3.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 99/178


Dinsdag 23 november 2010
Overheidssteun voor de sluiting van niet-concurrerende steenkoolmijnen *

P7_TA(2010)0424

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 november 2010 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (COM(2010)0372 – C7-0296/2010 – 2010/0220(NLE))

2012/C 99 E/45

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2010)0372),

gelet op artikel 107, lid 3, onder e),van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0296/2010),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

gelet op de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0324/2010),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENT

Amendement 1

Voorstel voor een verordening

Visum 1

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 107, lid 3, onder e),

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 107, lid 3, onder e) en artikel 109 ,

Amendement 2

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

(1)

Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie loopt op 31 december 2010 af.

(1)

Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie loopt op 31 december 2010 af en bij gebrek aan een nieuw juridisch kader dat voorziet in bepaalde specifieke vormen van staatssteun voor de kolenindustrie, kunnen lidstaten na die datum alleen steun verlenen binnen de grenzen van de voor alle sectoren geldende algemene regels voor staatssteun .

Amendement 3

Voorstel voor een verordening

Overweging 1 bis (nieuw)

 

(1 bis)

Steenkool wordt niet alleen als brandstof voor de elektriciteitsproductie gebruikt, maar ook als grondstof voor de chemische industrie, en het belang van deze grondstof zal in de toekomst toenemen.

Amendement 4

Voorstel voor een verordening

Overweging 1 ter (nieuw)

 

(1 ter)

De vermindering van de productiecapaciteit in de Europese kolenindustrie als gevolg van de sluiting van kolenmijnen zal worden gecompenseerd door meer steenkoolimport in de Unie, zodat de steenkoolvoorziening van de Unie gedekt wordt door derde landen.

Amendement 5

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

(2)

De bescheiden bijdrage van gesubsidieerde kolen in de totale energiemix rechtvaardigt niet langer dat dit soort subsidies in stand worden gehouden om de energievoorziening op het niveau van de Unie te verzekeren .

(2)

Gezien de bescheiden bijdrage van gesubsidieerde kolen in de totale energiemix van de Unie kunnen onderbrekingen van de energievoorziening slechts in beperkte mate worden opgevangen door subsidies voor de steenkoolindustrie . Inmiddels is de omvang van de staatssteun aan de steenkoolsector echter zo gering dat dergelijke subsidies geen concurrentieverstorend effect meer kunnen sorteren. Door in de Unie een minimumhoeveelheid steenkool te produceren, zou de toegang tot de eigen steenkoolvoorraad in de zin van een strategische reserve gewaarborgd blijven.

Amendement 6

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

 

(2 bis)

Met het verstrijken van Verordening (EG) nr. 1407/2002 zullen sommige lidstaten gedwongen zijn hun steenkolenmijnen op korte termijn te sluiten en de ingrijpende sociale en regionale gevolgen van deze sluitingen op te vangen.

Amendement 7

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 ter (nieuw)

 

(2 ter)

Vanwege de uiterst negatieve sociaaleconomische gevolgen die de sluiting van kolenmijnen met name in dunbevolkte gebieden zou hebben, moet nu reeds worden overwogen om in toekomstige begrotingen gerichte steun uit de structuurfondsen van de EU op te nemen, zelfs al liggen de getroffen gebieden in lidstaten die minder economische problemen kennen.

Amendement 8

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 quater (nieuw)

 

(2 quater)

Krachtens artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben de lidstaten het recht om de voorwaarden voor de exploitatie van hun energiebronnen te formuleren, een keuze tussen verschillende energiebronnen te maken en de algemene structuur van hun energievoorziening te bepalen.

Amendement 9

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

(3)

Het beleid van de Unie om het gebruik van hernieuwbare en koolstofarmere fossiele brandstoffen voor stroomproductie te stimuleren, rechtvaardigt niet dat kolenmijnen die niet concurrentiekrachtig zijn, voor onbepaalde tijd worden gesteund. De categorieën steun die door Verordening (EG) nr. 1407/2002 waren toegestaan, dienen daarom niet voor onbepaalde tijd te worden voortgezet.

(3)

Wat betreft het beleid van de Unie om het gebruik van hernieuwbare en koolstofarmere fossiele brandstoffen voor stroomproductie te stimuleren, moeten de lidstaten een plan met maatregelen voorleggen om de negatieve milieu-effecten van het gebruik van kolen, bijvoorbeeld op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie of koolstofafvang en -opslag, te mitigeren. Dit geldt voor alle steenkooltypes en alle soorten hulpbronnen. Erkend moet worden dat de vervanging van gesubsidieerde steenkool door ongesubsidieerde steenkool geen milieuvoordelen heeft.

Amendement 10

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis)

Gezien de schaarste van eigen energiebronnen in de Unie rechtvaardigt het beleid van de Unie dat de kolenindustrie wordt gesteund om het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme fossiele brandstoffen voor stroomproductie te stimuleren. De categorieën steun die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1407/2002 zijn toegestaan, moeten niet voor onbepaalde tijd worden voortgezet. De overheidssteun ten behoeve van de vermindering van het verontreinigende effect van steenkool moet echter in elk geval blijven bestaan. Mijnen die na de bedoelde periode van tien jaar concurrentiekrachtig zijn, maar na de bedoelde periode van tien jaar nog stimulansen van overheidswege nodig hebben voor technologische investeringen op milieugebied, moeten van de afschaffing van deze steun worden uitgesloten.

Amendement 11

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

(5)

Onverminderd de algemene staatssteunregels, dienen de lidstaten maatregelen te kunnen nemen om de sociale en regionale consequenties te verzachten van de sluiting van die mijnen, namelijk de gecontroleerde afbouw van de activiteiten in het kader van een plan voor een onherroepelijke sluiting en/of de financiering van buitengewone kosten, met name lasten uit het verleden.

(5)

Onverminderd de algemene staatssteunregels, dienen de lidstaten maatregelen te kunnen nemen om de sociale en regionale consequenties te verzachten van de mogelijke sluiting van die mijnen, namelijk de gecontroleerde afbouw van de activiteiten in het kader van een plan voor een onherroepelijke sluiting en/of de financiering van buitengewone kosten, met name lasten uit het verleden.

Amendement 12

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

 

(5 bis)

Er moet onmiddellijk worden gezorgd voor de herscholing van de werknemers die door mijnsluitingsplannen worden getroffen, en met betrekking tot de financiering moeten alle mogelijkheden worden verkend om daarvoor middelen uit regionale, nationale en uniale fondsen in te zetten.

Amendement 13

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 ter (nieuw)

 

(5 ter)

De financiering van milieubeschermingsmaatregelen en -kosten in verband met de mijnsluiting op langere termijn moet na 2014 worden voortgezet. Een voortijdig einde van de subsidies van de lidstaten aan de kolenindustrie zou in de betrokken regio's verstrekkende gevolgen op financieel en milieugebied hebben en uiteindelijk duidelijk hogere kosten met zich meebrengen dan een geleidelijke afbouw van dergelijke subsidies.

Amendement 14

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

(6)

Deze verordening markeert voor de kolenindustrie de overgang van sectorspecifieke regels naar de algemene staatssteunregels zoals die voor alle bedrijfstakken gelden.

Schrappen

Amendement 15

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

(7)

Om de door steun veroorzaakte mededingingsdistorsie op de interne markt tot een minimum te beperken, dient deze steun degressief te zijn en strikt beperkt te blijven tot productie-eenheden waarvan de sluiting onherroepelijk gepland staat.

(7)

Om de door steun veroorzaakte mededingingsdistorsie op de interne markt tot een minimum te beperken, dient deze steun een dalende tendens te zien geven en beperkt te blijven tot productie-eenheden waarvan de sluiting onherroepelijk gepland staat , voor zover deze eenheden niet binnen de vastgestelde termijn concurrentiekrachtig zijn geworden .

Amendement 16

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 bis (nieuw)

 

(7 bis)

De sanering van voormalige mijnbouwlocaties vereist een aantal maatregelen, zoals het verwijderen van mijnbouwapparatuur uit en het beveiligen van de mijn, het schoonmaken van de locatie, en afvoer van afvalwater. De financiering van een dergelijke sanering vergt een langere voorbereiding.

Amendement 17

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

(8)

Om de negatieve effecten van kolensteun op het milieu te mitigeren, dient de lidstaat een plan met passende maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie of koolstofafvang en -opslag, over te leggen.

Schrappen

Amendement 18

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 bis (nieuw)

 

(8 bis)

Een minimale steenkoolproductie, in combinatie met andere maatregelen en met name die welke zich richten op het bevorderen van de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen, draagt bij tot de handhaving van een percentage eigen primaire energie waarmee de continuïteit van de energievoorziening in de Unie veel beter kan worden gewaarborgd. Bovendien is een percentage eigen primaire energiebronnen bevorderlijk voor de realisatie van de milieudoelstellingen in het kader van een duurzame ontwikkeling. Bij de acties om de eigen energie in de Unie te stimuleren en zodoende haar enorme importafhankelijkheid tegen te gaan, moet overwogen worden de niet-fossiele eigen energiebronnen aan te vullen met fossiele energiebronnen, die zich in sommige lidstaten beperken tot steenkool.

Amendement 19

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 ter (nieuw)

 

(8 ter)

Voor de opwekking van elektriciteit uit steenkool zullen de energieconcerns de steenkool uit eigen productie waarschijnlijk vervangen door geïmporteerde steenkool, wat met substantiële vervoerslasten en een negatieve koolstofintensiteit gepaard gaat, terwijl de bij de elektriciteitsproductie veroorzaakte CO2-uitstoot in feite ongewijzigd blijft.

Amendement 20

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 quater (nieuw)

 

(8 quater)

Per locatie variëren zowel de geologische voorwaarden voor de steenkoolwinning alsook – afhankelijk van politieke randvoorwaarden – de sociale, veiligheids- en milieutechnische (mijn- en andere milieuschade betreffende) normen. Als gevolg van deze variaties kunnen concurrentienadelen ontstaan, met name voor steenkool uit de Unie ten opzichte van ingevoerde steenkool, wat decennialang heeft geleid tot omvangrijke herstructureringsmaatregelen in de kolenindustrie van de Unie en een aanzienlijke inkrimping van haar activiteiten.

Amendement 21

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 quinquies (nieuw)

 

(8 quinquies)

Een minimumproductie gesubsidieerde steenkool zal bovendien bevorderlijk zijn voor een handhaving van de geprivilegieerde positie van de technologie van de Unie op het gebied van de winning en een schone verbranding van steenkool, waardoor het met name mogelijk wordt deze technologie aan regio's in derde landen met een grote kolenproductie over te dragen en op mondiaal niveau een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de vermindering van de emissies van luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen.

Amendement 22

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 sexies (nieuw)

 

(8 sexies)

Steenkool wordt in de Unie hoofdzakelijk voor de opwekking van elektriciteit gebruikt en daarnaast voor een kleiner deel tot cokeskolen verwerkt voor de staalindustrie. Om milieuredenen dient de elektriciteitsopwekking uit kolen zo spoedig mogelijk plaats te maken voor een duurzame stroomproductie. In de staalindustrie blijven kolen voorlopig onmisbaar. Gezien de slinkende oliereserves („oliepiek”) moet worden verondersteld dat kolen van toenemend belang zullen zijn als vervangende grondstof voor de chemische industrie. Op de lange termijn moet een blijvende toegang tot steenkoolvoorraden in de Unie, in de vorm van een minimumproductie voor technische doeleinden, die niet concurrentieverstorend werkt, op grond van de bovenstaande overwegingen niet worden uitgesloten, zelfs wanneer zij op langere termijn op staatssteun zou zijn aangewezen.

Amendement 32

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 bis (nieuw)

 

(9 bis)

Overeenkomstig het beginsel „de vervuiler betaalt” en de noodzaak van internalisering van externe kosten, moeten ondernemingen worden verplicht de kosten te dekken van de korte- en/of langetermijnschade die hun activiteiten berokkenen aan het milieu.

Amendement 23

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

(10)

Bij de uitvoering van haar taken dient de Europese Commissie ervoor te zorgen dat normale mededingingsvoorwaarden tot stand komen, worden gehandhaafd en in acht worden genomen. Wat meer bepaald de elektriciteitsmarkt betreft, mag steun aan de kolenindustrie de elektriciteitsproducenten niet in hun keuze van primaire energiebronnen beïnvloeden. Bijgevolg dienen de steenkoolprijzen en -volumes door de contracterende partijen in onderling overleg vrij te worden overeengekomen, in het licht van de op de wereldmarkt heersende voorwaarden.

(10)

Bij de uitvoering van haar taken dient de Commissie ervoor te zorgen dat normale mededingingsvoorwaarden tot stand komen, worden gehandhaafd en in acht worden genomen. Wat meer bepaald de elektriciteitsmarkt betreft, mag steun aan de kolenindustrie de elektriciteitsproducenten niet in hun keuze van primaire energiebronnen beïnvloeden. Bijgevolg dienen de steenkoolprijzen en -volumes door de contracterende partijen in onderling overleg vrij te worden overeengekomen, in het licht van de op de wereldmarkt heersende voorwaarden. Gezien de voorspelbare stijging van de energieprijzen dient de Commissie op gezette tijden een evaluatie uit te voeren van de potentiële bijdrage van steenkool uit de Unie aan energiezekerheid.

Amendement 24

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 2

2.   De steun dekt uitsluitend de kosten met betrekking tot steenkool voor de opwekking van elektriciteit, de warmtekrachtkoppeling, de productie van cokes en de bevoorrading van hoogovens in de ijzer- en staalindustrie wanneer het gebruik daarvan binnen de Unie plaatsvindt.

2.   De steun dekt de kosten met betrekking tot steenkool voor de opwekking van elektriciteit, de warmtekrachtkoppeling, de productie van cokes, de bevoorrading van hoogovens in de ijzer- en staalindustrie en het onderzoek naar en de investeringen in technologie die ten doel heeft de verontreinigende emissies van steenkool te verminderen wanneer het gebruik daarvan binnen de Unie plaatsvindt.

Amendement 25

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter a

(a)

de exploitatie van de betrokken productie-eenheden valt onder een sluitingsplan dat niet verder reikt dan 1 oktober 2014 ;

(a)

de exploitatie van de betrokken productie-eenheden valt onder een sluitingsplan dat niet verder reikt dan 31 december 2018 ;

Amendement 26

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter b

(b)

de betrokken productie-eenheden worden in het sluitingsplan definitief gesloten;

(b)

de betrokken productie-eenheden worden in het sluitingsplan definitief gesloten , tenzij zij op het in dat plan genoemde tijdstip concurrentiekrachtig zijn, en op voorwaarde dat de energiebehoeften van de Unie niet vereisen dat ze in stand worden gehouden ;

Amendement 37

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter f

f)

het totaalbedrag van de door een lidstaat aan een bepaalde onderneming verleende steun moet een dalende trend vertonen , waarbij de daling tussen opeenvolgende perioden van vijftien maanden ten minste 33 procent bedraagt van de steun die in de initiële periode van vijftien maanden van het sluitingsplan is verleend ;

f)

het totaalbedrag van de door een lidstaat verleende steun moet een dalende trend vertonen;

Amendement 28

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 1 – letter h

(h)

de lidstaat legt een plan over met maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie of koolstofafvang en -opslag, om de negatieve milieu-effecten van het gebruik van kolen te mitigeren. Het feit dat in dat plan maatregelen zijn opgenomen die staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, doet niet af aan de aanmeldings- en standstill-verplichtingen die op grond van artikel 108, lid 3, VWEU voor de lidstaat ten aanzien van die maatregelen gelden, of aan de verenigbaarheid van die maatregelen met de interne markt.

Schrappen

Amendement 29

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – lid 2

2.   Indien de productie-eenheden die overeenkomstig lid 1 steun verleend krijgen, niet zijn gesloten op het tijdstip bepaald in het sluitingsplan, zoals dat door de Commissie is goedgekeurd, vordert de betrokken lidstaat alle steun terug ten aanzien van de volledige periode waarop het sluitingsplan ziet.

2.   Indien de productie-eenheden die overeenkomstig lid 1 steun verleend krijgen, niet zijn gesloten op het tijdstip bepaald in het sluitingsplan, zoals dat door de Commissie is goedgekeurd, of op dat tijdstip niet concurrentiekrachtig zijn geworden, vordert de betrokken lidstaat alle steun terug ten aanzien van de volledige periode waarop het sluitingsplan ziet.