11.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/178


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het digitale dividend omzetten in sociale voordelen en economische groei”

(COM(2009) 586 definitief)

2011/C 44/33

Rapporteur: mevrouw DARMANIN

De Europese Commissie heeft op 28 oktober 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Het digitale dividend omzetten in sociale voordelen en economische groei

COM(2009) 586 final.

De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 juni 2010 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 juli 2010 gehouden 464e zitting (vergadering van 15 juli 2010) onderstaand advies uitgebracht, dat met 141 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de mededeling van de Europese Commissie getiteld Het digitale dividend omzetten in sociale voordelen en economische groei. Hiermee zet de Commissie een belangrijke stap op weg naar realisering van een van de doelstellingen van de EU 2020-strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei. Het digitaal dividend is bovendien een van de hoofdthema's van de Europese digitale agenda.

1.2   Het EESC steunt de inspanningen van de Commissie om ervoor te zorgen dat de lidstaten uiterlijk in 2012 het benodigde spectrum vrijmaken. Het beseft dat een aantal landen het op reële gronden moeilijk kan hebben om zich aan deze deadline te houden. Voor de niet-naleving daarvan zouden geldige redenen moeten bestaan en de lidstaten zouden eventuele vertragingen tot een minimum moeten beperken.

1.3   Het EESC realiseert zich dat het digitaal dividend – de ruimte die vrijkomt in het overvolle radiospectrum door de overschakeling op digitale tv – aanzienlijke sociaaleconomische voordelen voor Europa met zich kan meebrengen, op voorwaarde dat het gebruik ervan naar behoren gedefinieerd en gewaarborgd wordt. Aldus kan de interne markt gunstig worden beïnvloed en de economische, sociale en territoriale cohesie worden vergroot, zodat enkele van de door de EU nagestreefde sociale doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt.

1.4   Het EESC meent ook dat het digitaal dividend – een van de hoofdthema's van de digitale agenda – perfect kan worden gebruikt om te wijzen op de voordelen van de EU. Nu de scepsis over de EU toeneemt en mensen zich niet volledig bewust zijn van de mogelijkheden die een verenigd Europa biedt, is het digitaal dividend een goed voorbeeld van de meerwaarde die Europese samenwerking concreet voor burgers en ondernemingen kan hebben. Het digitaal dividend zal ook de consumentenbescherming ten goede komen, maar de vereiste vrijmaking van het radiospectrum mag niet leiden tot onnodige extra kosten voor de eindgebruikers.

1.5   Het EESC roept de Commissie op een geïntegreerde communicatiestrategie uit te werken om de burgers uit te leggen waarom van analoog op digitaal wordt overgeschakeld en welke voordelen die overschakeling heeft.

2.   Inleiding/achtergrondinformatie

2.1   De omschakeling van analoge naar digitale terrestrische televisie in Europa betekent dat kostbare radiofrequenties vrijkomen omdat digitale tv veel efficiënter werkt. Dit „digitale dividend” beschikt over een groot potentieel om een uitgebreide reeks diensten te verschaffen.

2.2   Dit betekent een unieke kans voor Europa om te voldoen aan de toenemende vraag naar radiospectrum, met name om draadloze breedbanddiensten te verschaffen in plattelandsgebieden, zodat de digitale kloof kan worden overbrugd, en om de invoering van nieuwe draadloze diensten te stimuleren. Aldus kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon inzake concurrentie en economische groei en kan tegelijkertijd worden ingespeeld op een aantal belangrijke sociale, culturele en economische behoeften van Europese burgers.

2.3   Het digitaledividendspectrum zal binnen relatief korte tijd in heel Europa beschikbaar komen omdat de uitschakeling van analoge tv in alle lidstaten uiterlijk 2012 moet zijn afgerond.

2.4   De Commissie is zich bewust van het belang van hogesnelheidsbreedbandinfrastructuur voor veel ontwikkelingen die cruciaal zijn voor de overgang naar een kennisintensieve, koolstofarme digitale economie. In het economisch herstelplan, dat door de Raad is bekrachtigd, wordt ernaar gestreefd tussen 2010 en 2013 een 100 % breedbanddekking te bereiken.

2.5   Meer vrije spectrumruimte betekent ook dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan voor innovatie, met name voor tv-exploitanten, omdat zij met het digitaal dividend de beschikking krijgen over meer spectrum waarbinnen zij hun diensten kunnen ontwikkelen. Maar ook in de dienstensector zullen tal van nieuwe mogelijkheden ontstaan die belangrijke sociale voordelen zullen verschaffen (zoals e-gezondheidszorg, e-leren, e-overheden, e-toegankelijkheid), alsmede op gebieden waar kleine en middelgrote ondernemingen profijt kunnen trekken uit een betere toegang tot de economie.

3.   Sociaaleconomische voordelen van het digitaal dividend

3.1   De economische voordelen van het digitaal dividend hangen af van de feitelijke toekomstige vraag naar nieuwe diensten, waarvan nu nog niet goed is te zeggen hoe groot die zal zijn. Niettemin worden in een recente studie van de Commissie de potentiële economische voordelen van Europese coördinatie van het digitaledividendspectrum als geheel (over een periode van vijftien jaar) geraamd op 20 à 50 miljard euro méér dan wanneer de EU-lidstaten ieder voor zich actie zouden ondernemen, indien deze coördinatie vóór 2015 wordt gerealiseerd. Daarbij is rekening gehouden met de mogelijkheden die nieuwe toepassingen zullen bieden, zoals geavanceerde terrestrische televisie en draadloos breedband.

3.2   De technologiesector zal baat hebben bij geharmoniseerde randvoorwaarden in de EU, omdat de meeste apparaten daardoor gestandaardiseerd en verbeterd kunnen worden. Bovendien zullen hierdoor de mogelijkheden voor innovatie in deze sector flink toenemen en zal gerichter kunnen worden geïnnoveerd. Dat is met name gunstig voor de economische spelers die al veel in innovatie hebben geïnvesteerd.

3.3   Het voornaamste sociale voordeel van het vrijkomen van spectrumruimte is dat breedband daardoor voor iedereen toegankelijker zal worden. De bewoners van sommige plattelandsgebieden beschikken nog altijd niet over behoorlijke internettoegang. Dankzij het digitaal dividend kan internet algemeen toegankelijk worden en zullen internetdiensten op veel meer plaatsen kunnen worden aangeboden, wat de interne markt ten goede zal komen. Omdat ook de meeste landelijke gebieden dankzij het digitaal dividend binnen afzienbare tijd over breedband zullen beschikken, zal het voor ondernemingen gemakkelijker worden zich buiten steden te vestigen. Het EESC denkt dat daardoor een aantal bedrijven, die zich nu nog allemaal met het oog op communicatie en logistiek dicht bij elkaar in stedelijke agglomeraties bevinden, hun activiteiten naar het platteland zal verplaatsen. Dergelijke bedrijfsverplaatsingen zouden positieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in landelijke gebieden en voor het milieu (in overbevolkte steden is het immers lastig om de duurzaamheid te bevorderen). Wel herhaalt het EESC het standpunt dat het in verschillende eerdere adviezen heeft verwoord, nl. dat er een universele breedbanddienstverlening voor alle burgers moet komen, met specifieke maatregelen om ook gehandicapten onbelemmerd toegang tot deze dienstverlening te bieden.

3.4   De consument zal in de toekomst kunnen kiezen uit meer tv-kanalen en diensten van hoge kwaliteit, terwijl minder spectrumruimte wordt gebruikt. Verder zal de mogelijkheid om op mobiele multimedia-apparaten tv-programma's te bekijken, een nieuwe dimensie aan televisietoegang geven. Dankzij het digitaal dividend zal kortom de levenskwaliteit van de consument er aanzienlijk op vooruit gaan. Het EESC wijst er wel op dat de lidstaten moeten garanderen dat consumenten tijdens de uitschakeling van het analoge signaal adequaat worden beschermd en niet met onnodige extra kosten worden opgezadeld.

3.5   Een bijkomend voordeel van het digitaal dividend is dat het kan worden gebruikt om de mogelijkheden en voordelen te laten zien van een unie (de EU) waarvan de leden dezelfde standaards hanteren. Nu de scepsis over de EU toeneemt, kan het digitaal dividend worden genoemd als een concreet resultaat van de Europese samenwerking dat alle burgers ten goede komt.

4.   Op- en aanmerkingen

4.1   Vaststaat dat de overschakeling van analoge op digitale tv zal leiden tot een veel betere benutting van het radiospectrum. Met digitale tv kunnen namelijk op elk radiofrequentiekanaal (8 MHz groot) gemiddeld 5 à 6 tv-programma's worden uitgezonden. Dit betekent dat als volledig is overgeschakeld op digitale tv, voor tv-uitzendingen nog maar één vijfde à één zesde van het voorheen gebruikte spectrum nodig is. In landen met Single Frequency Networks kan deze spectrumwinst zelfs een factor tien bedragen als de verschillende tv-netwerken optimaal zijn uitgerold.

4.2   De aldus vrijkomende spectrumruimte is ontegenzeglijk zeer waardevol, vooral voor de landen die nauwelijks kabel-tv kennen en waar het radiospectrum dus daadwerkelijk overvol is. De nieuw beschikbare spectrumruimte zal optimaal kunnen worden gebruikt voor draadloze breedbanddiensten, wat zeer belangrijk is voor plattelandsgebieden waar het ontbreken van snelle internetdiensten een van de oorzaken is van economische slapte en sociale uitsluiting. Het EESC meent dat deze diensten de economische, sociale en territoriale cohesie in deze gebieden ten goede zullen komen.

4.3   In het verleden is misschien niet goed aan de burgers uitgelegd waarom van analoog op digitaal wordt overgeschakeld. De indruk kan bestaan dat die overschakeling alleen maar het commerciële belang van de tv-exploitanten dient, omdat de consument zelf soms nieuwe apparatuur in huis moet halen. Het is daarom absoluut zaak een adequate communicatiestrategie te formuleren en ten uitvoer te leggen om algemene bekendheid te geven aan de echte reden van de overschakeling.

4.4   Verder is het essentieel dat alle lidstaten één frequentieband delen zodat alle Europese burgers in de hele EU een universele dienst kan worden aangeboden. De beste keuze is de 800 MHz-band, die zich bevindt in de 790-862 MHz UHF-subband.

4.5   De CEPT (Europese Conferentie van de administraties van Post en Telecommunicatie) is belast met de uitwerking van de technische specificaties voor de harmonisering van de 800 MHz-band. Daarbij werkt ze nauw samen met de verschillende nationale regelgevende instanties, die goed op de hoogte zijn van de specifieke spectrumproblemen in hun land.

4.6   Om de 800 MHz-band te kunnen openstellen voor draadloze breedbandcommunicatie is het cruciaal dat de lidstaten het analoge signaal op een vooraf vastgestelde datum volledig hebben uitgeschakeld. De deadline is momenteel 1 januari 2012, maar niet alle lidstaten lijken die datum te gaan halen. Het is echter essentieel dat de betreffende landen binnen relatief afzienbare tijd in 2012 alsnog het analoge signaal uitschakelen.

4.7   Veel tv-exploitanten die momenteel worden gedwongen om digitale zendinstallaties in gebruik te nemen omdat hun lidstaat het analoge signaal aan het uitschakelen is, kunnen omdat ze er financieel slecht voorstaan, geen deugdelijke apparatuur aanschaffen (meestal geproduceerd in de EU). In de huidige moeilijke tijden worden ze gedwongen goedkopere, maar minder deugdelijke en minder betrouwbare zendapparatuur te kopen, veelal afkomstig uit het Verre Oosten. Die apparatuur kan al na twee of drie jaar kapot gaan, waardoor de exploitanten dus binnen relatief korte tijd alweer nieuwe apparatuur moeten aanschaffen (dit maal hopelijk deugdelijkere en betrouwbaardere).

4.8   Met name voor de kleinere tv-exploitanten kan het t.g.v. de economische crisis sowieso lastig zijn om de nieuwe apparatuur die nodig is voor de overschakeling op het digitale signaal, te financieren. Het EESC vindt daarom dat er een voorfinancieringsregeling moet komen om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen bij het maken van de overstap naar de nieuwe technologie. De financiering hoeft niet per se te worden verstrekt in de vorm van subsidies. Er zou ook voor kunnen worden gezorgd dat de ondernemingen voorafgaand aan de te maken investeringen over voldoende geld kunnen beschikken, dat dan binnen een redelijke termijn moet worden terugbetaald (een soort leningen dus). Verder zouden de betrokken kleine en middelgrote ondernemingen moeten worden geholpen met waarborgregelingen.

4.9   Gevolgen van de gedwongen aanschaf door tv-exploitanten van nieuwe, goedkope zendapparatuur zijn wellicht voor de eindgebruikers diensten van slechte kwaliteit en voor de exploitanten zelf financiële verliezen (omdat zij door tijdelijke problemen tweemaal dezelfde investeringen moeten doen). Door de deadline voor de uitschakeling van het analoge signaal op te schuiven of de exploitanten financieel tegemoet te komen kunnen deze gevolgen worden voorkomen en wordt een geharmoniseerde implementatie in alle lidstaten mogelijk.

4.10   De lidstaten zullen worden aanbevolen de 790-862 MHz-subband voor het digitaal dividend vrij te maken, maar zullen niet hiertoe worden gedwongen. Als het door de manier waarop het spectrum in een land wordt gebruikt niet mogelijk is alle tv-kanalen in het resterende deel van het UHF-spectrum onder te brengen, zal dat land tv-kanalen in de 800 MHz-band mogen behouden. Landen kunnen er als tussenoplossing ook voor kiezen deze band te gebruiken voor zowel tv-kanalen als draadloze breedbanddiensten.

4.11   Omdat alle lidstaten op lange termijn waarschijnlijk de 800 MHz-band voor draadloze breedbanddiensten zullen gebruiken, moeten absoluut adequate technische specificaties worden uitgewerkt om schadelijke „grenseffecten” te voorkomen. Die effecten zouden de draadloze dienstverlening zeker schaden vanwege de lagere vermogensniveaus die voor draadloze cellulaire netwerken worden gebruikt.

4.12   Hetzelfde probleem doet zich voor langs de grenzen met niet-EU-lidstaten. In die landen wordt de 800 MHz-band nog altijd gebruikt voor tv-kanalen, die met een hoog vermogen worden doorgegeven, waardoor zeer waarschijnlijk interferentie zal optreden met de draadloze breedbanddiensten van de aangrenzende EU-lidstaten. Als zich een interferentieprobleem voordoet, dan is de enige oplossing om met het derde land in kwestie een overeenkomst te sluiten over de frequenties die het mag toewijzen aan de tv-zenders die zich langs de grens met de EU bevinden, hoewel dit mogelijk niet eenvoudig zal zijn.

4.13   Optimaal zou zijn als de EU-lidstaten die de 800 MHz-band gaan benutten voor het digitaal dividend, uiteindelijk een gepast evenwicht tot stand weten te brengen tussen enerzijds de sociaaleconomische voordelen t.g.v. het gebruik van het radiospectrum door telecomexploitanten (die zullen profiteren van de beschikbaar komende bandbreedte) en anderzijds de sociaaleconomische voordelen t.g.v. het gebruik van het radiospectrum door tv-exploitanten (die zullen profiteren van het efficiëntere gebruik van de beschikbare bandbreedte en de extra mogelijkheden voor het aanbieden van diensten met een hoge meerwaarde, zoals interactieve toepassingen voor bijv. e-gezondheid, e-leren, e-overheid en e-toegankelijkheid).

4.14   De lidstaten zouden moeten streven naar zowel de doorgifte van diensten van algemeen belang via het digitale tv-netwerk als naar een aanbod van gemakkelijk toegankelijke, nieuwe mobiele breedbanddiensten via het beschikbaar komende digitaledividendspectrum. Als ze dat doen, zullen hun beleidsmaatregelen ter zake een neutraal effect hebben, d.w.z. in het belang zijn van telecom- én tv-exploitanten. Een zeer interessant aspect van het digitaal dividend is dat tv-toepassingen steeds meer via de nieuwe generaties mobieletelefonienetwerken (3G en hoger) zullen kunnen worden aangeboden. Dit betekent dat exploitanten van mobiele telefonie soms dezelfde diensten zullen kunnen gaan aanbieden als die van oudsher alleen door tv-exploitanten werden aangeboden, wat zal leiden tot meer concurrentie. Het is echter wenselijk het ontstaan van hybride netwerken tegen te gaan die tegelijkertijd door telecom- en tv-exploitanten worden beheerd. Dit om beide soorten bedrijven volledig gescheiden te houden en voor de consument wellicht ongunstige bedrijfsmodellen geen kans te geven.

4.15   De interactieve toepassingen die tv-exploitanten via de nieuwe digitale programma's kunnen aanbieden, kunnen worden ontwikkeld op basis van elke standaard voor toepassingen van interactieve televisie. Het is echter wenselijk dat technologieën worden gebruikt zoals de MHP-standaard, omdat dat een Europese en tevens volledig openbare technologie is (MHP = Multimedia Home Platform: een open standaard voor middlewaresystemen die is ontworpen voor interactieve digitale televisie in het kader van het DVB-project). Voor het gebruik van deze standaard zijn dus geen royalty's verschuldigd, wat economisch gezien voordelig is voor de exploitanten en niet in de laatste plaats de eindgebruikers. Er zijn ook andere technologieën beschikbaar, maar er zou in ieder geval voor een open standaard moeten worden gekozen om de nieuwe technologie voor de eindgebruikers zo toegankelijk mogelijk te houden.

4.16   Om het analoge signaal in de EU op een efficiënte manier uit te schakelen, zouden de lidstaten gecoördineerd moeten samenwerken en permanent ervaringen moeten uitwisselen, met name t.a.v. de indeling van het digitale tv-netwerk en een optimaal gebruik van het spectrum. Het EESC is van mening dat hierbij een essentiële rol is weggelegd voor de nationale publieke tv-exploitanten. Het predicaat „publiek” impliceert immers dat deze exploitanten openbare diensten moeten leveren. Ze zouden daarom aan hun evenknieën uit andere landen (zowel EU- als niet-EU-lidstaten) advies moeten geven. Bijkomend voordeel hiervan zou zijn dat tv-exploitanten uit nieuwe lidstaten, die met de ontwikkeling van hun digitale tv-netwerken meestal minder ver gevorderd zijn, op deze wijze snel en adequaat over de nieuwe technologie kunnen worden geïnformeerd.

4.17   Bij de vrijmaking van de 800 MHz-band voor nieuwe draadloze breedbanddiensten dient er ook aan te worden gedacht dat de tv-exploitanten die momenteel de VHF-band gebruiken, vóór een nog te bepalen datum wellicht naar de UHF-band moeten verhuizen als de desbetreffende VHF-kanalen gebruikt gaan worden voor Digital Audio Broadcasting (DAB, digitale radio). De overschakeling naar digitale radio op zich zal geen digitaal dividend opleveren: het staat nog niet vast of ook het traditionele analoge radiosignaal zal worden uitgeschakeld en als dit gebeurt, zal er bovendien te weinig spectrumruimte vrijkomen om het digitaal dividend significant te laten toenemen. Niettemin is het zeker dat voor de nieuwe DAB-diensten de VHF-band zal worden benut, die nu dus nog wordt gebruikt door tv-exploitanten. Daardoor zullen de kanalen 21-60 van de UHF-band er alleen maar voller op worden.

4.18   Verder zij opgemerkt dat voor de vrijmaking van de 800 MHz-band de tv-exploitanten die momenteel de kanalen 61-69 van deze band gebruiken, naar een ander kanaal in de UHF-band zullen moeten verhuizen, terwijl de exploitanten die nu al de kanalen 21-60 gebruiken, niet gedwongen van kanaal zullen hoeven te veranderen. Dit is duidelijk in het nadeel van de eerste groep tv-exploitanten: de opgelegde verhuizing zal hen tijd en geld kosten. Bovendien zullen ze voor de duur van de kanaalverandering hun zendinstallaties moeten uitschakelen, waardoor ze advertentie-inkomsten zullen mislopen. Op grond van het billijkheidsbeginsel zouden de door de vrijmaking van de 800 MHz-band benadeelde tv-exploitanten dan ook financieel moeten worden geholpen, met inachtneming van de staatssteunbepalingen uit het Verdrag.

4.19   Om het beschikbare spectrum optimaal te benutten, wordt sterk aanbevolen gebruik te maken van nieuwe technologieën (bijv. MPEG-4-encodering en DVB-T2) waarmee tv-zenders in een nog smallere band kunnen worden doorgegeven. Dit mag echter niet leiden tot veel hogere kosten voor de eindgebruikers, want dat zou de universele toegankelijkheid van de nieuwe diensten ernstig schaden.

4.20   De (schaarse) spectrumruimte kan tevens optimaal worden benut door gebruik te maken van Single Frequency Networks (SFN). Deze technologie maakt het mogelijk om een regionaal netwerk via één kanaal door te geven, terwijl bij de traditionele Multi Frequency Networks-techniek minstens drie of vier frequenties nodig zijn voor de doorgifte van een middelgroot tv-netwerk. Om per netwerk slechts één frequentie te kunnen gebruiken, moet alle zendapparatuur van het netwerk worden gesynchroniseerd met dezelfde tijdreferentie. Daarvoor wordt tot nu toe alleen het Global Positioning System (GPS) gebruikt, een militaire toepassing die volledig in handen is van de VS. Dit betekent dat alle digitale tv-netwerken waarvoor gebruik wordt gemaakt van de SFN-technologie, volledig afhankelijk zijn van het GPS-systeem. Dat kunnen de Amerikaanse autoriteiten echter altijd wijzigen of uitschakelen, wat de desbetreffende tv-exploitanten in grote problemen zou brengen.

4.21   GPS is echter niet het enige systeem voor netwerksynchronisatie. Daarvoor kunnen ook andere, alternatieve systemen worden gebruikt. De EU zal wellicht het Galileo-project, een mogelijk Europees alternatief voor het GPS-systeem, snel voltooien, waardoor de EU-lidstaten helemaal niet meer afhankelijk zouden zijn van een Amerikaans militair systeem.

4.22   Andere manieren die zijn voorgesteld om het digitaledividendspectrum optimaal te benutten, zijn het gebruik van intelligente draadloze breedbandapparatuur die automatisch zoekt naar vrije frequentiebanden (zelfs tussen bestaande tv-kanalen), en het dynamisch gebruiken van de beschikbare banden d.m.v. permanente frequency tracking tijdens het normale functioneren. Deze toepassingen van „cognitieve radio” zijn zonder twijfel perfecte technische oplossingen om een maximaal digitaal dividend te realiseren, maar het risico ervan is dat de uiteindelijke kosten voor de eindgebruikers zo hoog worden dat de universele toegankelijkheid van de dienstverlening in het geding komt.

4.23   Om de 800 MHz-band volledig vrij te maken voor nieuwe draadloze breedbanddiensten, moeten ook alle transmissiesystemen met een laag vermogen die worden gebruikt bij evenementen en sportwedstrijden (de zgn. „draadloze microfoon”-toepassingen), naar frequenties buiten deze band worden verplaatst. Zo wordt schadelijke interferentie met de nieuwe diensten in het digitaledividendspectrum voorkomen. Deze systemen zijn typische voorbeelden van secundaire toepassingen waarvoor gebruik wordt gemaakt van het onbenutte spectrum dat zich tussen twee bereikgebieden van actieve tv-zenders bevindt. Sommige van dergelijke systemen worden professioneel gebruikt (bijv. voor de Olympische Spelen en officiële concerten). In dat geval zijn er officiële vergunningen verstrekt om een deel van de UHF-band te mogen benutten. Voor het gebruik van veel van dit soort systemen echter is algemene toestemming gegeven en zijn geen aparte vergunningen nodig. Voor al deze systemen moet op gecoördineerde wijze op EU-niveau nauwgezette regelgeving worden uitgewerkt, om te vermijden dat nog interfererende signalen in het digitaledividendspectrum voorkomen zelfs nadat het analoge tv-signaal volledig is uitgeschakeld.

4.24   Een andere zeer delicate kwestie is dat de UHF-band in sommige lidstaten en aangrenzende derde landen voor militaire toepassingen wordt gebruikt. Ook door die toepassingen zouden de in het digitaledividendspectrum aangeboden nieuwe diensten last kunnen hebben van interferentie. Met de militaire autoriteiten in de desbetreffende landen moet daarom behoedzaam worden onderhandeld over verplaatsing van deze toepassingen naar een ander deel van het radiospectrum.

Brussel, 15 juli 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI