15.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/112


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU”

(COM(2009) 512 definitief)

2011/C 48/20

Rapporteur: de heer MORGAN

Op 30 oktober 2009 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Het voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU

COM(2009) 512 final.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die was belast met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies goedgekeurd op 8 juli 2010.

Tijdens zijn 465e zitting van 15 en 16 september 2010 (vergadering van 15 september) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 112 stemmen voor en 2 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC kan zich vinden in het voorstel om extra aandacht te besteden aan sleuteltechnologieën (ST's). Ook wijst het op de noodzaak van een krachtig, op sleuteltechnologieën gericht O&O-beleid in universiteiten en onderzoekscentra, waarmee de commerciële en industriële toepassing van deze technologieën verder kan worden ontwikkeld en ondersteund.

1.2   Overigens lijkt dit voorstel in zijn huidige vorm slechts het zoveelste in een lange reeks van EU-initiatieven, gelanceerd om de activiteiten op het gebied van innovatie en O&O in de interne markt te intensiveren. Vorige regelingen zijn niet succesvol gebleken, zoals blijkt uit de huidige stand van zaken die door de Commissie wordt beschreven (zie par. 3.8 van dit advies). Een andere aanpak is dan ook gewenst.

1.3   In de mededeling staat: „Hoewel het vereiste O&O en zijn specifieke toepassingen in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven behoren, moeten de beleidsmakers voorzien in de juiste raamvoorwaarden en ondersteunende instrumenten om de industriële capaciteiten van de EU voor de ontwikkeling van ST's te vergroten”. Een en ander behoort tot de bevoegdheden van de lidstaten, maar het EESC zet hier vraagtekens bij, omdat er in de lidstaten niet genoeg toonaangevende hightechbedrijven zijn om op adequate wijze gebruik te maken van ST's (zie ook hoofdstuk 5).

1.4   Doordat er relatief weinig hightechbedrijven zijn, ondervindt het MKB in de EU speciale problemen. Soms begint een bedrijf klein en groeit dan uit tot een belangrijke speler op de wereldmarkt. De meeste startende hightechbedrijfjes kunnen niet zonder een vorm van samenwerking met een grotere onderneming om door te kunnen groeien en te kunnen overleven. Veel kleine en middelgrote bedrijven worden ten slotte opgekocht door grotere ondernemingen om te dienen als aanvulling op de eigen O&O-activiteiten van deze ondernemingen. Het gebrek aan hightechbedrijven in de EU wordt opgevuld door Amerikaanse en Aziatische firma's die partner en eigenaar worden van kleine en middelgrote Europese bedrijven.

1.5   In de mededeling wordt impliciet uitgegaan van de veronderstelling dat de belangen van de EU welomschreven en goed bekend zijn, maar in feite is dat niet het geval. De meeste technologiebedrijven zijn multinationals of ondernemingen die overal in de wereld actief zijn. Hoofdkantoor en beursnotering zijn niet aan een bepaalde plaats gebonden. De aandeelhouders zijn wereldwijd georganiseerd. De verschillende schakels van de waardeketen fundamenteel onderzoek-productontwikkeling-fabricage-assemblage kunnen zich verspreid over verschillende continenten bevinden. Overnames kunnen worden gedaan naar gelang van de plaats waar de nodige technologie voorhanden is. Branding en verkoop geschieden wereldwijd. Elk product is overal te verkrijgen.

1.6   Gezien deze onoverzichtelijke situatie zou men zich kunnen afvragen waar nu eigenlijk het Europese belang ligt. Een en ander heeft te maken met de vraag in hoeverre de lidstaten er al dan niet in slagen de ondernemingsgeest te stimuleren. Er zijn meer ondernemingen nodig die de mogelijkheden van sleuteltechnologieën uitbuiten. Het opstarten van nieuwe bedrijven moet worden aangemoedigd, de groei van ondernemingen moet worden gesteund en er moet een gunstig klimaat voor buitenlandse investeringen worden geschapen. Over de huidige ondernemingscultuur in Europa zal serieus moeten worden nagedacht. Sinds het Verdrag van Rome en de daaruit voortvloeiende Europese Akte heeft de EU de technologische ontwikkelingen niet weten bij te houden en is het achterop komen te lopen bij de rest van de wereld. De sleuteltechnologieën zijn waarschijnlijk de laatste kans voor Europa om de leiderspositie op het gebied van hightechproducten en –diensten over te nemen.

1.7   Dit beleid heeft alleen kans van slagen als de productieprocessen in Europa verder worden ontwikkeld. Er zal sprake moeten zijn van een paradigmaverschuiving. Het idee dat de fabricage kan worden uitbesteed aan ontwikkelingslanden, is niet langer houdbaar. Productie-engineering en productietechnologie spelen een sleutelrol bij de innovatie die wordt verwerkt in hightechproducten. Europa zal deze concurrentievoordelen opleverende productiefase opnieuw naar zich toe moeten trekken en startende technologiebedrijven de kans moeten geven om te groeien. Bovendien heeft Europa de banen nodig.

1.8   Het EESC wenst te benadrukken dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen toegepast onderzoek en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Fundamenteel onderzoek is de bodem waarop, in een langdurig en duurzaam proces, innovaties en sleuteltechnologieën gedijen. Daarnaast is ook een goed evenwicht tussen toegepast en fundamenteel onderzoek belangrijk, want zo kunnen toponderzoekers worden aangetrokken.

1.9   Het is moeilijk om op een geglobaliseerde markt een uitsluitend op de EU gerichte strategie uit te stippelen. Het EESC stelt vast dat in de mededeling met geen woord wordt gerept van prestatie-indicatoren of streefdoelen waaraan de resultaten van dit initiatief kunnen worden getoetst. De groep deskundigen op hoog niveau zou om te beginnen moeten proberen een en ander meer in concreto in te vullen.

1.10   In hoofdstuk 4 wordt gedetailleerd ingegaan op de voorstellen in het kader van het ST-beleid. Samengevat zijn de belangrijkste punten:

de erkenning van het tekortschieten van de interne markt bij het aanmoedigen van ondernemerschap en ontwikkeling van een industriële strategie om het ernstige tekort aan hightechonderdemingen in Europa weg te werken;

de noodzaak om productieprocessen weer in Europa te laten plaatsvinden en nieuwe bedrijven in Europa de kans geven om te groeien;

een gemakkelijker toegang voor bedrijven tot financiering van innovatieve technologieën;

financiële stimulansen om van de EU een gebied te maken waar het loont om te innoveren en te ondernemen op ST-gebied;

een radicale hervorming van scholen en universiteiten om ervoor te zorgen dat mensen met de vereiste vaardigheden worden afgeleverd;

de vorming van clusters van innovatieve hightechbedrijven rond universiteiten en onderzoekscentra;

de erkenning dat de wereld is veranderd en de overschakeling op een agressiever internationaal handelsbeleid, en

inspanningen om ervoor zorgen dat dit initiatief overkoepelend is en alle hierop aansluitende initiatieven van alle DG's omvat.

1.11   De Commissie maakt zich er terecht zorgen om dat onjuiste informatie de mensen een verkeerde indruk kan geven van ST's, zodat zij zich op irrationele gronden gaan verzetten tegen de invoering van hierop gebaseerde producten en diensten. Het EESC zou graag willen dat het maatschappelijk middenveld wordt ingeschakeld om hier verandering in te brengen. Er zal veel moeite moeten worden gedaan om de mensen in het algemeen en jongeren in het bijzonder warm te maken voor de verbluffende wetenschappelijke en technologische verworvenheden om ons heen, of het nu gaat om de wonderbaarlijke convergentie tussen de TMT-componenten (1) in de serie iPhone-producten, of om de keten van biologische, scheikundige, natuurkundige en logistieke processen die er uiteindelijk toe leiden dat onze maaltijden via de magnetron voor ons op tafel belanden. Europa heeft behoefte aan meer wetenschappers met een roeping om de wereld te veranderen.

1.12   Tegelijkertijd dringt het EESC erop aan om vooraf goed na te denken over de mogelijke gevolgen van het gebruik van ST's, waaraan altijd zekere risico's zijn verbonden. Er zal voor moeten worden gezorgd dat zich geen al te ernstige gevolgen voor het klimaat en de gezondheid noch op sociaal gebied voordoen en dat een en ander in overeenstemming is met het principe van duurzame ontwikkeling. Er zullen minder mogelijkheden voor ontwikkeling en uitvindingen zijn als er in het onderzoek helemaal geen risico's mogen worden genomen, maar als er eenmaal een begin is gemaakt met de massaproductie van ST-toepassingen, dan is het voor het EESC belangrijk dat noch het welzijn van de mensen noch de duurzaamheid van het milieu op het spel komen te staan.

2.   Inleiding

2.1   In hoofdstuk 1 van de mededeling staat: „In de EU moeten inderdaad sterke innovatieve prestaties worden geleverd, wil zij zich van alle nodige middelen voorzien voor het aanpakken van de belangrijke maatschappelijke problemen die zich aandienen”. De Commissie verzoekt de lidstaten te erkennen hoe belangrijk het is dat ST's in de EU in gebruik worden genomen. Deze erkenning is noodzakelijk als we de EU willen ontwikkelen tot een kweekplaats van innovatie. Het is ook nodig om van Europa een centrale speler op het wereldtoneel te maken, die zijn engagement weet te vertalen in een verbetering van de levensstandaard in binnen- en buitenland.

2.2   De Commissie heeft voorgesteld een groep van deskundigen op hoog niveau op te richten, die zich bezig moet houden met de in hoofdstuk 4 behandelde actiegebieden. Dit is inmiddels gebeurd. De groep telt deskundigen uit het bedrijfsleven en de academische wereld, afkomstig uit alle lidstaten. Om synergieën tot stand te brengen, moet deze deskundigengroep nauw samenwerken met andere groepen deskundigen op hoog niveau, met andere deskundigengroepen van de Commissie en met andere technologie-organen.

2.3   De groep moet:

de concurrentiesituatie van de relevante technologieën in de EU evalueren en daarbij speciaal aandacht besteden aan hun industriële toepassing en aan de bijdrage die ze leveren tot de oplossing van belangrijke maatschappelijke problemen;

de beschikbare publieke en particuliere O&O-capaciteiten voor ST's in de EU grondig analyseren; en

specifieke beleidsaanbevelingen formuleren voor een effectievere industriële toepassing van ST's in de EU.

Het EESC gaat ervan uit dat de groep zal werken met een vooruitziende blik, een toekomstgerichte visie en een alomvattende aanpak.

3.   De sleuteltechnologieën

3.1   De volgende sleuteltechnologieën zijn strategisch de meest belangrijke bevonden:

3.2   Nanotechnologie is een verzamelnaam ter aanduiding van de ontwikkeling, karakterisering, productie en toepassing van structuren, instrumenten en systemen waarbij vorm en grootte op nanoschaal worden bepaald.

3.3   Micro- en nano-elektronica houden zich bezig met halfgeleidercomponenten en sterk geminiaturiseerde elektronische subsystemen en de verwerking daarvan in grotere producten en systemen.

3.4   Fotonica is een multidisciplinair gebied dat zich bezighoudt met licht: met de opwekking, detectie en beheersing ervan.

3.5   Geavanceerde materiaaltechnologieën zijn een kostenbesparend alternatief voor bestaande materialen en leiden tot nieuwe producten en diensten van een hogere kwaliteit. Tegelijkertijd maken ze ons minder afhankelijk van natuurlijke hulpbronnen en zorgen ze voor minder schade aan het milieu en voor minder afval.

3.6   Industriële biotechnologie omvat het gebruik van micro-organismen of bestanddelen daarvan (bijv. enzymen) bij de fabricage van producten, stoffen en chemische bouwelementen die in de industrie worden gebruikt en grotere mogelijkheden hebben dan materialen die via tradtionele petrochemische procédés worden vervaardigd.

3.7   Centraal in de mededeling staat het streven om binnen de EU overeenstemming te bereiken over de keuze van sleuteltechnologieën. Zodra deze keuze is gemaakt, kan ook worden bepaald welke software bij deze technologieën en hun toepassingen moet worden ingezet. Het EESC is graag bereid om de details van de op te stellen lijst over te laten aan de groep van deskundigen op hoog niveau. Het Comité wijst hierbij op het belang van gevanceerde computertoepassingen en simulatiewetenschap.

3.8   De Commissie stelt vast dat de EU wordt geconfronteerd met aanzienlijke hinderpalen als zij deze ST's op grotere schaal wil toepassen. De EU is met name minder efficiënt dan de VS en sommige Aziatische landen wat betreft de commerciële toepassing en exploitatie van nanotechnologieën en van sommige aspecten van fotonica, biotechnologie en halfgeleiders. Dit zijn allemaal gebieden waar de overheid aanzienlijke O&O-inspanningen levert, maar deze worden niet in voldoende mate in economische en maatschappelijke winst omgezet. Daarvoor zijn diverse oorzaken aan te wijzen:

de EU trekt niet op doeltreffende wijze profijt van zijn eigen O&O-resultaten;

vaak weet of begrijpt het publiek te weinig van sleuteltechnologieën;

er is een tekort aan geschoolde arbeidskrachten met een opleiding die is afgestemd op de multidisciplinaire aard van sleuteltechnologieën;

in de EU blijven het risicokapitaal en de particuliere investeringen die voor ST's beschikbaar worden gesteld op een relatief laag niveau;

de versnippering van de EU-beleidsinspanningen is vaak te wijten aan het ontbreken van een langetermijnvisie en coördinatie, en

in sommige derde landen kan voor ST's staatssteun worden toegekend, wat vaak niet op transparante wijze gebeurt en dus nader dient te worden bestudeerd.

4.   Beleidsvoorstellen

4.1   Om de sleuteltechnologieën op effectieve wijze industrieel te kunnen toepassen, zullen er maatregelen moeten worden genomen op tien beleidsterreinen. In onderstaande paragrafen wordt steeds de betreffende passage uit het Commissievoorstel cursief weergegeven.

4.2   Een sterkere gerichtheid op innovatie voor sleuteltechnologieën:

Een van de voornaamste doelstellingen van overheidssteun voor O&O en innovatie in de EU-kaderprogramma's en in de programma's van de lidstaten moet zijn ervoor te zorgen dat de innovatiestroom in stand wordt gehouden en de introductie van technologieën in de hand wordt gewerkt.

4.2.1   Het EESC staat volledig achter het voorstel om programma's die met overheidssteun worden uitgevoerd aan te moedigen, zodat de gevolgen van de crisis voor de technologische ontwikkeling kunnen worden opgevangen. Het is evident dat bedrijven door de geringe winstmarges ontmoedigd worden om O&O-activiteiten te ontplooien. De nadruk die bij de EU-financieringsmechanismen wordt gelegd op samenwerking, vormt vaak een onoverkomelijke drempel voor kleine startbedrijfjes in de hightechsector die hun activiteiten als een soort roeping zien. De overheid zal zonder beperkende voorwaarden middelen beschikbaar moeten stellen als beginkapitaal zolang innovatoren en ondernemers nog in de fase van conceptbeproeving zitten.

4.3   Een sterkere gerichtheid op technologie-overdracht en pan-Europese toeleveringsketens:

Het proces van technologie-overdracht tussen onderzoekinstellingen en het bedrijfsleven moet worden versterkt (2). Een betere toegang voor het mkb tot in Europa vervaardigde sleuteltechnologieën en de bevordering van regionale innovatieclusters en -netwerken zijn van essentieel belang voor het creëren en in stand houden van innovatie van wereldklasse.

4.3.1   Dit beleidsonderdeel heeft betrekking op de relatie tussen onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven, met name het MKB, dus niet op industriële clusters die hun basis hebben aan universiteiten en onderzoekscentra. Er is een groot verschil tussen enerzijds al langer bestaande kleine en middelgrote bedrijven in de industriële toeleveringsketen die behoefte hebben aan toegang tot de meest recente voor hen relevante technologie en anderzijds bedrijfjes die zijn gestart om nieuwe wetenschap of technologie, ontwikkeld in bijv. een wetenschappelijk instituut, een universiteit of de researchafdeling van een ander bedrijf, op de markt te brengen. Het EESC kan zich vinden in het hier geformuleerde voorstel, maar zou tegelijkertijd willen pleiten voor krachtigere maatregelen ter verbetering van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek aan universiteiten en voor risicokapitaal-ondersteuning van universitaire clusters.

4.3.2   Dit beleid kan alleen slagen als de productieprocessen in Europa verder worden ontwikkeld. Er zal sprake moeten zijn van een paradigmaverschuiving. Het idee dat de fabricage kan worden uitbesteed aan ontwikkelingslanden, is niet langer houdbaar. Productie-engineering en producttechnologie spelen een sleutelrol bij de innovatie die wordt verwerkt in hightechproducten. Europa zal deze concurrentievoordelen opleverende productiefase opnieuw naar zich toe moeten trekken. Dit is tevens een mogelijkheid om werkgelegenheid te genereren. Naarmate kleine ondernemingen zich uitbreiden, dienen ze te worden gestimuleerd om hun productie-activiteiten in Europa te laten plaatsvinden.

4.4   Een sterkere gerichtheid op gezamenlijke strategische programmering en demonstratieprojecten:

De Gemeenschap, maar ook de lidstaten en de regio's moeten een meer strategische en gecoördineerde aanpak volgen om oneconomische doublures te vermijden en op efficiëntere wijze profijt te trekken van de aan ST's gerelateerde O&O-resultaten.

In de door de lidstaten gefinancierde innovatieprogramma's moeten sterkere stimulansen voor gezamenlijke programmeringsacties van de lidstaten worden opgenomen. Dit zou het mogelijk maken om ambitieuzere technologiebeleidsmaatregelen te ontwikkelen, schaalvoordelen te verkrijgen en strategische allianties tussen Europese ondernemingen in de hand te werken.

De kosten van demonstratieprojecten zijn soms aanzienlijk hoger dan de kosten van het eraan voorafgaande O&O. Door nauwere samenwerking in de hele EU, met een grotere betrokkenheid van ondernemingen en gebruikers, zouden projecten op efficiënte en betaalbare wijze kunnen worden gerealiseerd.

4.4.1   Deze aanpak zou ertoe kunnen bijdragen dat de lacunes op het gebied van hightechondernemingen in de EU worden opgevuld. De ontwikkeling en demonstratie van voor de markt bestemde producten en diensten die beantwoorden aan de reële behoeften van deze markt, zou hét middel kunnen zijn om kleinere hightechbedrijfjes uit te laten groeien tot grotere ondernemingen. Het EESC is van oordeel dat dit beleidsvoorstel relevanter is voor wetenschappelijke en technologische toepassingen dan voor fundamenteel onderzoek. Het EESC zou graag zien dat de EU en de lidstaten fondsen bestemmen voor de benutting van het marktpotentieel van deze technologieën die in zoveel beleids- en visiedocumenten worden gepropageerd. Er zal met vereende krachten moeten worden geprobeerd om enerzijds het ontstaan van nieuwe bedrijven te stimuleren en anderzijds deze te prikkelen, uit te groeien tot ondernemingen die globaal een rol spelen en opgewassen zijn tegen de mondiale concurrentie.

4.4.2   Er zou aanvullende synergie kunnen worden gecreëerd op basis van de Commissie-initiatieven inzake een gezamenlijke programmering van het onderzoek en de samenwerking op het gebied van ST-projecten.

4.5   Beleid inzake staatssteun:

Goed gerichte staatssteun waarmee marktgebreken worden aangepakt, is een geschikt instrument om O&O en innovatie in de EU te stimuleren. In de communautaire kaderregeling 2006 inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie zijn de toegestane steunpercentages en het aantal steuncategorieën verhoogd.

4.5.1   Het is duidelijk dat in de EU gevestigde ondernemingen niet graag concurreren met andere Europese ondernemingen die overheidssteun krijgen. Naar de mening van het EESC is het grootste probleem echter dat er in de EU zo weinig hightechondernemingen zijn (zie hoofdstuk 5). Het Comité gaat ervan uit dat er in deze sectoren ruimte is voor overheidssteun, waardoor kan worden bijgedragen tot een betere marktwerking.

4.5.2   Het zou wellicht zin hebben, een speciaal beleid uit te stippelen voor bepaalde staten in Oost- en Zuid-Europa, bedoeld om meer vaart te zetten achter de ontwikkeling van een hightechinfrastructuur en de uitbouw van de universitair wetenschappelijke infrastructuur in die landen. Het gevaar bestaat dat onderzoekspotentieel onbenut blijft door een gebrek aan middelen.

4.5.3   De Commissie zou zich primair moeten buigen over de vraag waarom de situatie op het gebied van hightechondernemingen in de EU zulke lacunes vertoont, en wat hieraan kan worden gedaan. In alle belangrijke regio's van de wereld ontstaan hightechondernemingen als het resultaat van een samenspel van marktkrachten en overheidsbeleid. Apple, Google, Microsoft en Dell zijn pure vrije-marktproducten. In de EU is de prominente positie van de ruimtevaart (ESA, EADS) te danken aan overheidsbeleid. Marktkrachten binnen de EU hebben geleid tot de opbloei van Nokia, maar deze onderneming is dan ook zo goed als de enige in haar soort die sinds het bestaan van de EU tot ontwikkeling is gekomen. De deskundigengroep moet een manier vinden waarop de EU haar positie in de ICT-sector kan terugveroveren. Daarnaast zal de EU, als ze iets wil bereiken op het gebied van hernieuwbare energie, dan zal het duidelijk de ondernemingen in kaart moeten brengen die de capaciteit hebben om nieuwe brandstoffen en energiebronnen te ontwikkelen en te benutten. Ze moet dergelijke ondernemingen dan ook de kans geven om te groeien.

4.6   De toepassing van ST's combineren met het beleid inzake klimaatverandering:

Door de stimulering van ST's te combineren met de strijd tegen de klimaatverandering zouden belangrijke economische en sociale kansen worden gecreëerd en zou ook de financiering van het Europese deel van de last, die zal voortvloeien uit de internationale overeenkomst die momenteel in de maak is, aanzienlijk worden vergemakkelijkt.

4.6.1   Naar de mening van het EESC dient voorrang te worden gegeven aan de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen en technologieën voor vervoer, warmte en licht. De beste strategie ter bestrijding van de klimaatverandering is de ontwikkeling van verschillende opties op het gebied van energie (3).

4.7   Leidende markten en overheidsopdrachten:

De EU heeft een gunstig klimaat nodig om onderzoekresultaten op efficiënte wijze in producten te verwerken. Zij moet de vraag stimuleren, en daarvoor is een meer gerichte aanpak nodig, zoals die welke in het innovatiebeleid wordt gevolgd met het initiatief voor leidende markten. De lidstaten zouden gebruik kunnen maken van precommerciële overheidsopdrachten en overheidsopdrachten voor grootschalige, bijna marktrijpe innovaties om opkomende sleuteltechnologieën te stimuleren.

4.7.1   Het EESC staat in principe achter dit voorstel. Het zou willen dat de groep deskundigen op hoog niveau prioritaire projecten vaststelt om te garanderen dat dit beleid maximaal rendment oplevert.

4.8   Internationale vergelijking van beleidsmaatregelen inzake hightech, en betere internationale samenwerking:

De Commissie zal een internationale vergelijking maken van de beleidsmaatregelen inzake hightech in andere toonaangevende en opkomende landen, zoals de VS, Japan, Rusland, China en India, en nagaan welke mogelijkheden er zijn voor nauwere samenwerking.

4.8.1   Het EESC is voorstander van een uitgebreid programma voor internationale benchmarking, waarmee de basis kan worden gelegd voor de ontwikkeling van het ST-beleid (4). Internationale samenwerking zou een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan een proces van grootschalige verandering, met name op klimaatgebied, maar behoud van het concurrentievermogen zou voorop dienen te staan. De Commissie zou lering moeten trekken uit de industriële strategieën waarmee elders wordt gewerkt.

4.9   Handelsbeleid:

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het scheppen van gunstige handelsvoorwaarden voor ST's langs bilaterale en multilaterale weg, d.w.z. het vermijden van internationale marktverstoringen, het vergemakkelijken van de markttoegang en van investeringskansen, het verbeteren van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, en het verminderen van het gebruik van subsidies en tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen op wereldniveau.

4.9.1   Het EESC is van mening dat de EU afstand moet nemen van haar oude paradigma waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden en waarbij beleidsmakers gedwongen worden om akkoord te gaan met subsidies en andere marktverstoringen in derde landen, terwijl ze jarenlang onderhandelingen moeten voeren om de zaak weer recht te trekken. Op technologisch vlak loopt de EU in veel gevallen achter bij Azië. Het EESC acht de tijd gekomen om deze subsidies en marktverstoringen te pareren met eigen subsidies en marktverstoringen. Uiteraard zal de EU bereid moeten zijn om te onderhandelen over correcte verdragen als ook de andere partijen willen praten. Voordat het zo ver is, zal de EU echter een industriële strategie moeten volgen die bedoeld is om het concurrentievermogen van haar ondernemingen en haar eigen leiderspositie op technologisch gebied te herstellen.

4.10   EIB-financieringsinstrument en risicokapitaalfinanciering:

De Commissie zal de investeringen in hichtechindustrieën verder stimuleren en de EIB aanmoedigen voorrang te geven aan hightechindustrieën, waarbij de EIB gebruik kan maken van bestaande regelingen of nieuwe instrumenten kan ontwerpen om investeringen te vergemakkelijken, rekening houdend met de huidige financiële en economische crisis.

Er is een versterking nodig van de risicokapitaalfondsen die gespecialiseerd zijn in startinvesteringen. Met publieke/particuliere partnerschappen, die een cruciale rol spelen bij de oprichting en uitbreiding van O&O-intensieve ondernemingen, kan ervoor worden gezorgd dat er voldoende risicokapitaal beschikbaar is.

4.10.1   Van alle marktkrachten is geld de meest elementaire. Voorwaarde voor het welslagen van het ST-programma is verruiming van de financieringsbronnen ter stimulering van de ontwikkeling.

4.10.2   Het EESC vindt dat de bureaucratische formaliteiten m.b.t. de huidige investerings- en financieringsmechanismen van de EU er niet toe mogen leiden dat de voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën benodigde geldstromen een andere bestemming krijgen of helemaal worden stopgezet.

4.10.3   Bij investeringen in hightech kan heel gemakkelijk verlies worden geleden. De Commissie doet er goed aan om niet alleen bezig te zijn met risico- en bankkapitaal in welke vorm dan ook. Kapitaalkrachtige investeerders moeten op alle mogelijke manieren worden gestimuleerd om hun geld in een vroeg stadium, voordat wordt teruggegrepen op risicokapitaal, risicovol te beleggen in startende hightechbedrijven. Voor O&O-activiteiten op het gebied van hightech dienen de laagst mogelijke belastingtarieven te gelden. De kapitaalwinsten die startende hightechbedrijven maken op de verkoop van hun producten moeten niet al te zwaar worden belast. Dergelijke meevallers zijn een compensatie voor de verliezen die bij andere investeringen worden gemaakt. De EU is investeerders en ondernemers minder gunstig gezind dan andere regio's in de wereld.

4.11   Vaardigheden, hoger onderwijs en opleiding:

Natuurwetenschappen en techniek moeten in de onderwijssystemen de plaats krijgen die zij verdienen. Het percentage afgestudeerden in deze studierichtingen moet worden verhoogd, mede door het aantrekken van internationaal talent.

4.11.1   Hoeveel Azië investeert in onderwijs en vaardigheden is welbekend. De Aziatische universiteiten leveren veel meer mensen met een doctorsgraad af dan de Europese. Aan de beste Europese universiteiten studeren veel studenten uit Azië. Wanneer we bedenken dat op het punt van onze nationale welvaart het pleit in de 21e eeuw wordt beslecht in de klaslokalen van de wereld, moeten we vaststellen dat de onderwijsprestaties in de meeste EU-lidstaten, zowel op school als in de universiteit, lang niet voldoen aan de vereisten. Het bewijs hiervoor vindt men in vergelijkende tabellen met schoolprestaties uit de hele wereld en in de jaarlijks opgestelde rangorde van universiteiten.

4.11.2   Er moet voorrang worden gegeven aan opschroeving van de eisen in het schoolonderwijs, vooral als het om wiskunde en natuurwetenschappen gaat, en aan introductie van stimulansen om studenten ertoe aan te zetten wiskunde en natuurwetenschappen als hoofdvak te kiezen en om afgestudeerden in de natuurwetenschappen warm te maken voor een baan in het onderwijs. Verder moet er een groep universiteiten worden aangewezen waar het onderwijs en het onderzoek op zo'n hoog niveau staan dat ze internationaal kunnen concurreren, en zal er een rond universiteiten gecentreerde infrastructuur (wetenschapsparken) moeten worden opgebouwd waarbinnen kleine en middelgrote spin-offbedrijven tot ontwikkeling kunnen komen en kan worden gezorgd voor het noodzakelijke startkapitaal.

4.11.3   De uitdagingen op het gebied van onderwijs zijn in veel lidstaten zo immens en de totale onmacht van politici om iets te doen aan het probleem is door de jaren heen zo manifest geworden dat de maatschappij alles, maar dan ook alles zal moeten doen om deze strijd aan te gaan, totdat de overwinning verzekerd is.

4.11.4   Daarnaast zal het algehele kader voor onderwijs en O&O aan universiteiten en in onderzoekscentra veel attractiever moeten worden gemaakt. De EU zal de knapste koppen uit andere regio's moeten aantrekken. Op het ogenblik doet zich juist het tegenovergestelde voor: veel toptalent uit de EU vertrekt om elders op zoek te gaan naar betere omstandigheden (5). Niettemin blijft het belangrijk om de internationale mobiliteit te bevorderen, want deze is inmiddels een voorwaarde voor een succesvolle carrière.

4.11.5   Evenzo belangrijk is een goed evenwicht tussen toegepast onderzoek en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Fundamenteel onderzoek is de bodem waarop, in een langdurig en duurzaam proces, innovaties en ook sleuteltechnologieën gedijen. Daarnaast is een dergelijk evenwicht tussen toegepast en fundamenteel onderzoek van belang om toponderzoekers aan te trekken.

5.   Hightechbedrijven

5.1   Het EESC is bijzonder bezorgd over het geringe aantal Europese hightechbedrijven die internationaal meetellen. Op grond van de in 2009 in de Financial Times gepubliceerde Top-500 van mondiale en regionale ondernemingen (gerangschikt naar marktwaarde) zijn hieronder twee tabellen opgesteld. Deze bevatten gegevens over industriële sectoren die het best in staat zijn om gebruik te maken van sleuteltechnologieën.

5.2   De eerste tabel is een uittreksel van de mondiale Top-500-lijst. Uit deze tabel blijkt dat er geen enkele hightechsector is waarin Europa internationaal toonaangevend is. Het bekleedt alleen een eerste plaats ex aequo in de chemiesector.

Door de Financial Times opgestelde Mondiale Top-500 - Technologiesectoren

Sector

Aantal Bedrijven

 

 

Mondiaal

VS

AZIË

EUR

 

Farmaceutica &Biotechnologie

20

10

3

6

Novartis*, Roche*, GSK, Sanofi- Aventis, AstraZeneca, Novo Nordisk

Hardware-technologie

21

13

5

2

Nokia, Ericsson

Software & Informaticadiensten

12

6

5

1

SAP

Automobielen & Onderdelen

11

2

6

3

Daimler, VW, BMW

Chemie

13

4

1

5

Bayer, BASF, Air Liquide, Syngenta*, Linde

Medische apparatuur

12

11

0

1

Fresenius

Algemene industriële technologie

13

4

6

2

Siemens, ThyssenKrupp

Industriële technieken

11

3

4

4

ABB*, Volvo, Atlas Copco, Alstom

Ruimtevaart & Defensie

10

7

0

3

BAE Systems, Rolls Royce, EADS

Olie (installaties & diensten)

7

4

0

1

Saipem

Vrijetijdsproducten

4

0

3

1

Phillips Electrical

Elektronica & Elektrische toestellen

6

2

3

1

Schneider Electric

Alternatieve energie

1

1

0

0

 

Industriële sectoren die niet in deze tabel zijn opgenomen, zijn olie- en gasproducenten, industriële metalen & mijnbouw, constructie & materialen, en voedsel-, drank- en tabaksproducenten.

Operationale sectoren die niet in deze tabel zijn opgenomen, zijn vaste en mobiele telecommunicatie, industrieel transport, elektriciteit en gas-, water- en gecombineerde nutsbedrijven.

Azië wordt in de eerste plaats vertegenwoordigd door Japan, al lopen ook bedrijven uit Taiwan, Zuid-Korea, Hong Kong, China, India en Australië voorop.

Europa omvat de EU en EVA. Bedrijven die zijn aangemerkt met een asterix (*), zijn Zwitsers.

5.3   De tweede tabel is een uittreksel van de Top-500-lijsten van de VS, Japan en Europa. Hierin gaat het om de regionale marktwaarde per sector. Van de in totaal dertien hightechsectoren zijn er drie waarin Europa de leiding heeft: chemie, industriële technieken en alternatieve energie (een sector die overigens nog in zijn kinderschoenen staat). Verder scoort Europa niet slecht in de farmaceutica & biotechnologie. Japan bezet de eerste plaats in de automobielsector, de sector elektronica & elektrische apparaten en de sector vrijetijdsproducten. Ook andere Aziatische landen staan sterk in deze sectoren. De VS hebben een dominerende marktpositie in de sectoren farmaceutica & biotechnologie, hardware-technologie, software & informaticadiensten, medische apparatuur & diensten, algemene industriële technologie, ruimtevaart & defensie en olie (installaties en diensten). Al deze sectoren maken in belangrijke mate gebruik van sleuteltechnologieën.

Door de Financial Times opgestelde Regionale Top-500 - Technologiesectoren

Sector

Aantal Bedrijven (#) en hun marktwaarde ($ miljard)

 

VS

Japan

Europa

 

#

$

#

$

#

$

Farmaceutica &Biotechnologie

21

843

24

147

18

652

Hardware-technologie

34

1 049

18

164

8

140

Software & Informaticadiensten

25

884

12

58

8

98

Automobielen & Onderdelen

5

81

37

398

9

186

Chemie

12

182

36

134

18

293

Medische apparatuur

31

511

4

24

11

94

Algemene industriële technologie

9

344

8

38

6

127

Industriële technieken

11

165

36

185

18

210

Ruimtevaart & Defensie

12

283

7

84

Olie (installaties & diensten)

17

271

9

62

Vrijetijdsproducten

5

42

14

181

1

31

Elektronica & Elektrische toestellen

10

124

29

159

6

54

Alternatieve energie

1

10

2

16

Deze tabel is samengesteld op grond van de door de Financial Times vervaardigde Top-500-lijst van bedrijven in elk van de drie regio's. Het soort bedrijven dat in de respectieve sectoren is vertegenwoordigd, verschilt aanzienlijk per regio, maar de relatieve marktwaarde van de verschillende sectoren per regio geeft een goed beeld van de relatieve technologie-intensiteit.

5.4   Al met al dient te worden geconcludeerd dat de EU behoefte heeft aan een industriële strategie om haar positie op het vlak van sleuteltechnologieën in de periode na 2020 veilig te stellen.

Brussel, 15 september 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  TMT=Telecommunicatie, media en (informatie)technologie.

(2)  Zie PB C 218 van 11.09.2009, blz. 8.

(3)  Zie advies TEN/413 – „Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën”.

(4)  Zie PB C 306 van 16.12.2009, blz. 13.

(5)  Zie PB C 110 van 30.04.2004, blz. 3.