan de overheid om via een besluit te voorkomen dat volledige openstelling aan de concurrentie in het kader van een grote geïntegreerde Europees-Amerikaanse economische zone ten koste gaat van de bescherming van de burgers. Het EESC is dan ook ingenomen met het succes van de huidige Amerikaanse regering om een vernieuwend ziektekostenverzekeringsstelsel in te voeren.
8.4.1
8.4.1.1 De burgers onderschrijven het doel van de Unie om tot sociale convergentie naar boven toe te komen in combinatie met het beginsel dat er geen sprake mag zijn van sociale achteruitgang. Aan dit doel moet worden vastgehouden. Vrouwen in Europa zouden bijvoorbeeld nooit accepteren dat hun recht op moederschapsverlof wordt ingeperkt; in de VS is dit verlof erg kort en soms zelfs onbetaald.
8.4.1.2 Het zou goed zijn als in de dialoog tussen Europa en de VS ook dergelijke kwesties, die zo cruciaal zijn voor de sociale samenhang aan weerszijden van de oceaan, aan de orde kwamen. De Amerikaanse samenleving is sterk verdeeld over het voorstel om de bescherming op het gebied van volksgezondheid collectief te regelen en uit de belastingopbrengsten te bekostigen, onder toezicht van de volksvertegenwoordigers. Hieruit blijkt volgens het EESC dat de Amerikanen misschien onvoldoende bekend zijn met het Europese model, dat niet op continentaal niveau gecentraliseerd is en toch de solidariteit waarborgt voor iedereen, ook voor niet-ingezetenen, via algemene ziektekostenstelsels die bijdragen tot het bbp. Het EESC zou daarom graag zien dat de EU haar model meer onder de aandacht brengt van de Amerikaanse burgers. Dat zou via de dialoog tussen maatschappelijke organisaties kunnen gebeuren.
8.4.2
8.4.2.1 Net als voor de andere onderdelen van de socialebeschermingsstelsels geldt ook op dit punt dat er tussen Europeanen verschillen bestaan, met aanzienlijke gevolgen voor de algemene economie. In dit verband zouden vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties hun stem moeten kunnen laten horen in de Europees-Amerikaanse dialoog, omdat handelsakkoorden tussen de twee gemeenschappen ingrijpende gevolgen voor het levenspeil van de burgers kunnen hebben.
8.4.3
8.4.3.1 In alle EU-lidstaten bestaan er openbare stelsels voor werkloosheidsuitkeringen. Wordt het Atlantische gebied geïntegreerd, dan dreigt er - uit hoofde van de vrije mededinging - meer flexibiliteit te komen zonder dat hier meer zekerheid tegenover staat. Voor zowel Europeanen als Amerikanen is er gegronde vrees dat ze erop achteruit zullen gaan (18). De situatie van werknemers in de VS is sinds 1970 verslechterd. Met de crisis neemt de bestaansonzekerheid aan weerszijden van de Atlantische Oceaan toe en zijn er steeds meer mensen die werk hebben en toch arm zijn (working poor). Gezien de historische economische crisis wordt aan beide kanten van de oceaan gevreesd dat meer flexibiliteit tot verdere verslechtering leidt. Volgens het EESC kan flexizekerheid soms goed uitpakken voor werknemers als echt voor de beloofde zekerheid wordt gezorgd, maar gaat er niets boven een stabiele arbeidsplaats die een behoorlijk loon en pensioen oplevert. De Europese Unie heeft een lange traditie van sociaal overleg waarin met de belangen van de verschillende partijen rekening wordt gehouden. Ook beschikt de EU over teksten inzake de sociale dialoog en over instellingen. Dit vereist representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties die bij het voeren van onderhandelingen stevig in de schoenen staan.
9. Openbare diensten (19)
9.1 Onderwijs
9.1.1 De universiteiten in de VS, waarvoor betaald moet worden, worden tot de beste ter wereld gerekend. Zij oefenen een grote aantrekkingskracht uit op Europese studenten en docenten. Net als de Europeanen zien ook de Amerikanen in dat de banen van de toekomst vooral gereserveerd zullen zijn voor goed opgeleide en hooggekwalificeerde werknemers.
„Zij zullen de beste papieren hebben om goed betaalde banen te vinden en dragen zo bij tot de Amerikaanse welvaart.
Het aantal arbeidsplaatsen waarvoor een hoger studieniveau vereist is, zal waarschijnlijk sneller stijgen dan het aantal laaggekwalificeerde banen, omdat de grootste groei verwacht wordt voor arbeidsplaatsen waarvoor men een universitair diploma nodig heeft of een diploma van postmiddelbaar beroepsonderwijs.”
[Executive Office of the President of United States - Council of Economic Advisers (CEA), „Jobs of the Future”.]
9.1.2 Opleiding vormt een brug naar de toekomst. In de EU, waar het onderwijs over het algemeen gratis is, is de kansenongelijkheid toegenomen doordat de openbaredienstverlening achteruitloopt en de nationale overheden de hand op de knip moeten houden. In het licht van de strategie van Lissabon spoort de EU de lidstaten aan om in de eerste plaats het hoger onderwijs (universiteiten en hogescholen) en wellicht later ook het middelbaar onderwijs af te stemmen op de behoeften van het bedrijfsleven.
9.1.3 Door onderwijs voor allen mogelijk te maken en daarmee mannen en vrouwen gelijke kansen te bieden, en door het combineren van werk en privéleven gemakkelijker te maken, zou ervoor gezorgd moeten worden dat de burgers gegarandeerd alle kansen krijgen. Hierover en over levenslang leren en de financiering daarvan zouden Amerikanen en Europeanen met elkaar in gesprek kunnen gaan en ervaringen kunnen uitwisselen, zodat beide samenlevingen kunnen profiteren van de op kennis gebaseerde diensteneconomie, waarbij wel manieren moeten worden gevonden om rekening te houden met degenen die er geen toegang toe kunnen krijgen.
9.2 Algemene Overeenkomst inzake handel in diensten (GATS)
9.2.1 De burgers van de EU hebben ervoor geknokt om hun filmindustrie te redden en het eigen karakter van de Europese cultuur te beschermen tegen de risico's die gepaard gaan met de wereldwijde liberalisering van diensten. Opkomen voor de Europese identiteit houdt in dat er meer dialoog tussen culturen moet komen om de uit diversiteit voortvloeiende rijkdom in stand te houden. Heel wat aspecten houden hiermee verband, zoals werkgelegenheid, behoud van erfgoed en de ontwikkeling van innovatie en creativiteit.
9.2.2 Cultuur is niet louter koopwaar. Het EESC vindt dat cultuur deel moet uitmaken van de trans-Atlantische dialoog tussen maatschappelijke organisaties.
9.3 Immigratie en integratie: een geval apart
9.3.1 Beide vergrijzende samenlevingen staan voor de taak om de immigratie in goede banen te leiden. Hamvraag is hoe in het licht van de vergrijzing kan worden voldaan aan de behoefte aan arbeidskrachten, waarbij moet worden nagegaan welke mate van immigratie nog aanvaardbaar is met het oog op de sociale samenhang. Deze „tolerantiedrempel” hangt af van het inburgeringsbeleid, dat gebaseerd moet zijn op een totaalaanpak voor de lange termijn, uitgaande van tweerichtingsverkeer tussen immigranten en gastland. De druk van binnenuit en van buitenaf is groot. Het migratievraagstuk is voor democratische samenlevingen belangrijk en zou volgens het EESC dan ook aan de orde moeten komen tijdens de trans-Atlantische sociale dialoog, waarbij in dit opzicht ook het EIF zou kunnen worden betrokken.
10. Sociale dialoog
10.1 Dit is een van de punten waarop de twee samenlevingen het meest van elkaar verschillen. De sociale dialoog, die zich in de loop van de Europese geschiedenis een vaste plek heeft verworven, maakt nu deel uit van de Europese cultuur, terwijl de Amerikaanse burgers er niet over beschikken en dus minder middelen hebben om hun stem te laten horen. Europa en de VS moeten er samen meer voor ijveren om werknemers inspraak te geven en voorlichting en raadpleging te bevorderen, vooral in deze cruciale periode na de financiële krach van 2008. Volgens het EESC moeten er samen normen worden opgesteld waarmee de toestand op sociaal en arbeidsgebied in de VS en Europa (met name wat werktijden en sociale voorzieningen betreft) beoordeeld en met elkaar vergeleken kan worden, teneinde een duidelijk beeld te krijgen van beider concurrentievermogen; in het kader van de mondialisering van de handel worden lonen immers nog steeds als „aanpassingsvariabele” gebruikt.
10.2 Het EP stelt in zijn resolutie van 2009 voor dat er wordt nagedacht over een beleidsmix met het Amerikaanse Congres en dat de centrale banken van de VS en de EU meer toenadering tot elkaar zoeken. De verdragen van de IAO zijn in de VS echter niet geratificeerd. Uit een studie (20) blijkt dat veel werknemers in de VS niet in aanmerking komen voor fundamentele beschermingsmaatregelen zoals het recht op minimumloon, op uitbetaling van overuren, op een middagpauze, op een ongevallenvergoeding en op het vragen van betere arbeidsomstandigheden.
10.3 Het EESC vindt dat vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, en met name van vakbonden, momenteel te weinig inspraak in de trans-Atlantische sociale dialoog hebben.
11. Milieu
11.1 Een daadkrachtig Amerikaans milieubeleid zal gevolgen hebben voor de begrotingsmogelijkheden en voor de werkgelegenheid. Volgens het EESC kan de trans-Atlantische dialoog bijdragen tot een snellere bewustwording van de noodzaak van meer duurzaamheid en kunnen maatschappelijke organisaties en consumenten een rol vervullen in het streven naar een groenere economie.
11.2 De EU en de VS zouden samen nieuwe industrietakken moeten kunnen ontwikkelen rond de behoefte aan energie uit duurzame bron. Californië en Portugal hebben dezelfde keuzes gemaakt ten aanzien van de toekomstige rol van zonne- en windenergie. Het zou volgens het EESC nefast zijn voor de toekomst van de twee grote machtsblokken als ze ideeën hebben en vervolgens Chinese technologie gaan gebruiken (bijv. voor fotovoltaïsche energie).
12. Institutioneel niveau
12.1 Het EESC heeft in zijn vorige advies over de trans-Atlantische betrekkingen geschetst in welke richtingen de TALD en de TEC zouden kunnen evolueren.
12.2 Het EESC zou voor vernieuwing willen zorgen en in een trans-Atlantische dialoog tussen maatschappelijke organisaties institutioneel plaats willen inruimen voor vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Alle overlegdocumenten, rapporten, studies en overeenkomsten die in het kader van de trans-Atlantische betrekkingen worden opgesteld, zouden een hoofdstuk moeten bevatten over de sociale gevolgen van geplande maatregelen, los van de vraag hoeveel banen ermee worden geschapen. De lidstaten hebben de EU nog geen geïntegreerd sociaal beleid gegeven, terwijl de Unie in de praktijk over een echt gemeenschappelijk model beschikt en ze zich in de dialoog met de VS op haar visie zou kunnen laten voorstaan. De EU moet haar ESM bevorderen door zich in de VS meer te profileren.
Brussel, 21 oktober 2010
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Getuige de stijging van het bbp van de lidstaten sinds de EU werd opgericht; zie ook voetnoot 6.
(2) TEC: trans-Atlantische economische raad; TALD: trans-Atlantische arbeidsdialoog, vakbondsdialoog.
(3) PB C 309 van 16.12.2006, blz. 119-125.
(4) Overeenkomst in het Witte Huis ondertekend door G.W. Bush, A. Merkel en J.M. Barroso.
(5) EP-resolutie over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen, 26 maart 2009.
(6) Voor het Europees sociaal model, zie de Preambule bij het Verdrag van Lissabon: „Bevestigend hun gehechtheid aan de sociale grondrechten zoals omschreven in het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekende Europees Sociaal Handvest en in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989…”; zie VEU, art. 3, 6, 32; zie VWEU, art. 9 en Titel X; zie Verdrag van Lissabon – Handvest van de grondrechten, art. 28, 34, 35, 36.
(7) OESO, afdeling Economische zaken, The benefits of liberalising product markets and reducing barriers to international trade and investments: the case of the USA and the EU (2005).
(8) Hoofdstuk 1, PB C 277 van 17.11.2009, blz. 117-124.
(9) Dit plan voor de betrekkingen tussen de EU en VS is in maart 1998 gezamenlijk gepresenteerd door de commissarissen Leon Brittan (Buitenlandse Handel), Martin Bangemann (Industrie en Telecommunicatie) en Mario Monti (Interne Markt). Het bestaat uit vier onderdelen: 1) een vrijhandelszone voor diensten; 2) opheffing van technische handelsbelemmeringen, met name via overeenkomsten voor wederzijdse erkenning; 3) liberalisering op het gebied van overheidsopdrachten, intellectuele eigendom en investeringen; 4) eventueel de geleidelijke afschaffing van douaneheffingen op industrieproducten tegen 2010, later uitgesteld tot 2015.
(10) De deïndustrialisering schrijdt voort, zowel in Europa als in de VS, waar de werkgelegenheid in de productiesectoren de voorbije tien jaar met 30 % is afgenomen en het aandeel van de VS in de wereldhandel is gedaald van 13 % tien jaar geleden naar 9 %. In de EU gaat de delokalisatie van bedrijven door. Wat de arbeidsduur betreft, zij verwezen naar een studie van Rones & al, 1997, geciteerd in Revue Internationale de l'IRES, nr. 54, januari 2001.
(11) In 2009 heeft DG Relex van de Europese Commissie een oproep gedaan tot het indienen van voorstellen voor projecten van het maatschappelijk middenveld ter aanmoediging van de dialoog tussen de EU en de VS (hiervoor is een bedrag van 800 000 euro beschikbaar).
(12) PB C 277 van 17.11.2009, blz. 117-124.
(13) SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication): Amerikaanse onderneming naar Belgisch recht die de uitwisseling van financiële gegevens betreffende ruim 200 landen beheert.
(14) PE (05305/1/2010 REV1 - C7-0004/2010-2009/0190 (NLE). SWIFT II-overeenkomst, EP, 8 juli 2010 (11222/1/2010/REV1 en COR1-C7-0158/2010-0178-(NLE)).
(15) Debat van 17 maart 2010, georganiseerd door Euractiv.fr met de permanente vertegenwoordiging van de Commissie in Parijs, en met steun van Depositary Trust and Clearing Corporation (DTCC) - in: Questions d'Europe no. 165 van 6 april 2010, Stichting Robert Schuman.
(16) PB C 288 van 22.9.2009, blz. 32-39
(17) Artikel 9 VWEU
(18) „Middle Class in America” http://www.commerce.gov/s/groups/public/@doc/@os/@opa/documents/content/prod01_008833.pdf
(19) PB C 128 van 18.5.2010, blz. 97-102
(20) O.l.v. Annette Bernhardt, Policy Co-Director National Employment Law Project (NELP).
BIJLAGE
bij het advies van het Comité
Het volgende wijzigingsvoorstel, waarvoor minstens een kwart van de stemmen werd uitgebracht, werd tijdens de beraadslaging verworpen:
Paragraaf 1.4
Als volgt wijzigen:
„Naast nieuwe financiële voorschriften zou het Europees-Atlantische gebied ook gemeenschappelijke normen moeten opstellen voor ratingbureaus, alsook nieuwe mededingingsregels die meer tegemoetkomen aan . het levenspeil van burgers ”
Stemmen vóór |
: |
66 |
Stemmen tegen |
: |
76 |
Onthoudingen |
: |
21 |