14.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 339/7 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Duurzame ontwikkeling van kustgebieden”
(initiatiefadvies)
(2010/C 339/02)
Rapporteur: dhr. BUFFETAUT
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 26 februari 2009 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over:
Duurzame ontwikkeling van kustgebieden.
De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 oktober 2009 goedgekeurd.
Het EESC heeft tijdens zijn op 20 en 21 januari 2010 gehouden 459e zitting (vergadering van 20 januari) onderstaand initiatiefadvies uitgebracht, dat met 138 stemmen vóór, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Met in totaal zo'n 136 000 km kustlijn heeft de EU een sterke troef in handen, maar de aantrekkingskracht en dus ook de overlevingskansen van kustgebieden kunnen in gevaar komen door een te sterke demografische druk en door bouwspeculatie, landbouw, economie en toerisme. De toekomst van kustgebieden is alleen verzekerd als een in economisch, sociaal en milieuopzicht duurzaam beleid wordt gevoerd.
Met het oog daarop doet het EESC de volgende aanbevelingen:
1.2.1 Milieubescherming
— |
vorming van een netwerk van beheerders van beschermde kustgebieden en invoering van een Europees keurmerk voor dergelijke gebieden; |
— |
invoering van een Europese gegevensbank waarin de lidstaten informatie over adequate wet- en regelgeving ter bescherming van kustgebieden kunnen opslaan en raadplegen; |
— |
constante aandacht voor het nog al te vaak verwaarloosde probleem van de vele „onnatuurlijke” bouwwerken in kustgebieden (andere dan constructies die het natuurlijk, historisch en cultureel erfgoed en de bevolking van kustgebieden moeten beschermen) en vorming van een Europees netwerk van waarnemingspunten voor het bestuderen van de impact van op de zee gewonnen bouwwerken (in samenwerking met de centra voor marien onderzoek); |
— |
oprichting van een wetenschappelijk en technisch comité voor kustgebieden, met als taak het maken van prognoses van de stijging van de zeespiegel en – met het oog op de situatie in poolgebieden – van het smelten van het poolijs, en het aandragen van oplossingen voor de gevolgen van een en ander; |
— |
opzetten van voorlichtings- en bewustmakingscampagnes over het mariene milieu. |
1.2.2 Vervoer
Het EESC spreekt nogmaals zijn steun uit voor de totstandbrenging van een trans-Europees vervoersnetwerk als ruggensteun voor de economie. Vooral de volgende projecten zijn van belang voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden: zeesnelwegen (Oostzee, Atlantische boog, Zuidoost-Europa en het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied), de spoorverbinding Rail Baltica en de spoorverbinding van de intermodale corridor Ionische Zee/Adriatische Zee. De toename van het vervoer over zee en per spoor is een goede zaak, maar moet gepaard gaan met maatregelen om de daardoor veroorzaakte vervuiling in de hand te houden.
1.2.3 Kustgebieden met een noodlijdende economie
Via het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Visserijfonds moet gerichte steun worden verleend om kustgebieden met een noodlijdende economie te helpen bij het overschakelen op nieuwe economische activiteiten.
Het EESC vestigt de aandacht op de kosten van de investeringen en de bouwwerken die nodig zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de gevolgen van de stijging van de zeespiegel. Deze zullen een aanzienlijke weerslag hebben op de begrotingen van de lidstaten en de EU.
Het merkt ook op dat de gevolgen van de klimaatverandering in kustgebieden tot volksverhuizingen kunnen leiden, met alle consequenties van dien op sociaal gebied en op het vlak van de werkgelegenheid. Het is zaak om daar nu al op in te spelen.
1.2.4 Toerisme
Het EESC pleit ervoor dat op gezette tijden een Europese conferentie over verantwoord strandtoerisme wordt georganiseerd, b.v. op gezamenlijk initiatief van het EESC en het Comité van de Regio's. Op deze conferenties zouden voorbeelden van best practices uit de hele EU kunnen worden uitgewisseld.
Verder is het EESC voorstander van Europese kwaliteitsnormen voor badplaatsen en (jacht)havens.
1.2.5 Klimaatverandering
Het EESC pleit voor het invoeren van een Europees samenwerkingsprogramma voor onderzoek naar de aanpassing van kustgebieden aan de stijgende zeespiegel, het opzetten van een netwerk voor de uitwisseling van informatie tussen onderzoekscentra en het oprichten van een Europees wetenschappelijk een technisch comité met als taak het maken van prognoses en het aandragen van concrete oplossingen voor problemen die ontstaan door de stijgende zeespiegel.
1.2.6 Voorlichting over het belang van het mariene milieu
Er zouden campagnes moeten worden opgestart om het publiek te doordringen van het belang van het mariene milieu en om duidelijk te maken wat daarbij voor de huidige en komende generaties op het spel staat. De eerste doelgroepen voor die campagnes zouden scholieren en het grote publiek moeten zijn. Een geschikte periode is het hoogseizoen voor vakanties aan de kust.
2. Inleiding
2.1 In de 21ste eeuw zoeken volkeren overal ter wereld hun woongebied steeds vaker bij zee. Gigantische wereldsteden als Shangaï, Tokio, Osaka of Hong Kong dijen steeds verder uit over kustgebieden, en dan vooral langs ondiepe kustwateren. Analisten gaan ervan uit dat die trend zich op alle continenten zal voortzetten.
2.2 Ook de EU ontkomt daar niet aan. Zij móet dus wel aandacht aan die ontwikkeling schenken, temeer daar al haar lidstaten samen een 136 000 km lange kust hebben en haar maritieme regio's goed zijn voor zo'n 40 % van het BIP en woonruimte bieden aan 40 % van de bevolking.
2.3 Kustgebieden zijn een bron van economische voorspoed en staan bovendien te boek als plaatsen met een hoge bestaanskwaliteit en een hoog maatschappelijk welzijn. Die aantrekkingkracht maakt dat talrijke activiteiten (toerisme, visserij, landbouw, haven- en luchthavendiensten, stadsontwikkeling en -uitbreiding, economische bedrijvigheid, vervoersinfrastructuur enz.) in een krappe en ingeperkte ruimte worden geconcentreerd. Door deze wirwar van menselijke activiteiten kan het ecosysteem in deze gebieden zwaar onder druk komen te staan, waarbij moet worden bedacht dat van alle mariene ecosystemen ondiepe kustwateren verreweg de rijkste biodiversiteit kennen.
2.4 Al die menselijke activiteiten zijn geconcentreerd in smalle kuststroken die ook nog worden bedreigd door de stijgende zeespiegel en erosie, met alle gevaren van dien voor de bestaanskwaliteit en het voortbestaan van natuurgebieden en terrestrische en mariene ecosystemen.
Mede uit sociaaleconomische en milieuoverwegingen kon de EU daar niet lijdzaam bij blijven toezien.
2.5 De Commissie heeft in 2000 een Mededeling over een strategie voor een geïntegreerd beheer van kustgebieden (GBKG) uitgebracht, waarop op 30 mei 2002 een Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van een GBKG-strategie in Europa is gevolgd. De Commissie heeft deze aanpak in juni 2007 geëvalueerd en is daarbij tot de slotsom gekomen dat de Aanbeveling weliswaar vruchten had afgeworpen, maar dat de GBKG-strategie een nieuwe impuls nodig heeft.
2.6 In oktober 2007 is de Commissie nog een stap verder gegaan met de publicatie van een Mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid.
2.7 In juni 2008 ten slotte is een kaderrichtlijn „Bescherming en behoud van het mariene milieu” goedgekeurd, waarin wordt bepaald dat iedere lidstaat samen met de andere lidstaten of met aangrenzende landen buiten de EU strategieën moet uitwerken om het mariene milieu permanent te beschermen en voor verdere aantasting en verdwijning te behoeden. Vóór eind 2021 zou het mariene milieu in ecologisch opzicht weer in orde moeten zijn.
2.8 In lijn daarmee heeft het Europees Parlement in november 2008 een resolutie over de consequenties van kusttoerisme voor de ontwikkeling van kust en achterland aangenomen.
2.9 De problematiek rond kustgebieden is dus uitermate complex en heeft al geleid tot tal van documenten en initiatieven, die door de lidstaten en de betrokken lokale overheden moeten worden uitgevoerd.
2.10 Bij dit alles mag ook de sociaaleconomische impact van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid op kustgebieden niet onvermeld blijven.
2.11 Ieder beleid voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden vereist dus een geïntegreerde aanpak, waarbij de diverse onderdelen van het EU-beleid (zoals het GLB) en sectorspecifieke maatregelen en initiatieven moeten worden gecoördineerd en op elkaar moeten worden afgestemd. Dat is geen sinecure, omdat er zó veel verschillende behoeften en belangen in het spel zijn, zowel op zee als aan land.
2.12 Het EU-beleid voor kustgebieden berust momenteel op de volgende beleidsinstrumenten:
1) |
de GBKG-strategie, die is gebaseerd op de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad uit 2002; deze strategie past in het kader van het streven naar duurzame ontwikkeling en is bedoeld als stimulans en kader voor de uitwisseling van best practices en informatie over concrete projecten, met als uiteindelijk doel de lidstaten ertoe aan te zetten om eigen strategieën uit te stippelen; |
2) |
het geïntegreerde maritieme beleid van de EU, dat voorziet in gerichte maatregelen op een aantal als zeer belangrijk aangemerkte terreinen, zoals:
|
3) |
het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, dat voor sommige kustgebieden onmiskenbare sociaaleconomische gevolgen heeft; |
4) |
de maritieme aspecten van de Habitat-Richtlijn (Natura 2000); |
5) |
de Kaderrichtlijn „Bescherming en behoud van het mariene milieu”. |
2.13 Hoe dan ook moeten kustgebieden altijd op de eigen merites worden beoordeeld. Deze gebieden vragen om specifiek beleid vanwege de sterk uiteenlopende geografische en fysieke kenmerken (diepe of ondiepe zee, zee met of zonder getij, gematigd of poolklimaat, steile of vlakke kusten, rotsachtige of zandkusten enz.). Kortom, er kunnen gemeenschappelijke doelstellingen worden vastgelegd, maar het is niet mogelijk om één uniform beleid voor álle kusten uit te werken, laat staan uit te voeren.
3. Instandhouding van het natuurlijk milieu, aan land en op zee
3.1 De duurzaamheidsproblematiek in kustgebieden is terug te voeren op een aantal uiterst gevoelige vraagstukken:
3.2 Sommige lidstaten hebben initiatieven ontplooid – of gesteund – om hun kusten te beschermen tegen de oprukkende bebouwing (men denke bijvoorbeeld aan de activiteiten van de National Trust in het Verenigd Koninkrijk en de Conservatoire du littoral in Frankrijk, of aan de oprichting van natuurparken waarin ook kustgebieden zijn opgenomen). Dit soort initiatieven zou moeten worden uitgebreid omdat zij het mogelijk maken de meest kwetsbare, bedreigde en/of waardevolle natuurgebieden te beschermen. Zij stellen de overheid namelijk in staat om, als het algemeen belang hiermee is gediend, het beheer van die gebieden van de particuliere eigenaar over te nemen. In wezen betekent dit dat de natuurgebieden in kwestie net als historische monumenten of kunstwerken in musea deel gaan uitmaken van het nationaal erfgoed.
3.3 Richtlijn 92/43/EEG (de zgn. „Habitat-Richlijn”) inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en in het wild voorkomende flora en fauna (biologie) wordt door sommige lidstaten gebruikt om ook tot ver op zee Natura 2000-gebieden in het leven te roepen. Er moet worden nagedacht over de vraag hoe dit beleidsinstrument het beste kan worden ingezet, en met name of het mag worden gebruikt om natuurgebieden uit te breiden tot een flink eind uit de kust, gelet op het feit dat nog maar weinig bekend is over de biodiversiteit op de diepe zeebodem en over de gevaren die deze bedreigen.
3.4 Sommige lidstaten hebben beschermde mariene gebieden (MPA's of Marine Protected Areas) ingesteld om de mariene biodiversiteit en de visbestanden in hun kustgebieden te beschermen. De kans dat een dergelijk initiatief gunstige resultaten oplevert, wordt groter als álle kustlanden eraan meedoen. Daarom zouden die MPA's onder één paraplu moeten worden gebracht en zou dit soort initiatieven moeten worden geharmoniseerd en gepromoot. Bovendien kan het nuttig zijn om een Europees netwerk van MPA-beheerders en een Europees keurmerk in het leven te roepen.
3.5 Tot slot vragen ook de tomeloze bouwwoede, de uitputting van de landbouwgronden en de verzilting van het grondwater in kustgebieden om bijzondere aandacht, omdat kustbewoners een duurzame toegang tot behoorlijk drinkwater moet worden gegarandeerd.
4. Preventie en bestrijding van vervuiling
4.1 Het gaat hier uiteraard om het klassieke probleem van afvallozingen in zee en vervuiling van rivieren en waterlopen, maar daarnaast ook om meer specifieke problemen zoals vervuild havenwater en vervuiling door zeeschepen.
4.2 Daarover bestaat al de nodige Europese regelgeving, zoals b.v. de Kaderrichtlijn „Water” en de daarvan afgeleide richtlijnen, maar de tenuitvoerlegging van die richtlijnen heeft grote vertraging opgelopen. In 2007 klaagde de Commissie er dan ook over dat de lidstaten die richtlijnen slechts mondjesmaat omzetten in nationale wetgeving en dat de internationale samenwerking nog te wensen overliet. In 2010 zullen de lidstaten met stroomgebiedbeheerplannen moeten komen, die onder meer dienen te voorzien in maatregelen voor de bescherming en eventueel het herstel van de kwaliteit van de „waterlichamen”. Als een lidstaat een „waterlichaam” deelt met een land of landen buiten de EU, dan moeten zij hun beleid op elkaar afstemmen. Om een duidelijker beeld te geven van de funeste gevolgen van de vervuiling, moet een onderscheid worden gemaakt naar slachtoffer (de mens – en meer in het bijzonder de menselijke gezondheid, de economie of het menselijk welzijn – of de mariene flora en fauna) en naar ernst van de schade (verwachte hersteltijd, onherstelbaarheid van de schade aan habitats of soorten).
4.3 De Kaderrichtlijn „Bescherming en behoud van het mariene milieu” voorziet in concrete maatregelen om het mariene milieu te beschermen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Zo worden mariene regio's en subregio's aangewezen en wordt de lidstaten gevraagd om samen mariene strategieën uit te stippelen en milieudoelstellingen vast te leggen.
4.4 Het probleem van de vervuiling van het mariene milieu door zeeschepen is onderwerp van de diverse Erika-programma's.
4.5 Een vorm van milieuvervuiling die vaak over het hoofd wordt gezien, is de onomkeerbare vernietiging van de ondiepe zeebodem voor de kust (habitats en ecosystemen) door de wildgroei van kunstmatige bouwwerken die niet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de bevolking of de bescherming van het natuurlijk, historisch en cultureel erfgoed. Die toenemende „veronnatuurlijking” van de Europese kust door de aanleg van steeds meer (jacht)havens en de bouw van allerlei constructies, o.m. om de kust in de toekomst tegen de stijgende zeespiegel te beschermen, is een probleem waar de EU zich over moet gaan buigen (naar het voorbeeld van MEDAM, een waarnemingspost voor alles wat aan de Franse Rivièra (1) wordt gebouwd). Dit probleem heeft dermate grote proporties aangenomen dat de duurzame ontwikkeling van de betrokken gebieden erdoor wordt belemmerd. De bescherming van het natuurlijke karakter van de kuststrook en de ondiepe kustwateren moet dan ook een belangrijk aandachtspunt worden. Dit besef begint in de EU geleidelijk aan door te breken. Zo probeert men zich in de Camargue tegen de stijgende zeespiegel te beschermen door, waar mogelijk, het zeewater weer te laten terugstromen in gebieden waaruit de zee zich had teruggetrokken. In de Toscaanse La Maremma-streek wordt overwogen om, als oplossing voor het probleem van het groeiende aantal jachthavens, boten vaker op het land te laten overwinteren en zorgvuldig te werk te gaan bij de toewijzing van aanlegplaatsen.
5. Vervoer in kustgebieden
5.1 De verkeersdrukte op kustwegen loopt vaak de spuigaten uit. Dit leidt tot onveiligheid op de weg, de uitstoot van CO2 en andere vervuilende stoffen en economische verliezen. De EU wil al lang dat dit verkeer voor een deel wordt overgeheveld naar spoorwegen of „zeesnelwegen”, maar in de praktijk is daar nog niets van terechtgekomen. De volgende kanttekeningen zijn hier op hun plaats:
— |
Milieubewegingen en natuurbeschermingsorganisaties zijn niet altijd logisch met zichzelf en verzetten zich maar al te vaak tegen de aanleg van infrastructuur om wegverkeer naar alternatieve vervoerswijzen over te hevelen. Men denke in dit verband aan de blokkering van de spoorweg die een alternatief moet bieden voor het vrachtvervoer tussen Lyon en Turijn, de steeds weer terugkerende protesten tegen de uitbreiding van havens (b.v. de haven van Rotterdam of de haven van Le Havre in 2000) en het verzet tegen de aanleg van het Rijn-Rhône-kanaal. |
— |
Het EU-beleid ter bevordering van het vrachtvervoer per spoor komt maar moeizaam van de grond, alle recente initiatieven van de Commissie ten spijt (o.a. de Mededeling Naar een spoorwegnet met voorrang voor goederenverkeer uit 2007 en het Voorstel voor een verordening inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer uit 2009). Die weerstand heeft een „culturele” oorzaak, nl. het feit dat treinen van oudsher bij voorrang voor personenvervoer worden gebruikt, en is zonder twijfel ook het gevolg van een gebrek aan handelsmentaliteit. |
5.2 Hoe moeilijk ook, toch is overheveling van een deel van het wegverkeer naar spoor- of zeesnelwegen de enige manier om kustwegen te ontlasten. Het komt eropaan de gulden middenweg te vinden tussen sociaaleconomische ontwikkeling en milieubescherming.
6. Duurzaam strandtoerisme
6.1 Toerisme wordt maar al te vaak gepresenteerd als hét wondermiddel voor noodlijdende kustgebieden, hoewel het toeristische seizoen meestal niet lang genoeg duurt om echt een alternatief voor een teruglopende economie te kunnen bieden. Deze opvatting van de rol van toerisme kan ertoe leiden dat kustgebieden op den duur helemaal volgebouwd raken en onherstelbare milieuschade lijden zonder dat hun economische problemen blijvend worden opgelost. Een dergelijke vernieling van het milieu zou neerkomen op het „slachten van de kip met de gouden eieren”. Het is dan ook zaak om naar een duurzamere vorm van toerisme toe te werken. Sommige overheden en ngo's hebben al initiatieven in die zin genomen.
6.2 In Frankrijk is in 1986 een wet op de inrichting, bescherming en exploitatie van kustgebieden aangenomen als reactie tegen wat toen de „betonnering” van de kust werd genoemd. Doel van deze wet is om verstoring van het biologisch en ecologisch evenwicht van kustgebieden tegen te gaan, natuurmonumenten en landschappen te beschermen en zeegerelateerde economische activiteiten (visserij, aquacultuur, havenactiviteiten enz.) in stand te houden en verder uit te bouwen. De wet verplicht de stedenbouwkundige diensten in kustgemeenten ertoe om waardevolle natuurgebieden te beschermen en buiten de bebouwde kom iedere bebouwing op minder dan 100 m van het strand te verbieden. Meer dan twintig jaar na de invoering van deze wet kan worden vastgesteld dat deze vrij goede resultaten heeft opgeleverd. De EU is niet bevoegd voor urbanisme en ruimtelijke ordening in kustgebieden, maar zou de lidstaten er ten minste toe kunnen aansporen om informatie over adequate wet- en regelgeving uit te wisselen.
6.3 De Fédération pour l'éducation à l'environnement (bond voor milieu-educatie) heeft in 1985 het „Pavillon bleu”-keurmerk in het leven geroepen. Inmiddels is er ook een „Europese blauwe wimpel” voor kustgemeenten en havens. Om daarvoor in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan voorwaarden inzake milieu-educatie, veiligheid, schone stranden, dienstverlening aan strandgangers, afvalverwerking, waterbeheer, kwaliteit van het zwemwater en aanwezigheid van installaties om vervuild zeewater weer te zuiveren. Voor jachthavens gelden specifieke criteria. Ook al wordt met dit keurmerk duidelijk het stimuleren van het toerisme beoogd, toch zijn er ontegenzeggelijk ook voordelen voor het milieu aan verbonden.
6.4 Ecotoerisme (d.w.z. verantwoord toerisme) is overal in Europa in opkomst, vaak onder impuls van lokale overheden. Agrotoerisme kan landbouwers in kustgebieden aan extra inkomsten helpen.
7. Europees visserijbeleid
7.1 Het beheer van de Europese visserijsector valt onder de bevoegdheden van de Commissie. Het streven naar een duurzame visserij brengt een aantal economische modellen van deze sector aan het wankelen, met alle sociaaleconomische gevolgen van dien. Om te komen tot een duurzaam langetermijnbeheer van de visbestanden moet de wetenschappelijke kennis over de visserijproblematiek worden verbeterd. Daarbij moet voor elk kustgebied een onderscheid worden gemaakt tussen visserij in en buiten de territoriale wateren. Belangrijk is ook dat subsidies goed worden gebruikt en dat in het subsidiebeleid vóór alles wordt gestreefd naar een beter beheer van de visbestanden.
7.2 Ook moet een onderscheid worden gemaakt tussen ambachtelijke en industriële visserij. Wat de ambachtelijke visserij betreft zou het beheer van de visbestanden kunnen worden verbeterd door een Europees netwerk van beschermde mariene gebieden in het leven te roepen. Op die manier kan in de niet-beviste delen van die gebieden worden gezorgd voor een hoge visdichtheid en normale geslachtsratio's zodat zich voldoende larven en jonge vissen kunnen ontwikkelen. Een andere nuttige maatregel zou zijn om zelfstandige vissers aan te moedigen zich aaneen te sluiten in coöperaties, verenigingen, overlegorganen, regionale adviesraden e.d. Deze zouden een beroep kunnen doen op wetenschappers om het beheer van de vangstgebieden langs de kust te verbeteren, b.v. door middel van schaalvergroting (beheer van uitgestrektere en ecologisch homogenere vangstgebieden in plaats van de huidige versnipperde gebieden in de directe omgeving van havens, langs het grondgebied van kustgemeenten of voorvloeiend uit andere historische of administratieve opdelingen). Als die organisaties in een netwerk bijeen worden gebracht, kunnen bovendien ervaringen en best practices worden uitgewisseld.
7.3 Een ander nog te vermelden vraagstuk is dat van hobbyvissers. Recreatievisserij is in de meeste landen nauwelijks aan regels onderworpen en kent ook geen economische beperkingen (de waarde van het vistuig van sommige hobbyvissers staat in geen verhouding tot die van de gevangen vis). Daardoor heeft de recreatievisserij een dermate grote omvang aangenomen dat die voor bepaalde vissoorten fataal aan het worden is.
8. Economische bedrijvigheid aan de kust
8.1 Overal in Europa kennen kustgebieden met hun havens, scheepswerven en visserij al eeuwen lang een bloeiende economische bedrijvigheid. Sommige havens in de EU behoren tot de grootste ter wereld, maar de scheepswerven en de visserij kampen met ernstige structurele problemen.
8.2 Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben de Europese scheepswerven een grote concurrent: de Aziatische scheepswerven. Als gevolg daarvan zijn zij zich gaan herstructureren en specialiseren. Toch hebben bepaalde scheepswerven (b.v. die van Gdansk, Gdynia en Szczecin) het nog steeds erg moeilijk. Van werknemers van scheepswerven wordt een enorme inspanning gevraagd op het gebied van her- en bijscholing, en dat niet alleen in Polen.
8.3 Het is Europa ook gelukt om een van de grootste spelers op het gebied van de pleziervaart te worden, een sector die zwaar is getroffen door de crisis (vóór de crisis was deze sector nog goed voor meer dan 37 000 bedrijven en ruim 270 000 werknemers). Ook hier moeten de werknemers zich beslist gaan her- of bijscholen. Alles moet op alles worden gezet om te voorkomen dat deze parel van de Europese industrie verloren gaat.
8.4 Door de overbevissing, de uitputting van de visbestanden en het verbod op bepaalde vangstmethoden (die buiten de EU in vele gevallen nog zijn toegestaan) moest Europa een visserijbeleid gaan voeren dat zwaar weegt op deze sector en her- en bijscholing van een groot deel van de betrokken arbeidskrachten onontkoombaar maakt.
8.5 Aquacultuur is een nieuwe economische activiteit waarmee wordt ingespeeld op de stijgende vraag naar vis. Aquacultuur heeft nog maar weinig met visserij te maken en is veeleer vergelijkbaar met veeteelt. Bovendien vereist aquacultuur de nodige voorzorgsmaatregelen qua hygiëne en milieubescherming.
8.6 Voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden is het noodzakelijk dat typische economische activiteiten van dit soort gebieden in stand worden gehouden. Zo moet worden gestreefd naar het behoud van een efficiënte maar milieuvriendelijke landbouw. Toerisme daarentegen is als bron van vervangende werkgelegenheid geen wondermiddel, vooral omdat sommige toeristische projecten een bedreiging vormen voor de laatste groene ruimtes die er nog aan de kust te vinden zijn. De EU dient zich goed bewust te zijn van de mogelijke sociaaleconomische gevolgen van haar beleid ten aanzien van deze economisch en ecologisch zeer bijzondere gebieden.
9. Voorlichtings- en bewustmakingscampagnes over het mariene milieu
9.1 Vier op de tien Europeanen woont aan Europa's 136 000 km lange kust, waar ook nog eens de meeste toeristen naartoe gaan. Daarom moet het publiek beter worden geïnformeerd over het rijke maar door die hoge bevolkingsdichtheid bedreigde mariene milieu. Voorlichtings- en bewustmakingscampagnes zouden meer begrip en draagvlak creëren voor maatregelen die tot doel hebben het mariene milieu te beschermen (bestrijding van vervuiling, overbevissing en/of „veronnatuurlijking” van de kust). Die campagnes zouden moeten worden afgestemd op de diverse maritieme situaties, b.v. door uit te gaan van de indeling in regio's en subregio's die in het kader van de strategie voor het mariene milieu wordt gehanteerd. Zij moeten echter in ieder geval worden gedifferentieerd naar de vijf zeeën en oceanen waar de EU aan grenst: de Oostzee, de Noordzee, de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Met name de voorlichting op scholen moet beter en doelgerichter worden. Idem dito voor gemeenten die met het beheer van kustgebieden zijn belast.
10. Klimaatverandering en stijging van de zeespiegel
10.1 De opwarming van de aarde zal leiden tot een algemene stijging van de zeespiegel en tot een toename van het aantal buitengewoon heftige natuurverschijnselen als stormen, orkanen en tornado's. Als gevolg daarvan (en in sommige landen is dat al te zien) zullen kusten verder afbrokkelen en stranden worden weggevaagd, zodat er steeds meer ingrepen nodig zullen zijn om kustgebieden te beschermen. Het gaat hier om een probleem waar alle Europese landen en regio's op de een of andere manier mee te maken zullen krijgen, maar dat zeker álle kustgebieden zal treffen en vooral zwaar zal wegen voor havens en badplaatsen. Er zijn landen die al gigantische werkzaamheden zijn begonnen (b.v. het Nederlandse Deltaplan na de watersnoodramp van 1953 en het Italiaanse Mozes-plan om Venetië te redden). Overwogen moet worden om in EU-verband richtsnoeren uit te werken voor een optimale begeleiding van al deze verwachte en onontkoombare veranderingen. Daarbij moeten zowel economische als milieubelangen aandacht krijgen.
10.2 Preventieve maatregelen alleen volstaan niet om het hoofd te bieden aan de klimaatverandering en alle consequenties daarvan. Daarom moet de EU, samen met haar lidstaten, ook een grootschalig O&O-programma opstarten waarin onderzoekscentra samenwerken en onderzoeksresultaten bijeen worden gebracht. Met een dergelijk programma zou het bewijs worden geleverd dat nauwe samenwerking op dit gebied niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk is.
Brussel, 20 januari 2010
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
M. SEPI
(1) http://www.medam.org